Weergave literatuurstudie 'Leren voor het leven'



Vergelijkbare documenten
Nooit meer POPP (Nooit meer instrumenten als POP Pressen)

Verbreden van de loopbaandialoog met sociale media

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

LOB-spiekbriefje. 3. In dialoog: feedback vragen. 4. Formuleren vervolgstap. 2. Delen van de ervaring. 5. Profiel op- of bijstellen en netwerken

Frans Meijers, Marinka Kuijpers & Jantiene Bakker. Over leerloopbanen en loopbaanleren

Integreren van leren in school en praktijk. Een studie naar werkzame bestanddelen

Loopbaanoriëntatie en -begeleiding

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

LOOPBAANORIËNTATIE EN -BEGELEIDING. Leren kiezen, een onmisbare competentie. oktober 2012

Samen verantwoordelijk voor studiesucces

Motivatie voor loopbaanleren door de inzet van sociale media Hoe organiseer je het? Hoe manage je het? Hoe realiseer je het?

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers

Toekomstgericht opleiden. Prof. dr. M. Kuijpers

Aan de weg timmeren: studietrajectbegeleiding en loopbaanleren 12/01/2015

Buiten leren, binnen valideren

De creatie van een krachtige loopbaangerichte leeromgeving: monoloog, dialoog of trialoog?

Scholieren eisen tijd en begeleiding voor hun loopbaan

LOB en Vernieuwing VMBO. Landelijke dag Zorg en Welzijn Edith Vissers, KPC Groep

Programma sessie. Vraag. theorie naar. praktijk. Van wie heeft u geleerd na te denken over de keuzes in uw loopbaan? VMBO Congres 31 januari 2013.

Visie op Loopbaanoriëntatie en begeleiding

Op weg naar competente loopbaanbegeleiders

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

Onderwijs voor de toekomst: ruimte en richting

LOB in het beroepsonderwijs drs. Metje Jantje Groeneveld

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

Loopbaanontwikkeling voor de toekomst: ruimte en richting

Loopbaanoriëntatie en -begeleiding

Handreiking (startversie) Inrichting van Werkexploratie

Een loopbaangerichte leeromgeving in het vmbo

Kennismiddag 22 juni 2017

Welke effecten heeft loopbaanoriëntatiebegeleiding (LOB) op loopbanen van vo-leerlingen en wat is de relatie tussen vormgeving en effecten?

Het Bouwens: ouders zijn makkelijk te betrekken bij loopbaanbegeleiding van hun kind Vernieuwende elementen

De toekomstige professional

DE ONDRAAGLIJKE LICHTHEID VAN STUDIEKEUZEN

De LOB-scan voor mbo

Aniek Draaisma, zelfstandig onderzoeker en adviseur, wetenschappelijk medewerker Stichting Consortium Beroepsonderwijs

Een loopbaanperspectief op leven lang ontwikkelen

Werkexploratie en Ouderbetrokkenheid. Overzicht van het project werkexploratie

Ouderbetrokkenheid bij LOB

Leren kiezen: Van ervaring naar zelfsturing

Leren kiezen: Van ervaring naar zelfsturing

Loopbaanbegeleiding navigeren naar succes!

SAMEN LOOPBAANLEREN VERANKEREN OP SCHOOL WORKSHOP VOOR DECANEN SAMEN MET SCHOOLLEIDERS. Inge Kirsten De loopbaan van de leerling centraal

Samen werken van school en bedrijf aan de loopbaan van de leerling

Techniek? Dat is niks voor mij. Hoe kunnen scholen en bedrijven samen bijdragen aan een betere beeldvorming over en keuze voor bèta en techniek?

Jongeren ondersteunen en inspireren elkaar bij LOB

SCHOLEN SCHOLIEREN BEDRIJVEN

Keuzeprocessen voor opleiding en beroep

Ouderbetrokkenheid bij Loopbaanoriëntatie

LOB-stages. in de tweede fase. - op zoek naar best. practice

GROEI LOOPBAAN ONTWIKKELING EIGEN REGIE TALENT INNOVATIEKRACHT BEWUST PERSONEEL FLEXIBILITEIT ZELFSTURING EMPLOYMENT NETWERKEN TOEKOMST WERKNEMER

Scholingsaanbod voor loopbaanbegeleiders

Overzicht. Introductie. Warming-up Intermezzo: Een kleine geschiedenis Cooling-down. Iwan Wopereis. 4CID Symposium 2017, Nijmegen 21 april 2017

Kwaliteit van SLB en reflectie

Paper Onderwijs Research Dagen 2010 Enschede. Dr. Henk Ritzen, Hogeschool Edith Stein. Postbus AN Hengelo (Ov)

De N-factor, lessencyclus over netwerken

Projectdefinitie. Plan van aanpak

Loopbaanoriëntatie en begeleiding in de Theoretische Leerweg. DANIËL KERS & WENDY KERS

(Studie)loopbaanbegeleiding: wat levert het op?

Een krachtige praktijkgerichte leeromgeving: dé uitdaging voor LOB

Loopbaanbegeleiding schiet de lerende voorbij

Van school naar werk: hoe jongeren begeleid (willen) worden en loopbaancompetenties ontwikkelen

Kader Studieloopbaanbegeleiding bij Avans Hogeschool

Loopbaanoriëntatie & -begeleiding LOB. Sanne Elfering (KBA Nijmegen) & Pieter Baay (ecbo)

LOB in de vernieuwing vmbo & mbo

Zijn stagegesprekken in het hbo reflectief en dialogisch?

Is loopbaanbegeleiding ontwikkeld?

Visie op LOB van het Summa College

Betekenisvol Leren Onderwijzen in de werkplekleeromgeving

Het Loopbaanlab brengt onderwijsprofessionals in beweging

Studieloopbaanbegeleiding

GEREEDSCHAPSKIST. voor beter samenwerken met ouders

OVAL deelsessie Onderzoek proactief loopbaangedrag

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Wat wil je later worden? Het begeleidingsgesprek voor beslissing of ontwikkeling

LOB, wat moet ik ermee als ouder?

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Groen Verbindt. Floriade 2012

L O O P B A A N D O S S I E R LOOPBAANONTWIKKELING

De toekomst van de leerling

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo

Zin en onzin van meetinstrumenten in onderwijsloopbaanbegeleiding

Opgesteld door: Denise Bijman (ecbo), Ingrid Christoffels (Kennismakelaar Kennisrotonde) en Sandra Beekhoven (Kennismakelaar Kennisrotonde)

LOOPBAANVAARDIGHEID LOOPBAANLEREN HOOFDSTUK 1

Feedback middels formatief toetsen

De kenniswerker. Prof. Dr. Joseph Kessels. Leuven 31 mei 2010

Workshop Talentgerichte studieloopbaanbegeleiding HOG docenten dag Ing. Yvonne Smeets MEd Opleiding BE, Zuyd Hogeschool

(Leer)loopbaanbegeleiding voor loopbaanzekerheid VLOR-SEMINARIE ONDERWIJSLOOPBAANBEGELEIDING VEERLE VAN DAMME ELS VAN DE WALLE

Welkom op Salland Ouderavond Klas 1 over loopbaanoriëntatie

Profiel Product Verantwoording. LOB (Loopbaan oriëntatie en begeleiding) Leraren Opleiding. Management & Organisatie

De mentor in gesprek met de leerling

UNIVERSITY OF TWENTS MEESTERSCHAP 1/25/2017 FORMATIEF TOETSEN IN DE KLAS: TIPS VOOR IN DE LES

Leren kiezen: Van ervaring naar zelfsturing

LOB beleidsontwikkelingen. Thea van den Boom Directie mbo, OCW 17 maart 2017

Sociale media: Bron van afleiding of bron van dialoog en reflectie?

Oplegger Visie op studieloopbaanbegeleiding LIC

LOB, de rode draad in het v(mb)o

Loopbaanoriëntatie in de Vakroute

Transcriptie:

Weergave literatuurstudie 'Leren voor het leven' Eerste aanbevelingen voor de praktijk KPC Groep M. Rutten

1 INLEIDING 3 2 DE TRADITIONELE LOOPBAANORIENTATIE EN BEGELEIDINGSPRAKTIJK (LOB) 4 Inhoud 3 DE THEORETISCHE BASIS VOOR EEN ANDERE LOB- 5 PRAKTIJK 3.1 Loopbaanflexibiliteit 5 3.2 Loopbaanvorming 6 4 WAT IS BEWEZEN EFFECTIEF? 7 4.1 Het opdoen van relevante praktijkervaringen 7 4.2 Afstemmen met de omgeving; verstevigen van het 7 ondersteunend netwerk 4.3 Plannen maken voor de toekomst 8 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 10 6 LITERATUUR 11

1 INLEIDING De arbeids- en beroepenmarkt verandert in de huidige samenleving veel sneller dan een paar decennia geleden. Dit heeft tot gevolg dat een duurzaam perspectief op arbeid en participatie in de maatschappij alleen mogelijk is als mensen niet alleen een initiële opleiding afronden, maar ook daarna opleiding blijven volgen en zich ontwikkelen. Alleen als mensen met hun ontwikkeling blijven aansluiten bij deze veranderingen in hun werkomgeving kunnen ze een duurzaam perspectief op arbeid houden. Een positieve attitude ten aanzien van leren en werken, en het vermogen om zelf sturing te geven aan de ontwikkeling is hiervoor essentieel (Nelen, Poortman, de Grip, Nieuwenhuis & Kirschner, 2010; Meijers, Kuijpers & Gundy, 2011). Deze positieve attitude en het vermogen zich te blijven ontwikkelen is echter niet altijd automatisch aanwezig bij leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat de omgeving waarin de leerling opgroeit en het sociaal kapitaal dat hieruit volgt een belangrijke rol speelt bij het bevorderen van deelname aan en afronding van opleiding (Coleman, 1988; Traag & van de Velden; 2008). Een manier om het sociaal kapitaal van de leerling te versterken -en daarmee een positieve attitude ten aanzien van leren en werken, en het vermogen om zelf sturing te geven aan de ontwikkeling van een leerling te bevorderen- is door het verbreden van de omgeving waarin de leerling zich ontwikkelt. De stages in het VMBO bieden hiertoe een goede mogelijkheid. De manier waarop de leerling begeleid wordt vanuit de school speelt een belangrijke rol bij het optimaliseren van de opbrengsten van de stages (Nelen et al., 2001). Het voeren van reflectiegesprekken in de vorm van een dialoog tussen mentor/begeleidende docent blijkt bij uitstek de manier van reflecteren te zijn die kan bijdragen aan bewustwording bij de leerling ten aanzien van de waarde van opleiding voor werk en het vermogen van de leerling om zelf sturing te geven aan toekomstmogelijkheden. (Meijers, Kuijpers, & Bakker, 2006; Kuijpers, Meijers & Gundy, 2011). In de praktijk wordt deze vorm van reflectiegesprek vooral ingezet in het kader van loopbaanbegeleiding en het loopbaanleren van de leerling. In dit onderzoek kijken we naar de manier waarop de loopbaanbegeleidingsaanpak in de school versterkt kan worden zodat de leer-opbrengsten van stages worden vergroot en het sociaal kapitaal van de leerling kan worden versterkt. In Nederland wordt het belang van voorbereiding op loopbaankeuzes en loopbaanontwikkeling gedurende de initiële opleiding erkend sinds het 2001 verschenen rapport Doorstroomagenda Beroepsonderwijs (Commissie Boekhoud, 2001). Centraal in dit rapport staat de aanname dat aandacht voor de loopbaan van de leerling zal leiden tot betere leerresultaten en meer kwalificatiewinst. Sindsdien zijn er vele nota s en rapporten gepubliceerd waarin opnieuw het belang van loopbaanoriëntatie en begeleiding wordt onderstreept (Onderwijsraad 2003, 2007; SER, 2007; VO-Raad, 2009). Met deze literatuurstudie willen we meer inzicht krijgen in gewenste invulling van loopbaanbegeleiding en de manier waarop deze kan bijdragen aan het versterken van de opbrengsten van stages en het verstevigen van het netwerk van de leerling. We gaan hiertoe eerst in op de vraag wat er mis is met de huidige loopbaan- en begeleidingspraktijk in het vmbo. Daarna zullen we een theoretische basis omschrijven voor een andere loopbaanpraktijk die beter aansluit bij de hiervoor kort geschetste ontwikkelingen in de samenleving in het algemeen en de arbeids- en beroepenmarkt in het bijzonder. In de afsluitende paragraaf van deze literatuurstudie formuleren we een aantal aanbevelingen voor het versterken van de manier waarop de loopbaanleren en praktijkleren aan elkaar gekoppeld kunnen worden Pagina 3/14

2 DE TRADITIONELE LOOPBAANORIENTATIE EN BEGELEIDINGSPRAKTIJK (LOB) Van oorsprong bestaat LOB in het vmbo met name uit het geven van informatie aan de leerling. De informatie heeft dan enerzijds betrekking op het verhelderen van het zelfbeeld en de eigen interesse door het afnemen van testen. Anderzijds gaat het om het geven van informatie over vervolgopleidingen en/of beroepen. Het combineren van deze soorten informatie zou moeten leiden tot een bij de leerling passende beroepskeuze. Aan deze LOB praktijk liggen twee uitgangspunten ten grondslag. Ten eerste gaat men er vanuit dat voor het maken van een goede keuze het van belang is een goede match te maken tussen persoonskenmerken en kenmerken van een beroep. Dit sluit aan bij het wetenschappelijk denken over beroepskeuze vanaf het begin van de vorige eeuw tot in de jaren zeventig en tachtig. Een tweede belangrijk uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan de traditionele LOB praktijk is dat het geven van informatie zal leiden tot een goede keuze. Dit uitgangspunt is gebaseerd op theorieën over besluitvormingsprocessen. De basisveronderstelling hierbij is dat individuen rationeel handelen en dat beslissingen over opleiding en beroepskeuze op een rationele manier tot stand komen waarbij eigen kwaliteiten met kenmerken van banen worden vergeleken om tot een match te komen (Hotchkiss & Borow, 1999). Hierbij zou een individu in het maken van keuzes streven naar nutsmaximalisatie; er wordt dan zodanig geïnvesteerd in de eigen loopbaan dat dit op de lange termijn naar verwachting zoveel mogelijk oplevert. Informatie over arbeidsmarktontwikkelingen worden naar aanleiding hiervan gezien als belangrijke informatie op basis waarvan een individu komt tot keuzes voor opleiding en beroep (Bloemen & Dellaert, 2000; Felsö, Van Leeuwen & Zijl, 2000). In de afgelopen decennia is de samenleving en de manier waarop arbeid georganiseerd wordt ingrijpend veranderd waardoor traditionele loopbanen verdwijnen en beroepen en functies veranderlijk zijn (Arthur, 1994; Arthur, Inkson & Pringle, 1999). Het maken van een loopbaankeuze op basis van een match tussen persoonskenmerken en functies biedt, door de veranderlijkheid van functies en beroepen, onvoldoende inzicht in hoe een persoon zich op de lange termijn in zijn loopbaan kan ontwikkelen. Bovendien ontwikkeld de arbeidsmarkt zich snel en onvoorspelbaar waardoor het komen tot een keuze op basis van informatie over arbeidsmarktontwikkeling niet goed mogelijk is. Uit onderzoek naar de manier waarop leerlingen komen tot een keuze voor een beroep of vervolgopleiding blijkt bovendien dat leerlingen weliswaar informatiebronnen raadplegen, maar dat bij het maken van de uiteindelijke keuze andere minder rationele- factoren een belangrijke rol spelen. Zo geven VMBO- leerlingen aan dat ze niet veel hebben nagedacht over voor- en nadelen van verschillende keuzes en ze weten niet zeker of ze een goed beeld hebben van de vervolgopleiding. De keuze die ze uiteindelijk maken blijkt het meest gebaseerd te worden op rondkijken bij de vervolgopleiding (Kuijpers, Meijers en Winters, 2008). Uit onderzoek naar de personen in de omgeving van de leerling die met name invloed hebben op de keuze, blijkt daarnaast dat met name ouders en niet de loopbaanbegeleider of de docent het keuzegedrag van de leerling beïnvloeden (Neuvel & Van Esch, 2005; Steenaert & Boessenkool, 2003; Oomen, 2002). Door de hiervoor geschetste ontwikkelingen en inzichten is de traditionele manier van LOB steeds meer ter discussie komen te staan. Het blijft van belang om zicht te krijgen op de eigen kwaliteiten en interesses en de beroepsvelden die hierbij aansluiten. Voor een lange termijn perspectief op werk is het echter met name van belang dat de leerling gedurende de initiële opleiding het vermogen ontwikkelt om zelf sturing te geven aan de loopbaan en flexibel in te spelen op ontwikkelingen in de samenleving en arbeidsmarkt. Dit stelt andere eisen aan de LOB praktijk in het onderwijs. Pagina 4/14

3 DE THEORETISCHE BASIS VOOR EEN ANDERE LOB-PRAKTIJK De snel veranderende samenleving en arbeidsmarkt vraagt om een andere, minder statische, manier van kijken naar loopbanen. Een theorie die hier goed op aansluit is de Career Construction Theory (Savickas, 2005). Savickas (2005) verbindt de Career Construction Theory (CCT) met het sociaal constructivisme. Hierin vindt hij de theoretische basis voor het uitgangspunt dat individuen hun eigen realiteit waaronder de loopbaan-realiteit- construeren. Dit doet men door betekenis te geven aan loopbaangedrag en werkervaring. Savickas maakt hierbij onderscheid tussen een objectieve en subjectieve manier van kijken naar de loopbaan. Bij een objectieve manier van kijken wordt de loopbaan gezien als een opeenvolging van opleiding en werkervaringen tot het pensioen. De subjectieve definitie, die in CCT centraal staat, is niet de som van werkervaringen maar eerder het structureren van deze ervaringen in een samenhangend geheel dat een verhaal vormt. In dit verhaal worden herinneringen uit het verleden, ervaringen in het heden en toekomstige aspiraties verweven in een levensthema dat structuur geeft aan het werkende leven van het individu. Deze subjectieve loopbaanbeleving komt voort uit een actief proces van betekenisgeving. Dat doet het individu niet alleen, maar de betekenisgeving ontstaat in afstemming met de omgeving. 3.1 Loopbaanflexibiliteit Savickas(2005) stelt dat het voor het vormgeven van de loopbaan van belang is dat een individu het vermogen ontwikkeld om deze afstemming met de omgeving vorm te geven. In dit verband spreekt hij over het belang van het ontwikkelen van Career adaptability ofwel loopbaanflexibiliteit: Career adaptability is a psychosocial construct that denotes an individual s readiness and resources for coping with current and anticipated tasks of vocational development. The adaptive fitness of attitudes, beliefs, and competencies the ABCs of career construction increases along the developmental lines of concern, control, conception, and confidence. (Savickas, 2005, p.46) Savickas onderscheidt vier dimensies van loopbaanflexibiliteit: Concern (toekomstgerichtheid). De mate waarin een individu zich bezig houdt met en zich bewust is van toekomstige arbeidsmogelijkheden. Control (zelfsturing). De mate waarin een individu ervaart dat hij/zij sturing kan geven aan de eigen loopbaan. Curiosity (exploratie). De mate waarin een individu bereid is verschillende mogelijkheden ten aanzien van persoonlijke ontwikkeling en loopbaanontwikkeling te onderzoeken. Confidence (zelfvertrouwen). De mate waarin een individu zelfvertrouwen heeft in het nastreven van de eigen ambities. Pagina 5/14 De dimensies van loopbaanflexibiliteit geven een globale aanwijzingen voor waar de LOBpraktijk zich op zou moet richten. In Nederland is in de afgelopen jaren ook veel onderzoek gedaan naar loopbaancompetenties die men moet ontwikkelen om sturing te kunnen geven aan de eigen loopbaan. De loopbaancompetenties die hierbij benoemd zijn bieden concrete richtingwijzers voor de LOB-praktijk. Op basis van onderzoek naar loopbaanontwikkeling bij volwassenen (Kuijpers, 2003; Kuijpers, Schyns, Scheerens, 2006) hebben Kuijpers en Meijers vijf competenties benoemd en vertaald naar de volgende loopbaancompetenties voor jongeren in het beroepsonderwijs (Meijers, Kuijpers & Bakker, 2006): Motievenreflectie is het onderzoeken van wensen en waarden die van belang zijn voor de loopbaan.

Kwaliteitenreflectie is het onderzoeken van wat men (niet) kan en hoe dit ingezet kan worden voor loopbaanontwikkeling. Werkexploratie is het onderzoeken van eisen en waarden in werk en de mogelijkheid te veranderen in werk. Loopbaansturing is planning en beïnvloeding van leren en werken. Netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt gericht op loopbaanontwikkeling. 3.2 Loopbaanvorming Het ontwikkelen van loopbaancompetenties moet een individu beter in staat stellen vorm en sturing te geven aan de eigen loopbaan of zelfs -zoals Savickas in recentere publicaties aangeeft - aan de eigen levensloop(savickas et al., 2009; Savickas, 2009). Dit proces van loopbaan- en levensloopvorming is een actief proces van betekenisgeving aan ervaringen uit het verleden, heden en verwachtingen ten aanzien van de toekomst. Dat doet het individu niet alleen, maar de betekenisgeving ontstaat in afstemming met de omgeving. Savickas (2011) omschrijft drie stappen aan de hand waarvan autobiografische betekenisgeving vorm krijgt. Stap één is het op basis van een ervaring vertellen van een klein verhaal. Dat kleine verhaal bestaat uit niets meer of minder dan uit wat de leerling kan vertellen over een ervaring tijdens bijvoorbeeld een stage of andere praktijksetting. Stap twee bestaat uit het re- en herconstrueren van kleine verhalen in een groter verhaal. Dit groter verhaal is het verhaal van iemand zijn loopbaan. Het groter verhaal ontstaat door het kleine verhaal te verbinden met andere verhalen uit het verleden of verhalen van of over relevante anderen. Van daaruit kan inzichtelijk worden waar men zich nu in het verhaal bevindt en welke discrepanties er mogelijk zijn tussen het grote verhaal en de huidige situatie. Op basis daarvan volgt stap drie waarbij er gekeken wordt naar wat er moet gebeuren om het volgende hoofdstuk in het grote verhaal vorm te geven. Pagina 6/14

4 WAT IS BEWEZEN EFFECTIEF? Wat de samenhang is tussen autobiografische betekenisgeving en loopbaanflexibiliteit in de manier waarop een individu komt tot vorming van zijn/haar loopbaan, blijkt niet duidelijk uit de omschrijvingen die Savickas van beide begrippen geeft. Hij veronderstelt dus niet dat loopbaanflexibiliteit nodig is om te komen tot autobiografische betekenisgeving of andersom. Tegelijkertijd blijkt, als we kijken naar onderzoek naar interventies die bijdragen aan het versterken van loopbaanflexibiliteit, dat dit met name interventies zijn die goed te plaatsen zijn in de verschillende stappen van het proces van autobiografische betekenisgeving. Op basis daarvan lijkt het aannemelijk te veronderstellen dat het goed doorlopen van het proces van autobiografische betekenisgeving bijdraagt aan de ontwikkeling van loopbaanflexibiliteit. Dit zal hieronder verder onderbouwd worden aan de hand van de verschillende stappen in het proces. 4.1 Het opdoen van relevante praktijkervaringen In de literatuur over loopbaanontwikkeling en loopbaanvorming wordt hierbij gesproken over interventies die gericht zijn op zelf- en werkexploratie. Een meer traditionele maar zoals uit onderzoek blijkt (Savickas, 2005; Richard, 2005) wel effectieve manier van exploratie is door het doen van psychologische- en beroepsinteresse tests. Deze tests kunnen een eerste inzicht geven in eigen kwaliteiten en interesses en beroepsvelden die hierbij aansluiten. Daarnaast is er veel onderzoek dat wijst op het belang van opdoen van praktijkervaring. In de literatuurstudie die Meijers, Kuijpers en Winters (2010) in opdracht van ECBO hebben gedaan, gaan zij in op het belang van een praktijkgerichte leeromgeving voor het ontwikkelen van loopbaancompetenties. Ze verwijzen hierbij met name naar onderzoek naar de bijdrage van werkervaring en het doen van praktijk-stages aan de ontwikkeling van diverse competenties waaronder loopbaancompetenties. Zo blijkt het opdoen van verschillende soorten werkervaring bij te dragen aan de ontwikkeling van een zelfbeeld, een beroepsbeeld en aan loopbaanplanning (Brooks, Cornelius, Greenfield & Joseph, 1995; Cohen-Scali, 2003). Ook Richards (2005) concludeert in zijn review dat het opdoen van praktijkervaring een effectieve manier is om loopbaanontwikkeling te stimuleren. Uit de review van het rendement van combinaties van leren en werken (Nelen, Poortman, Grip, Nieuwenhuis, Kirschner, 2010) blijkt dat praktijkervaring gedurende de initiële opleiding bijdraagt aan leermotivatie en de ontwikkeling van sociale competenties en beroepscompetenties. Nelen et al. (2010) geven aan dat de bijdrage van praktijkervaring aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties in onderzoek niet altijd bevestigd wordt. De mate waarin er ook gereflecteerd wordt op de praktijkervaring en daarmee betekenis wordt gegeven aan de ervaring in afstemming met de omgeving- lijkt met name van belang als het gaat om de ontwikkeling van loopbaancompetenties. Het belang van reflectie op praktijkervaring met anderen voor het ontwikkelen van loopbaancompetenties wordt in meer onderzoeken benoemd (Mott, Callaway, Zettlemoyer, Lee & Lester, 1999; ROA, 2008). Activiteiten in het kader van zelf- en werkexploratie zoals hierboven geschetst kunnen dus bewust en gericht ingezet worden in het kader van loopbaanontwikkeling. In de onderbouw van het VMBO krijgt deze exploratie veelal vorm in de zogenaamde Praktische Sector Oriëntatie (PSO). Om daadwerkelijk te komen tot loopbaanontwikkeling lijkt het met name van belang hieraan reflectie en een proces van betekenisgeving te koppelen. Pagina 7/14 4.2 Afstemmen met de omgeving; verstevigen van het ondersteunend netwerk Het construeren van de loopbaan en betekenisgeving aan ervaringen gedurende de loopbaan is een sociaal proces dat tot stand komt door afstemming van het individu met zijn of haar omgeving. Dat anderen van invloed zijn op de manier waarop we vormgeven aan onze loopbaan blijkt uit diverse onderzoeken. Met name ouders en leeftijdsgenoten blijken invloed uit te oefenen op keuzes die we maken bij het vormgeven van onze loopbaan (Hirschi, 2009; Richard, 2005; Meijers et al., 2010). In begeleiding kan gericht gestuurd worden op het zoeken

van afstemming met mensen die ondersteunend en stimulerend kunnen zijn in loopbaanvorming door het geven van positieve feedback en mensen die kunnen bijdragen aan een meer realistisch beeld van een beroep. Het ondersteunen van een individu in het uitbreiden van zijn /haar netwerk van mensen (inclusief familie, vrienden etc.) wordt in de review van Richard (2005) ook genoemd als effectieve aanpak. Het moet hierbij gaan om mensen die de loopbaanontwikkeling kunnen ondersteunen en ervaren drempels kunnen beperken of om mensen die een goed voorbeeld kunnen vormen in hoe je je loopbaan zelf kunt vormen. In de huidige loopbaanbegeleidingsaanpak in de onderbouw van het vmbo wordt maar weinig gericht gebruik gemaakt van de mogelijkheid om leerlingen hun ervaringen te laten delen met anderen. Pagina 8/14 4.3 Plannen maken voor de toekomst De overgang van het verkennen van meerdere ik-posities naar een meta-positie gaat niet automatisch. Hierbij is reflectie noodzakelijk. In de literatuur wordt hierbij met name gewezen op de rol van counseling, ofwel individuele begeleidingsgesprekken als effectieve aanpak (Savickas, 2005; Richard, 2005; Kuijpers et al., 2011; Meijers et al, 2006). Door Kuijpers en Meijers wordt deze individuele begeleidingsgesprekken gezien als één van de drie kenmerken van een loopbaangerichte leeromgeving. Zij noemen dit het dialogisch karakter van de leeromgeving. Kuijpers en Meijers hebben in Nederland veel onderzoek gedaan naar de manier waarop de loopbaanbegeleiding in de onderwijspraktijk vorm krijgt (Meijers, Kuijpers & Bakker, 2006; Kuijpers & Meijers, 2008; Meijers, Kuijpers & Winters, 2010; Kuijpers, Meijers & Gundy, 2011). Zij richten zich in hun onderzoek op de manier waarop scholen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties bij leerlingen door het creëren van een loopbaangerichte leeromgeving.. Zij benoemen hierbij drie kenmerken van een leeromgeving die de ontwikkeling van loopbaancompetenties bevordert: praktijkgerichtheid (ervaringen in realistische praktijksituaties) vraag gestuurd (leerlingen kunnen via eigen keuzen en leervragen invloed hebben op wat zij doen en leren) dialogisch (een wijze van voeren van gesprekken tussen leerling en docent en tussen leerlingen onderling die de leerlingen aanzet tot reflectie en het geven van betekenis aan de eigen ervaringen) Hun onderzoek bevestigt het belang van het dialogisch karakter van de leeromgeving voor de ontwikkeling van loopbaancompetenties (Kuijpers et al., 2011; Meijers et al.; 2006). De vorm en inhoud van dit begeleidingsgesprek heeft Kuijpers (2008) nader omschreven. Kuijpers maakt hierbij onderscheid tussen een regulier begeleidingsgesprek en een begeleidingsgesprek in de vorm van een dialoog. Het regulier begeleidingsgesprek ziet zij als een gesprek waarbij de nadruk ligt op het bewaken van de studievoortgang en het bespreken van de manier waarop de leerling competenties moet gaan ontwikkelen die nu nog minder sterk aanwezig zijn. Het begeleidingsgesprek in de vorm van een dialoog onderscheidt zich van reguliere begeleidingsgesprekken door de focus op het benoemen van kwaliteiten van de leerling en door een gerichte analyse en betekenisgeving van een ervaring van de leerling. Daarnaast komen in het begeleidingsgesprek in de vorm van de dialoog de verschillende loopbaancompetenties aan bod. Hiermee wordt in het begeleidingsgesprek een aantal stappen in het proces van betekenisgeving doorlopen: aan de hand van een concrete ervaring vindt kwaliteiten- en motievenreflectie plaats en op basis van conclusies hierover wordt met de leerling gekeken welke acties en plannen voor de toekomst kunnen worden gemaakt en welke personen hierin ondersteunend kunnen zijn voor de leerling. Minder duidelijk is in hoeverre in dit gesprek ook verkend wordt welke gesprekken de leerling met anderen hierover gevoerd heeft en welke verschillende ik-posities voor de leerling relevant zijn in dit proces van betekenisgeving. De daadwerkelijk afstemming met de omgeving in het proces van betekenisgeving en het dialogische karakter van het begeleidingsgesprek kan nog verbreed worden. Meer bevestiging voor de bijdrage van begeleidingsgesprekken aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties blijkt uit onderzoek naar het effect van het inzetten van

loopbaaninstrumenten als het Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP), het portfolio en loopbaanbegeleidinginstrumenten die beschikbaar zijn op internet. De manier waarop deze instrumenten worden ingezet is zeer divers. In het onderwijs blijkt er overwegend sprake te zijn van het inzetten van deze instrumenten ter bevordering van de studieloopbaan en veel minder ter bevordering van arbeids- en/of loopbaanreflectie (Meijers et al., 2006). Uit onderzoek (Mittendorff, 2008; Mittendorff, Jochems, Meijers & den Brok, 2008) blijkt echter dat het inzetten van portfolio en POP alleen bijdragen aan de ontwikkeling van loopbaancompetenties als dit gekoppeld wordt aan een persoonlijk reflectiegesprek tussen docent en leerling. Ook voor loopbaanbegeleidinginstrumenten die beschikbaar zijn op het internet geldt dat uit onderzoek blijkt dat de effectiviteit hiervan beperkt is als er geen begeleiding bij gegeven wordt en niet op gereflecteerd wordt (Brown en Mc Partland, 2005; Richard, 2005). Pagina 9/14

5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Ondanks de enorme impuls die het onderzoek van Kuijpers en Meijers aan de ontwikkeling van een loopbaangerichte leeromgeving in het beroepsonderwijs heeft gegeven, blijkt uit hun onderzoek ook dat scholen nog steeds worstelen met het vormgeven van loopbaanbegeleiding in het algemeen en het voeren van begeleidingsgesprekken in de vorm van een dialoog in het bijzonder (Kuijpers, 2008; Winters, Kuijpers, Meijers & Baert, 2009). Uit het voorgaande is gebleken dat de loopbaanbegeleidingsaanpak verder kan worden versterkt door nadrukkelijker aandacht te besteden aan het opdoen van relevante praktijkervaring zoals stages en door explicieter te sturen op het verdiepen en verbreden van het netwerk. In het proces van loopbaanvorming kunnen de volgende drie stappen kunnen worden onderscheiden: 1. Het opdoen van relevante praktijkervaring. Door met de leerling gerichter te kijken naar de vragen die hij/zij heeft ten aanzien van beroeps- en opleidingskeuze kan ook een meer gerichte invulling van stages en praktijkervaringen vorm krijgen. De opbrengsten van de stages en praktijkervaringen zullen dan directer bijdragen aan het loopbaanleren van de leerling. 2. Betekenisgeving en reflectie in afstemming met de omgeving. Door de leerling opdracht te geven ook in gesprek te gaan met ouders, vrienden en andere voor hem/haar belangrijke personen kan de leerling een beter beeld krijgen bij wat bij hem of haar past. Op deze wijze verstevigd de leerling bovendien zijn ondersteunend netwerk en daarmee zijn sociaal kapitaal. 3. Plannen maken voor de toekomst; verbreden van het netwerk en plannen van nieuwe relevante praktijkervaring. In het dialogisch reflectiegesprek wordt terug gekeken en gereflecteerd op stap 1 en 2. Op basis van deze reflectie kan ook vooruitgekeken worden naar de toekomst. Welke volgende stap is voor de leerling van belang? Welke nieuwe praktijkervaring kan hem/haar helpen om beter zicht te krijgen op zijn beroepsen opleidingsmogelijkheden? Wie kan hem daarbij helpen? Door de leerling ook gericht te begeleiden in het leggen van nieuwe contacten zal zijn netwerk worden verbreed waardoor ook zijn sociaal kapitaal wordt versterkt. Elk van deze drie stappen bieden dus concrete aanknopingspunten voor het versterken van de loopbaanflexibiliteit van de leerling en het verbreden van de loopbaanbegeleidingsaanpak in de school. Daarnaast worden de opbrengsten van de praktijkervaringen die de leerling opdoet versterkt en wordt er gerichter bijgedragen aan het verbreden en het verdiepen van het sociaal kapitaal van de leerling. Pagina 10/14

6 LITERATUUR Pagina 11/14 Akos, P., Konold, T., Niles, S.G. (2004) A Career Readiness Typology and Typal Membership in Middle School. The Career Development Quarterly, Sept. 2004, Volume 53, p.53-66. Arthur, M. (1994). The boundaryless career: a new perspective for organizational inquiry. Journal of Organizational Behavior, 15, 295-306. Arthur, M.B., Inkson, K. & Pringle, J. (1999). The New Careers Individual Action and Economic Change. London: SAGE Publications.Blustein, D.L. (2006). The psychology of working. A new perspective for career development, counselling, and public policy. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Bloemen, H. & Dellaert, B. (2000). De studiekeuze van middelbare scholieren. Een analyse van motieven, percepties en preferenties. Tilburg: Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek. Boer, den P., Bakker, J. (2008). Loopbaanleren en de school. In Kuijpers, M. & Meijers, F.(2008). Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Brooks, L., Cornelius, A., Greenfield, E. & Joseph, R. (1995). The Relation of Career Related Work or Internship Experiences tot the Career Development of College Seniors. Journal of Vocational Behavior, (46), 332-349. Brown, S.D. & McPartland, E.B. (2005). Career interventions: Current status and future directions. In W.B. Walsh & M.L. Savickas (Eds.), Handbook of vocational psychology: Theory, research, and practice (3rd ed., pp. 195-226). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Bulk, van der L. (2011).?? Cohen-Scali, V. (2003). The influence of family, social and work socialization on the construction of the professional identity of young adults. Journal of Career Development, 29 (4), 237-249. Commissie Boekhoud (2001). Doorstroomagenda beroepsonderwijs. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Creed, P.A., Fallon, T., Hood, M. (2009). The relationship between career adaptability, person and situation variables, and career concerns in young adults. In Journal of Vocational Behavior.74, 219-229. Ebberwein, C., Krieshok, T.S., Ulven, J.C., Prosser, E.C. (2004). Voices in Transition: Lessons on Career Adaptability. The Career Development Quarterly, 62: 292-308. Felsö, F., Leeuwen, M. van & Zijl, M. (2000). Verkenning van stimulansen voor het keuzegedrag van leerlingen en studenten. Amsterdam: Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam. Groeneveld (2008)? Hermans, H.J. (2001). Conceptions of self and identity: toward a dialogical view. International Journal of Education and Religion II, 1, 43-62. Hermans, H.J.M., & Hermans-Konopka, A. (2010). Dialogical Self Theory. Positioning and Counter-Positioning in a Globalizing Society. Cambridge, UK: Cambridge University Press. Hirschi, A. (2009). Career adaptability development in adolescense: multiple predictors and effect on sense of power and life satisfaction. Journal of Vocational Behavior, 74, 145-155. Hirschi, A., Vondracek, F.W. (2009). Adaptation of career goals to self and opportunities in early adolescence. Journal of Vocational Behavior, 75, 120-128. Hirschi, A. (2010). Swiss adolescents Career Aspirations: Influence of Context, Age, and Career Adaptability. Journal of Career Development, 36(3), 228-245. Holland, J.L. (1973, 1997). Making Vocational Choices: A Theory of Careers. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall.

Pagina 12/14 Hotchkiss, L. & Borow, H. (1990). Sociological perspectives on work and career development. In D. Brown, L. Brooks & Associates, Career choice and development. Applying contemporary theories to practice (pp. 262-308). San Francisco: Jossey-Bass. Kuijpers, M.(2008). Loopbaandialoog: over leren kiezen (en) leren praten. In Kuijpers, M. & Meijers, F.(2008). Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs. Antwerpen- Apeldoorn: Garant. Kuijpers, M. & Meijers, F. (red.) (2008). Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Kuijpers, M. & Meijers, F. (2008). Bruggen bouwen in Waterland. Resultaten van de 1e meting in een 3-jarig onderzoek naar de ontwikkeling van loopbaancompetenties. Zaandam: Regio College. Kuijpers, M. & Meijers, F. (2009). Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Den Haag: De Haagse Hogeschool/Lectoraat Pedagogiek van de Beroepsvorming. Kuijpers, M., Meijers, F., Gundy, C. (2011). The relationship between learning environment and career competenties of students in vocational education. Journal of Vocational Behavior 78, 21-30. Meijers, F., Kuijpers, M., Bakker, J. (2006). Over leerloopbanen en loopbaanleren. Loopbaancompetenties in het (v)mbo. Het Platform Beroepsonderwijs. Meijers, F, Kuijpers, M., Winters, A. (2010). Leren Kiezen, Kiezen leren. Een literatuurstudie. In opdracht van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (www.ecbo.nl) Mittendorff, K. (2008). De kwaliteit van loopbaanbegeleiding in het beroepsonderwijs en de rol van POP en Portfolio. In M. Kuijpers & F. Meijers (Red.), Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs (pp. 171-190). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Mittendorff, K., Jochems, W., Meijers, F. & Brok, P. den (2008). Differences and similarities in the use of the portfolio and personal development plan for career guidance in various vocational schools in The Netherlands. Journal of Vocational Education and Training, 60 (1), 75-91. Mott, B.W., Callaway, C.B., Zettlemoyer, L.S., Lee, S.Y. & Lester, J.C. (1999). Towards narrative-centered learning environments. Proceedings of AAAI Symposium on narrative intelligence. Cape Cod, MA: AAAI. Nelen, A., Poortman, C.L., Grip, de A., Nieuwenhuis, L. & Kirschner, P. (2010). Het rendement van combinaties van leren en werken. Een review studie uitgevoerd op verzoek van de PROO-NWO. Universiteit Twente, ROA Maastricht University & Centre for Learning Sciences and Technologies. Onderwijsraad (2003). Onderweg in het beroepsonderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Onderwijsraad (2007). Doorstroom en talentontwikkeling. Den Haag: Onderwijsraad. ROA (2008). Studie- en beroepskeuze in de overgang van vmbo naar mbo. Analyses op de VO monitor. Maastricht: Universiteit Maastricht. Savickas, M.L. (2005). The Theory and Practice of Career Construction. In: Brown, S.D., & Lent, R.W. (Eds.). Career development and counselling. Putting theory and research to work. Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons, Inc. Savickas, M.L., Nota, L., Rossier, J., Dauwalder, J., Duarte M.E., Guichard, J., Soresi, S., Van Esbroeck, R., Vianen, van A.E.M.(2009). Life designing: A paradigm for career Construction in the 21st century. Journal of Vocational Behavior, 75, 239-250. Savickas (2009). Career studies as self-making and life-designing. Career research and development, 24, 15-17. SCO-Kohnstamm Instituut (2004). Praktische Sectoriëntatie in de Basisvorming. Vervolgonderzoek. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen, UVA (SCO-rapport nr. 703, projectnummer 44405) SER (2007). Niet de afkomst maar de toekomst. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.

Super, D. (1984). A life-span, life-space approach to career development. In D. Brown, L. Brooks, & Associates (Eds.), Career choice and development {2nd ed.,pp. 197-261), San Francisco: Jossey-Rass. VO-raad (2009). Stimuleringsplan LOB. Utrecht: VO-raad. Winters (2008). Hoe vraaggericht werken? Loopbaanleren in beroepspraktijkvorming op mboniveau. In Kuijpers, M. & Meijers, F.(2008). Loopbaanleren. Onderzoek en praktijk in het onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Winters, A., Meijers, F., Kuijpers, M., & Baert, H. (2009). What are vocational training conversations about? Analysis of vocational training conversations in Dutch vocational education from a career learning perspective. In: Journal of Vocational Education and Training, Vol. 61, No. 3, September 2009, 247-266. Winters, A., Meijers, F., Lengelle, R. & Baert, H. (2011). The self in career learning: an evolving dialogue. In H.J.M. Hermans, & T. Gieser (Eds.), A Handbook of Dialogical Self Theory. Cambridge, UK: Cambridge University Press (in press). Pagina 13/14

Deze publicatie is ontwikkeld door KPC Groep voor ondersteuning van het regulier en speciaal onderwijs in opdracht van het ministerie van OCW. KPC Groep vervult op het gebied van R&D een scharnierfunctie tussen wetenschap en onderwijsveld. Het is toegestaan om in het kader van educatieve doelstellingen (delen van) teksten uit deze publicatie te gebruiken, te verveelvoudigen, op te slaan in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar te maken in enige vorm zodanig dat de intentie en de aard van het werk niet worden aangetast. Pagina 14/14 Bronvermelding is in alle gevallen vereist en dient als volgt plaats te vinden: Bron: Rutten, M. (2011). Weergave literatuurstudie Leren voor het leven. Eerste aanbevelingen voor de praktijk. s-hertogenbosch: KPC Groep in opdracht van het ministerie van OCW.