Werkblad bij lesvoorbereiding Breuken. 1. Vereenvoudig de volgende breuken: 2. Maak de volgende sommen: Schrijf de berekening erbij!



Vergelijkbare documenten
Schaal. Met behulp van de werkelijke grootte en de afgebeelde grootte kun je de schaal berekenen.

LEERWERKBOEK. 2F Meten en meetkunde. Les Schaal

1 Inleiding 2 Lengte en zijn eenheden 3 Omtrek 4 Oppervlakte 5 Inhoud. Meten is weten. Joke Braaksma. November 2010

Meten is weten ANTWOORDENBOEK Meten is weten. Antwoordenboek. = 95 mm 6 cm = 60 mm 10 cm = 100 mm. 1 cm = 15 mm 9 cm


TOETS REKENEN / WISKUNDE. Naam:... School:...

1. Bereken. 2. Bereken. Oefenopgaven. F. 2 km = cm G. 3 dm = mm H. 4,5 cm = m I. 250 dm = dam J. 3,12 hm = dm

2 BBL. Oppervlakte. 5.1 Eenheden van oppervlakte

Rekenen MBO - Bouw. Jesper Raijmakers. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Meting. Werkbladen, antwoorden, scoring, interpretatie

Rekenen MBO - Bouw. Jesper Raijmakers. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Rekenen mbo - bouw. Jesper Raijmakers. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.


Klok dag en nacht. Hulpkaart OPTELLEN/AFTREKKEN

Toets gecijferdheid mei 2004

TOELICHTING METRIEK STELSEL

Het metriek stelsel. Grootheden en eenheden.

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.

wiskunde CSE GL en TL

Tijd: seconden, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 maandag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1. a = =994. b = = c. 37,5 x 64 = 75x32=150x16=300x8=2400. d.

Optellen IT1 Antwoord M3 IT6 Antwoord M

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend duizend Andersom ,6 duizend ,5 duizend

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

1. Hoeveel per stuk? a. Hiernaast zie je vier aanbiedingen uit de supermarkt. Hoeveel moet je per stuk ongeveer betalen?...

Het Metriek Stelsel. Over meten, omtrek, oppervlakte en inhoud

1.Tijdsduur. maanden:

REKENMODULE LENGTE/SCHAAL

Toets gecijferdheid augustus 2005

9.1 Oppervlakte-eenheden [1]

Deel C. Breuken. vermenigvuldigen en delen

Bloemlezing uit 36 bladzijden voor een eerste indruk. inzicht in het complete metriek stelsel. Op een eenduidige

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

Examen VMBO-KB 2005 WISKUNDE CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN. Procenten betekent per honderd.

Voorkennis : Breuken en letters

Examen VBO-MAVO-C. Wiskunde

2016 W. Danhof / P. Bandstra Bandstra Speciaal Rekenadvies

SAMENVATTING BASIS & KADER

kilometer hectometer decameter meter decimeter centimeter milimeter km hm dam m dm cm mm

Onderwijsassistent REKENEN BASISVAARDIGHEDEN

handleiding pagina s 678 tot Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 20: bladzijde Werkboek 3 Posters 4 Scheurblokken

De docente berekent enkele mogelijkheden voor de verschillende soorten bussen. Zie de tabel hieronder. Jumbo ,-

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl II OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

In een museum staan enkele beelden. Hieronder zie je een gedeelte van de plattegrond van het museum. zaal 3

Wiscattraining. Erasmus Education l Rotterdam ANTWOORDEN

Wiskunde Basis Onderbouw

wiskunde CSE GL en TL

Toets gecijferdheid december 2004

Overstapprogramma 6-7

Rekenboek 3 havo/vwo. Antwoorden NOORDHOFF UITGEVERS 2014 REKENBOEK 3 HAVO/VWO ANTWOORDEN 1

Inhoud kaartenbak groep 8

Lesopbouw: instructie. Start. Instructie. Blok 4. Lesinhoud Kommagetallen: vermenigvuldigen met kommagetallen Kommagetallen: delen met kommagetallen

Examen VMBO-GL en TL 2008 tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Reken uit en Leg uit 5 e bijeenkomst woensdag 20 juni 2012 monica wijers en vincent jonker

/595\

BLAD 1: PLEINTJES, ZAKKEN DROP EN WORST

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Determinatietoets Rekenen 2F Deze toets bestaat in totaal uit 50 opgaven verdeeld over twee onderdelen.

Een heleboel voorwerpen Groep / niveau Groep 4/ 5 Leerstofaspecten Gebruik van meetinstrumenten, meten met standaardmaten Benodigdheden

Verkorte versie van de SYLLABUS REKENEN 2F EN 3F (VO en MBO, versie mei 2015) Aanpassing van product van CvTE

Je ziet hier 3 snelheidsmeters. Welke meter geeft de hoogste snelheid aan?

wiskunde CSE GL en TL

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

De laatste loodjes...

Hoeveel kinderen zitten er in elke groep van de Kameleonschool? Kleur het goede aantal hokjes. b 28 =

Leerlijnen groep 6 Wereld in Getallen

Kies uit: 10,25 11,5 11,125 10,875 11,875 10,125 10,50 11,001 10,99 11,75

Hoofdstuk 5 gaat over rekenen. Deel 2 is eigenlijk herhaling van alle stof. Trainen voor het examen.

Aanvulling hoofdstuk 1 uitwerkingen

Spiekboekje. Knowledgebridge Onderwijs Hein v.d. Velden

Bij het cijferend optellen beginnen we bij de eenheden en werken we van rechts naar links:

Examen VMBO-KB 2005 WISKUNDE CSE KB. tijdvak 1 donderdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

OVERZICHT FORMULES: Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl I. omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

KAPSTOK REKENEN inhoud

handleiding pagina s 994 tot Handleiding 1.2 Huistaken huistaak 26: bladzijde 841 huistaak 29: bladzijde Werkboek 3 Posters

Rekenportfolio. Naam: cm 2. m 3 + = 1 _ 12

Vervolgcursus Proeftuin Rekenen Tweede bijeenkomst 3 februari 2016 vincent jonker & monica wijers

Voorkennis : Breuken en letters

Rekenrijk. F-schrift. Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. Derde editie. Noordhoff Uitgevers

Leerlijnen rekenen: De wereld in getallen

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 donderdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde CSE GL en TL

REKENMODULE PROCENTEN VERHOUDINGEN

Vervolgcursus Rekenen Tweede bijeenkomst 4 februari 2015 vincent jonker & monica wijers

Toets gecijferdheid april 2006 versie 1

STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 5

Vloertegel Hardrock Graphite. 15,99 per m 2. 21,27 per pak (1,3 m 2 ) Afmetingen: 33cm x 33cm

Vervolgcursus Rekenen. bijeenkomst 4 26 januari 2012 vincent jonker, monica wijers Freudenthal Instituut

1.0 Voorkennis. Voorbeeld 1:

De Cito Eindtoets Rekenen 2008

Hoofdstuk 8 - Ruimtefiguren

Examen VMBO-GL en TL. wiskunde CSE GL en TL. tijdvak 2 maandag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

M.R. 56 : Overzicht scenario s.

Meetschrift METEN METEND REKENEN

Transcriptie:

Werkblad bij lesvoorbereiding Breuken 1. Vereenvoudig de volgende breuken: 2. Maak de volgende sommen: Schrijf de berekening erbij!

3. En nu iets moeilijker. Schrijf de berekening erbij!

Werkblad bij lesvoorbereiding procenten Procenten en een heleboel pepernoten Opdracht 1 Geef telkens aan hoeveel procent er gekleurd is en welke breuk hierbij hoort = % = 1 2 = % = _ 4 = % _ = = % _ =

Opdracht 2 Geef bij iedere breuk de juiste procenten aan (Deel het onderste getal van de breuk, noemer, door 100). Opdracht 3 Pepernoten 1 zak pepernoten weegt 1.000 gram, 1 pepernoot weegt 5 gram. Hoeveel pepernoten zitten er dan in de zak? Als ik 50 pepernoten uit de zak haal, hoeveel procent haal ik er dan uit? Als ik 10 pepernoten uit de zak haal, hoeveel procent haal ik er dan uit?

Ik deel in een klas met 25 leerlingen 4 pepernoten per persoon uit. Hoeveel procent deel ik uit? Als ik de zak leeg wil hebben, hoeveel pepernoten krijgt dan iedere leerling? Hoeveel procent is dat per leerling? Opdracht 4 Nog meer pepernoten Ik heb 10 pepernoten en eet er zelf 2 op, hoeveel procent heb ik dan nog over? Ik heb 25 pepernoten en deel er 10 uit, hoeveel procent heb ik uitgedeeld?

Ik heb 5 vrienden, en iedere vriend krijgt 10 pepernoten, hoeveel pepernoten heb ik dan in totaal uitgedeeld? Hoeveel procent krijgt iedere vriend? Opdracht 5 Zelf pepernoten bakken Bekijk het recept: Ingrediënten Porties: 4 250 gr zelfrijzend bakmeel 125 gr bruine basterdsuiker 100 gr roomboter of margarine 50 ml melk 1,5 eetlepel speculaaskruiden snufje zout Dit recept is goed voor 250 pepernoten. Voor het Sinterklaasfeest op school heb je er 750 nodig. Maak het recept zo, dat je genoeg deeg hebt voor 750 pepernoten. gram zelfrijzend bakmeel gram bruine basterdsuiker gram roomboter of margarine ml melk eetlepel speculaaskruiden snufjes zout

Werkblad bij lesvoorbereiding schaal Schaal Opdracht 1 A. De meeste modelauto s hebben een schaal van 1 : 10. Dit betekent dat deze auto in werkelijkheid 10 x zo groot is. Hoe groot is deze auto? B. De vlinder is getekend met schaal 2 : 1. Dit betekent dat de tekening 2 keer zo groot is, dan de vlinder in werkelijkheid is. Laat met een berekening zien wat de vleugelwijdte van de vlinder in het echt is.

C. De Waag van Alkmaar is in Madurodam 1,4 m hoog. Dit gebouw heeft een schaal van 1 : 25. Laat met een berekening zien wat de hoogte van het gebouw in werkelijkheid in meters is. Opdracht 2 De piramide van Cheops is 146 m hoog. Voor de piramide staat een grote sfinx. Timon heeft van zijn moeder een schaalmodel van de piramide gekregen met schaal 1 : 1.000. A. Hoeveel keer zo groot of zo klein is het schaalmodel als de echte piramide? B. Hoe hoog is het model van Timon van de piramide in centimeters? C. In de winkel wordt ook een schaalmodel van de Sfinx verkocht (ook weer schaal 1 : 1.000). Dat model heeft dezelfde schaal als de piramide. Het model is 2 cm hoog. Laat met een berekening zien hoe hoog de Sfinx in het echt is in meters.

Opdracht 3 Je ziet een deel van de een kaart van Leiden. De schaal is 1 : 8.000. Dit betekent dat 1 cm op de kaart in het echt 8.000 cm is. Hoeveel meter is 1 cm op de kaart in werkelijkheid? Opdracht 4 Schrijf op wat elke schaal betekent. A. Schaal 1 : 500 1 cm is 500 cm in het echt = 0,5 m. B. Schaal 1 : 1.000 1 cm is cm = m C. Schaal 1 : 7.000 1 cm is cm = m D. Schaal 1 : 12.500 1 cm is cm = m E. Schaal 1 : 300.000 1 cm is cm = m

Opdracht 5 De schaal van de kaart is 1 : 1.000.000. De afstand op de kaart bedraagt 3 cm. Wat is de werkelijke afstand in km? De schaal van de kaart is 1 : 25.000. Hoeveel is 1 cm in werkelijkheid (in meters)? De schaal van de kaart is 1 : 250.000. De afstand op de kaart bedraagt 5 cm. Welke afstand is dit in werkelijkheid in km? De auto is op schaal 1 : 50. Het schaalmodel is 7,5 cm. Hoeveel meter is de auto in werkelijkheid? Karel maakt een herfsttekening. Hij tekent bladeren 2 keer kleiner dan in werkelijkheid. Wat is de schaal? Paula maakt een tekening van een vlinder. Ze maakt de tekening op schaal 5 : 1. De vlinder is op de tekening 20 cm groot. Hoe groot is de vlinder in werkelijkheid? De schaal van de kaart is 1 ; 600. De afstand op de kaart bedraagt 8 cm Welke afstand is dit in werkelijkheid in meters?

Werkblad bij lesvoorbereiding Patronen herkennen Opdracht Maak nu zelf in groepjes van 2 of 3 zelf puzzels. 1. 2. 3. 4. 5.

Huiswerk bij lesvoorbereiding Patronen herkennen Patronen herkennen Opgave 1

Opgave 2

Opgave 3

Opgave 4

Bijlage bij lesvoorbereiding Meten en Meetkunde km hm dam m dm cm mm Vervolgens vraagt de docent hoe het nou precies in elkaar zit, wanneer wordt het getal groter en wanneer kleiner en hoeveel? Wat wordt berekend bij omtrek? Omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte Vervolgens schrijft de docent de volgende treden op: km² hm² dam² m² dm² cm² mm² Ook bij deze treden vraagt de docent hoe het zit. Wanneer komt dat kleine 2-tje erbij, wat betekent dat? Wat wordt berekend bij oppervlakte? Oppervlakte = lengte x breedte En tenslotte deze treden: km³ hm³ dam³ m³ dm³ cm³ mm³ Hoe zat het ook alweer met dat 3-tje? Wat wordt berekend met inhoud. Inhoud = lengte x breedte x hoogte De leerlingen maken hier aantekening van in hun schrift.

Werkblad bij lesvoorbereiding Meten en meetkunde Opgave 1 1.000 m = km 393 hm = m 34 cm³ = mm³ 1250 m = dam 653 dam² = hm² 12,7 km³ = hm³ 1,5 dm = cm 12300 mm² = cm² 45 cm = m 99 m = mm Opgave 2 1. Een weiland is 40 m lang en 30 meter breed. Wat is de omtrek? 2. De woonkamer is 7 meter lang en 5 meter breed. Wat is de oppervlakte? 3. Je gaat plinten kopen voor tegen de muren in de woonkamer (7 m lang en 5 m breed). De deur is 1 meter breed. Hoeveel meter heb je nodig? 4. Het terras is 6 meter lang en 5 meter breed. Wat is de oppervlakte van dit terras? 5. Je gaat tegels kopen om het terras (6 m lang en 5 m breed) te betegelen. De tegels zijn 50 cm lang en 50 cm breed (vierkant). Hoeveel tegels heb je nodig?

Opgave 3 Bekijk onderstaande plattegrond van de kamer van Kim. Kim gaat haar kamer opknappen. A. Ze wil nieuwe plinten, hoeveel meter heeft ze nodig? B. De langste muur wil ze grijs verven. De hoogte van de muur is 3 m. Hoeveel m² is dit? C. De andere muren worden rose. Hoeveel m² is dat? D. Vervolgens wil ze nog graag een nieuwe vloer. Bereken de oppervlakte van de vloer. E. Tenslotte gaat ze naar de winkel. Hier kan ze de volgende laminaat krijgen: Kersen laminaat, 15/m², inhoud pak 1,5m². Beuken laminaat, 17,50 per pak, inhoud pak 1,5 m² Welke laminaat is het voordeligst? Hoeveel pakken heeft ze nodig?

Opgave 4 Ernest wil een aquarium gaan kopen. Hij heeft de keuze uit de volgende 3: 1 2 3 Afmetingen: Afmetingen: Afmetingen: 30 x 40 x30 cm 40 x 50 x 50 cm 30 x 50 x 40 cm 1. A. Bereken per aquarium de inhoud in cm³ 2. 3. B. 1 liter water is 1 dm³. 1 liter water is 1.000 cm³. Hoeveel liter water heb je per aquarium nodig? 1. 2. 3. C. Ernest wil het grootste aquarium. Welk aquarium is dat? a. 1 b. 2 c. 3

Opgave 5 Waar of niet waar? 1 liter water is gelijk aan 1 cm³ Waar/niet waar 10 liter is 1000 cl Waar/niet waar 1 glas bier is gelijk aan 0,33 cl Waar/niet waar 1 m³ = 1.000.000 cm³ Waar/niet waar Oppervlakte = L X B Waar/niet waar Omtrek is L + B Waar/niet waar 10 km = 1.000 m Waar/niet waar Bij oppervlakte hoort m² Waar/niet waar Bij inhoud hoort dm² Waar/niet waar De omtrek bereken je zo: L + B + L + B Waar/niet waar