postadres Postbus 26, 3400 AA IJsselstein uw kenmerk zaaknummer datum uw brief van blad 1 van 5 behandeld door P. Budding

Transcriptie

1 postadres Postbus 26, 3400 AA IJsselstein Gemeenteraad IJsselstein Postbus AA IJsselstein bezoekadres Overtoom BK IJsselstein t f e info@ijsselstein.nl betreft Artikel 41 vragen van het CDA en de SP over de uitspraak Centrale raad van beroep WMO schoon huis uw kenmerk zaaknummer datum uw brief van blad 1 van 5 behandeld door P. Budding bijlagen Geachte raadsleden, Bijgaand treft u de beantwoording van de artikel 41-vragen over de uitspraken van de Centrale raad van beroep inzake de huishoudelijke ondersteuning in het kader van de WMO, gesteld door het CDA (vraag 1, 2 en 3) en de SP (vraag 4) op 6 juni jl. De fracties hebben de navolgende vragen gesteld: Vraag 1. Heeft het college kennisgenomen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de WMO, waarbij gesteld wordt dat het resultaat "schoon en leefbaar", bij het schoonmaken van een huis onvoldoende concreet is? En dat het vastleggen en invullen van dit resultaat niet moet worden overgelaten aan de hulpbehoevende en de aanbieder maar in de verordening moet worden vastgelegd? (Binnenlands Bestuur, 3 juni) Antwoord 1. Ja. Vraag 2. IJsselstein hanteert ook de definitie schoon huis. Moet de verordening van IJsselstein nu worden aangepast? Zo ja, wanneer gebeurt dat? Zo nee, waarom niet? Antwoord 2. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft diverse uitspraken gedaan over de invulling van de huishoudelijke ondersteuning in het kader van de Wmo. Beslist is dat huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 valt en dat aanspraken op De gemeente IJsselstein gebruikt uw persoonsgegevens uitsluitend voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt. Bankrelatie BNG Voor meer informatie daarover kunt u contact opnemen met de behandelend ambtenaar van onze gemeente. NL79BNGH

2 blad 2 van 5 huishoudelijke hulp die zijn toegekend onder de tot 1 januari 2015 geldende oude Wmo, ook daarna blijven gelden. De gemeente kan die aanspraken met toepassing van de Wmo 2015 aanpassen aan haar nieuwe Wmo-beleid. Deze uitspraak is volledig in lijn met de wijze waarop Ijsselstein invuling heeft gegeven aan de huishoudelijke ondersteuning, namelijk als maatwerkvoorziening binnen de Wmo, waarbij alle geïndiceerden onder de oude Wmo hun indicatie hebben behouden, zij het dat deze is aangepast aan het nieuwe Wmo-beleid. Voor het overige hebben de uitspraken van de CRvB gevolgen voor (de totstandkoming van) het beleid enerzijds, en de praktische invulling daarvan anderzijds. Ten aanzien van het beleid: De CRvB heeft aangegeven dat een algemeen geldende norm (vast aantal uren of vast budget) voor alle cliënten geen juiste invulling is van de compensatieplicht van gemeenten. Het beleid om vast te stellen waar iemand recht op heeft, moet uitgaan van objectief en onafhankelijk onderzoek naar de tijd die nodig is voor een schoon en leefbaar huis. Overleg vooraf met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden, om op basis daarvan een nieuwe algemeen geldende norm vast te stellen, is niet toereikend. Ook kan niet worden volstaan met generieke aanpassing van de huishoudelijke ondersteuning enkel op basis van het nieuwe financële kader. Er moet kortom sprake zijn van maatwerk per individuele situatie. In IJsselstein is maatwerk als uitgangspunt genomen bij het nieuwe beleid. De indicatie in uren is weliswaar losgelaten en vervangen door een indicatie met resultaatsverplichting (een schoon en leefbaar huis), maar uitdrukkelijk is gesteld dat per individuele situatie beoordeeld moet worden wat er nodig is om dat resultaat te behalen c.q. om de inwoner dusdanig te compenseren dat het resultaat ook behaald kan worden. In IJsselstein is de resultaatsverplichting vertaald naar een gemiddeld aantal uren per geïndiceerde inwoner dat nodig is om het resultaat te kunnen behalen. Vervolgens wordt per individuele situatie beoordeeld wat er nodig is om in dit geval tot het benodigde resultaat te komen. Dat kan leiden tot een inzet van meer uren dan gemiddeld of minder uren dan gemiddeld. De systematiek laat de ruimte om meer inzet dan gemiddeld in te zetten als dat voor het resultaat nodig is. Daarenboven is met de aanbieders een bandbreedte afgesproken; meer uren bij een cliënt worden niet in rekening gebracht (want worden opgevangen binnen het gemiddelde budget per inwoner), maar als er structureel meer dan de gemiddelde inzet nodig is, kan de aanbieder deze extra uren aanvullend bij de gemeente in rekening brengen. Voor situaties waar meer huishoudelijke ondersteuning nodig is, wordt dus ook meer gedeclareerd en betaald, om het benodigde maatwerk

3 blad 3 van 5 mogelijk te maken. Ten aanzien van de uitvoering: De CRvB geeft in de zaak tegen de gemeente Rotterdam duidelijk aan, dat ook op individueel niveau de invulling van het resultaat beter vastgelegd moet worden. Het moet duidelijk zijn welke activiteiten worden ondernomen om het resultaat te behalen. Algemene resultaatgebieden, zoals een schoon en leefbaar huis zijn niet concreet genoeg, en ook inzicht in het budget dat hiervoor beschikbaar is, is niet voldoende. In IJsselstein is de afspraak gemaakt dat de inzet van de inwoner en de zorgaanbieder wordt vastgelegd in een ondersteuningsplan, waarin de afspraken over de praktische invulling worden omschreven. Dit plan wordt opgesteld door de zorgaanbieder, in overleg met de inwoner. Een dergelijk plan kan tegemoetkomen aan de door de CRvB als noodzakelijk geduide individuele invulling van het normenkader. Het college is van mening dat op dit punt, mede gezien de uitspraken van de CRvB, verbeteringen mogelijk zijn. Er is niet in alle gevallen zicht vanuit de gemeente op de gemaakte afspraken tussen zorgaanbieder en inwoner. De inhoud van het plan wordt door de gemeente niet standaard inhoudelijk getoetst. Omdat de tussen aanbieder en inwoner gemaakte afspraken niet in een door de gemeente geformaliseerd plan worden opgenomen, maken de afspraken geen onderdeel uit van de beschikking die de gemeente verstrekt aan de inwoner ten aanzien van zijn of haar recht op huishoudelijke ondersteuning; de inwoner krijgt een beschikking op basis van het algemeen geformuleerde resultaat, en is voor de invulling daarvan afhankelijk van de inzet van de aanbieder. Daarmee heeft de inwoner geen duidelijke handvatten om tegen de invulling inhoudelijk bezwaar te maken of om een eventueel in de praktijk uitblijvend resultaat aan de orde te stellen en op grond daarvan aanspraak te maken op uitbreiding van de inzet. Het maatwerk, waarvoor in het beleid voldoende ruimte bestaat, kan in de praktijk derhalve worden versterkt. Het college wil daarom de volgende stappen ondernemen. Het college wil een standaardformat voor een ondersteuningsplan huishoudelijke ondersteuning ontwikkelen. Dit format zal zo zijn opgezet, dat de praktische inzet van de zorgaanbieder en de mogelijkheden van de inwoner en zijn netwerk (eigen kracht) concreet erin worden beschreven. In het format wordt precies aangegeven welke huishoudelijke taken de zorgaanbieder wekelijks verricht en hoe dit leidt tot afdoende compensatie en het benodigde resultaat. In tegenstelling tot de huidige situatie zal dit ondersteuningsplan vervolgens aan de gemeente (sociaal team) worden verstrekt ter beoordeling. Vervolgens zal het overeengekomen ondersteuningsplan onderdeel uitmaken van de beschikking aan de

4 blad 4 van 5 inwoner. Op deze manier wordt per individuele situatie nauwkeurig vastgesteld wat er nodig is én kan de inwoner de aanbieder of gemeente hierop aanspreken. Met de zorgaanbieders zullen over deze nieuwe aanpak aanvullende afspraken worden gemaakt. Zodra de nieuwe werkwijze van kracht is, zullen bestaande cliënten over de wijziging worden geïnformeerd en in de gelegenheid worden gesteld om ook een nieuw ondersteuningsplan en een nieuwe beschikking te vragen indien zij daaraan behoefte hebben. Voor cliënten die tevreden zijn met de huidige invulling verandert er tot het moment van herindicatie niets. Op het moment van herindicatie zal ook voor bestaande cliënten een aangepast ondersteuningsplan en nieuwe beschikking worden opgesteld. De nieuwe werkwijze zal met een wijziging van de Wmo-verordening worden vastgelegd en als zodanig aan de gemeenteraad ter vaststelling worden voorgelegd. Vraag 3. Heeft deze uitspraak gevolgen voor het aantal uren huishoudelijk hulp dat IJsselstein aanbiedt? Antwoord 3. Niet per se. De huidige systematiek laat ruimte voor maatwerk en het uitgangspunt is dat iedereen voldoende ondersteuning krijgt om het resultaat van een schoon en leefbaar huis te realiseren. Aanbieders zijn eraan gehouden om in individuele gevallen meer dan gemiddelde inzet te leveren als dat nodig is. Wanneer nu op individueel niveau vooraf schriftelijk wordt vastgelegd welke inzet door de aanbieder zal worden geleverd, kan het zijn dat aanbieders op grond daarvan constateren dat per saldo meer inzet nodig is, wat kan leiden tot meer incidentele aanvullende declaraties dan nu het geval is, of tot bijstelling van het huidige gemiddelde. Vraag 4. Mede omdat het begrip "schoon huis" geen wettelijk taak is omdat het een algemene uitkomst aangeeft en dat niet mag hebben mensen recht om hun oude indicatie op te eisen. Hoe zal de gemeente IJsselstein hier mee omgaan op het moment dat dat zal gebeuren? Is hier al sprake van geweest? Antwoord 4. Er is geen sprake van een recht om de oude indicatie op te eisen. Het is geoorloofd dat gemeenten hun beleid aanpassen. Cliënten kunnen wel vragen om een (her)beoordeling van hun individuele situatie, indien zij van mening zijn dat geen sprake is (geweest) van maatwerk. Met de voorgestelde beleidsaanpassing wordt de mogelijkheid van een

5 blad 5 van 5 herbeoordeling in IJsselstein geboden en wordt maatwerk bij de totstandkoming van de indicatie (nog) beter geborgd. Hoogachtend, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN IJSSELSTEIN, de secretaris, de burgemeester, J. van Delden mr. P.J.M. van Domburg