Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden

Transcriptie

1 Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden Onderzoeksvoorstel (deel II) 18 oktober 2012 Zaaknummer: Documentnummer:

2

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Onderzoek doelgroep beleid (eerste fase) Uitvoering onderzoek hulp bij het huishouden tweede fase Inleiding Probleemstelling Onderzoeksvragen Normenkader Onderzoeksopzet Planning... 6 Bijlage I... 7 Bijlage II... 9 Bijlage III...11

4

5 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het Onderzoeksprogramma heeft de Rekenkamer aangekondigd onderzoek te gaan uitvoeren op het beleidsterrein Zorg en meer specifiek naar hulp bij het huishouden. In het onderzoek wil de Rekenkamer nagaan of het Arnhemse beleid voor hulp bij het huishouden leidt tot het beoogde effect: bijdragen aan het behoud van de zelfredzaamheid 1 van de Arnhemse burgers met een beperking. De uitvoering van het onderzoek vindt plaats in twee fasen. Op 25 mei 2012 heeft de Rekenkamer het onderzoeksvoorstel voor de eerste fase van het onderzoek vastgesteld. 2 De eerste fase van het onderzoek is inmiddels afgerond en betrof een enquêteonderzoek onder de doelgroep van het Arnhemse beleid voor de verstrekking van hulp bij het huishouden. Dit onderzoeksvoorstel heeft betrekking op de tweede fase. In de volgende paragraaf geven we eerst een korte terugblik op de resultaten van het enquêteonderzoek. 1.2 Onderzoek doelgroep beleid (eerste fase) DOEL EN OPZET EERSTE ONDERZOEKSFASE Doel van de eerste fase was het in kaart brengen van de ervaringen van Arnhemse burgers met (het aanvragen van) hulp bij het huishouden. Daarnaast wilden we nagaan waar de focus van het Rekenkameronderzoek in de tweede fase zou moeten liggen (in bijlage II staan de onderzoeksvragen van de eerste fase). Daarvoor is een enquête uitgevoerd onder Arnhemse burgers die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd. Aan de enquête hebben 261 Arnhemmers deelgenomen. Zij hebben vragen beantwoord die betrekking hadden op: de mate waarin zij zelfstandig kunnen functioneren (zelfredzaamheid); de omvang van de hulp die zij ontvangen om hun beperkingen te compenseren (zowel hulp bij het huishouden als andere professionele zorg en mantelzorg); andere compenserende voorzieningen waarvan zij gebruik van maken (zoals een maaltijdvoorziening of dagopvang); hun ervaringen met het proces van indicatiestelling. Aanvullend op de enquête, is een dossieronderzoek uitgevoerd. Van alle mensen waarvan de aanvraag was gehonoreerd en die de vragenlijst hadden ingevuld, zijn de beschikkingen opgezocht in het gemeentelijke archiefsysteem DIS. 3 Een beschikking is een brief van de gemeente Arnhem aan een aanvrager van hulp bij het huishouden, waarin het indicatiebesluit 1 In dit onderzoek verstaan we onder zelfredzaamheid het zelfstandig kunnen uitvoeren van huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL)-activiteiten. Als mensen een HDL-activiteit niet zelfstandig kunnen uitvoeren, dan zijn ze hierin niet zelfredzaam en kan hulp bij het huishouden bij die activiteit(en) ondersteuning geven, ofwel compenseren. 2 Zaaknummer: , documentnummer: Op basis van de Wet bescherming persoongegevens is de Rekenkamer bevoegd persoonsgegevens te verwerken voor de uitoefening van haar taak. Het dossieronderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de gemeente Arnhem voor de verwerking van persoonsgegevens. De Rekenkamer publiceert geen gegevens die herleidbaar zijn tot individuele personen. 1

6 staat. Het indicatiebesluit heeft betrekking op het aantal uren en het soort huishoudelijke activiteiten waar iemand volgens de gemeente recht op heeft en in ondersteund moet worden. Een volledige rapportage van de resultaten van de enquête en het dossieronderzoek is terug te vinden als tussenrapportage op de website van de Rekenkamer: RESULTATEN ENQUÊTE Uit de resultaten van de enquête blijkt dat de respondenten die hulp bij het huishouden hebben aangevraagd redelijk zelfredzaam zijn. De respondenten die het minst zelfredzaam zijn en de meeste ondersteuning bij het huishouden nodig hebben, krijgen dat ook. Opvallend is dat bijna alle respondenten zijn geïndiceerd voor zwaar huishoudelijk werk, maar dat een aantal andere huishoudelijke activiteiten zelden of nooit geïndiceerd wordt. Hoewel de respondenten die de meeste hulp bij huishoudelijke activiteiten nodig hebben ook de meeste hulp krijgen, blijkt dat zowel de indicatiestelling als de levering van de hulp niet altijd goed aansluiten bij de specifieke ondersteuningsbehoeften van de respondenten. In sommige gevallen worden activiteiten niet geïndiceerd of niet in de praktijk gedaan, terwijl daar wel behoefte aan is. In andere gevallen worden activiteiten wel geïndiceerd of in de praktijk gedaan, terwijl dit niet nodig is omdat deze zelfstandig verricht kunnen worden. Verder blijkt dat de levering van de hulp niet altijd aansluit bij de indicatie, er worden méér werkzaamheden verricht door de huishoudhulpen, maar wel binnen de daarvoor geïndiceerde tijd. Het proces van aanvragen van hulp bij het huishouden wordt gemiddeld voldoende gewaardeerd door de respondenten. Voor een deel van de respondenten is de inhoud van de uiteindelijke beschikking echter niet duidelijk. Vooral bij respondenten die geherindiceerd zijn, bestaat soms verwarring over de verandering in de toegekende hulp bij het huishouden. Daarnaast vinden respondenten die een persoonlijk herindicatiegesprek (telefonisch of via een huisbezoek) hebben gehad dat er onvoldoende aandacht was voor hun persoonlijke situatie

7 2 Uitvoering onderzoek hulp bij het huishouden tweede fase 2.1 Inleiding Twee belangrijke conclusies uit de eerste fase van het onderzoek zijn dat de geïndiceerde hulp bij het huishouden niet altijd aansluit bij de ondersteuningsbehoeften van de aanvragers én dat de hulp die wordt geleverd door de zorgaanbieders niet altijd aansluit bij de indicatie. In de tweede fase van het Rekenkameronderzoek zullen daarom de indicatiestelling en de levering van hulp bij het huishouden centraal staan. In dit hoofdstuk beschrijven we de opzet van de tweede onderzoeksfase. In deze tweede fase onderzoeken we, voor de indicatiestelling en de levering, het beleid en de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd. We gaan hierna achtereenvolgens in op de probleemstelling, de onderzoeksvragen, het normenkader, de opzet en de planning van de tweede fase. 2.2 Probleemstelling Op basis van de resultaten van de enquête onder de aanvragers van hulp bij het huishouden heeft de Rekenkamer de volgende probleemstelling voor de tweede onderzoeksfase geformuleerd: Welke verklaringen zijn er in het beleid en/of de uitvoering van het verstrekken van hulp bij het huishouden voor het verschil tussen 1) ondersteuningsbehoefte en indicatiestelling en 2) indicatiestelling en levering? TOELICHTING BEGRIPPEN In de probleemstelling worden drie belangrijke begrippen onderscheiden: ondersteuningsbehoefte, indicatiestelling en levering. Deze drie begrippen definiëren we in dit onderzoek als volgt: Ondersteuningsbehoefte Het niet zelfstandig kunnen uitvoeren van één of meer huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL)-activiteiten. Indicatiestelling Het vaststellen van de benodigde hulp bij HDL-activiteiten door de gemeente of een door de gemeente aangewezen organisatie, vastgelegd in een beschikking. Levering De daadwerkelijke levering van hulp bij HDL-activiteiten door zorgaanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn. In de volgende paragraaf werken we bovenstaande probleemstelling uit in onderzoeksvragen. 3

8 2.3 Onderzoeksvragen UITVOERING INDICATIESTELLING Uit de enquête die de Rekenkamer uitvoerde onder aanvragers van hulp bij het huishouden bleek dat de indicatiestelling niet altijd aansluit bij de beperkingen en behoeften van de aanvragers. Er is een groep respondenten die activiteiten niet zelfstandig kan verrichten en hiervoor niet geïndiceerd is, maar ook geen (andere) hulp krijgt. Er is ook een groep respondenten die activiteiten zelfstandig kan verrichten, maar hiervoor wèl geïndiceerd is. Verder is het opvallend dat van de groep respondenten die aangeeft bepaalde activiteiten met moeite zelfstandig te kunnen verrichten, een deel wel en een deel niet geïndiceerd wordt voor die activiteiten. Ook bleek uit de enquête dat aanvragers soms vonden dat er onvoldoende aandacht was voor de persoonlijke situatie bij de (her)indicatie en was het niet altijd duidelijk wat er in een beschikking stond. Sommige respondenten wisten niet dat ze waren geherindiceerd. Deze bevindingen leiden tot de volgende onderzoeksvragen over de indicatiestelling. ONDERZOEKVRAGEN 1 Hoe vindt de uitvoering van de indicatiestelling plaats? Hoe wordt inzicht verkregen in de persoonlijke omstandigheden (beperkingen en mogelijkheden) van aanvragers? Welke (wettelijke) criteria worden gehanteerd bij de indicatiestelling? 2 Wat zijn de richtlijnen voor de uitvoering van de indicatiestelling? Bestaan er verschillen tussen de wijze van indiceren door de gemeente en de wijze van herindiceren door de organisatie die hiervoor is ingehuurd? Zo ja, wat is hiervan de reden? 3 Hoe wordt door de gemeente gewaarborgd dat de indicaties aansluiten bij de beperkingen en mogelijkheden van de aanvragers? 4 Hoe worden aanvragers geïnformeerd over het indicatiebesluit en waar en hoe kunnen zij aangeven als ze ontevreden zijn met de uitkomst van de indicatiestelling? UITVOERING LEVERING Uit de enquête bleek verder dat binnen het aantal geïndiceerde uren meer huishoudelijke activiteiten geleverd worden dan geïndiceerd. Een deel van deze extra activiteiten wordt geleverd aan mensen die zelfstandig deze activiteiten kunnen verrichten. Een iets groter deel van de extra activiteiten wordt daarnaast geleverd aan mensen die deze activiteiten met moeite zelfstandig kunnen verrichten. Het komt ook voor dat huishoudelijke activiteiten zijn geïndiceerd, terwijl deze niet worden geleverd door de hulp bij het huishouden. Deze bevindingen leiden tot de volgende onderzoeksvragen over de levering. 4

9 ONDERZOEKSVRAGEN 1 Hoe worden indicatiebesluiten door de zorgaanbieders uitgevoerd en welke ervaringen hebben ze hiermee? 2 Hoe wordt door de gemeente en zorgaanbieders zelf gewaarborgd dat de hulp geleverd wordt die geïndiceerd is? 3 Welke verklaring(en) hebben de gemeente en de zorgaanbieders voor het, door de Rekenkamer geconstateerde, verschil tussen geïndiceerde en geleverde activiteiten? BELEID VERSTREKKING HULP BIJ HET HUISHOUDEN Naast het onderzoek naar de uitvoering van de indicatiestelling en de levering van de hulp bij het huishouden onderzoeken we het beleid van de gemeente Arnhem. ONDERZOEKSVRAGEN 1 Wat is het beleid van de gemeente Arnhem inzake hulp bij het huishouden? 2 Hoe wordt de uitvoering van de verstrekking van hulp bij het huishouden binnen de gemeente aangestuurd en welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben gemeentelijke afdelingen en de zorgaanbieders die het beleid uitvoeren? 3 Welke afspraken bestaan er tussen de gemeente en zorgaanbieders? Hoe wordt door de gemeente toezicht gehouden op de realisatie van deze afspraken? 4 Op welke wijze wordt door de zorgaanbieders verantwoording afgelegd over de geleverde hulp bij het huishouden? 5 Bieden het toezicht en de verantwoording door zorgaanbieders voldoende inzicht om het beleid en de uitvoering (bij) te sturen? 2.4 Normenkader UITVOERING INDICATIESTELLING 1 De indicatiestelling voor hulp bij het huishouden verloopt volgens het beleid en de uitvoeringsrichtlijnen en/of werkinstructies van de gemeente Arnhem. 2 De uitvoering van de indicatiestelling wordt regelmatig geëvalueerd en zonodig bijgesteld. 3 De indicatieadviseurs besteden aandacht aan het inlichten van cliënten over het indicatiebesluit/de beschikking en de klachtenregeling. UITVOERING LEVERING 1 (Werk)afspraken met externe zorgaanbieders over de levering van hulp bij het huishouden zijn vastgelegd door de gemeente en de betrokken zorgaanbieders. 2 De levering van hulp bij het huishouden vindt plaats zoals is vastgelegd in de beschikking. 3 Afwijkingen van indicatiebesluiten of tussentijdse, structurele aanpassingen in de levering worden afgestemd met de gemeente/indicatieadviseur. Indien nodig worden indicatiebesluiten naar aanleiding hiervan, onderbouwd, aangepast. 5

10 BELEID VERSTREKKING HULP BIJ HET HUISHOUDEN 1 Het beleid van de gemeente Arnhem ten aanzien van de verstrekking van hulp bij het huishouden voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in de Wmo. 2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden van college en betrokken partijen (intern en extern) zijn vastgelegd en actueel. 3 Het beleid is vastgelegd in uitvoeringsrichtlijnen die volledig en actueel zijn. 4 Afspraken met externe zorgaanbieders zijn vastgelegd in ondertekende contracten. 5 Zorgaanbieders verstrekken regelmatig (management)informatie over de geleverde hulp. 6 De gemeente gebruikt de verantwoording en overige (management)informatie van zorgaanbieders voor het bijsturen van het beleid en de uitvoering daarvan. 7 De gemeente voert periodiek controles uit op de recht- en doelmatigheid van de levering van hulp bij het huishouden. 2.5 Onderzoeksopzet Het onderzoek in de tweede fase bestaat uit documentanalyses (beleidsnota s, verordeningen, uitvoeringsrichtlijnen en verantwoordingen etc.) en interviews. Er zal allereerst dicht bij de uitvoering onderzoek worden gedaan, door te starten met interviews bij betrokken zorgaanbieders. Vervolgens zal de verkregen informatie meegenomen worden voor de dataverzameling bij de gemeentelijke organisatie. De interviews zullen plaatsvinden met: betrokkenen bij zorgaanbieders - vertegenwoordigers van twee à drie zorgaanbieders met diverse omvang; - huishoudhulpen. betrokkenen bij de gemeente Arnhem - betrokken beleidsambtenaren; - indicatieadviseurs. 2.6 Planning De tweede fase van het Rekenkameronderzoek start in week 39. Het streven is het feitenonderzoek half november 2012 af te ronden. Daarna wordt de gebruikelijke procedure van ambtelijk en bestuurlijk wederhoor gevolgd. Publicatie van het Rekenkamerrapport zal naar verwachting in januari 2013 plaatsvinden. Activiteit Doorlooptijd Uitvoering onderzoek Week Ambtelijk hoor- en wederhoor Week Bestuurlijk hoor- en wederhoor Week 50-3 (2013) Publicatie Eindrapport Week 4 6

11 Bijlage I Geraadpleegde literatuur GEMEENTE ARNHEM Gemeente Arnhem (2006) Ontwikkeling van de inkoopfunctie. Gemeente Arnhem (2006) Rapport ontwikkeling van de inkoopfunctie. Gemeente Arnhem (2007) Meerjarenbeleidsplan Wmo Gemeente Arnhem (2008) Herijking voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008/2009. Gemeente Arnhem (2011) Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Arnhem (2012) Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem. Gemeente Arnhem (2012) Arnhemse visie op het compensatiebeginsel Wmo/ IV. Van voorzieningen naar resultaat. REKENKAMER ARNHEM Rekenkamer Arnhem (2011) Onderzoeksprogramma Rekenkamer Arnhem (2012) Rekenkameronderzoek Hulp bij het Huishouden, Onderzoeksvoorstel deel I. Rekenkamer Arnhem (2012) Resultaten enquête hulp bij het huishouden, Tussenrapport. TRANSITIEBUREAU BEGELEIDING IN DE WMO TransitieBureau Begeleiding in de Wmo (2012) Handreiking toegang tot de Wmo. Praktisch handvatten voor gemeenten. VERENIGING NEDERLANDSE GEMEENTEN Invoering Wmo (2006) Handreiking Hulp bij het Huishouden. Invoering Wmo (2009) Handreiking Inkopen en aanbesteden in de Wmo. VNG (2009) Denken in resultaten. Bouwsteen voor een nieuwe modelverordening Wmo. VNG (2010) Het Gesprek (Deel I, II en III). OVERIG Gemeenten Arnhem e.o. (2008) Aanbestedingsdocument Europese Aanbesteding Hulp bij Huishouden. Ministerie van VWS e.a. (2009) Kwaliteitsdocument voor verantwoorde hulp bij het huishouden. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2006) Wet van 29 juni 2006, houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning). 7

12 8

13 Bijlage II Onderzoeksvragen eerste fase Rekenkameronderzoek Hulp bij het huishouden Voor de eerste fase van het Rekenkameronderzoek naar de verstrekking van hulp bij het huishouden door de gemeente Arnhem zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Draagt hulp bij het huishouden bij aan (het behoud van) de zelfredzaamheid van Arnhemse burgers met een beperking? Worden zij voldoende gecompenseerd? In hoeverre nemen zij zelf maatregelen? Is er sprake van een eenvoudige, snelle, integrale indicatiestelling? Hoeveel hulp bij het huishouden ontvangen burgers en in hoeverre komt dit overeen met de gestelde indicatie? Ontvangen zij ook nog andere hulp of zorg? Welke knelpunten bij de indicatiestelling en levering van hulp bij het huishouden ervaren burgers? Op welk(e) specifiek(e) onderwerp(en) dient de Rekenkamer zich te richten in het onderzoek naar het Arnhemse beleid en de uitvoering daarvan? 9

14 10

15 Bijlage III Beleid hulp bij het huishouden Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) De Wmo is in 2007 ingevoerd ter vervanging van de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en een deel van de AWBZ. Het doel van de Wmo is de zelfredzaamheid en participatiemogelijkheden van burgers te bevorderen en de sociale samenhang en leefbaarheid op lokaal niveau te versterken. Met de invoering van de Wmo beoogde de Rijksoverheid ook een verandering in sturingsfilosofie. Gemeenten dienen over de Wmo verantwoording af te leggen aan hun eigen inwoners in plaats van aan het Rijk. Voor het formuleren van het lokale Wmo-beleid zijn door de Rijksoverheid twee belangrijke kaders opgesteld: de zogenaamde prestatievelden en de compensatieplicht. De compensatieplicht houdt in dat de gemeente burgers die beperkingen ondervinden moet compenseren door voorzieningen aan te bieden die hen in staat stellen op een normale manier te participeren in de samenleving. De compensatieplicht is in de Wmo als volgt omschreven: Ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie treft het college van B&W voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen a) een huishouden te voeren, b) zich te verplaatsen in en om de woning, c) zich lokaal te verplaatsen per vervoersmiddel, d) medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. WMO-VOORZIENINGEN In de voorzieningen die de gemeente kan aanbieden wordt een onderscheidt gemaakt tussen individuele en algemene voorzieningen. Individuele voorzieningen kunnen verstrekt worden in natura of via een persoonsgebonden budget (PGB) waarmee de voorziening, bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, zelf ingekocht kan worden. In het Meerjarenbeleidsplan Wmo heeft de gemeente Arnhem het beleidsdoel voor (het verstrekken van) individuele voorzieningen vastgelegd: Wij willen dat individuele burgers op een eenvoudige en snelle manier toegang krijgen tot de door hen gevraagde voorzieningen en dat zij gedurende het hele traject van signalering, intake tot nazorg op een samenhangende manier worden begeleid. Algemene voorzieningen zijn voorzieningen en diensten met betrekking tot zorg en welzijn die aangeboden worden door de gemeente en die toegankelijk zijn voor alle burgers (of een specifieke doelgroep). Hoewel de gemeente grote beleidsvrijheid heeft ten aanzien van de in te zetten voorzieningen, heeft zij wel een resultaatverplichting en moet zij de best passende oplossing vinden voor elke 11

16 burger. Bij het verstrekken van voorzieningen dient het college rekening te houden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvragers van de voorzieningen, maar ook, uit oogpunt van kosten, uit te gaan van de mogelijkheden van aanvragers om zelf maatregelen te nemen. HULP BIJ HET HUISHOUDEN Prestatieveld 6 van de Wmo heeft betrekking op het verlenen van voorzieningen om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen te ondersteunen. Hulp bij het huishouden is één van de individuele voorzieningen en is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen te ondersteunen. In 2010 ontvingen 4120 Arnhemse burgers uren hulp bij het huishouden, in natura of via een PGB. De verwachting is dat door de vergrijzing de aanspraak op hulp bij het huishouden zal stijgen. De gemeente Arnhem heeft voor 2012 bijna 11 mln. begroot voor het verstrekken van hulp bij het huishouden. In de Wmo staat de volgende definitie voor huishoudelijke verzorging: Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort. Met ondersteuning bij het voeren van een huishouden wordt volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bedoeld: Op de gebruikelijke wijze, dus met behulp van gebruikelijke huishoudelijke apparatuur doen van het huishouden en voorkomen van gevaarlijke situaties (vallen, brand) en voorkomen van verwaarlozing. Het voeren van een huishouden zou volgens de VNG moeten leiden tot de volgende vier resultaten: 4 1. Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis 2. Iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften 3. Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding 4. Iedere burger kan thuis zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De verstrekking van hulp bij het huishouden is in Arnhem geregeld in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. De verordening regelt de compensatieplicht, de vormen waarin individuele voorzieningen verstrekt kunnen worden (in natura, PGB of financiële tegemoetkoming), de voorwaarden voor verstrekking en de betaling van de eigen bijdragen. Verder regelt de verordening dat algemene voorzieningen, voorliggende voorzieningen zijn. Dit betekent dat, vóórdat een burger aanspraak kan maken op hulp bij het huishouden, moet worden nagegaan of er algemene voorzieningen aanwezig zijn die voldoende compenserend zijn. Tot slot moet rekening worden gehouden met huisgenoten die een bijdrage kunnen leveren aan het huishouden. 4 De VNG noemt ook aanpassing van woningen als onderdeel van de ondersteuning bij het voeren van een huishouden. Het vijfde resultaat dat hieraan gekoppeld is, is dat iedere burger kan wonen in een voor hem/haar of het gezin geschikte woning. Dit onderdeel van het voeren van een huishouden heeft geen betrekking op het verstrekken van huishoudelijke hulp en is hier daarom niet verder toegelicht. 12

17 Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De omvang van de hulp bij het huishouden die mensen kunnen aanvragen is uitgewerkt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen het basispakket en maatwerk. Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende activiteiten waaruit hulp bij het huishouden kan bestaan en de tijdsnormering. De tijden zijn afhankelijk van de gezinssamenstelling en de grootte van de woning. Tabel 1 Overzicht activiteiten hulp bij het huishouden Activiteiten Tijd 5 Basispakket Maatwerk pakket licht huishoudelijk werk Opruimen Afstoffen planten water geven zwaar huishoudelijk werk bedden verschonen stofzuigen dweilen toilet/badkamer schoonmaken ramen wassen (1x per 3 maanden) opruimen afval trap (indien aanwezig) de was doen (incl. opvouwen/strijken) boodschappen doen afwassen bed opmaken of extra verschonen. broodmaaltijd bereiden (incl. afwassen) warme maaltijd bereiden (incl. afwassen) indien kinderen van <18 jr aanwezig de was doen boodschappen zwaar huishoudelijk werk min per week min per week 15 min per week max. 60 min per keer max. 60 min per week 15 min per keer; max 5 keer per week max. 30 min per week 15 min per keer; max 5 keer per week 30 min per keer; max 5 keer per week 30 min per kind, per week extra max 60 min per week extra max 60 min per week extra Bron: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem, januari Variërend afhankelijk van grootte woning (een-/meerlaags, oppervlak) en woonsituatie (alleen, partner, kinderen). 13