Gebruikersgerichtheid : Bestendigen van de dienstverlening en afstemmen op de behoeften en wensen van gebruikers, ook wanneer die niet rechtstreeks geuit worden. Stimuleren van zelfstandigheid / zelfredzaamheid bij gebruikers. CAPACITEITENPROFIEL : MEDEWERKER SCHOONMAAK Competenties Competentieniveaus Samenvatting per competentieniveau 1. Kerncompetenties Stelt zich hulpvaardig op (aanspreekbaar en luisterend). Helpt gebruikers op een vriendelijke manier en/of verwijst door. Geeft antwoord op de vragen. Geeft de nodige praktische informatie. Levert het gevraagde werk af binnen de afgesproken termijn. Beluistert de concrete vraag/wens. Beluistert de gebruiker met de nodige aandacht. Is beleefd en respectvol bij klachten. Onderneemt acties naar aanleiding van problemen, klachten, meldingen of suggesties. Reageert binnen aanvaardbare tijd op klachten/vragen. Bevraagt de wensen, behoeften en noden m.b.t. de dienstverlening. Houdt contact om na te gaan op welke punten de eigen dienstverlening tav. de gebruiker kan worden verbeterd. Gaat kritisch na welke acties in de dienstverlening kunnen worden verbeterd. Formuleert voorstellen om de dienstverlening te verbeteren. Zet opportuniteiten om in de dienstverlening. Denkt mee met de gebruiker en levert zorg op maat. Vindt een evenwicht tussen de wensen en noden van de gebruikers en de mogelijkheden van de werking. Vriendelijk, tijdig en correct reageren op vragen van gebruikers. Zoeken naar de betekenis bij vragen/klachten van gebruikers en correct reageren. Onderzoeken van de wensen en behoeften van de gebruiker en de dienstverlening erop afstemmen. Vervolmaken van de dienstverlening op basis van de wensen en behoeften bevraging bij de gebruiker. Stelt de gebruikers centraal in de organisatie. Begeleidt de gebruiker zo snel als mogelijk naar een hogere graad van zelfstandigheid. Stelt een dialooggestuurd aanbod samen. Stimuleert collega s om de gebruikersgerichtheid voortdurend in vraag te stellen en te verbeteren. Bestendigen van een gebruikersgerichte benadering. 1
Samenwerken : Een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op niveau van een team, een werking, een afdeling, de organisatie alsook in relatie tot de gebruikers. Komt op tijd voor vergaderingen. Verwittigt tijdig indien hij een afspraak niet kan bijwonen/nakomen. Maakt (taak)afspraken met gebruikers en collega s. Volgt gemaakte afspraken. Is vriendelijk en respectvol in de omgang. Biedt spontaan hulp aan Deelt relevante informatie, kennis, technieken en ervaringen. Uit de eigen mening, maar legt zich neer bij een beslissing. Levert een bijdrage aan de werking van het team. Spreekt zich positief uit over de werking van het team. Betrekt collega s en gebruikers bij de besluitvorming. Spreekt op een constructieve en respectvolle manier over anderen. Is eerlijk bij het geven van ideeën, feedback, opvattingen en informatie. Laat merken dat de hulp en inzet gewaardeerd wordt. Stelt zich in de samenwerking open en constructief op. Onthoudt zich van roddel, kwaadspreken of praten achter de rug. Deel uitmaken van een team Constructief meewerken. Zich loyaal en betrokken opstellen. Onderhouden van de samenwerking. Neemt initiatieven om de samenwerking, sfeer of het resultaat te verbeteren. Werkt mee aan het bevorderen van de groepssfeer. Steunt voorstellen van anderen en bouwt samen voort naar een gemeenschappelijk doel. Stimuleert kennisoverdracht. Bespreekt meningsverschillen met anderen op een diplomatische, respectvolle manier. Buigt conflicten om in een constructieve samenwerking. Draagt samenwerking uit als een belangrijke waarde. Bevorderen van de samenwerking Legt en onderhoudt contacten in uiteenlopende situaties. Smeedt samenwerkingsverbanden. Gaat op zoek naar expertise, ook buiten het team. Werkt mee aan vragen die vanuit andere werkingen komen. Bouwt relaties op die bepalend zijn voor de samenwerking van de organisatie. Uitbouwen en onderhouden van netwerken zowel binnen als buiten de organisatie. 2
Integriteit : Handelen naar maatschappelijk aanvaarde sociale en ethische normen, vertrekkend vanuit missie en visie, afspraken en richtlijnen. Werkt volgens afspraken en richtlijnen. Respecteert de afgesproken werktijden. Respecteert de afspraken en richtlijnen. Handelt eerlijk tegenover gebruikers, collega s en leidinggevenden. Respecteert andermans eigendommen. Gebruikt het ter beschikking gestelde materiaal enkel voor het werk. Behandelt vertrouwelijke informatie op een correcte manier. Handelt consequent: neemt in gelijkaardige omstandigheden, gelijkaardige standpunten in en/of houding aan. Is alert voor mogelijke oneerlijkheid en meldt vermoedens of vaststellingen. Vermijdt (zelfs de schijn van) partijdigheid, afhankelijkheid, willekeur en bevoordeling. Handelen vanuit en respecteren van de afspraken en richtlijnen. Discreet handelen Toont voorbeeldgedrag tav. afspraken en richtlijnen, discreet en integer handelen. Duidt op zaken (informatie, opdrachten, personen, ) die met de nodige omzichtigheid moeten behandeld worden. Meldt wanneer een niet-integere opdracht zich voordoet. Licht afspraken en richtlijnen toe, zodat verwachtingen geduid worden. Spreekt collega's en/of leidinggevenden aan wanneer ze zich niet integer gedragen en/of meldt dit. Treedt op tegen collega's/medewerkers wanneer ze zich niet integer gedragen. Wijst anderen op hun verantwoordelijkheid bij het naleven van de afspraken en richtlijnen. Laat het algemeen belang primeren op het eigen belang. Handelt integer naar afspraken en richtlijnen, pluralisme, ook in situaties onderhevig aan externe druk. Handelt integer, ook in situaties waar geen eenduidige regelgeving bestaat. Houdt het algemeen belang duidelijk voor ogen en werkt ernaar. Toezien op de naleving van afspraken, richtlijnen en ethiek en aangeven waar bijsturing wenselijk is. Aanmoedigen van integer werken Integer handelen in een veelheid van situaties, ook bij die waar geen eenduidigheid over is. 3
Plannen en organiseren : Structuur aanbrengen in tijd en/of ruimte en prioriteit leggen bij het aanpakken van taken of problemen, het verloop en de manier waarop bewaken (efficiëntie) i.f.v. doel/deadline en actie (effectiviteit). 2. Functiespecifieke competenties Werkt aan de taken zoals ze zich voordoen. Vraagt ondersteuning bij voorbereiding en planning van het werk. Herkent deeltaken mits overzicht op de gehele opdracht. Gebruikt hulpmiddelen bij het plannen van taken (aanvinklijst, doelijst, agenda, ) Voert eerst de belangrijkste of dringendste opdrachten uit. Werkt taken binnen afgesproken tijd af. Maakt gebruik van beschikbare middelen. Uitvoeren van opgelegde planning. Plannen en organiseren van eigen werk Kijkt vooruit op het werk i.f.v. de voortgang van de opdrachten. Splitst een opdracht op in deelopdrachten en gaat stapsgewijs en doordacht te werk. Maakt efficiënte werkschema s en tijdsplanningen op (haalbaar, volledig en overzichtelijk) Spreekt af met collega s i.f.v. het gebruik van de beschikbare middelen en de taaklast. Brengt structuur aan in een veelheid aan taken. Coördineert verschillende deeltaken tot één afgerond(e) dossier/opdracht. Behoudt een overzicht van de lopende opdrachten. Toetst timing en voortgang van lopende opdrachten met de vooropgestelde timing. Plannen en organiseren met overzicht op het geheel. Coördineren van een dienst naar efficiënte methodieken en procedures. Vervolmaakt het gebruik van middelen (tijd en kosten). Evalueert en stuurt bij indien nodig. Ontwikkelt actieplannen verspreid over meerdere afdelingen en functies Plannen en organiseren van overkoepelende projecten en processen door het beheren en opvolgen van tijd, kosten, activiteiten en (personele)middelen op lange termijn. 4
Flexibiliteit : Openstaan voor en het gedrag aanpassen bij verander(en)de omstandigheden Doet wat gevraagd wordt bij veranderingen m.b.t. de taakinhoud. Doet wat gevraagd wordt bij veranderingen m.b.t. de werkplek. Doet wat gevraagd wordt bij veranderingen m.b.t. het uurrooster. Ziet taken die niet tot het takenpakket behoren. Signaleert wanneer een andere aanpak/invulling noodzakelijk is. Zoekt mee naar oplossingen bij veranderende omstandigheden. Is bereid het uurrooster aan te passen indien omstandigheden dit vragen. Springt in bij afwezigheid van een collega. Ondergaan van de veranderingen. Herkennen en aanvaarden van verandering Neemt afstand van de voorbereiding indien de omstandigheden dit vragen. Past het werktempo aan, indien de omstandigheden dit vragen. Verandert agenda en planning i.f.v. tijdsdruk, nieuwe prioriteiten, dringende vragen en behoeften. Past werkwijze aan wanneer het efficiënter kan. Formuleert en brengt alternatieven in uitvoering om de doelen te bereiken. Is snel inzetbaar in functie van het bereiken van de vooropgestelde doelen. Onderzoekt de mogelijkheden ongeacht de omstandigheden en wanneer de kennis of ervaring ontoereikend is. Aanpassen eigen aanpak en/of werkwijze indien een situatie dit vereist. Aanpassen met het oog op verbetering. Past het handelen aan in situaties waarbij de eigen kennis en ervaring ontoereikend zijn. Blijft effectief in situaties waarbij zich plots, meerdere veranderingen voordoen. Bereikt, ongeacht de omstandigheden, op een efficiënte manier de vooropgestelde doelen. Passend handelen in complexe situaties 5
Resultaatsgerichtheid : Gericht zijn op het vertalen en concretiseren van doelen en het realiseren van resultaten op basis van tijdsplanning, afspraken en richtlijnen. Toont gretigheid om resultaat te bereiken. Verliest gedurende het proces het eindresultaat niet uit het oog. Communiceert indien de doelen niet behaald zijn. Houdt zich aan de gemaakte afspraken. Weegt inspanning af tav. het behaalde resultaat. Besteedt beschikbare tijd effectief en efficiënt. Toont aan tot welk resultaat de geleverde inspanningen hebben geleid. Denkt vooraf na over het eindresultaat en formuleert op basis hiervan doelen. Streeft naar efficiënte werkwijzen. Werkt planmatig bij het realiseren van doelen. Doet voorstellen ter verbetering van het gemeenschappelijk resultaat. Geeft tijdig aan wanneer er obstakels zijn. Behaalt waarneembaar resultaat. Zich inzetten om gestelde doelen te bereiken. Behalen van vooropgestelde doelen. Nemen van initiatief om vooropgestelde doelen te realiseren. Stelt realistische en haalbare actieplannen op Stuurt bij wanneer resultaten uit blijven. Blijft zoeken naar oplossingen om deadlines te halen, werkt doelgericht. Is vastberaden in het zoeken naar oplossingen voor complexe problemen (resultaatgerichtheid). Maakt afspraken over de te behalen resultaten. Stelt zich assertief op om de resultaten te bereiken. Realiseren en zo nodig bijsturen van gestelde doelen (resultaatgerichtheid) Zoekt constant naar methodieken om efficiënter te werken en effectiever te zijn. Evalueert acties en stuurt resultaten bij. Is aandachtig en volhardend in het bereiken van het beoogde resultaat. Stimuleert anderen in het formuleren en realiseren van (ambitieuze) doelen en vertoont hierin voorbeeldgedrag. Volgt resultaten systematisch op. Kritisch evalueren en opvolgen van gerealiseerde doelen en bijsturen waar nodig. 6
Kwaliteitsgerichtheid : Met de beschikbare middelen de best mogelijke kwaliteit leveren en blijvend hoge eisen stellen aan het resultaat van opdrachten, diensten, van zichzelf en van anderen. Weet waar procedures en kwaliteitseisen terug te vinden zijn maar kent deze onvoldoende. Voert taken uit zonder oog te hebben voor de kwaliteitseisen. Heeft ondersteuning nodig bij het voldoen aan een kwaliteitsvolle taakuitvoering. Het werk voldoet aan de beoogde kwaliteitseisen. Merkt fouten op in eigen werk. Bewaakt de kwaliteit van het eigen werk. Heeft oog voor detail. Vergewist zich ervan dat de taak naar de gestelde eisen is uitgevoerd. Stuurt eigen handelen bij wanneer de kwaliteit van het werk niet voldoet aan de gevraagde kwaliteitseisen. Ziet toe dat het eigen werk een constante kwaliteit heeft. Verwerpt resultaten die niet aan de vereiste normen voldoen. Laat werk van mindere kwaliteit opnieuw uitvoeren. Zoekt naar mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren. Evalueert de voorgeschreven procedures. (Her)formuleert procedures en kwaliteitseisen. Staat in voor het opstellen en uitvoeren van actieplannen ter bevordering van de kwaliteit van de dienstverlening. Streeft de beste kwaliteit na, legt de lat hoog. Zoekt naar mogelijkheden om de precisie van het werk te verbeteren Geeft vorming met betrekking tot kwaliteitszorg. Houdt gebruikersbevragingen met het oog op het verbeteren van kwaliteit. Werkt mee bij het realiseren van een kwaliteitsbeleid. Stimuleert het nemen van initiatieven voor kwaliteitsverbetering. Ondergaan van kwaliteitseisen Werken naar de procedures en kennen van de kwaliteitseisen. Zelfstandig oordelen over de gevraagde kwaliteitseisen en vooropgestelde procedures Streven naar kwaliteitsverbeteringen Kwaliteitsgerichtheid bevorderen 7
Materieelkennis : Kennis van het materieel en het correct gebruiken ervan. 3. Vaktechnische competenties Herkent het aangeboden materieel. Gebruikt enkel het gekende materieel. Bevraagt zich over het onderhoud van het materieel. Herkennen en onder begeleiding gebruiken van aangeboden materieel. Gebruikt het gekende materieel bij een courante taak. Verwerft uitgebreidere kennis van materieel. Onderhoudt eigen materieel. Heeft kennis van specifiek materieel. Werkt met specifiek materieel. Leert uit eigen beweging nieuw materieel kennen i.f.v. specifieke opdrachten. Signaleert defecten aan materieel. Neemt initiatief voor herstel of vervangen van het materieel. Geeft kennis en ervaring door aan collega s. Werkt ergonomisch. Volgt het onderhoud van het materieel op. Geeft advies om correct gebruik en onderhoud van het materieel te promoten. Geeft instructies en opleiding over het gebruik en onderhoud van het materieel. Gaat respectvol om met alle materieel. Beschikken over een beperkte kennis van het materieel. Over een opdrachtspecifieke materieelkennis beschikken en deze toepassen. Behandelt zorgzaam het materieel. Optimaal gebruik en onderhoud van materieel bevorderen. 8
Productkennis : Kennis van de te gebruiken producten, weten welk product te gebruiken voor de opdracht Herkent de aangeboden producten. Gebruikt enkel de aangeboden producten. Bevraagt zich bij het gebruiken van niet gekende producten. Herkennen en onder begeleiding gebruiken van de aangeboden producten. Gebruikt het gekende product bij een courante opdracht en/of bij het gekende materieel. Verwerft uitgebreidere kennis van producten. Past de recyclage-voorschriften toe Kent de werking van specifieke producten. Werkt met specifieke producten. Leert uit eigen beweging nieuwe producten kennen i.f.v. specifieke toepassing. Verbruikt de correcte hoeveelheden. Leest pictogrammen en past veiligheidsvoorschriften m.b.t. specifieke producten toe. Kent de eigenschappen van de (specifieke) producten. Gebruikt specifieke producten in uitzonderlijke situaties Zoekt oplossingen voor complexere problemen. Volgt marktevoluties m.b.t. aanbod producten op. Geeft advies om correct gebruik van de producten te promoten. Geeft opleiding over het gebruik van de producten. Volgt opleiding voor nieuwe producten. Beschikken over een beperkte kennis over de producten. Over een opdrachtspecifieke productkennis beschikken en deze toepassen in specifieke situaties. Over een opdrachtspecifieke kennis beschikken ten aanzien van het gebruik van producten. Optimaal gebruik van producten bevorderen 9