PSYCHODIAGNOSTIEK BIJ MIGRANTEN EN VLUCHTELINGEN Een landelijke enquête onder psychologen



Vergelijkbare documenten
N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Ouderen migranten en (psycho)psychiatrie. Meten is weten?

Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding.

Rapportage stelling 1 Ik wil zelf mijn tandarts kunnen kiezen. Juli Baas in eigen

Verantwoord testgebruik

Samenvatting (Summary in Dutch)

Jaarrapport Het Voorbeeld BV 2007

Diagnostiek met vragenlijsten in de eerstelijn

Enquête Telefonische dienstverlening

Onderzoek klanttevredenheid Proces klachtbehandeling Antidiscriminatievoorziening Limburg

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden-Holland Hoe maak ik een jeugdenquête

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Welke allochtonen komen er in de Jeugd-GGZ: toegankelijkheid en diagnostiek. Albert Boon & Anna de Haan

HUMANITAS NULMETING COMPLEXITEIT VAN DE HULPVRAAG

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties

21/09/2018 CULTUUR EN PSYCHODIAGNOSTIEK WIE INHOUD. Caroline Dejonghe

Overdracht en samenwerking 1 e en 2 e lijns diëtisten bij de dieetbehandeling van ondervoede patiënten.

Klanttevredenheidsonderzoek DBC COPD - Eerste lijn (2011)

Klanttevredenheidsonderzoek 1-op-1 Relaties Trajecten

De beoordeling van tests en toetsen door de COTAN: Meetinstrumenten de maat genomen Arne Evers

Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama

Tevredenheid over MEE. Brancherapport Een onderzoek in opdracht van MEE Nederland. Marieke Hollander Betty Noordhuizen BA3913

Gemeente Breda. Onderzoek en Informatie. Klanttevredenheidsonderzoek WSNP 2012

Aanvullende seksualiteitshulpverlening: de cijfers over 2013

Wat vinden ouders ervan?

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

10 VeROudeRINg VAN de TeSTNORMeN 10.1 AANWIJzINgeN VOOR een MINdeR STeRk flynn-effect

Intelligentie meting bij allochtonen

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Vaardighedentoets (Portfolio) gezondheidszorgpsycholoog diagnostiek en indicatiestelling (volwassenen en ouderen)

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

Psychodiagnostisch onderzoek voor kinderen en jeugdigen jonger dan 16 jaar. Informatie voor jeugdigen (12-16 jaar)

Verslag van de enquête positionering kredietunies.

Tussentijdse bevindingen van het thematoezicht naar de ketenzorg rond psychiatrische patiënten met ernstige somatische comorbiditeit

Rapport klanttevredenheid 2013

Clienttevredenheidsonderzoek juni 2016

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Taal en Connector Ability

Psychische versus cognitieve stoornissen

De psycholoog. Afdeling Psychiatrie en Medische Psychologie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Psychodiagnostisch onderzoek bij Ouderen, vanaf 65 jaar

Psychodiagnostisch onderzoek bij volwassenen. vanaf 18 jaar

Verwijzing naar de klinisch psycholoog

Nederlanders aan het woord

B.U.N. Boeddhistische Unie Nederland Vereniging van boeddhistische groeperingen in Nederland

Huiselijk geweld in Limburg

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Raffy Breda

Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 Proces, instrumenten, beoordeling en besluitvorming Hoofdstuk 2 Aanvraag, hulpvraaganalyse en eerste contact

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Werkbelevingsonderzoek 2013

Klanttevredenheidsonderzoek. Dienstverlening team Werk en Inkomen, gemeente Olst-Wijhe

Psychologisch onderzoek

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Verzamelen gegevens: december 2013

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Universiteit Opleiding Cursus Beschrijving Link. Vaardigheidsonderwijs 2e jaar

CLIëNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2011, van brief tot conclusie!!

Klanttevredenheidsonderzoek Bureau Wbtv 2015

Vertaalde informatie over zorg en cliëntenparticipatie voor migranten. Amsterdam Edouard Buning november 2010

Afdeling Medische psychologie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Huize het Oosten Gemeten met de CQI index

Klinische Psychologie

Resultaten enquête Ondersteuning SKJ geregistreerde gedragswetenschappers. Project van NVO en NIP

PSYCHOLOGIE. De klinisch psycholoog in het ziekenhuis

Rapportage tevredenheidsonderzoek onder cliënten en opdrachtgevers van. Artemis Coaching

Achtergronden bij het instrument

Niet geplaatst. 3. General Apitude test Battery ( GATB) veelheid aan functies om success te voorspellen. 4. Raven Progressive Matrices Niet-verbaal

Rapportage Wmo onderzoek Communicatie

Jaar 1 - LEVENSEINDEKLINIEK 28 februari 2013

Gemeente Ommen. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 28 juli 2017

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

Rapportage Landelijk Informatie Netwerk Eerstelijnspsychologen (LINEP) Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg

Patiëntregistratie. 9.1 Inleiding. 9.2 Variabelen en meetinstrumenten

Rapport Cliënttevredenheidsonderzoek. Sociale Activering (Jobfactory) SMO Helmond

Rapport Onderzoek Toegang Wmo 2015

Klanttevredenheidsonderzoek DBC Diabetes Mellitus Eerste lijn

Tevredenheid Abw-cliënten. Benchmark rapportage gemeente Maassluis. December 2003

De psycholoog in Zuyderland Medisch Centrum. Medische Psychologie

Jaarrapport Cenzo totaal 2013

Verstandelijk beperkte pa0ënten

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Vertaalde informatie over zorg en cliëntenparticipatie voor migranten - samenvatting uitkomsten- Amsterdam Edouard Buning november 2010

Samenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6

CQ-Index GGZ Begeleid Zelfstandig Wonen

SBO de Vlinderboom Bemmel. Oudertevredenheidspeiling Speciaal Basisonderwijs Haarlem, maart 2011

Enquête onder de vrijwilligers van de Gemiva-SVG Groep 2010

Interpersoonlijke psychotherapie in een ambulante groep

Experts in diagnostiek

Samenvatting. Samenvatting

Deelrapportage "Apotheken door Cliënten Bekeken" Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Informatie over de deelnemers

Burgerpanel Horst aan de Maas - Meting 3

Transcriptie:

PSYCHDIAGNSTIEK BIJ MIGRANTEN EN VLUCHTELINGEN Een landelijke enquête onder psychologen Februari 2004 Wim Kleijn, Raymond Verboom Wilma van der Schrier Uitgave: GGZ Nederland

PSYCHDIAGNSTIEK BIJ MIGRANTEN EN VLUCHTELINGEN Een landelijke enquête onder psychologen Wim Kleijn, Raymond Verboom Wilma van der Schrier In opdracht van GGZ Nederland in het kader van het Actieplan Interculturalisatie Eindrapportage februari 2004

Deze publicatie en het onderzoek waarop deze publicatie gebaseerd is, maakt onderdeel uit van het Actieplan Interculturalisatie van GGZ Nederland. Doel van het Actieplan is de interculturalisatie -het bieden van klantgerichte zorg in een multiculturele samenleving- van de sector op een hoger plan brengen. De Vereniging GGZ Nederland is de brancheorganisatie van circa 140 instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg en behartigt de zorginhoudelijke, sociale en economische belangen. Naast het bestuur en landelijk bureau, zijn binnen GGZ Nederland diverse commissies actief. De leden van de brancheorganisatie zijn actieve deelnemers in deze commissies en geven mede vorm aan het landelijk beleid. De beleidsvoorbereiding, - ondersteuning, advisering en uitvoering ten behoeve van haar leden en de maatschappij wordt verzorgd door het landelijk bureau in Utrecht. Uitgever: GGZ Nederland Australiëlaan 14 b Postbus 8400 3503 RK Utrecht t 030 2873333 f 030 2894870 e info@ggznederland.nl Publicatienr: 2004-249 Bestellingen Per fax o.v.v. het publicatienummer, aantal, ter attentie van en verzendadres. Deze publicatie is gratis. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.

INHUDSPGAVE VRWRD...5 SAMENVATTING...7 1 INLEIDING...8 1.1 Enquête 1998...8 1.2 Doelstelling enquête 2002...9 1.3 pbouw enquête 2002...9 2 PRCEDURE...10 2.1 Protocol bij een gerealiseerd contact...10 2.2 Reacties op het telefonische contact...11 2.3 Leeftijd en geslacht van de deelnemers...11 3 RESULTATEN...12 3.1 Ervaring met de doelgroep allochtone cliënten...12 3.2 Ervaring met en de bruikbaarheid van de diagnostische instrumenten...13 3.2.1 Capaciteit en intelligentie... 14 3.2.2 Persoonlijkheid en gedrag... 15 3.2.3 Klachten en problemen... 16 3.3 Ervaren problemen bij de psychodiagnostiek van allochtonen...17 3.4 Behoefte aan instrumenten voor de psychodiagnostiek bij allochtonen...18 3.5 Informatiebehoefte over psychodiagnostiek bij allochtonen...20 3.6 Achtergrondgegevens van de deelnemers aan de enquête...21 3.7 Werkveld GGZ en de genoemde mate van problematiek...24 3.8 pmerkingen door de deelnemers aan de enquête...26 4 DISCUSSIE...28 5 AANBEVELINGEN VR DE GGZ...30 6 LITERATUUR...32 7 BIJLAGEN...34-3 -

- 4 -

VRWRD In 1997 constateerden een aantal klinisch psychologen in diverse instellingen dat het gebruik van diagnostisch en testmateriaal bij migranten en vluchtelingen niet verantwoord was vanwege het ontbreken van normeringsonderzoek bij deze doelgroep. Raymond Verboom en Wim Kleijn namen het initiatief een overleg te organiseren samen met allerlei vertegenwoordigers van instellingen in Nederland. Er werd een inventarisatie gedaan van bruikbare testen bij migranten. Vanaf die tijd is steeds financiering gezocht voor het PPMV, dit is een platform voor klinisch psychologen, dat veelvuldig testen afneemt bij migranten en problemen heeft bij de interpretatie en normering van testen. Doordat financiering in eerste instantie is uitgebleven, zijn verschillende partijen hun eigen koers gaan varen. Raymond Verboom, werkzaam bij Altrecht GGZ, en Wim Kleijn, werkzaam bij Centrum '45, bleven zeer vasthoudend dit probleem onder de aandacht brengen van belangrijke actoren in het veld, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot financiering van een landelijke inventarisatie van bruikbare testen in het veld door GGZ Nederland. Het project maakt onderdeel uit van het Actieplan Interculturalisatie dat in 2001 is gestart. In de persoon van Kristel Logghe blijft GGZ Nederland het project nauwlettend volgen,wat wij buitengewoon waarderen. Inmiddels zijn alle gegevens van de enquête omtrent de wisselende bruikbaarheid van testen bij migranten en vluchtelingen verwerkt en geanalyseerd. Middels deze analyse is de bruikbaarheid van testen aangetoond en zijn hiaten duidelijk zichtbaar geworden. Met name op het gebied van het meten van capaciteiten en persoonlijkheidsonderzoek schiet het beschikbare testmateriaal tekort. Het rapport geeft zeer duidelijke richtlijnen voor verbetering en ontwikkeling van testen op deze onderwerpen. Bij deze wil ik mijn bewondering uitspreken voor de vasthoudendheid waarmee Wim Kleyn en Raymond Verboom deze opdracht ter hand hebben genomen. Het is met name hun verdienste dat er nu een duidelijk overzicht en advies ligt voor de klinisch psychologen in de dagelijkse praktijk. Uiteraard ook veel dank aan alle medewerkers in het veld die de moeite hebben genomen zich te verdiepen in deze materie en de moeite hebben genomen gehoor te geven aan deze oproep. Met nadruk wil ik GGZ Nederland bedanken voor hun interesse en financiering van dit project en dan in het bijzonder Kristel Logghe voor haar betrokkenheid en kritisch volgen van het project. Tot slot ben ik ook de directie van Altrecht GGZ en de directie van Centrum '45 erkentelijk voor hun aandacht en steun voor dit project. Jozien Snijders Afdelingshoofd afdeling Psychiatrie en psychotherapie, Altrecht GGZ, divisie Stad Utrecht. - 5 -

- 6 -

SAMENVATTING Uit een eerder onderzoek georganiseerd vanuit het Platform Psychodiagnostiek bij Immigranten en Vluchtelingen (PPMV), is gebleken dat veel diagnostisch werkenden en psychologen aangaven moeilijkheden te ervaren bij het verrichten van psychodiagnostiek bij allochtone cliënten. Er is ook gevraagd om de aard van deze moeilijkheden te benoemen en de antwoorden op deze open vraag hebben geresulteerd in een behoorlijke lijst met aandachtspunten. Door de opzet van dit onderzoek bleef er echter wel onzekerheid bestaan over de vraag in hoeverre de aangedragen problematiek in het algemeen representatief zou zijn voor de ervaringen van psychologen (in het bijzonder ook diegenen werkzaam in de GGZ). In het kader van een opdracht van GGZ Nederland (vanuit het Actieplan Interculturalisatie) blijkt het mogelijk in 2002 een vervolgstudie te organiseren. Deze studie heeft de vorm van een voornamelijk schriftelijke enquête, waarbij de volgende vragen centraal staan: In welke mate zijn psychologen actief bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten? Welke tests worden benut bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten? Wat is het oordeel van de gebruikers over de gehanteerde instrumenten? Worden in de GGZ problemen ervaren bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten? Welke problemen worden ervaren en bij welke groepen? Bij de verspreiding van deze enquête is gestreefd deze te verdelen onder een redelijk representatieve landelijke steekproef van NIP-geregistreerde psychologen. Alleen die psychologen zijn uitgenodigd om mee te werken van wie, op basis van telefonische informatie, duidelijk is geworden dat zij contacten hebben met allochtonen en betrokken zijn bij psychodiagnostisch onderzoek bij deze doelgroep. Het verslag is gebaseerd op 162 verstuurde enquêtes, waarvan 116 uiteindelijk zijn terug ontvangen (respons: 73%). p basis van de gerapporteerde resultaten blijkt onder meer dat: (1) Een derde van de deelnemende psychologen actief is bij de diagnostiek van allochtone cliënten. Van deze groep ervaart meer dan de helft hierbij problemen. (2) De deelnemers rapporteren gebruikservaring met een behoorlijk aantal tests. Erg enthousiast over hun ervaringen zijn de deelnemers niet. De meest bruikbare tests komen uit de rubriek capaciteit en intelligentie. Relatief gunstig worden de zogenaamde nonverbale instrumenten als de RAVEN, SN en voor de. MCT-M beoordeeld. (3) Tests uit de rubrieken persoonlijkheid/gedrag en klachten, worden altijd door minder dan 40% (en meestal door veel minder) van de deelnemers beoordeeld als goed. (4) Communicatieproblemen, cultuurverschillen en methodologische problemen blijken allemaal relevant. (5) Er blijkt met name behoefte aan beter bruikbare tests voor het meten van intelligentie, sociaal-emotioneel functioneren, copingstijl en klachten. Gegeven de resultaten richten de aanbevelingen zich op twee aandachtspunten: (I) (II) Het meer toegankelijk maken van informatie over de psychodiagnostiek bij allochtonen ten dienste van GGZ-hulpverleners; en Het ondersteunen van initiatieven gericht op de verbetering van diagnostische instrumenten of diagnostische procedures bedoeld voor gebruik bij allochtone cliënten. - 7 -

1 INLEIDING In de zomer van 1997 is vanuit de toenmalige RIAGG Stad Utrecht het initiatief genomen om met een aantal relevante instellingen ervaringen en meningen uit te wisselen rondom het gebruik van psychodiagnostisch (test)onderzoek bij migranten en vluchtelingen. Regelmatige contacten en studiebijeenkomsten zijn georganiseerd onder de noemer Platform Psychodiagnostiek bij Immigranten en Vluchtelingen (PPMV). Een belangrijke reden voor dit overleg vormt de getalsmatige toename van cliëntèle van andere culturele herkomst die gebruik maken van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en voor wie behoefte bestaat aan psychodiagnostisch (test)onderzoek. In eerst instantie wordt aansluiting gezocht bij een aantal GGZ-instellingen zoals RIAGG s en relevante organisaties uit andere grote steden - Amsterdam, Den Haag, Rotterdam-, evenals bij de vluchtelingenafdeling van Centrum 45 De Vonk, later ook bij de Commissie testaangelegenheden van het NIP (CTAN) en de werkgroep Interculturalisatie van het NIP. p grond van deze uitwisseling van ervaringen blijkt dat er veel versnippering in het praktische veld bestaat. Elk tracht op eigen wijze tot werkbare alternatieven te komen. Er bestaan verschillen in de uitvoering van het diagnostisch onderzoek per werkplek, in het al dan niet hebben van een testtraditie, in de bij voorkeur gehanteerde instrumenten en in de wijze van het hanteren van het DSM IV classificatiesysteem. Binnen dit kader en vanuit het Platform hebben tot dusverre een aantal activiteiten plaatsgevonden: gastsprekers zijn uitgenodigd, actieve bijdragen zijn geleverd aan diverse studiedagen en onderdelen van opleidingen (o.a. aan GZ-psychologen). In de regelmatig plaatsvindende PPMV bijeenkomsten van de afgelopen jaren wordt ook toenemend de behoefte gevoeld om relevante instrumenten voor de doelgroep te inventariseren en ontwikkelen, vooral voor toepassingen binnen de GGZ. m ontwikkelingen in deze richting te stimuleren en om verantwoorde keuzes te kunnen maken, lijkt het van belang een overzicht te verwerven van welke problemen zich regelmatig voordoen bij de psychodiagnostiek van migranten en vluchtelingen. In 1998 is daartoe een schriftelijke enquête gehouden onder de leden van de Vereniging van Psycho-diagnostisch werkenden (VVP) en onder de bezoekers van een landelijke congres georganiseerd door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). 1.1 Enquête 1998 Aan de bovengenoemde enquête hebben uiteindelijk 104 leden van de VVP en 60 psychologen deelgenomen. Van deze groep hebben 125 deelnemers aangegeven in mindere of meerdere mate betrokken te zijn bij de diagnostiek van allochtone cliënten. p de vraag: Ervaart u problemen bij de diagnostiek van allochtone patiënten/cliënten? antwoordt 83% met ja, 9% met soms en 8% met nee. Een overgrote meerderheid van de deelnemers aan deze enquête geeft dus aan moeilijkheden te ervaren bij het verrichten van psychodiagnostiek bij allochtone cliënten. Er is ook gevraagd om de aard van deze moeilijkheden te benoemen en de antwoorden op deze open vraag resulteerden in een behoorlijke lijst met aandachtspunten. mdat ieder van de genoemde problemen in deze lijst door een deel of slechts door enkele van de deelnemers is ingebracht, was er wel onzekerheid over de vraag in hoeverre de aangedragen problematiek in het algemeen gedeeld zou worden door werkenden in het veld en/of die problematiek representatief zou zijn voor ervaringen van psychologen in het bijzonder werkzaam in de GGZ. Dezelfde onzekerheid betrof ook de gegevens over het testgebruik. Hoewel uit deze enquête, ook op basis van een open vraag, wel duidelijk is geworden welke diagnostische instrumenten zoal gebruikt worden bij de psychodiagnostiek van allochtonen, is het veel minder - 8 -

duidelijk aan welke van de genoemde instrumenten in het veld meestal de voorkeur wordt gegeven en in welke mate de geformuleerde tekortkomingen op dit gebied gedeeld worden door het werkveld. Besloten werd om bij een eventueel toekomstig onderzoek in het bijzonder ook aan deze aspecten aandacht te geven. 1.2 Doelstelling enquête 2002 In het kader van een opdracht van GGZ Nederland (vanuit het Actieplan Interculturalisatie) blijkt het mogelijk in 2002 een vervolg studie te organiseren. Enkele vragen staan daarbij centraal: 1) In welke mate zijn psychologen in de (GGZ) praktijk actief bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten/patiënten? 2) Welke tests worden (in het algemeen) in de (GGZ) praktijk door psychologen benut bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten/patiënten? 3) Wat is het oordeel van de genoemde groep gebruikers over de bruikbaarheid van de voor dit doel gehanteerde instrumenten? 4) Worden in de GGZ praktijk door psychologen specifieke problemen ervaren bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten/patiënten? 5) Welke problemen (en bij welke groepen) worden bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten/patiënten ervaren en in welke mate geldt dat voor de genoemde (GGZ) praktijk in het algemeen? 6) Is de benaderde doelgroep geïnteresseerd in informatie over de psychodiagnostiek bij psychodiagnostiek van allochtone cliënten/patiënten (eventueel via Internet)? 1.3 pbouw enquête 2002 m een indruk te verwerven hoe de beoordelingen van specifieke tests en de ervaren specifieke problematiek binnen de doelgroep verdeeld is, kan niet worden volstaan (zoals in de enquête 1998) met open vragen. Daarom worden in de nieuwe enquête lijstjes gepresenteerd met daarin opgenomen diagnostische instrumenten, eventuele problematiek en mogelijke wensen. Deze lijstjes worden gevuld op basis van de resultaten van de enquête 1998 en (voor wat betreft de benoeming van tests) aangevuld met informatie gepresenteerd in het artikel van Evers et al. (2002) in De Psycholoog, waarin de ontwikkelingen van het testgebruik onder psychologen worden besproken. De volledige enquête is opgenomen in de bijlage. - 9 -

2 PRCEDURE Zoals eerder genoemd is het doel om bij de nieuwe studie (in tegenstelling met de besproken enquête van 1998), een zoveel mogelijk representatieve groep psychologen te werven, verspreid over heel Nederland. Als vertrekpunt wordt daarbij de door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) uitgegeven Psychologen Adresboek 2000-2001 (NIP, 2000) gekozen. Deze gids bevat de namen en (werk)adressen en telefoonnummers van alle NIP leden zoals die in het jaar 2000 bij het NIP geregistreerd staan, in totaal ongeveer 10.000 adressen. De NIP-gids kent een indeling in vijf landelijke regio s en 39 subregio s. Per subregio worden de psychologen gebeld in de alfabetische volgorde zoals deze in de gids voorkomen. Als mensen niet bereikbaar blijken, wordt de volgende persoon op de lijst gebeld. Alleen als een tijdstip kan worden doorgegeven waarop iemand wel bereikbaar zou zijn, wordt er teruggebeld. Per regio wordt er net zolang gebeld en contact gezocht tot er met dertig psychologen daadwerkelijk is gesproken. Aanvankelijk zou de beschreven werkwijze gevolgd worden voor ieder van de 39 subregio s, maar dit blijkt gaande het onderzoek een te tijdrovend uitgangspunt (minder dan één op de drie psychologen blijkt direct bereikbaar). Besloten wordt om minder psychologen te bellen per subregio en het streefgetal af te stemmen op het aantal daadwerkelijk verzonden enquêtes (gesteld op ongeveer 30 per landelijke regio). mdat er is gestart met de landelijke regio Midden-West zijn in dit gebied uiteindelijk wat meer psychologen benaderd in vergelijking met de overige regio s. Hoewel de grootte van een regio min of meer in verhouding staat tot de bevolkingsdichtheid in dat gebied, varieert het aantal leden per regio toch wel. De meeste leden zijn ingedeeld in regio Midden-Nederland (± 24%), gevolgd door Noord-West (±22%), Midden-West (±21%), Zuid (±18%) en Noord-ost (±14%). fschoon het onderzoek beoogt om vooral voor de GGZ praktijk relevant materiaal te inventariseren (de bespreking van de uitkomsten zal daarom hierop gericht zijn), is de verspreiding van de enquête doelbewust niet beperkt tot GGZ-psychologen in strikte zin. Juist omdat veel ervaring met de diagnostiek bij allochtonen ook wordt opgedaan bij psychologen die in aan de GGZ verwante velden werkzaam zijn (onderwijs, adviesbureaus, justitie) lijkt het niet verstandig deelnemers bij voorbaat te beperken of te stratificeren naar werkterrein. Samenvattend kan gesteld worden dat gezien het willekeurige karakter van de steekproeftrekking en de grote mate van spreiding over alle landelijke regio s, de uitkomsten van de enquête opgevat kunnen worden als redelijk representatief voor de ervaringen van de doelgroep van NIP-psychologen. 2.1 Protocol bij een gerealiseerd contact Als via bovenstaande procedure daadwerkelijk een telefonisch contact tot stand is gekomen met een psycholoog, dan worden de volgende vragen gesteld: 1. Bent U betrokken bij psychodiagnostiek? 2. Bent U betrokken bij psychodiagnostiek van allochtonen? 3. (Indien ja) Bent u bereid hier een korte schriftelijke enquête over in te vullen, waarbij het vooral gaat om de praktische problemen waar u tegenaan loopt? - 10 -

2.2 Reacties op het telefonische contact De reacties zijn bijna altijd expliciet positief. Psychologen die zelf bij de diagnostiek van allochtonen betrokken zijn, geven aan dat zij de problematiek herkennen. Echter ook psychologen die niet direct bij allochtonen betrokken zijn, reageren positief. Een reactie die meermalen voorkomt, is dat men nu geen allochtonen in het cliëntenbestand heeft, maar men wel verwacht die in de toekomst te zullen krijgen. Men is over het algemeen blij dat aan dit onderwerp aandacht wordt besteed. Regio Tabel 1: Resultaten op basis van geslaagde telefonische pogingen tot contact Telefonisch contact Doet geen Diagnostiek Geen allochtonen Akkoord toezending Retour Zuid 99 27 44 28 24 (86%) Midden-West 180 51 81 48 39 (81%) Midden 93 22 42 29 22 (76%) Noord-ost 96 16 53 27 17 (63%) Noord-West 67 21 16 30 14 (47%) Totaal 535 137 236 162 116 (72%) Van de circa 1500 telefonische pogingen lukt het in 535 gevallen de betreffende psycholoog persoonlijk te spreken. Na een kort gesprek waarin de hierboven genoemde vragen worden gesteld, geven 137 psychologen aan niet zelf bij psychodiagnostiek betrokken te zijn en van de overigen zeggen er 236 niet betrokken te zijn bij allochtone cliënten. Er blijken in de onderzoeksgroep 162 psychologen (30%) aanwezig te zijn voor wie het relevant lijkt aan de enquête deel te nemen. Iedereen van deze groep stemt in met de toezending van de enquête. Bij de enquête is een brief met korte toelichting gevoegd (zie de bijlage). In bovenstaande tabel zijn de voornaamste details, per landelijke regio, opgenomen. 2.3 Leeftijd en geslacht van de deelnemers De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 44,8 jaar (N = 114, sd = 9.4). De jongste deelnemer is 27 jaar en de oudste 66 jaar. Zoals de tabel laat zien blijkt uit de verdeling tussen man en vrouw dat beide groepen redelijk vertegenwoordigd zijn, hoewel de vrouwelijke deelnemers duidelijk in de meerderheid zijn. Tabel 2: Geslacht van de deelnemers aan de enquête Geslacht N % Man 48 41,7 vrouw 65 56,5 Totaal 81 100,0-11 -

3 RESULTATEN Zoals in het hoofdstuk procedure staat beschreven is er bij de verspreiding van de enquête naar gestreefd deze te verdelen onder een representatieve steekproef van psychologen. Meer specifiek geformuleerd: onder psychologen die lid waren van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en die bij telefonische navraag aangeven bij migranten of vluchtelingen psychodiagnostiek te doen en die willen meewerken aan het enquêteonderzoek. Het NIP hanteert een indeling naar vijf landelijke regio s en per regio krijgen in beginsel ongeveer 30 psychologen die aan deze criteria voldoen de enquête toegezonden. Dit verslag is gebaseerd op 162 verstuurde enquêtes, waarvan 116 uiteindelijk zijn terug ontvangen (respons: 73%). Bij het afsluiten van de analyseperiode zijn er 115 bruikbare vragenlijsten binnen. Dit verslag bespreekt de voornaamste resultaten in volgorde van de enquêtevragen (zie de bijlage). 3.1 Ervaring met de doelgroep allochtone cliënten De selectie procedure is zo opgezet dat alleen die psychologen worden uitgenodigd om mee te werken van wie duidelijk is geworden dat zij contacten hebben met allochtonen en betrokken zijn bij psychodiagnostisch onderzoek bij deze doelgroep. Vraag 1 en vraag 2 van de enquête zijn daarom in zeker opzicht controle vragen, nodig om te kunnen beoordelen of de selectieprocedure inderdaad het beoogde resultaat heeft en om vergelijkingen met eerder en anders georganiseerd onderzoek mogelijk te maken. Vraag 1 Heeft u in uw werk contact met allochtone cliënten? Tabel 3: Contact met allochtone cliënten Vraag 1 N % nvt - - nauwelijks 22 19,1 regelmatig 73 63,5 vaak 20 17,4 Totaal 115 100,0 Uit de cijfers blijkt dat ruim 80% van de deelnemers aangeeft regelmatig tot vaak in contact te komen met allochtonen als cliënt. De selectieprocedure heeft er blijkbaar inderdaad toe geleid dat de beoogde groep deelnemers kan worden bereikt. De relevantie van de antwoorden van deze groep in het licht van de vraagstelling van dit project is zodoende duidelijk aanwezig. - 12 -

Vraag 2 Doet u psychodiagnostisch onderzoek bij allochtone cliënten? Uiteraard laten de resultaten op deze vraag nog meer zien, dan het geval was bij vraag 1, in welke mate het project geslaagd is in de opzet om in contact te komen met de groep NIPgeregistreerde psychologen die daadwerkelijk regelmatig betrokken zijn bij het doen van psychodiagnostisch onderzoek bij allochtone cliënten. Het blijkt (zie tabel 4), dat ruim 68% van de deelnemers heeft aangegeven regelmatig of vaak psychodiagnostisch onderzoek te verrichten bij allochtone cliënten (dus een behoorlijke meerderheid van de deelnemers). Tabel 4: Psychodiagnostisch onderzoek bij allochtone cliënten Vraag 2 N % nvt 2 1,7 nauwelijks 34 29,6 regelmatig 70 60,9 vaak 9 7,8 Totaal 115 100,0 Minder dan 2% geeft te kennen eigenlijk geen psychodiagnostisch onderzoek te verrichten. Het project heeft in ieder geval de beoogde doelgroep (ervaringsdeskundigen op het terrein van de psychodiagnostiek bij allochtonen) in ruim voldoende mate weten te betrekken bij het onderzoek. 3.2 Ervaring met en de bruikbaarheid van de diagnostische instrumenten Dit is één van de belangrijkste vraagstellingen uit dit onderzoek. De antwoorden op deze vragen kunnen niet alleen inzicht geven welke specifieke instrumenten daadwerkelijk bij allochtone cliënten worden ingezet, maar ook (en nog belangrijker) of deze instrumenten als bruikbaar worden ingeschat. Vraag 3 Welke instrumenten gebruikt u bij de diagnostiek van allochtone cliënten het meest? In de vorige enquête ronde (in 1998) is deze vraag in een open vorm gesteld en zonder de vraag naar bruikbaarheid. De toenmalige antwoorden zijn gebruikt om een checklist met instrumenten te vervaardigen (zie Inleiding). De uiteindelijke checklist omvat twee bladzijden en ruimte voor aanvullingen met niet benoemde instrumenten (zie bijlage). In de bijlage wordt voor iedere test ook de CTAN nummering vermeld. m het gebruik van de checklist te vergemakkelijken zijn de benoemde testen ingedeeld in een viertal clusters: Capaciteit/intelligentie, Vaardigheden/aanleg, Persoonlijkheid/ gedrag/ relaties/ interessen en Klachten/beleving. Per cluster is berekend in welke mate bepaalde testen worden gebruikt. ver de groep psychologen die aangeeft een test regelmatig of vaak te gebruiken wordt ook berekend hoe de bruikbaarheid van een bepaalde test wordt beoordeeld. In de tabellen 4a t/m 4e worden de resultaten per cluster gepresenteerd. Voor ieder cluster zijn de testen gerangschikt naar de mate waarin de testen regelmatig of vaak worden gebruikt (de meest gebruikte testen worden het eerst benoemd). - 13 -

3.2.1 Capaciteit en intelligentie Tabel 4a geeft weer in welke mate bij de doelgroep gebruik gemaakt wordt van capaciteit en intelligentie testen. Tabel 4a geeft de gegevens over testen gericht op volwassenen en tabel 4b de resultaten over testen bedoeld voor kinderen. De non-verbale Raven heeft een duidelijke voorkeur bij de gebruikers (31% regelmatig of vaak ) gevolgd door de WAIS (21%), de non-verbale CPM (15%) en de MCT-M (13%). Alleen van de Raven en de MCT-M wordt door respectievelijk meer dan 58% en 81% van de gebruikers de bruikbaarheid voor de doelgroep als goed beoordeeld, bij de WAIS ligt dit percentage op 18%. Tabel 4a: Gebruik en bruikbaarheid van capaciteitstesten voor volwassenen Vraag 3 GEBRUIK (N=115) BRUIKBAARHEID Zelden Regelmatig Vaak Slecht Matig Goed % % % N % % % Raven (Raven Progressive matrices) 69 21 10 35 2 40 58 WAIS a (Wechsler Adult Intelligence Scale) 79 13 8 24 18 64 18 GIT (Groninger Intelligentie Test) 82 17 2 21 30 48 22 CPM (Coloured Progressive Matrices) 84 10 5 17 54 46 DAT (Differentiële Aanleg Test) 85 10 5 17 30 60 10 MCT-M (Multiculturele Capaciteiten Test-Middelb. Niv.) 87 4 9 15 19 81 GATB (General Aptitude Test Battery) 97 3 1 4 60 40 LDT (Leidse Diagnostische Test) 97 3 1 4 25 63 13 a WAIS beoordelingen omvatten zowel de oude als de nieuwe versie In tabel 4b staan de beoordelingen van capaciteitstesten bedoeld voor gebruik bij kinderen. Respectievelijk 33% en 23% van de gebruikers geeft aan de WISC of de SN te gebruiken. De WISC kan beschouwd worden als een traditionele capaciteitstest, de SN leunt veel minder op verbale componenten. In vergelijking met de WISC, geven de gebruikers in veel ruimere mate aan de bruikbaarheid van de SN goed te vinden (29% versus 69%). - 14 -

Tabel 4b: Gebruik en bruikbaarheid van capaciteitstesten voor kinderen Vraag 3 GEBRUIK (N=115) BRUIKBAARHEID Zelden Regelmatig Vaak Slecht Matig Goed % % % N % % % WISC (Wechsler Intelligence Scale for Childern) 67 22 11 38 12 60 29 SN (Snijders omen Niet verbale intelligentietest) 77 11 12 26 31 69 RAKIT (Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test) 88 9 3 13 12 59 29 WPPSI (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intel.) 90 8 3 12 25 58 17 BS 2-30 (Bayley ntwikkelings Schalen) 94 4 2 7 11 44 44 TAK (Taaltoets Allochtone kinderen) 95 4 1 5 38 63 MS 22-82 (McCarthy ntwikkelings Schalen) 97 2 1 3 20 60 20 LEM (Leertest voor etnische minderheden) 97 3 3 71 29 BNT (Basis Nivo Test) 98 1 1 2 100 In tabel 4c staan de beoordelingen van een aantal vaardighedentesten. Relatief veel gebruikt worden de BWT (20%) en de 15WT (18%). Het oordeel over de bruikbaarheid valt relatief gunstig uit voor de BWT (69%) en de BGT (71%). Hiermee vergeleken is het oordeel over de 15WT aanzienlijk minder (17%). Tabel 4c: Gebruik en bruikbaarheid van vaardigheden testen Vraag 3 GEBRUIK (N=115) BRUIKBAARHEID Zelden Regelmatig Vaak Slecht Matig Goed % % % N % % % BWT (Bourdon-Wiersma Test) 80 14 6 23 3 28 69 15 WT (Nieuwe Vijftien Woorden Test) 83 16 2 20 41 41 17 Stroop (Kleur-Woord Test) 84 7 9 18 22 37 41 Vervolg tabel 3c TMT (Ketentest, Trail Making Test) 86 6 8 16 5 55 40 BGT (Bender Visual Motor Gestalt Test) 87 10 3 15 10 19 71 WCST (Wisconsin Card Sorting Test) 91 7 2 10 33 33 33 CFT (Complexe Figuren Test) 91 5 3 9 8 42 50 WMS-R (Wechsler Memory Scale-Revised) 95 3 3 7 43 29 29 NAT (Numerieke Aanleg Test) 95 3 2 5 45 45 9 VAT (Verbale Aanleg Test) 95 4 1 4 73 27 ADS (Amsterdamse dementie-screeningtest) 97 1 2 3 75 25 3.2.2 Persoonlijkheid en gedrag Vaak zal in de GGZ praktijk de diagnostiek van persoonlijkheid, ontwikkeling en actuele klachten nog belangrijker zijn dan het verkrijgen van inzicht in het capaciteitsniveau. Tabel 4d geeft de bevindingen weer over een aantal persoonlijkheidsvragenlijsten. Relatief veel gebruikt worden de ZAT (31%), de NPV(28%), de CBCL (24%) en de NPV-J (21%). De NVM, UCL, PMT en de MMPI kennen tussen de 15% en 20% gebruikers. Zeer opmerkelijk (vooral in vergelijking met bijvoorbeeld de oordelen over sommige capaciteitstesten) zijn de meestal vrij lage waarderingen voor wat betreft de bruikbaarheid van deze vragenlijsten, die blijkt te variëren tussen de 12% en 31%. Van een behoorlijk aantal van de - 15 -

beoordeelde lijsten blijkt het percentage slecht bruikbaar de percentages matig of goed behoorlijk te overtreffen. Tabel 4d: Gebruik en bruikbaarheid van persoonlijkheids testen Vraag 3 GEBRUIK (N=115) BRUIKBAARHEID Zelden Regelmatig Vaak Slecht Matig Goed % % % N % % % ZAT (Zinnen Aanvul Test) 69 20 11 36 24 51 24 NPV (Nederlandse persoonlijkheids Vragenlijst) 72 15 13 32 34 45 20 CBCL (Gedragsvragenlijst voor kinderen) 77 9 15 27 14 55 31 NPV-J (Junior Nederlandse Persoonlijkheids Vrgl.) 79 15 6 24 29 59 12 NVM (Nederlandse Verkorte MMPI) 83 7 10 19 39 36 25 UCL (Utrechtse Coping Lijst) 83 8 9 19 47 37 17 PMT (Prestatie Motivatie Test) 83 10 7 19 48 24 29 MMPI (Minnesota Multiphasic Personality Inventory) 84 11 4 17 42 35 23 ABV (Amsterdamse Biografische Vragenlijst) 89 9 3 13 63 26 11 TAT (Thematic Apperception Test) 89 9 3 13 35 53 12 SIW (Schaal voor Interpersoonlijke Waarden) 90 8 3 12 55 36 9 NE-FFI (NE Five Factor Inventory) 90 7 3 11 21 43 36 FRT (Familie Relatie Test) 90 5 4 10 17 61 22 BIT (Beroepen-Interessetest) 93 5 2 8 50 33 17 Rorschachtest 97 1 3 4 20 60 20 3.2.3 Klachten en problemen Minstens zo belangrijk, als de bovenbesproken persoonlijkheidstesten, zijn in de GGZ vragenlijsten die een toestandsbeeld trachten vast te leggen op het gebied van ervaren klachten of problemen. Relatief weinig verschillende vragenlijsten op dit gebied zijn genoemd in de vorige enquête. De SCL-90 blijkt de meest gebruikte klachtenlijst te zijn (21%), maar erg enthousiast over de bruikbaarheid bij allochtone cliënten/patiënten zijn de gebruikers niet. 68% geeft als beoordeling matig bruikbaar. Tabel 4e: Gebruik en bruikbaarheid van klachten vragenlijsten Vraag 3 GEBRUIK (N=115) BRUIKBAARHEID Zelden Regelmatig Vaak Slecht Matig Goed % % % N % % % SCL-90 (Klachtenlijst) 81 10 9 21 14 68 18 BDI (Becks Depressieschaal) 92 5 3 9 20 60 20 UBS (Utrechtse Burnout Schaal) 97 2 2 4 33 50 17 SVL (Schok Verwerkings Lijst) 97 2 2 3 33 33 33 HTQ (Harvard Trauma Questionaire) 100 0 Voor wat betreft de bruikbaarheid van diagnostische instrumenten kan samenvattend worden gesteld, dat het vooral de non-verbale testen zijn waar de deelnemers aan de enquête relatief vaak van aangeven dat het bruikbare instrumenten zijn. Deze uitkomst ondersteunt de - 16 -

bevindingen van Verboom (2001) in een hoofdstuk over psychodiagnostisch onderzoek bij allochtonen. De testen die in deze categorie vallen behoren bijna altijd tot het cluster capaciteits/vaardighedentest. Vooral in de GGZ zal echter ook vaak behoefte bestaan voor het inventariseren van persoonlijkheids- of ontwikkelingsproblematiek of het meten van klachten. De beoordeelde testen die in deze laatstgenoemde clusters vallen, scoren in het algemeen opvallend laag op het gebied van bruikbaarheid bij de allochtone cliënt/ patiënt. Waarom het gebruik van de testen bij de allochtone groep problemen geeft en de aard van deze problemen, komt aan bod bij de volgende vragen van de enquête. 3.3 Ervaren problemen bij de psychodiagnostiek van allochtonen Aan dit onderwerp, dat tot de kern van het onderzoek behoort, is aandacht besteed via twee vragen: (1) een algemene vraag of problemen worden ervaren; en (2) een vraag naar de specifieke problemen. Bij die laatste vraag wordt gebruik gemaakt van de informatie op dit gebied, zoals die beschikbaar is gekomen op basis van een open vraag in de genoemde eerdere enquête. De in die enquête genoemde problemen zijn geclusterd en als aparte lijstjes opgenomen in de huidige enquête. Vraag 4 Ervaart u problemen bij de diagnostiek van allochtone cliënten? Een duidelijk bevestigend antwoord geeft 55% van de deelnemers op deze vraag. Van de overige deelnemers geeft minder dan 4% aan geen problemen te ervaren bij de psychodiagnostiek bij allochtone cliënten. Deze cijfers illustreren het belang om aan dit thema regelmatig aandacht te besteden. De erop volgende vraag biedt de mogelijkheid om de gebieden te identificeren waarop deze problematiek het meest gevoeld wordt. Tabel 5: Problemen bij de diagnostiek van allochtone cliënten Vraag 4 N % ja 61 55,0 soms 46 41,4 nee 4 3,6 Totaal 111 100,0 Vraag 5 Indien problemen, welke problemen ervaart u? De problemen zoals die in de vorige enquête naar voren zijn gekomen, zijn in dit onderzoek ondergebracht in drie clusters: (1) taalproblemen, (2) cultuurverschillen, en (3) problemen met de testen. De volgende drie tabellen geven de aantallen weer waarin specifieke problemen door de deelnemers zijn aangegeven als problematisch. Eigenlijk worden alle opgesomde problemen wel door substantiële aantallen psychologen herkend, maar overduidelijk blijkt dat de problematiek met name wordt gevoeld in relatie met taal (gebrekkige kennis van het Nederlands met alle gevolgen van dien) en problemen met het gebruiken van testen die onvoldoende zijn afgestemd op de doelgroep. - 17 -

Tabel 6a: Ervaren taalproblemen bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten Taalproblemen a Ja % Kennis van het Nederlands te gering 84 73,0 Inhoud van de test is niet cultuurvrij 67 58,3 Sommige items worden niet goed begrepen 58 50,4 Te ingewikkeld taalgebruik in de test 53 46,1 Test instructies worden niet goed begrepen 45 39,1 Interpretatie van antwoorden geeft problemen 45 39,1 a Meer dan één antwoord was mogelijk Tabel 6b: Ervaren cultuurgerelateerde problemen bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten Cultuurverschillen a Ja % Begrippen verschillen in betekenis 44 38,3 Normen en waarden verschillen 43 37,4 nbekendheid met testen 29 25,2 Psychotische beleving is anders 17 14,8 Acceptatie van vrouwelijke testleider 14 12,2 a Meer dan één antwoord was mogelijk Tabel 6c: Ervaren methodologische problemen bij de psychodiagnostiek van allochtone cliënten Problemen met tests a Ja % Niveau inschatting is moeilijk 59 51,3 Geen aangepaste normen 57 49,6 Persoonlijkheidsonderzoek is moeilijk 54 47,0 Interpretatie van de uitkomsten 50 43,5 Niet voldoende materiaal 43 37,4 a Meer dan één antwoord was mogelijk 3.4 Behoefte aan instrumenten voor de psychodiagnostiek bij allochtonen ok deze vraagstelling wordt onderzocht via geclusterde lijstjes op basis van de informatie verkregen via open vragen in de vorige enquête. De antwoorden op deze vraagstelling kunnen vooral nuttig blijken in combinatie met de antwoorden op vraag 3, bijvoorbeeld bij de formulering van actiepunten om gericht de mogelijkheden voor psychodiagnostiek bij allochtone cliënten te verbeteren. Voor aanvullende informatie wordt daarnaast navraag gedaan naar de cliëntgroepen waarvoor de gevoelde behoefte het meest aanwezig is. Vraag 6 Aan welke testen (naast wat u al gebruikt) heeft u behoefte bij de diagnostiek van allochtone cliënten? - 18 -