Pater Damiaanstraat 10, 2460 Kasterlee tel. 014/ 85 00 62 - fax. 014/ 85 38 15 - mpi.kasterlee@g- o.be Tielen: 014/ 55 49 88 Retie: 014/ 37 86 65 Herentals: 014/ 23 19 99 Beerse: 014/ 61 13 70 INDIVIDUEEL HANDELINGSPLAN De geformuleerde subdoelen of doelstellingen kaderen binnen de decretale ontwikkelingsdoelen. Naam Daan Goetgebuer Geboortedatum Type Klas: Adres (mama) telefoon e- mail Contactpersoon Godsdienst/Zedenleer Busrit: Adres (papa) telefoon e- mail Intern/Extern Datum klassenraad: BEGELEIDERS: Aanwezig op de bespreking: Niet aanwezig op de bespreking: SCHOOLLOOPBAAN: schooljaar school klas begeleider(s) THUISSITUATIE: dubbele briefwisseling: ja / neen via mail: ja/neen dubbele klassenraad: ja / neen Hier eventueel ook vermelden hoe gedrag van de leerling thuis is. 1
Bij scheidingen ook melden wanneer de leerling bij mama / papa verblijft MEDISCHE GEGEVENS: Diagnose: - Wat? Waar? Datum Psychologische gegevens: (naam test) afgenomen op (datum) door (instantie) (Alle testen opnemen) Verbaal IQ: Performaal IQ: Totaal IQ: Medicatie: Medische opvolging: Huisarts: Voorkeurziekenhuis (indien mogelijk): Kinderpsychiater / kinderpsycholoog: Aandachtspunten: INDIVIDUELE THERAPIEEN: Kinesitherapie: volgt x/ week individuele therapie: zie therapieplan achteraan Ergotherapie: volgt x/ week individuele therapie: zie therapieplan achteraan Logopedie: volgt x/ week individuele therapie: zie therapieplan achteraan 2
1. SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELING 1. Dynamisch- affectieve ontwikkeling: Welbevinden en betrokkenheid: Komt graag naar de klas, voelt zich goed binnen de school. Betrokkenheid is tijdens de lessen erg laag. Heeft het moeilijk met opletten en het luisteren naar klassikale instructies. Zelfwaardering en zelfbeeld: Heeft over het algemeen positief beeld op alles.. Heeft wel eens het gevoel gehad dat hij niks kan en dat alles bij hem mislukt. Onderschat zichzelf. Denkt dat hij niets kan, terwijl hij vaak het tegendeel bewijst. realistisch? - zicht op eigen lichaam / veranderingen? - zicht op talenten, mogelijkheden en beperkingen? - kennis van diagnose(s)? - inzicht in diagnose(s)? - omgang met diagnose(s): ontkenning, aanvaarding, verdriet, gelatenheid, geen invloed,? - faalangst? Motivatie: Waarvoor zijn de leerlingen gemotiveerd? Waarvoor niet? Kan zijn motivatie uiten. Laat sterk merken wanneer hij iets graag of minder graag doet. Vooral erg lage intrinsieke motivatie. Wanneer iets hem interesseert heeft hij meer motivatie. Heeft veel nood aan extrensieke motivatie. Bv. als beloning na het maken van wiskundeoefeningen een kwartiertje op de computer. Best directie beloningen toepassen. - concretisatie? Zelfcontrole: - emoties kennen - herkennen van lichamelijke signalen koppelen aan woorden? - verschil tussen gevoel kennen en woorden eraan koppelen? - gekend of geconditioneerd? - vaste linken tussen emoties en situaties? - emoties herkennen - op basis van globaal beeld? - op basis van details? - nuances in herkenning? - emoties uiten: Kan verschillende emoties uiten. Hierin zijn nuances merkbaar. Uit gedrag binnen de bijhorende context. Uit niet meer negatieve emoties dan positieve. Het gedrag dat hij uit klopt bij de getoonde emotie. Vertoont ook vluchtgedrag. Bv. stopt zich weg achter de muur, kruipt onder zijn bank, - uiten in extremen? 3
- vertraagd uiten? - eigen beeld van uiting? - hoe wordt stress geuit? - omgaan met emoties: Is meestal kort en gekoppeld aan de situatie. Blijft niet hangen in de emoties. Heeft ook geen stemmingswisselingen. - reguleren of moduleren van emoties? - angsten? Angsten: Algemeen zit zijn zelfvertrouwen goed, onderschat zichzelf wel vaak. Hierbij daalt ook het zelfvertrouwen. Heeft geen toename in gedragsproblemen. - verschillende vormen van angst: Geregulariseerde angst Sociale angst Paniek Dwang Fobie Posttraumatische stoornis - toename in rigiditeit? Grens tussen realiteit en fantasie: Heeft het hier soms moeilijk mee. Bv. wanneer hij een oefening met euro s doet op de computer. Hier moet hij zogezegd iets kopen. Hij zegt dan Dit wil ik niet kopen, ik wil iets anders kopen.. 2. Sociale cognitie: Kennis van gevoelens, gedachten, wensen en intenties van zichzelf en de ander (Theory of mind) en perspectiefneming. Heeft kennis van gevoelens. Van de ander?? (weet ik niet) Sociale probleemoplossing: Wil vaak mee conflicten oplossen. Heeft zelf niet snel conflicten. Zal soms wel proberen kinderen uit te dagen. 4
3. Sociale vaardigheden en competenties: Sociale vaardigheden in de context: Kan op de speelplaats goed samenspelen met andere kinderen. Doet wel vaak hetzelfde, vooral de zandbak. Houding tegenover leeftijdsgenoten/volwassenen: - Houdt rekening met anderen? Weerbaarheid: - Kan opkomen voor zichzelf op aanvaardbare wijze in de klas/ op de speelplaats/ Afspraken kunnen naleven: Kan afspraken naleven. Bv. Heeft zijn knuffeltje bij moet dit op de kast zetten en wanneer het klokje af is mag hij dit knuffelen. Bv. Wanneer zijn time- timer afloopt stopt hij ook met werken op de computer. Samenwerken: - meegaand of volgzaam - voortrekker? - Lukt groepswerk? Kan goed per twee werken. (de euro s) Wil zelf veel inbreng hebben. 4. Sensorische beleving: Hij lijkt sommige prikkels sterker te aanvaarden. Bv. Wanneer hij met zijn rug tegen de stoelleuning komt kronkelt hij vaak met zijn rug. Dit lijkt voor hem gevoelig te zijn. - pijn/hinder ervaren? - vermijden? - overstemming? (vb. meer geluid maken om de drukte te overstemmen) - hyporesponsiviteit= zeer traag of onvolledig reageren op prikkels - opzoeken van prikkels? - niet opnemen van prikkels? - last van overgangen van prikkels (bv van licht naar donker, ) 5
2. LEREN LEREN 1. Structurele componenten: Aandacht: Selectieve aandacht: niet laten afleiden Gerichte aandacht: meerdere taken tegelijk. Volgehouden aandacht. Heeft het moelijk om zijn aandacht bij de taken te houden. Is snel afgeleid. Kan geen of moeilijk klassikale instructies volgen. Geheugen: Zwak geheugen. Kent de namen van de leerkrachten niet (of spreekt deze zelf toch niet uit). Wanneer ze hem vragen naar de bureau van de directie te gaan blokkeert hij omdat hij deze niet weet zijn. Spreekt ook geen namen van klasgenoten uit. Heeft sinds kort een eigen tijdlijn in de klas, dit geeft hem rust. Hij heeft verschillende hulpmiddelen nodig. 2. Informatieverwerking en probleemoplossing en metacognitie ð Werkhouding: hoe voert het kind een opdracht uit? Individueel lukt het hem niet goed om taken uit te voeren. Hoort ook vaak de klassikale instructie niet. Heeft nood aan een individuele begeleiding / instructie, dan kan hij de taak wel maken. Kan wel zijn beurt afwachten bij klassikale activiteiten (bv. spel aan digibord). ð Executieve functies: Zelf geen structuur, maar heeft dit wel nodig in de klas. Hij kan zijn gedrag onderdrukken wanneer dit gevraagd wordt, maar niet lang. Het gedrag zal zich snel terug uiten. o o Planmatig werken: kan het kind stap- voor- stap plannen? Kan het een aangeboden stappenplan volgen? Flexibiliteit: kan het kind switchen van strategie? 3. Transfer: Het geleerde toepassen in de praktijk. Het geleerde toepassen in een andere vorm. 6