De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in



Vergelijkbare documenten
Aan de commissie Inwonerszaken

besluit van het college

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Geschreven door MdKG dinsdag, 30 maart :38 - Laatst aangepast donderdag, 05 februari :48

Rapport Onderzoek Toegang Wmo 2015

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen

Voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

RAADSVOORSTEL Herzien bij B&W besluit , d.d. 7 oktober Rv. nr. : B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.: 08.

B&W-Aanbiedingsformulier

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in

Onderwerp: Nieuwe Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer.

Toelichting bij Verordening maatschappelijke ondersteuning Utrecht 2015

Achtergrondinformatie geldstromen en wetten

Reactienota Beslisdocument Hulp bij het huishouden

HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN DE GEMEENTE VENLO

Toelichting bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2019

Mee kunnen doen in Hengelo

Wat gaat er in de zorg veranderen en waarom?

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Datum: 25 september 2012 Uitgebracht aan: Onderstaand de volledige uitspraak.

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem Postbus AA Lochem

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Versie 17 juni Nadere regeling waardering mantelzorgers 2015

Enquête onder de vijftien gemeenten in de Leidse regio.

Werkinstructie: Verstrekking maatwerkvoorziening h.o. in de vorm van zorg in natura Versie 02 juli

Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden

Wijzigingen tekst verordening WMO 2018 t.o.v. verordening WMO 2015

Inhoudsopgave Wet langdurige zorg... 2 De huisarts en de WLZ... 6

Kadernotitie implementatie huishoudelijke verzorging

Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar , 30131, nr. 65), luidt artikel 4 Wmo als volgt:

Rapport Monitor decentralisaties Federatie Opvang

Aan De leden van de Gemeenteraad van Landgraaf Postbus AA LANDGRAAF

De gekantelde Wmo-verordening

raadsvoorstel Aan de raad,

1. Hoe stap ik het (her)indicatiegesprek in bij een cliënt met een gerichte PGB-vraag?

Onderwerp Heroverwegen beleid Hulp bij het Huishouden naar aanleiding van uitspraken Centrale Raad van Beroep.

B&W Vergadering. Voorgesteld besluit Het college heeft kennisgenomen van de evaluatie herindicaties nieuwe taken Wmo 2015.

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem 2015

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Tweede wijziging nadere regels maatschappelijke ondersteuning Peelgemeente Asten 2015

Aan de Raad. SaZa - Welzijn / JV Besluitvormend

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren,

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2017 Nr

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

De toegang tot zorg. Gerrit Overbeek

Checklist invoering Wmo

Kanteling Wmo iedereen doet mee

Het aflopen van het overgangsrecht: effecten voor cliënten, gemeenten en thuiszorgorganisaties Eindrapport

Productbeschrijving Wmo contract 2016

De nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem 2015

ONDERZOEKSPLAN HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2011

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 (hierna: verordening)

Nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal 2015

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008, 07/1916 (hierna: aangevallen uitspraak)

Aanpassingen Toelichting op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Katwijk 2015 november 2014

opzet onderzoek aanbestedingen

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

16 november 2010/35607 Datum :

Y.M.E. Boesten / februari 2017

Factsheet AWBZ, 24 februari AWBZ naar Wmo: langdurige zorg per 1 januari 2015 naar gemeenten

Betreft: gevraagd advies t.a.v. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2015

Regeling gezamenlijke aanlevering ZZP-opgave

Modelverordening Wmo. Regionale VNG bijeenkomst 3 juni 2014 Rotterdam. Linda Hazenkamp

1 Januari Veranderingen in de AWBZ en de gevolgen voor lokaal beleid

ECSD/U Lbr. 16/042

Instructie cliëntprofielen

Jaarverslag Zorg 2013: Individuele voorzieningen Wmo 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 1 september 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

informatiecentrum tel. uwkenmerk bijlage(n) (070) december 2014 besparingsopgave Wmo HH Lbr. 14/097

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Utrecht 2019

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Vereniging Gehandicapten Nederland T.a.v. de heer drs. H.G. Ouwerkerk Postbus AK UTRECHT. Indicatiestelling licht verstandelijk gehandicapten

Dagbehandeling individueel aanvullend op dagbehandeling in groepsverband

Bijgevoegde bijlage(n): Notitie omvorming HBH1 van maatwerk naar algemene voorziening Nadere regels ISD Bollenstreek Schema

(HH-algemeen) In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Aan deze folder kunnen geen rechten worden ontleend.

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK WMO

Nadere regeling. persoonsgebonden budget

1 Regeling voorziening gezinsondersteuning kinderopvang gemeente Renkum Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum,

\ raadsvoorstel. Voerendaal, d.d. 11 mei Nummer: 2011/6/14. Portefeuillehouder: P.Leunissen. Afdeling: Welzijn. Programma: Mens en Welzijn

1. De situatie van het overgangsrecht voor diegenen die een AWBZ-indicatie hebben op 31 december 2006

HOOFDSTUK 3 VOEREN VAN EEN GESTRUCTUREERD HUISHOUDEN

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Wethouder van Welzijn, Volksgezondheid en Emancipatie

Y.M.E. Boesten / februari 2017

Onderzoek naar termijnoverschrijding bij afhandeling WOZ-bezwaren

Nadere regel maatschappelijke ondersteuning Ede 2017

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Analyse effecten De Kanteling Gemeente Eijsden-Margraten

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 7 november 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Bijlage. Onderwerp: analyse jurisprudentie compensatieplicht Wmo

CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013

Aandachtspunten voor het gesprek in de Wmo Voor Wmo-raden

Inhoudelijke veranderingen per 28 juli 2014 in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van het ministerie van VWS en de CIZ Indicatiewijzer

U heeft zorg nodig. Hoe regelt u dat?

Gemeenten Regio kop. Deelnemende gemeenten: Gemeente Den Helder Gemeente Schagen Gemeente Hollands Kroon Gemeente Texel

Transcriptie:

Invulling compensatieplicht door indicatiestelling hulp bij het huishouden Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Betty Noordhuizen Susan van Klaveren Martijn Epskamp Johan Bokdam Felicie van Vree Projectnummer: B3330 Leiden, 21 augustus 2007

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. 2

Voorwoord Vanaf de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari jl. zijn gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van hun burgers. Hieronder valt ook de hulp bij het huishouden. In de Wmo is een compensatieplicht opgenomen. Gemeenten zijn verplicht burgers met beperkingen te compenseren door het treffen van voorzieningen die hen onder andere in staat stellen een huishouden te voeren. De hulp bij het huishouden is door het grootste deel van de gemeenten inmiddels Europees aanbesteed. De gegunde aanbieders leveren hulp bij het huishouden aan cliënten die hiervoor zijn geïndiceerd. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft Research voor Beleid gevraagd te onderzoeken of de indicaties voor hulp bij het huishouden zorgvuldig worden uitgevoerd en of gemeenten met de hulp bij het huishouden die cliënten ontvangen voldoen aan hun compensatieplicht. Het onderzoek is binnen een periode van drie maanden uitgevoerd. Binnen het onderzoek is voor 28 gemeenten een documentanalyse uitgevoerd waarmee het gemeentelijk beleid rond hulp bij het huishouden, de aanbesteding, inkoop en aanbesteding van de hulp bij het huishouden in kaart is gebracht. Tevens zijn telefonische interviews gevoerd met de indicatiestellers voor deze gemeenten. Hiernaast zijn 24 zorgaanbieders telefonisch geïnterviewd over de mate waarin de geïndiceerde hulp bij het huishouden cliënten compenseert voor hun beperkingen. Deze vraag is tevens voorgelegd aan 650 cliënten uit 13 gemeenten door middel van een schriftelijke enquête. De resultaten van deze onderzoeksactiviteiten zijn geanalyseerd en vastgesteld in dit onderzoeksrapport. Dank aan alle gemeenten, indicatiestellers, zorgaanbieders en cliënten die hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Félicie van Vree Projectleider Zorg en Welzijn 3

4

Inhoudsopgave 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding van het onderzoek 7 1.2 Doel van het onderzoek 8 1.3 Onderzoeksvragen 9 1.4 Opzet van het onderzoek 10 1.5 Leeswijzer 12 2 Gemeentelijk beleid voor hulp bij het huishouden 13 2.1 Inleiding 13 2.2 Compensatieplicht en beschrijving hulp bij het huishouden 13 2.3 Algemene voorzieningen 15 2.4 Conclusie 16 3 Definities producten hulp bij het huishouden 17 3.1 Inleiding 17 3.2 Onderscheiden producten HH 17 3.3 Indeling van taken in producten HH 17 3.4 Helderheid van de inhoud van de producten 18 3.5 Consequent gebruik van productdefinities 18 3.6 Conclusie 18 4 Indicatiestelling voor hulp bij het huishouden 21 4.1 Inleiding 21 4.2 Vorm van de indicatiestelling 21 4.3 Inhoud van de indicatiestelling 23 4.4 Conclusie 27 5 Levering van hulp bij het huishouden 29 5.1 Inleiding 29 5.2 Mate waarin de geïndiceerde hulp en geleverde hulp overeenkomt 29 5.3 Mate waarin de geïndiceerde en geleverde hulp toereikend is 29 5.4 Invloed overheveling HH op instroom intramurale instellingen 32 5.5 Conclusie 33 6 Samenvatting en conclusie 35 6.1 Samenvatting 35 6.2 Conclusie overkoepelende onderzoeksvragen 38 Bijlage 1 Analysekader 43 2 Casussen interviews indicatiestellers 47 3 Indeling producten HH 49 5

6

1 Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Vanaf deze datum zijn gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van hun inwoners. Hieronder valt ook de hulp bij het huishouden (HH). In de Wmo is een compensatieplicht opgenomen: gemeenten zijn verplicht voorzieningen te treffen voor mensen die als gevolg van hun beperkingen zonder ondersteuning niet (volledig) kunnen deelnemen aan de samenleving (artikel 4 Wmo). Deze voorzieningen dienen mensen met een beperking ondermeer in staat te stellen een huishouden te voeren. Gemeenten hebben door de compensatieplicht een resultaatverplichting maar vrijheid in de wijze waarop deze ondersteuning aan hun inwoners bieden. Wel worden door de wet voorwaarden gesteld aan het proces: gemeenten dienen beleid vast stellen waarin zij bepalen welke diensten en voorzieningen in het kader van de Wmo worden aangeboden en wie deze diensten en voorzieningen leveren. In het traject van het vaststellen van het gemeentelijk beleid tot de uiteindelijke levering van hulp bij het huishouden aan een cliënt, kunnen een viertal stappen worden onderscheiden. Figuur 1 Van gemeentelijke beleid naar geleverde hulp bij het huishouden 1. Vaststellen gemeentelijk beleid - Kadernota / beleidsnotitie Wmo - verordening Wmo - beleidsregels 2. Aanbesteding en inkoop HH Definitie van producten HH : in - bestek voor de aanbesteding - contracten met aanbieders - nadere afspraken met aanbieders 3. Indicatiestelling van de cliënt - indicatiesteller ( gemeente, CIZ, andere partij ) - indicatiecriteria - werkwijze 4. Levering van hulp bij het huishouden aan de cliënt Inhoud van de geleverde hulp bepaald door - indicatie van de cliënt - leveringsafspraken tussen gemeente en aanbieders Aansluiting geleverde hulp bij behoefte van de cliënt 7

Gemeenten hebben de hulp bij het huishouden moeten aanbesteden door middel van een Europese aanbesteding. Uit een onderzoek van Research voor Beleid uit maart 2007 blijkt dat op dat moment in het overgrote deel van de gemeenten (83%) de aanbesteding en de gunning was afgerond. De gegunde aanbieders leveren hulp bij het huishouden aan cliënten die hiervoor zijn geïndiceerd. In het licht van de belangen van cliënten is belangrijk vast te stellen of de indicaties voor hulp bij het huishouden zorgvuldig worden uitgevoerd. Ook dient antwoord te worden gegeven op de vraag of cliënten op basis van hun indicatie en uitgaande van de compensatieplicht, in de praktijk voldoende hulp krijgen om een huishouden te kunnen voeren. De staatsecretaris heeft in het Algemeen Overleg van 18 april jl. de Vaste Kamercommissie VWS toegezegd dit nader te onderzoeken. 1.2 Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is vast te stellen of: 1. cliënten onder de Wmo op een zorgvuldige wijze worden geïndiceerd voor hulp bij het huishouden; 2. cliënten vervolgens dusdanige hulp bij het huishouden geleverd krijgen dat hierbij aan de compensatieplicht van gemeenten wordt voldaan. Om de eerste vraag te kunnen beantwoorden, dient te worden vastgesteld wat we verstaan onder een zorgvuldige wijze van indiceren. Uitgaande van de procesvoorwaarden die de WMO schetst, zijn in dit onderzoek in overleg met het Ministerie van VWS de volgende criteria gehanteerd om te toetsen of sprake is van zorgvuldig indiceren: 1. het gebruik van heldere en eenduidige productdefinities: a. is vastgelegd welke producten worden onderscheiden? b. is vastgelegd welke taken vallen onder ieder product? c. zijn de taken die onder ieder product vallen concreet beschreven? d. is de inhoud van de producten voor zorgaanbieders duidelijk? 2. een consequent gebruik van de productdefinities: a. worden dezelfde productdefinities gebruikt in het bestek, de contracten, de leveringsafspraken en eventuele nadere afspraken met zorgaanbieders? 3. het gebruik van vooraf vastgelegde indicatiecriteria: a. zijn de indicatiecriteria voor hulp bij het huishouden vastgelegd? 4. de aansluiting van de indicatiecriteria die worden gehanteerd bij de productdefinities Om de tweede overkoepelende onderzoeksvraag naar het voldoen aan de compensatieplicht van gemeenten te kunnen beantwoorden, dient te worden vastgesteld of cliënten dusdanige hulp bij het huishouden geïndiceerd en geleverd krijgen dat de cliënt wordt gecompenseerd voor zijn/haar beperkingen bij het voeren van een huishouden. Het begrip compensatieplicht is in de WMO in algemene termen gedefinieerd. Gemeenten hebben zelf de vrijheid dit begrip nader uit te werken. De compensatieplicht wordt in dit onderzoek opgevat als voldoende hulp en de juiste hulp. Dit wil zeggen dat de cliënt zowel de juiste taken als voldoende uren hulp bij het huishouden dient te ontvangen om zijn/haar beperkingen te compenseren. De vraag of de gemeente de beperkingen van cliënten voldoende compenseert, kan het beste door cliënten zelf, en in tweede instantie door zorgaanbieders worden beantwoord. 8

We brengen het antwoord op deze vraag daarom langs de volgende drie stappen in beeld: 1. de wijze waarop de compensatieplicht door gemeenten is uitgewerkt; 2. het oordeel van zorgaanbieders over de mate waarin de geïndiceerd hulp toereikend is gezien de beperking van de cliënt; 3. het oordeel van cliënten over de mate waarin de hulp die ontvangen toereikend is gezien hun beperkingen. In dit onderzoek is getoetst op de procesvoorwaarden die de Wmo schetst. Het analyseniveau van het onderzoek is de gemeente: hanteert de gemeente een intern consistent beleid dat op basis van de bovengenoemde criteria als zorgvuldig kan worden gekwalificeerd en vinden cliënten en zorgaanbieders de geïndiceerde en geleverde hulp bij de huishouden ook toereikend gezien de beperkingen van de cliënt? Bij het beantwoorden van deze vraag is belangrijk in het oog te houden dat, als gevolg van de gemeentelijke vrijheid om het aanbod zelf in te vullen en af te stemmen op de eigen inwoners, de inhoud van het zorgaanbod per gemeente kan verschillen. Naast de procesvoorwaarden beschrijven we in dit rapport tevens de inhoud van de indicatiestelling. 1.3 Onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek is uitgewerkt in een aantal onderzoeksvragen, onderverdeeld in de vier stappen uit figuur 1: 1. Gemeentelijk beleid ten aanzien van hulp bij het huishouden Hoe wordt hulp bij het huishouden door gemeenten omschreven? Hoe is de compensatieplicht door gemeenten uitgewerkt? Worden door gemeenten andere (collectieve) voorzieningen geleverd die voorliggend zijn op de hulp bij het huishouden (bijvoorbeeld maaltijdvoorziening, thuisadministratie, vrijwilligersdiensten)? 2. Aanbesteding en inkoop van hulp bij het huishouden Zijn er heldere definities voor de verschillende producten HH vastgelegd in het bestek en in de contracten en nadere leveringsafspraken met aanbieders? 3. Indicatiestelling voor hulp bij het huishouden Door wie wordt de indicatie uitgevoerd (gemeente, CIZ, andere partij)? Op basis van welke indicatiecriteria (vastgelegd in een indicatieprotocol of beslisboom) wordt de behoefte van de cliënt aan hulp bij het huishouden bepaald? Op welke wijze wordt geïndiceerd (telefonisch, huisbezoek)? Op welke wijze wordt vastgesteld in welke mate de cliënt zelf de regie kan voeren over de organisatie van het huishouden? Op welke wijze wordt vervolgens bepaald of een cliënt een indicatie voor HH1 of HH2 krijgt? Wordt de inzet van een alphahulp apart geïndiceerd? Zo ja, op welke wijze heeft de gemeente dit vormgegeven? Worden door gemeenten contra-indicaties gehanteerd voor de inzet van een alphahulp? Zo ja, welke contra-indicaties zijn dit (bijvoorbeeld niet in staat zijn werkgeversrol en/of kassiersfunctie te vervullen, het ontvangen van AWBZ-zorg)? Sluiten de vastgelegde productdefinities HH aan bij de indicatiecriteria en de wijze waarop de indicatie wordt vastgesteld? 9

4. Levering van hulp bij het huishouden Wordt door de aanbieders de hulp bij het huishouden geleverd waarvoor de cliënt is geïndiceerd? Sluit de geleverde hulp bij het huishouden en de geboden collectieve voorzieningen voldoende aan bij de behoefte van de cliënt? 1.4 Opzet van het onderzoek In de voorgaande paragrafen zijn de vier stappen van gemeentelijk beleid naar geleverde hulp bij het huishouden aangegeven: 1. vaststellen gemeentelijk beleid 2. aanbesteding en inkoop van hulp bij het huishouden 3. indicatiestelling voor hulp bij het huishouden 4. levering van hulp bij het huishouden. Het onderzoek is op basis van deze stappen onderverdeeld in de volgende fasen: selectie van gemeenten, documentanalyse, telefonische interviews met indicatiestellers, een schriftelijke enquête onder cliënten en telefonische interviews met zorgaanbieders. Selectie van gemeenten Voor het onderzoek zijn 30 gemeenten geselecteerd. De uitkomsten van het onderzoek zijn onderzoekstechnisch niet representatief voor alle Nederlandse gemeenten. Wel is dit aantal voldoende om een gedegen kwalitatief beeld te krijgen van het gemeentelijk beleid met betrekking tot hulp bij het huishouden en het indicatieproces in gemeenten. Bij de selectie van de gemeenten is gelet op een variatie wat betreft: de indicatiesteller (gemeente, CIZ, gemeente en CIZ, andere organisatie); de grootte van de gemeente (klein, gemiddeld, groot). Tevens is bij de selectie zorggedragen voor een regionale spreiding van de gemeenten. De geselecteerde gemeenten zijn benaderd voor het aanleveren van documenten voor de documentanalyse. Een aantal geselecteerde gemeenten wilden of konden om uiteenlopende redenen niet deelnemen aan het onderzoek. Deze gemeenten zijn vervangen door gemeenten van vergelijkbare grootte en waar mogelijk vergelijkbare wijze van indiceren en uit dezelfde regio. In totaal zijn 37 gemeenten benaderd voor deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk is de documentanalyse voor 28 gemeenten uitgevoerd. Twee gemeenten hebben relatief laat in de looptijd van het onderzoek aangegeven niet deel te nemen aan het onderzoek, waardoor het niet meer mogelijk was deze gemeenten nog te vervangen. Documentanalyse Voor de geselecteerde gemeenten is het gemeentelijk beleid ten aanzien van hulp bij het huishouden en de definities van de verschillende producten hulp bij het huishouden in kaart gebracht. Hiervoor is een analyse uitgevoerd van de volgende documenten: de Kadernotitie Wmo/beleidsnota Wmo; de verordening Wmo en het Besluit Wmo; de gemeentelijke beleidsregels; het bestek voor de eerste aanbesteding; de afgesloten contracten met de gegunde aanbieders voor 2007; 10

de nadere (leverings)afspraken met de gegunde aanbieders; eventuele later gemaakte afspraken tussen de gemeente en aanbieders over de te leveren producten HH. Deze documenten zijn geanalyseerd met behulp van het analysekader (bijlage 1). Binnen het gemeentelijk beleid is gekeken naar de omschrijving van hulp bij het huishouden die gemeenten hanteren, de uitwerking die wordt gegeven aan de compensatieplicht en de (nieuwe) vormen van collectieve ondersteuning en andere producten die gemeenten aanbieden naast de individuele hulp bij het huishouden (HH). De definities voor de verschillende producten HH van de geselecteerde gemeenten zijn in kaart door middel van het screenen van het bestek, de contracten en de aanvullende afspraken met aanbieders. Interviews met indicatiestellers Aanvullend op de documentanalyse zijn telefonische interviews gevoerd met indicatiestellers van de geselecteerde gemeenten. Voor de gemeenten waar de indicaties worden uitgevoerd door zowel de gemeente als het CIZ (bijvoorbeeld de gemeente voor de relatief eenvoudige indicaties en het CIZ voor complexere indicaties), is van beide organisaties een indicatiesteller benaderd 1. Voor iedere gemeente is minimaal één indicatiesteller geïnterviewd. In totaal zijn 39 indicatiestellers geïnterviewd. De interviews hebben plaatsgevonden aan de hand van een zestal casussen, die in overleg met het Ministerie van VWS zijn opgesteld (zie bijlage 2). Een casus is een korte beschrijving van hypothetische aanvraag voor hulp bij het huishouden. De casussen zijn een hulpmiddel om aan de hand van concrete situaties de afwegingen die bij de indicatiestelling worden gemaakt, in kaart te brengen. Op basis van de casussen is in kaart gebracht: de indicatiesteller(s) die de indicaties uitvoert/uitvoeren; de wijze waarop de indicaties worden uitgevoerd; de wijze waarop een keuze wordt gemaakt tussen de verschillende producten HH en het aantal uren dat wordt geïndiceerd; de wijze waarop de mate van regie die een cliënt kan voeren wordt bepaald en de invloed die dit heeft op de indicatie die wordt afgegeven; de afspraken die zijn gemaakt over de inzet van een alphahulpen en eventuele contraindicaties; de invloed van de aanwezigheid gebruikelijke zorg en mantelzorg op de indicatie; de afspraken die zijn gemaakt voor overgangscliënten. Enquête onder cliënten De compensatieplicht van gemeenten wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd als voldoende hulp en de juiste hulp. De cliënt dient de juiste taken en voldoende uren hulp bij het huishouden te ontvangen om zijn/haar beperkingen om een huishouden te voeren te compenseren. Voor het beantwoorden van deze vraag is het oordeel van cliënten over de hulp die zij ontvangen onontbeerlijk. Hiervoor is gebruik gemaakt van een schriftelijke enquête onder cliënten. De cliënten is gevraagd welke huishoudelijke taken worden uitgevoerd door hun huishoudelijke hulp, of het aantal uren hulp dat zij ontvangen toereikend is en of er huishoudelijke taken zijn die zij zelf niet kunnen uitvoeren, maar waarvoor zij geen 1 Indicaties voor hulp bij het huishouden worden deels uitgevoerd door de regionale kantoren van het CIZ, hiernaar wordt voor de leesbaarheid in de tekst verwezen als de CIZ s. 11

hulp ontvangen. Aan cliënten die in 2006 huishoudelijke verzorging ontvingen en een herindicatie hebben gekregen, zijn deze vragen eveneens gesteld voor de situatie in 2006. De 30 geselecteerde gemeenten is gevraagd mee te werken aan de cliëntenenquête. Uiteindelijk hebben 13 gemeenten aan de cliëntenenquête meegewerkt. Per gemeente zijn 50 cliënten benaderd, waarbij een verhouding is nagestreefd van 40 overgangscliënten en 10 nieuwe cliënten per gemeente. Door deze getrapte dataverzameling, de periode waarin de vragenlijst moest worden afgenomen (juli 2007) en de korte responstijd werd vooraf een lage respons verwacht. Dit blijkt niet het geval: de vragenlijst is naar in totaal 650 cliënten verstuurd, waarvan 305 cliënten de ingevulde vragenlijst hebben teruggestuurd. Dit is een responspercentage van 47%. De ingevulde enquêtes geven een belangrijke eerste indruk van de ervaringen van cliënten met de geleverde hulp bij het huishouden. Interviews met zorgaanbieders Uit twaalf gemeenten die hebben deelgenomen aan de cliëntenenquête zijn per gemeente twee zorgaanbieders die door de gemeenten gecontracteerd zijn om hulp bij het huishouden te leveren, geïnterviewd. De zorgaanbieders waren zowel thuiszorgorganisaties als organisaties voor verpleging en verzorging. Driekwart van de zorgaanbieders leverde voor de invoering van de Wmo huishoudelijke verzorging aan cliënten in de betreffende gemeente. Een kwart van de aanbieders is een nieuwe aanbieder voor de betreffende gemeente. De centrale vraag is of de geïndiceerde hulp wat betreft aard en omvang, volgens de zorgaanbieder, voor de cliënt volstaat om zijn of haar beperkingen te compenseren. Tevens is de aanbieders gevraagd of de geleverde hulp bij het huishouden in de praktijk afwijkt van de hulp waarvoor de cliënt is geïndiceerd. 1.5 Leeswijzer De indeling van het rapport volgt de stappen in de keten van gemeentelijk beleid naar daadwerkelijke geleverde hulp bij het huishouden. In hoofdstuk 2 gaan we in op het gemeentelijk beleid ten aanzien van hulp bij het huishouden, wat betreft de uitwerking van de compensatieplicht, de beschrijving van de dienst hulp bij het huishouden en de aanwezige algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden. In hoofdstuk 3 analyseren we de (helderheid van) productdefinities die worden gehanteerd voor de verschillende vormen van hulp bij het huishouden. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de indicatiestelling voor de hulp bij het huishouden. We brengen zowel de vorm van de indicatiestelling (indicatiesteller, wijze van indiceren) als de inhoud van de indicatiestelling (indicatiecriteria) in kaart. In hoofdstuk 5 gaan we in op de vraag of cliënten, in de optiek van zorgaanbieders en cliënten zelf, met de geïndiceerde en geleverde hulp bij het huishouden voldoende worden gecompenseerd voor hun beperkingen. In hoofdstuk 6 tenslotte geven we antwoord op twee overkoepelende onderzoeksvragen. 12

2 Gemeentelijk beleid voor hulp bij het huishouden 2.1 Inleiding De eerste stap naar de levering van hulp bij het huishouden is het vaststellen van het gemeentelijk beleid over de invulling die de gemeente wil geven aan de Wmo in het algemeen en specifiek aan de dienst hulp bij het huishouden. Door middel van een documentanalyse van de gemeentelijke beleidsstukken is in kaart gebracht op welke wijze gemeenten de compensatieplicht hebben uitgewerkt, op welke wijze hulp bij het huishouden is omschreven en welke collectieve voorzieningen worden geleverd aanvullend op de individuele hulp bij het huishouden. De tweede stap is de aanbesteding en inkoop van hulp bij het huishouden (HH) bij de gegunde aanbieders. Onderzocht is of gemeenten heldere definities hebben vastgelegd van de verschillende producten HH en consequent zijn in het gebruik van deze definities. 2.2 Compensatieplicht en beschrijving hulp bij het huishouden Beschrijving compensatieplicht Alle geanalyseerde gemeenten hebben een definitie van de compensatieplicht opgenomen in hun gemeentelijk beleid. De gemeenten hebben de definitie van de compensatieplicht, in min of meer gelijke bewoordingen, overgenomen uit artikel 4.1 Wmo en/of de definitie uit de modelverordening van de VNG (artikel 1.b). Artikel 4.1 van de Wmo Ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Artikel 1.b modelverordening Wmo de opdracht aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Als gemeenten de termen zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie hebben uitgewerkt, zijn deze eveneens overgenomen uit de modelverordening Wmo. 13

Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken. Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie is de normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven. De gemeente kan zelf bepalen welke algemene en individuele voorzieningen zij aanbiedt om mensen met een beperking op de bovengenoemde vier terreinen te compenseren. De beschrijving van de dienst hulp bij het huishouden door gemeenten en de algemene voorzieningen die aanwezig zijn voor de dienst worden toegelicht in de volgende twee paragrafen. Beschrijving hulp bij het huishouden Bij de analyse van het gemeentelijk beleid is in kaart gebracht hoe hulp bij het huishouden door gemeenten wordt omschreven. Het merendeel van de geanalyseerde gemeenten houdt hierbij vast aan de beschrijving van huishoudelijke verzorging in artikel 1.1h van de Wmo 1. Artikel 1.1h van de Wmo Huishoudelijke verzorging is: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. De inhoud van deze activiteiten is door bijna alle geanalyseerde gemeenten nader uitgewerkt in het bestek voor de aanbesteding van deze dienst. Enkele gemeenten wijzen bij de beschrijving van hulp bij het huishouden naar het doel van deze dienst, namelijk het behoud of bevorderen van de zelfstandigheid van de persoon met beperkingen en het kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, voor wat betreft het voeren van een huishouden. Hiervoor zijn de termen zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie overgenomen uit de modelverordening van de VNG. Een klein deel van de gemeenten verwijst in de beschrijving van hulp bij het huishouden tevens naar de doelgroep die hiervoor in aanmerking komt. Ondanks dat de formulering van gemeenten verschilt, is de kern dat zorgvragers een aandoening of beperking dienen te hebben als gevolg waarvan de persoon (aantoonbare) beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden. Signaleringsfunctie Om voldoende te kunnen compenseren voor beperkingen van de cliënt is volgens gemeenten inzicht wenselijk in eventuele ontwikkelingen in het huishouden van de cliënt, zodat een 1 Deze beschrijving van huishoudelijke verzorging geldt in de wettekst alleen voor overgangscliënten. 14

eventuele toename van beperkingen tijdig kan worden gesignaleerd en gecompenseerd. Negen op de tien gemeenten hebben in dit kader de signaalfunctie opgenomen in hun gemeentelijke beleid. Vrijwel in alle gevallen vraagt de gemeente dat de zorgaanbieder alle ontwikkelingen signaleert die noden tot meer hulp. Slechts één gemeente beperkt de signaalfunctie tot noodsituaties die leiden tot een (tijdelijke) behoefte aan meer hulp. Vrijwel alle gemeenten hebben de signaalfunctie als selectiecriterium (en in een enkel geval specifiek als kwaliteitseis) opgenomen in het bestek, waarbij zorgaanbieders meestal de ruimte krijgen om in hun offerte zelf invulling te geven aan de genoemde functie. Afstemming AWBZ- en Wmo-zorg Cliënten die, naast hulp bij het huishouden, zorg vanuit de AWBZ ontvangen, vallen vanaf de invoering van de Wmo onder twee regimes. Bij de documentanalyse is in kaart gebracht wat de gemeenten in hun beleid hebben opgenomen over de afstemming tussen AWBZ- en Wmo-zorg. Ruim driekwart van de onderzochte gemeenten heeft in de geanalyseerde beleidsdocumenten en/of het bestek voor de aanbesteding over deze afstemming tekst opgenomen. Ruim de helft van deze gemeenten heeft in het bestek voor de aanbesteding eisen gesteld aan de zorgaanbieders met betrekking tot de afstemming van AWBZ- en Wmo-zorg bij de cliënt thuis. Aanbieders van hulp bij het huishouden dienen met andere zorgaanbieders die actief zijn bij de cliënt af te stemmen, zodanig dat er sprake is van een sluitend zorgaanbod of dat de cliënt geen nadelige effecten ondervindt van de twee regimes. De wijze waarop zorgaanbieders voor deze afstemming zorg dienen te dragen is door de gemeenten niet gespecificeerd. In enkele gemeenten hebben zorgaanbieders bij hun inschrijving voor de aanbesteding moeten aangeven hoe zij vorm willen gaan geven aan de genoemde afstemming. Ruim eenderde van de gemeenten die tekst heeft opgenomen over de afstemming tussen AWBZ- en Wmo-zorg, verwijst in hun beleidsdocumenten (tevens) naar afstemming door middel van het uitvoeren van de indicaties voor AWBZ- en Wmo-zorg in één loket. Eén gemeente ziet het indiceren van hulp bij het huishouden zoveel mogelijk gelijk aan de situatie voor de invoering van de Wmo als mogelijkheid om de afstemming met de indicatiestelling voor AWBZ-zorg zo goed mogelijk te regelen. Eén andere gemeente benadrukt dat bij indicaties specifiek gelet dient te worden op de grens tussen hulp bij het huishouden en ondersteunende/activerende begeleiding. Bij indicaties waarbij dit speelt, dient afstemming met het CIZ gezocht te worden. In paragraaf 4.3 wordt verder ingegaan op de afstemming tussen hulp bij het huishouden en ondersteunende begeleiding. 2.3 Algemene voorzieningen Voor de dienst hulp bij het huishouden wordt in de modelverordening Wmo onderscheid gemaakt tussen algemene voorzieningen en individuele voorzieningen. Algemene voorzieningen worden in de modelverordening omschreven als voorzieningen die worden geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing bieden voor de beperkingen die een persoon ondervindt. Een groot deel van de geanalyseerde gemeenten heeft een primaat van algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden opgenomen in het gemeentelijk beleid. Dit houdt in dat 15

waar mogelijk een algemene voorziening zal worden aangeboden en waar nodig een individuele voorziening wordt verstrekt. Op dit moment zijn in de geanalyseerde gemeenten nog geen algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden beschikbaar. Meerdere gemeenten zijn voornemens in de toekomst algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden te ontwikkelen. Een voorbeeld dat meerdere malen wordt gegeven is het ontwikkelen van een wijksteunpunt waar inwoners terecht kunnen voor kortdurende hulp in het huishouden, bijvoorbeeld in het geval van kortdurende ziekte. In het gemeentelijk beleid wordt verwezen naar voorliggende voorzieningen, waarvan maaltijdvoorziening de meest voorkomende is. Ook een vrijwillige klussendienst, een boodschappendienst van de supermarkt en een wasserette die de was ophaalt en aflevert bij de cliënt, worden door enkele gemeenten genoemd als voorliggende voorzieningen. Indien deze voorliggende voorzieningen in de gemeente aanwezig zijn, is voor de betreffende taken geen aanspraak meer mogelijk op hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo. 2.4 Conclusie Gemeenten hebben voor de uitwerking van de compensatieplicht en de beschrijving van de hulp bij het huishouden gebruik gemaakt van de definities die zijn aangereikt in de wet en de modelverordening. Gemeenten hebben op dit moment nog weinig eigen uitwerking gegeven aan de compensatieplicht specifiek voor de hulp bij het huishouden. De signaleringsfunctie maakt hier in vrijwel alle gevallen onderdeel van uit. Driekwart van de gemeenten heeft eveneens in hun beleid en/of het bestek voor de aanbesteding tekst opgenomen over de afstemming tussen AWBZ- en Wmo-zorg. Een groot deel van de gemeenten heeft in het gemeentelijk beleid een primaat opgenomen voor algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden. Dit betekent dat wanneer er een algemene voorziening voor handen is in de gemeente, deze taak niet individueel wordt geïndiceerd. Er zijn echter nog nauwelijks algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden ontwikkeld in de gemeenten. De meest voorkomende algemene voorziening is een maaltijdvoorziening. Enkele gemeenten hebben in hun gemeentelijk beleid opgenomen in de toekomst algemene voorzieningen voor hulp bij het huishouden te willen ontwikkelen, bijvoorbeeld vanuit een wijksteunpunt. 16

3 Definities producten hulp bij het huishouden 3.1 Inleiding Gemeenten hebben binnen de Wmo de vrijheid om eigen productdefinities voor hulp bij het huishouden vast te stellen. Uit eerder onderzoek naar de aanbesteding van de hulp bij het huishouden is gebleken dat gemeenten verschillen in de producten hulp bij het huishouden die zij onderscheiden en de inhoud van deze producten. In onderhavig onderzoek is bij de documentanalyse specifiek gekeken naar de producten die de geselecteerde gemeenten onderscheiden en de inhoud van deze producten. 3.2 Onderscheiden producten HH Van de 28 geanalyseerde gemeenten onderscheiden 22 gemeenten, onder verschillende benamingen, twee producten hulp bij het huishouden: een product waarbij alleen sprake is van het overnemen van huishoudelijke taken en een product waarbij, naast het overnemen van huishoudelijke taken, een vorm van ondersteuning van de cliënt bij de organisatie van het huishouden wordt geboden. Zes gemeenten onderscheiden een derde product waarbij, naast het overnemen van huishoudelijke taken, ondersteuning binnen een ontregelde huishouding wordt geboden. Driekwart van de gemeenten die ondersteuning binnen een ontregelde huishouden niet als derde product heeft omschreven, biedt dit wel aan. Deze gemeenten hebben de taken, die door andere gemeenten onder het derde product zijn opgenomen (instructie, advies, begeleiding en psychosociale begeleiding), ingedeeld bij het tweede product. 3.3 Indeling van taken in producten HH Gemeenten hebben binnen de Wmo de vrijheid om de producten die onder huishoudelijke hulp vallen, zelf in te delen. Zij kunnen hierbij, indien gewenst, gebruik maken van de productindeling van het CIZ, zoals deze voor de inwerkingtreding van de WMO werd gehanteerd, of de door het Implementatiebureau voorgestelde indeling in het voorbeeldbestek (zie voor beide bijlage 3). Uit de documentenanalyse blijkt dat circa tweederde van de gemeenten een eigen indeling voor de huishoudelijke producten gebruikt, bijna een derde (vrijwel letterlijk) de indeling van CIZ hanteert en een paar gemeenten de productindeling uit het voorbeeldbestek van het Implementatiebureau Wmo hebben overgenomen. Opvallend is dat van de gemeenten die een eigen productindeling hebben gemaakt, bijna de helft de indeling van CIZ op hoofdlijnen heeft overgenomen. In de meeste gevallen nemen deze gemeenten, zoals reeds opgemerkt, de taken die onder HV2 en HV3 vallen beide op in het product HH2. Daarnaast hebben meerdere gemeenten de beperkte verzorging van planten en dieren, het bed opmaken en het opruimen van huishoudelijk afval onder HH1 opgenomen. Het opnemen van opvang en/of verzorging van thuiswonende kinderen of volwassen huisgenoten in HH2 is nieuw ten opzichte van de indeling van CIZ, maar deze taak is wel aangegeven in het voorbeeldbestek van het Implementatiebureau Wmo. 17

Naast het schuiven met taken hebben enkele gemeenten ook enkele nieuwe taken beschreven. Hierbij gaat het om beheer levensmiddelenvoorraad, aandacht voor hygiëne in huis en het signaleren van problemen, tekorten en achteruitgang. Deze laatste taak beschrijft het uitvoeren van een signaleringsfunctie door de zorgverlener. Vrijwel alle gemeenten hebben de uitvoering van deze signaleringsfunctie opgenomen in het bestek als selectiecriterium aan de zorgverleners. 3.4 Helderheid van de inhoud van de producten Wat betreft de helderheid van de gehanteerde productdefinities is gekeken naar de mate waarin de taken die onder ieder product vallen concreet en al dan niet limitatief zijn beschreven. Vrijwel alle gemeenten hebben een limitatieve opsomming van taken gebruikt waardoor duidelijk is welke taken wel onder de productdefinitie vallen en welke niet. Slechts een enkele gemeente volstaat met voorbeelden van taken die onder het product kunnen vallen, daarmee openlatend wat wel en wat niet onder een product valt. Niet alle gemeenten zijn echter, ondanks dat hun indeling limitatief is, even concreet in de beschrijving van taken. Tweederde beschrijft de taken concreet, wat betekent dat bij schoonmaakwerkzaamheden wordt aangegeven wat moet worden schoongemaakt en/of een indicatie wordt gegeven van de zwaarte van de werkzaamheden. In eenderde van de onderzochte gemeenten wordt volstaan met typeringen als schoonmaakwerkzaamheden en/of licht huishoudelijk werk zonder dat dit begrip nader wordt omschreven. 3.5 Consequent gebruik van productdefinities De productdefinities worden door gemeenten consequent gebruikt in de verschillende documenten. De gemeenten hebben de producten die ze onderscheiden en de taken die onder ieder product vallen, beschreven in het bestek voor de aanbesteding van hulp bij het huishouden. In de contracten met de aanbieders wordt verwezen voor de inhoud van de aanbestede dienst naar het bestek. Er zijn voor de geanalyseerde gemeenten geen verschillen tussen de inhoud van de producten beschreven in het bestek en de contracten. Desgevraagd blijkt dat voor de geïnterviewde zorgaanbieders de inhoud van de onderscheiden producten en het onderscheid tussen deze producten duidelijk is. 3.6 Conclusie Gemeenten hebben binnen de Wmo de vrijheid om eigen productdefinities voor hulp bij het huishouden vast te stellen. De onderzochte gemeenten hanteren verschillende productdefinities. De taken die vallen onder ieder product zijn vastgelegd in de bestekken voor de aanbesteding. Om de helderheid en eenduidigheid van de productdefinities vast te stellen is gekeken naar de mate waarin de taken die onder ieder product vallen concreet en limitatief zijn beschreven. Tweederde van de in het onderzoek opgenomen gemeenten beschrijft de taken concreet, wat betekent dat bij schoonmaakwerkzaamheden gespecificeerd wordt aangegeven wat moet worden schoongemaakt en/of een indicatie van de zwaarte van de werkzaamheden is gegeven. In een derde van de onderzochte gemeenten is met algemene typeringen volstaan als schoonmaakwerkzaamheden en/of licht huishoudelijk werk. Vrijwel alle gemeenten gebruiken een limitatieve opsomming van taken bij het beschrijven van de productdefi- 18

nities. De productdefinities worden door de gemeenten consequent gebruikt in de bestekken en de contracten met aanbieders. De gehanteerde productdefinities en het onderscheid tussen de gehanteerde producten blijkt ook voor alle geïnterviewde zorgaanbieders duidelijk te zijn. 19

20

4 Indicatiestelling voor hulp bij het huishouden 4.1 Inleiding Een cliënt die hulp bij het huishouden wil ontvangen, wordt hiervoor geïndiceerd. In dit hoofdstuk brengen we de vorm van de indicatiestelling (indicatiesteller, wijze van indiceren) en de indicatiecriteria die worden gehanteerd in kaart. Op basis van deze informatie wordt bepaald of de productdefinities die de gemeente hanteert, aansluiten bij de inhoud van de indicatiestelling. 4.2 Vorm van de indicatiestelling Indicatiesteller De organisatie die de indicaties voor hulp bij het huishouden stelt, verschilt tussen gemeenten. Toegepaste varianten zijn: Alle indicaties worden uitgevoerd door gemeentelijke indicatiestellers; Alle indicaties worden uitbesteed aan het CIZ of een andere organisatie; Een deel van de indicaties wordt uitgevoerd door gemeentelijke indicatiestellers en een deel wordt uitbesteed aan het CIZ of een andere indicerende organisatie; Alle indicaties worden uitbesteed aan zorgaanbieders. Uit gegevens van het CIZ blijkt dat 94% van de gemeenten in Nederland de indicaties voor hulp bij het huishouden (deels) hebben uitbesteed aan het CIZ. Gemeenten die een deel van de indicaties uitbesteden aan het CIZ of een andere indicerende organisatie, besteden de indicaties uit waarbij de cliënt ook AWBZ-zorg ontvangt en de indicaties waarbij de medische situatie en/of de gezinssituatie van de cliënt complex of onduidelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de cliënt een medisch moeilijk objectiveerbare aandoening heeft, zoals fibromyalgie of het chronisch vermoeidheidssyndroom. Ook sturen gemeenten die voor de indicatie de beslisboom van het CIZ gebruiken, indicaties die leiden tot uitworp meestal door naar het CIZ. Uitworp betekent dat een aanvraag niet met de beslisboom van het CIZ kan worden afgehandeld, omdat het gaat om een complexe en/of bijzondere situatie. In enkele gevallen voert de gemeente zelf extra onderzoek uit, bijvoorbeeld door medische gegevens op te vragen en/of op huisbezoek te gaan bij de client. Eén gemeente stuurt indicaties door naar het CIZ voor een second opinion wanneer de eigen indicatie (met de beslisboom van het CIZ) tot een negatieve beslissing over de aanvraag zou leiden. Gemeenten besteden indicaties uit aan het CIZ of een andere organisatie omdat deze meer ervaring hebben bij het stellen van indicaties en het beoordelen van (medisch) complexe situaties. Daarnaast voert het CIZ de indicaties uit voor AWBZ-zorg en wil een aantal gemeenten cliënten niet confronteren met twee verschillende indicatiestellers. Een enkele gemeente noemt het verkrijgen van capaciteit voor het uitvoeren van de indicaties als reden om een deel van de indicaties uit te besteden aan het CIZ. De gemeente die de indicatiestelling door zorgaanbieders laat uitvoeren, heeft hiervoor gekozen omdat de afhandeling van 21

aanvragen sneller en eenvoudiger kan plaatsvinden. Bovendien is de gedachte dat aanbieders beter kunnen inschatten welke hulp de cliënt nodig heeft. Wijze van indiceren Door gemeentelijke indicatiestellers Eenderde van de gemeentelijke indicatiestellers voert een deel van de indicaties voor hulp bij het huishouden telefonisch uit en een deel door een huisbezoek. Eveneens een derde voert (bijna) alle indicaties alleen telefonisch uit. Een even grote groep gemeenten voert, in ieder geval voor nieuwe cliënten, (bijna) alle indicaties uit door een huisbezoek. Eén gemeente voert met de cliënt een persoonlijk gesprek in het loket van de gemeente. Indien de cliënt bij de gemeente niet langs kan komen, wordt een huisbezoek gedaan. De gemeenten die (bijna) altijd een huisbezoek uitvoeren, menen dat een huisbezoek belangrijk is om een volledig beeld te krijgen van de situatie van de cliënt. Bij het huisbezoek wordt ondermeer gekeken naar de staat van de woning en de manier waarop de cliënt zich gedraagt in huis. Eén gemeente benadrukt dat de indicatiesteller bij een huisbezoek in kaart brengt welke andere (Wmo)diensten (mogelijk) aansluiten bij de behoefte van de client en of bijvoorbeeld bijzondere bijstand nodig is. De gemeenten die een deel van de indicaties telefonisch uitvoeren, geven verschillende redenen om een ander deel van indicaties door middel van een huisbezoek uit te voeren. De belangrijkste reden voor deze gemeenten om een huisbezoek bij een cliënt af te leggen, is wanneer een telefonisch indicatie niet voldoende duidelijkheid geeft over de situatie van de cliënt. Hiervan is sprake wanneer de cliënt een gehoorstoornis heeft, erg emotioneel is in het telefoongesprek en/of ontwijkende antwoorden geeft. Een andere reden voor een huisbezoek is wanneer de cliënt tevens een aanvraag heeft ingediend voor een voorziening uit de oude Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) of de gemeente om een andere reden informatie wil krijgen over de woning en eventuele aanpassingen die van nut zouden kunnen zijn voor de cliënt. Eén gemeente voert altijd een huisbezoek uit indien enkel de telefonisch indicatie tot een afwijzing van de aanvraag zou leiden. Door indicatiestellers van CIZ De indicaties voor hulp bij het huishouden worden door een kleine meerderheid van de geinterviewde CIZ s altijd of bijna altijd telefonisch uitgevoerd. De andere geïnterviewde CIZ s voeren de indicaties deels telefonische en deels door middel van een huisbezoek uit. De belangrijkste reden om een (aanvullend) huisbezoek af te leggen bij een cliënt is dat er, na een telefonisch gesprek met de cliënt en eventueel het opvragen van medische gegevens, nog onduidelijkheden zijn over de gezondheids- en/of gezinssituatie van de cliënt. Dit kan het geval zijn wanneer de cliënt niet duidelijk en samenhangend antwoord kan geven op vragen aan de telefoon, wanneer de cliënt erg emotioneel is tijdens het telefoongesprek, wanneer de cliënt een gehoorstoornis heeft of de Nederlandse taal niet goed beheerst. Een andere reden voor een huisbezoek is wanneer de indicatiesteller de situatie in huis wil zien. Huisbezoeken worden door meerdere CIZ s ook afgelegd wanneer de cliënt hierop aandringt, wanneer de cliënt niet akkoord is met de indicatie van het CIZ of wanneer in het verleden sprake is geweest van een bezwaarprocedure van de cliënt. Geen van de geïnterviewde CIZ s voeren standaard huisbezoeken uit bij indicaties voor de hulp bij het huishouden. Dit komt overeen met de situatie binnen de AWBZ voorafgaand aan de invoering van de Wmo. 22

Geldigheidsduur van de indicatie De geldigheidsduur van een indicatie verschilt per gemeente en per cliënt. In het merendeel van de gemeenten worden de indicaties voor maximaal vijf jaar afgegeven. Dit maximum is gelijk aan de situatie voor de invoering van de Wmo. Een indicatie wordt voor een kortere periode afgegeven wanneer de indicatiesteller verwacht dat er veranderingen kunnen optreden in de (gezondheids)situatie van de cliënt. Dit geldt zowel wanneer een verbetering wordt verwacht, bijvoorbeeld na een operatie, als wanneer een verslechtering in de situatie wordt verwacht, zoals bij een cliënt die lijdt aan een progressieve aandoening. De minimale termijn waarvoor een indicatie wordt afgegeven, varieert van twee weken tot circa drie maanden. Enkele gemeenten hebben in hun gemeentelijk beleid een kortere maximale geldigheidsduur voor de indicaties opgenomen van anderhalf tot twee jaar. De redenatie van gemeenten bij een kortere maximale geldigheidsuur is dat de situatie van de cliënt altijd kan veranderen, waardoor aanpassing van de indicatie nodig is. Vijf jaar wordt hiervoor beschouwd als een te lange periode. Eén gemeente benadrukt dat een herindicatie na een kortere periode ook een sociale functie heeft. In de optiek van deze gemeente is het ongewenst dat de gemeente na het afgeven van een indicatie vijf jaar geen contact meer heeft met de cliënt. Enkele gemeenten die hebben gekozen voor een maximale geldigheidsduur van vijf jaar geven hiervoor als reden een cliënt met een chronische aandoening niet vaker te willen belasten met een herindicatie. Vastgesteld kan worden dat de visie van gemeenten op dit onderwerp verschilt. 4.3 Inhoud van de indicatiestelling Indicatiecriteria De indicatiestellers in alle geanalyseerde gemeenten maken bij de indicatie gebruik van een protocol waarin de indicatiecriteria voor hulp bij het huishouden zijn vastgelegd. De helft van de geïnterviewde indicatiestellers van de gemeenten gebruikt bij de indicatiestelling de beslisboom van het CIZ en twee gemeenten gebruiken het protocol Huishoudelijke Verzorging, zoals dit binnen de AWBZ werd gebruikt voor de functie Huishoudelijke Verzorging. Drie gemeenten hebben een eigen indicatieprotocol ontwikkeld, welke (mede) zijn gebaseerd zijn op het protocol Huishoudelijke Verzorging en/of de beslisboom van het CIZ. Eén gemeente maakt gebruik van de beslisboom Hulp bij het Huishouden die is ontwikkeld door SCIO Consult. Alle geïnterviewde CIZ s maken bij de indicatiestelling voor de hulp bij het huishouden gebruik van het protocol Huishoudelijke Verzorging. Gemeenten die niet hebben gekozen voor de beslisboom van het CIZ geven vaak als reden dat deze beslisboom een hoge uitworp geeft. Ook enkele gemeenten die wel hebben gekozen voor de beslisboom noemen dit als nadeel. Aanvragen die worden uitgeworpen, moeten nader worden onderzocht. In de meeste gevallen worden deze indicaties door de gemeenten doorgestuurd naar het CIZ. Inmiddels wordt gewerkt aan een nieuwe versie van de beslisboom, waarbij de taken die door een mantelzorger worden verricht, worden vastgelegd. Bij de herindicatie van overgangscliënten wordt door de indicatiestellers gebruik gemaakt van het nu geldende indicatieprotocol. De oude indicatie die een cliënt had, speelt bij de ruime meerderheid van de indicatiestellers in principe geen rol bij het vaststellen van de nieuwe indicatie. Enkele indicatiestellers gebruiken de oude indicatie van de cliënt als in- 23

formatiebron bij de herindicatie. De indicatiestellers bekijken of er geen grote verschillen optreden tussen de oude en de nieuwe indicatie, omdat dergelijke verschillen als onwenselijk worden gezien voor de cliënt. Indien er een groot verschil is tussen de twee indicaties, zijn indicatiestellers van mening dat zij dienen na te gaan wat de oorzaak hiervan is en hiermee rekening houden bij de indicatiestelling. Regievoering door de cliënt De mate waarin een cliënt zelf de regie kan voeren over het huishouden speelt bij alle geanalyseerde gemeenten een belangrijke rol bij de indicatie. Onder de regievoering wordt verstaan dat de cliënt inzicht heeft in en overzicht heeft over de huishoudelijke taken die moeten worden verricht. De cliënt dient in staat te zijn de zorgverlener in zijn/haar werk aan te sturen. Cliënten die niet of in mindere mate zelf de regie kunnen voeren over het huishouden hebben hierbij ondersteuning nodig. Het bieden van ondersteuning bij het organiseren van het huishouden vormt in alle geanalyseerde gemeenten een belangrijke onderscheid tussen het lichtste product (HH1) en het zwaardere product (HH2). Het lichtste product HH1 wordt ingezet bij cliënten waarbij, door somatische beperkingen, uitsluitend huishoudelijke taken dienen te worden overgenomen. Het zwaardere product HH2 wordt ingezet bij cliënten waarbij, naast het overnemen van huishoudelijke taken, ook ondersteuning dient te worden geboden bij de organisatie van het huishouden. Indien een derde product (HH3) wordt onderscheiden, wordt dit ingezet wanneer de cliënt ondersteuning nodig heeft bij het organiseren van een ontregelde huishouding. In dit geval is er sprake van chaos, verwaarlozing en /of vervuiling van het huishouden. De wijze waarop wordt vastgesteld in welke mate de cliënt zelf de regie kan voeren over het huishouden verschilt tussen gemeenten. Bij een telefonisch indicatie worden aan de client vragen gesteld over de huishoudelijke taken die in huis moeten worden uitgevoerd, de taken die de cliënt nog zelf kan uitvoeren en de taken die zouden moeten worden verricht door de zorgverlener. Vaak wordt eveneens gevraagd naar de dagelijkse activiteiten van de cliënt. Enkele indicatiestellers vragen tevens naar de sociale contacten die de cliënt onderhoudt en het dagnachtritme van de cliënt. Factoren die, naast de inhoud van de antwoorden op bovenstaande vragen, meespelen bij het vaststellen van het regievermogen van de cliënt zijn: coherentie in het gesprek/de samenhangendheid van de antwoorden: geeft de cliënt antwoord op de vraag, kan de cliënt verwoorden wat hij/zij bedoelt? de grondslag van de cliënt: is een beperkt regievermogen onderdeel van de beperking of aandoening die de cliënt heeft? Met name door indicatiestellers van het CIZ worden medische gegevens opgevraagd bij de cliënt en/of, na toestemming van de cliënt, bij de behandeld arts waarmee dient te worden aangetoond dat er een medische grondslag is voor een beperkte regievermogen van de cliënt de leeftijd van de cliënt speelt voor een enkele indicatiesteller een rol door een enkele indicatiesteller wordt voor bestaande cliënten informatie over de mate waarin de cliënt regie over het huishouden kan voeren, opgevraagd bij de bestaande zorgaanbieder door een enkele indicatiesteller wordt informatie over de mate waarin de cliënt regie over het huishouden kan voeren, ingewonnen bij de huisarts, de contactpersoon en/of familie van de cliënt, wanneer het telefonisch gesprek met de cliënt niet voldoende dui- 24