Overzicht van de bijlagen



Vergelijkbare documenten
Periodieke Brancherapportage 2014

Richting Delta Lloyd: Arbodienstverlening 2016/2017

Periodieke Brancherapportage

Periodieke Brancherapportage

Jaarrapportage Branche informatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Jaarverslag NUVO verzuimdienst over Evaluatie op het gebied van verzuim en preventie

WerkAttent. Voor een heldere aanpak van verzuim

Welkom. Presentatie 100 Present Verzuimmanagement. #meetingeptp

Tarievenlijst Ontzorgdesk Basis abonnement 2015

Verzuimanalyse MBO-sector

Maatwerk in verzuimbegeleiding

Analyse Ziekteverzuim

Verzuimcijfers 2010 sector Gemeenten

SticVerzuimrapportage J C:\Verzuimrapportages

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

Brancherapportage J C:\Brancherapportages

Keuzegids arbodienstverlening

Beter Af Verzuim Risico Verzekering. Een verzuimverzekering op maat via Stichting VACI

dé verzuimspecialist VERZUIMRAPPORT

Brancherapportage J C:\Brancherapportages

BFBN Verzuim Totaaloplossing. Een unieke combinatie van verzuimverzekering WGA Eigenrisicodragen en Arbodienstverlening

Ondernemen is risico s

Het belang van begeleiding

VERZUIMRAPPORT 2016 Een gezonde aanpak van verzuim.

LHV Verzuimarrangement. voor huisartspraktijken

Ziekteverzuimanalyse van O2A5

Interventies Houdings- en Bewegingsapparaat

Interpolis ZekerVoorJePersoneel

Effectief verzuim terugdringen

Hou de vaart erin. Met verzuimspecialist Gezond Transport.

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

SPELREGELS BIJ VERZUIM

VNV ZorgPortaal. VNV ZorgPortaal Arbo & verzuimbegeleiding. Volledige inzet casemanager. Verzuimapplicatie. Registratie ziek en herstelmeldingen

Wet Verbetering poortwachter (WvP) uitgewerkt

0 Brancherapportage J C:\Brancherapportages

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

Richtlijnen aanpak verzuim om psychische redenen

Brancherapportage J C:\Brancherapportages

Eén complete oplossing voor verzuim, preventie én re-integratie. VerzuimVizier Plus WGA-eigenrisicoverzekering

Wie kiest voor continuïteit, kiest voor Gezondernemen. Gemak, Eenvoud en Zekerheid

TARIEVEN UITBREIDINGSMODULES 2017

Inhoudsopgave. Bijlage: De standaard rekenregels voor verzuimmaten...11

Tarievenlijst Ontzorgdesk Ontzorg abonnement 2015

Abonnement Verrichtingen van WorkingStyle

Inhoud. pagina Overzicht pakket ArboActief Compleet abonnement Overzicht pakket ArboActief Compleet abonnement

Het antwoord op uw personele vraagstuk

GEBASEERD OP DE VERZUIMGEGEVENS OVER 2018

Maatwerk in verzuimbegeleiding

Arbodienstverlening ArboNed

WZV 9. Inhoud. 1 Inleiding. 2 Verzuim door ziekte / nog meer plichten. 3 Vergoedingen. 4 Betaling kosten en overige dienstverlening

EVALUATIE ZIEKTEVERZUIMBELEID 2013

Model verzuimprotocol

Maatwerk in verzuimbegeleiding

DIENSTENPAKKET VERZUIMBEGELEIDING

De Cordares Verzuimverzekering

Last van uw rug, nek of armen? Zijn uw klachten niet goed te verklaren? Voelt u zich vaak lusteloos of vermoeid?

VERRASSENDE WENDINGEN BIJ HET VERZUIM VAN GEMEENTEN

Preventie en verzuimkosten

Periode Protocol Actie

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Eerste ervaringen met de WIA in 2006 en 2007

UWV Kennisverslag

Inhoud Inleiding Verzuim door ziekte / nog meer plichten Vergoedingen Betaling kosten en overige dienstverlening Nog meer niet verzekerd

Voorbeeld-reïntegratieprotocol

Verzuimoplossing Apotheken

Notitie. Verzuimrapportage 2e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

V.4 HET VERZUIMPROTOCOL. 1. De ziekmelding

Leiding geven aan vitaliteit en duurzame inzetbaarheid. Gertie Verreck & Ingrid Linders

Advies: Instemmen met de Raadsinformatiebrief over ziekteverzuimaanpak

Notitie. Verzuimrapportage 3e en 4e kwartaal AAN : Commissie Sociale Aangelegenheden en Leden van Veneca. VAN : Secretariaat Veneca

VERZUIMPROTOCOL STICHTING SPORTSERVICE NOORD-BRABANT. (versie 1.3 d.d )

Allianz Inkomensverzekeringen. Nederland Schadeverzekering N.V. Allianz. Inkomens- Combinatie. Wagenparkmanagement

Gericht op de vitaliteit en het welzijn van uw werknemers

WAT TE DOEN BIJ ZIEKTE? VOOR ASSISTANTS. Confidentieel niet dupliceren zonder toestemming van de Directie Versie 11 augustus van 8

ZIEKTEVERZUIMBELEIDSPLAN. voor de Stichting Katholiek Onderwijs Mergelland

Eén complete oplossing voor verzuim, preventie én re-integratie

VERZU IMPROT OCOL Ziekmeldingen Formulier Registratie ziekmeldinggesprek. Contact tijdens ziekte

Plan van Aanpak Ziekteverzuim DCO februari 2003

Model voor verzuimprotocol

Verzuimanalyse MBO-sector

VGZ Bedrijfszorg werkt altijd!

Jaarrapportage Branche informatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Voorbeelden Verzuimpercentages

Standaard Verzuimprotocol NLG Arbo

Verslag van Mandema Update Zorg & Verzuim

Ik ben ziek Wat nu? Informatiebrochure voor werknemers November 2007

WGA: Pijler van inzetbaarheidsbeleid

Met Arbo West meer aanwezig

Maatwerk in verzuimbegeleiding

Deze declaratie betreft de periode van tot

Verzuimanalyse MBO-sector

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

Productspecificatie Cordares Continu Module Verzuim

VGZ Bedrijfszorg werkt altijd!

Themablad ziekteverzuim. Ziekteverzuim. Meer dan zakelijk verzekerd met Univé.

Dienstverlening Ziektewet-eigenrisicodragerschap

Maatwerk in verzuimbegeleiding

Present. Gezond en vitaal aan het werk

Deze declaratie betreft de periode van tot. nee, omdat; wordt automatisch toegestuurd door de Arbo-dienst. anders nl.

Transcriptie:

Overzicht van de bijlagen Bijlage 1 Nulmeting verzuim en reïntegratie bij de kappersbranche 111 Bijlage 2 Bijdrage ten behoeve van de communicatie 127 Bijlage 3 Kernpunten van verzuimbeleid in een kleine salon 129 Bijlage 4 Bijdragen ten behoeve van de registratie 133 Bijlage 5 Een inventarisatie van aanbiedingen: arbodiensten, 135 reintegratieproviders, regelingen en subsidies Bijlage 6 Brief aan BBC met Overzicht feitelijke constructie en activiteiten 141 na afsluiten van het arboconvenant voor de kappersbranche Bijlage 7 Verklarende woordenlijst 145

110

Bijlage 1 Nulmeting verzuim en reïntegratie bij de kappersbranche Inleiding en samenvatting In deze bijlage worden de berekeningen en overwegingen gepresenteerd die tot een zo goed mogelijke inschatting van het verzuim in de kappersbranche hebben geleid. Daarmee wordt getracht de nulmeting t.a.v. verzuim en WAO invulling te geven. De berekeningen werden bemoeilijkt door een onderregistratie van verzuim door de kappers en gebreken in de registratie van herstelmeldingen en geregistreerde begeleidingsactiviteiten bij de mantelarbodienst. Op basis van de inzet van andere bronnen (LISV, Orbis-WAO-onderzoek) en landelijke referentiegegevens is het vermoedelijke verzuim gereconstrueerd. Dit leidt tot de onderstaande resultaten: Nulmetingsgegevens voor de kappersbranche medio 2000 De gemiddelde duur van het korte verzuim is 3,4 dagen. Een hypothese is dat een vijfde van kort verzuim wordt gemeld of geregistreerd (21%), 79% wordt gemist. De gemiddelde duur van het middellang verzuim is 14,5 dagen. Iets meer dan de helft (60%) van middellang verzuim wordt gemeld en geregistreerd, 44% gemist. Aantal kort durende gevallen: 12979 Aantal middellang durende gevallen: 5072 Aantal langdurige gevallen: 3062 Aantal Einde Wachttijd: 182 (dan wel 1.107) Verzuimpercentage aan kort verzuim 0,78 % Verzuimpercentage aan middellang verzuim 1,30 % Verzuimpercentage aan lang verzuim 3,14% (1,17% onderweg Einde Wachttijd) Totaal verzuimpercentage kappersbranche 5,2 % (dan wel 7,52%) De verzuimfrequentie ligt op 1,26 per medewerker De WAO-toetreding ligt op 230 medewerkers per jaar, een WAO-instroomrisico van 0,92%. Dit is een stijging vergeleken met voorgaande jaren. Medio 2000 zijn er 2090 kappers met een WAO-uitkering. Verreweg de meesten zijn 80-100% arbeidsongeschikt. De berekende cijfers zijn aan het eind van deze bijlage vergeleken met verzekeringsgegevens. De nulmeting Bij de nulmeting ziekteverzuim is noodgedwongen gebruik gemaakt van zeer summiere gegevens. Om deze aan te kunnen vullen op basis van redelijke inschattingen en te kunnen inkleuren waren veel extra bronnen en contacten 111

nodig. Bij de onderstaande analyse is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: verzuimanalyse t.b.v. ANKO over 1999 en de eerste helft van 2000 ANKO-Internetsite lopende afspraken tussen en werkdocumenten van ANKO, Schouten Zekerheid en de mantelarbodienst analyse WAO-instroom Orbis WAO- en WAZ-jaaranalyses LISV AI-conceptrapport monitoring kappersbranche onderzoek chemiewinkel en Centrum voor Huid en Arbeid Gesprekken met mevrouw Meertens, de heren Reinalda en De Vries van de mantelarbodienst. Verder gesprekken met M. Pennartz, bedrijfsarts-directeur MediConsult Hilversum J. Strating, A&O-deskundige en arbeidsdeskundige, directeur AGW H. Remortel, bedrijfsarts Rasant en bij de kappersketen M. Spoon, bedrijfsarts Arboned Zwolle H. Kruidenier en C. Verschuren, A&O-deskundigen Maetis D. Severeijns, arboverpleegkundige van Arboduo. Er zijn drie bijeenkomsten gehouden, met resp. alle regiomanagers van de grote kappersketen alle bedrijfsartsen van de Arbodiensten van de kappersketen een werkconferentie met MKB-bedrijfsartsen. Analyse van het cijfermateriaal De eerste voorwaarden voor een goede nulmeting zijn de betrouwbaarheid en validiteit van het beschikbare cijfermateriaal. Komen de cijfers overeen met de werkelijkheid (betrouwbaarheid)? Meten ze wat we willen meten (validiteit)? Beide vragen worden in het algemeen voor het midden- en kleinbedrijf niet bevredigend beantwoord. Oorzaken van problemen rond de registratie De belangrijkste is wel dat met name het registreren van kort verzuim als overbodige administratieve rompslomp wordt gezien. Zeker als de hersteldatum op korte termijn duidelijk en goed beheersbaar lijkt. Al jaren wordt bijvoorbeeld algemeen aangenomen dat er sprake is van een onderregistratie van ongeveer 25% van kort verzuim. De gemiddelde verzuimfrequentie bij het kleinbedrijf loopt zo af van 1,1 bij de bedrijven onder de vijftig tot 0,52 bij de hele kleine bedrijven (tot vijf mensen). Bij een algemeen gemeten frequentie van 1,1 in het MKB wordt daarom een echte frequentie van 1,4 aangenomen. 112

Dit is echter niet de enige moeilijkheid. Ook de herstelmelding wordt wel eens als overbodige rompslomp gezien. Dit komt minder vaak voor maar betekent wel een ernstiger vervuiling van het cijfermateriaal, omdat er per geval meer dagen mee gemoeid zijn. Vaak valt het niet-melden van herstel pas op bij de volgende ziekmelding. En soms komt die nooit omdat de betrokkene het bedrijf heeft verlaten. Andere bekende moeilijkheden betreffen het begrip verzuim zelf en de mogelijke financiële gevolgen. Formeel kunnen werknemers verzuimen bij zodanige arbeidsongeschiktheid dat ze hun eigen bedongen functie niet kunnen beoefenen. Soms gelden ook financiële redenen om wel of niet goed te registreren. Een geregistreerd hoog verzuim kan allicht leiden tot een hogere prijs voor arbodienstverlening en een hogere premie van de verzekering. Maar soms is er ander werk voorhanden. Of kunnen de werktijden worden aangepast, kan er minder worden gewerkt of op arbeidstherapeutische basis - en dat laatste is zonder registratie geheel onmeetbaar. In een aantal gevallen stellen verzekeraars scherpe eisen aan met name arbeidstherapeutisch werken: zo kan er immers sprake zijn van loonvorming terwijl de verzekeraar de kosten van het verzuim vergoedt. Ook verzekeraars zijn daarom in een aantal gevallen geïnteresseerd in een goede registratie van verzuim. Daarmee komen nieuwe aspecten naar voren Is de kwaliteit van het registratiesysteem goed genoeg? Worden alle nuttige gegevens (tijdig) geregistreerd en bijgewerkt? Heeft het systeem een zelfreinigend vermogen, zodat met een piepsysteem fouten kunnen worden verbeterd? Wordt het adequaat ingevuld? Wordt er door systeembeheerders en verzuimanalisten goed samengewerkt? De beoordeling van de registratiesystemen waar de arbodiensten nu mee werken is niet gunstig. In feite is zelfs de fase aangebroken dat alle arbodiensten op zoek zijn naar nieuwe systemen, omdat de bestaande technisch niet meer voldoen en ze uitgebreid moeten worden met nieuwe taken zoals registreren, begeleiden en factureren van aanvullende dienstverlening. De cijfers van de mantelarbodienst nader geanalyseerd De nulmeting is in hoge mate afhankelijk van de verzuimanalyse die de mantelarbodienst in november 2000 heeft gemaakt voor de ANKO. ANKOleden kunnen met korting gebruik maken van arbodienstverlening door de mantelarbodienst. De kappersbranche telt ongeveer 13.000 kapsalons, waarvan ongeveer de helft minder dan vijf werkzame personen telt. Ongeveer 6.000 113

salons zijn bij de ANKO aangesloten. Bij elkaar werken er anno 2001 ongeveer 25.000 werknemers en werkgevers in de branche. Betrouwbaarheid van de cijfers Tijdens de verzuimanalyse beschikte de mantelarbodienst niet over een goede schatting van het aantal betrokken winkels en personeelsleden. Op ons verzoek is toch een schatting gedaan. In februari 2001 waren 3.376 werkgevers in de kappersbranche aangesloten bij de mantelarbodienst. Deze bedrijven hadden op dat moment 16.104 medewerkers in dienst. De voorafgaande tijd was er een lichte groei van kapperswerkgevers die gebruik wensen te maken van de diensten van de mantelarbodienst. de mantelarbodienst schat daarom dat in 1999 gemiddeld 15.000 medewerkers werden bediend. Dekkingspercentage arbodienstverlening mantelarbodienst Totaal aantal personen werknemers 25.000, werkgevers 13.000 (3376 aangesloten) %-w-nemers %-w-gevers Over 1999 15.000 60% 26% Anno 2001 16.000 64% 26% Medio 1999-medio 2000 15.500 62% 26% De basis voor de nulmeting betreft een verzuimanalyse van de mantelarbodienst over drie halfjaarlijkse perioden: de eerste en tweede helft van 1999 en de eerste helft van het jaar 2000. In die perioden verzorgde de mantelarbodienst 15.500 mensen. Voldoende om als een betrouwbare bron te dienen. Hieronder worden van hen de belangrijkste kerncijfers weergegeven. Algemene kerncijfers manteldienst-verzuim-analyse 1e helft 1999 2e helft 1999 1e helft 2000 incl zw excl zw incl zw excl zw inc zw excl zw nwe meldingen 3282 2808 3029 2568 2870 2510 vz-dagen nwe meld 69903 44669 67582 42004 69992 46967 vz-dagen totaal 159934 98658 191465 107031 214069 116153 afgesloten vz 3011 2714 2722 2404 2778 2531 werkgebonden vz 407 384 431 403 376 354 bedrijfsongevallen 11 15 9 einde wachtttijd 333 245 472 267 635 288 vz-voor einde wachtt 44894 33942 63023 37523 82899 39698 aantal betrokken pers. 3645 2852 3735 2760 3815 2839 Deze cijfers laten op het eerste gezicht een aantal meevallers zien (bijvoorbeeld de geringe hoeveelheid bedrijfsongevallen, zij het wel allemaal bij zwangere vrouwen), maar ook enkele echte tegenvallers, zoals onderstaande aspecten. Wordt het aantal nieuwe meldingen gedeeld door het aantal medewerkers dat 52 weken ziek is (Einde Wachttijd, ter onderscheiding van WAO), dan 114

ontstaat het beeld dat gemiddeld één op de tien ziekmeldingen leidt tot 52 weken verzuim. Een ernstig signaal. Opvallend is het groeiend aantal zwangerschappen dat tot 52 weken verzuim leidt. De mantelarbodienst-rapporteur waarschuwt daar terecht ernstig voor. In anderhalf jaar tijd is het aantal verviervoudigd van 88 tot 347. Het aantal ziektedagen dat hiermee is gemoeid stijgt sterk: van 10.952 tot 43.201 dagen per half jaar. De contactman bij de mantelarbodienst deelde mee dat dit groeiend langdurig verzuim van zwangere vrouwen en jonge moeders waarschijnlijk te verklaren is uit een toenemend aantal conflicten rond zwangerschapsverlof en zwangerschapsgerelateerde aandoeningen. Er ontstaat een bekend beeld van een tekort aan meldingen van kort verzuim, maar nu wel aangevuld met een grote overmaat van dagen voor zeer langdurig zieken. Op basis van de redelijke aanname van 15.000 te verzorgen medewerkers in 1999 komt de mantelarbodienst op een geschatte verzuimfrequentie van gemiddeld 0,4 per jaar en een verzuimpercentage van 6,4% inclusief zwangerschap (3,8% exclusief zwangerschap). Ons probleem is echter dat de vermelde cijfers zo atypisch zijn dat wij deze conclusie niet durven te onderschrijven. In plaats daarvan zullen in het onderstaande de cijfers op hun interne consistentie worden bekeken en worden vergeleken met referentiecijfers, waarna op basis van een combinatie van de cijfers van de mantelarbodienst, referentiecijfers en cijfers van de kappersketen wordt geprobeerd een antwoord te geven op de basisvraag: hoe hoog is het verzuim in de kappersbranche en hoe is het samengesteld? Analyse van de consistentie van de cijfers Basis voor een goede nulmeting is de betrouwbaarheid van de cijfers. Interne consistentie is daarvan een onderdeel. In het onderstaande worden de cijfers gepresenteerd op basis van de laatst bekende gehele jaarperiode lopend van medio 1999 tot medio 2000. Algemene verzuimcijfers medio 1999-medio 2000 incl zw zw excl zw aantal med Nieuwe meldingen 5899 821 5078 155000 Ziektedagen nieuwe meldingen 137574 47603 89971 Ziektedagen totaal 405534 182350 223184 Zeer lang verzuimers (52 w) 1007 452 555 Ziektedagen zeer lang verzuim 145922 68701 77221 115

Het aantal betrokken medewerkers is per half jaar gegeven. Een deel van hen is ziek in beide perioden, zodat het aantal betrokken personen niet zomaar bij elkaar kan worden opgeteld. Aantal betrokken personen incl zw excl zw aantal personen bij de meldingen 2e helft 1999 3735 2760 aantal personen bij de meldingen 1e helft 2000 3815 2839 Als rekeneenheid is het gemiddelde van het aantal medewerkers in 1999 (15.500) en het aantal medewerkers begin 2001 (16.000) genomen. De aanname hierbij is dat de contracten omstreeks de jaarwisseling werden vernieuwd. Er is overigens een zeer forse verandering in het aantal medewerkers nodig om veel invloed te kunnen hebben op de verzuimcijfers. Mocht er geen jaarlijkse contractering per 1 januari zijn dan zou dit een verwaarloosbare verhoging betekenen 250/15250, te weten een extra 1,6% in de noemer van de breuk die voor de berekeningen noodzakelijk is. Bij elkaar levert dit de volgende startgegevens op. Basisgegevens Verzuimpercentage incl zwangerschap 7,17% Verzuimpercentage excl zwangerschap 3,94% Verzuimpercentage zwangerschap 3,22% Op basis van de nieuwste gegevens lijkt het verzuim dus een stijgende tendens te vertonen: van 6,4 tot 7,2 inclusief zwangerschap en van 3,8% tot 3,94% exclusief zwangerschap. Ook het WAO-risico is bekend. Inclusief zwangerschap bedraagt het 6,7% en exclusief zwangerschap 3,6 procent. Zoals in het bovenstaande al is gemeld is er een zeer snelle toename van het aantal zwangere vrouwen dat in de geanalyseerde drie termijnen van een half jaar Einde Wachttijd haalt, van 88 in de eerste helft van 1999 via 205 in de tweede helft van 1999 tot 347 in het eerste half jaar van 2000. WAO-risico (Einde Wachttijd, excl beoordeling) Incl zwangerschap 6,7% Zwangerschap 2,9% Exclusief zwangerschap 3,6% Op basis van de mededeling van de contactpersoon bij de mantelarbodienst wordt in het onderstaande aangenomen dat 65% van Einde Wachttijd inderdaad leidt tot een erkenning van een handicap en dus WAO-uitkering. Uit 116

onderstaande tabel blijkt dat dit leidt tot de veronderstelling van een groot en groeiend aantal jonge vrouwen in de WAO: van 57 in de eerste helft van 1999 tot 359 over het gehele volgende jaar. Consistent? Met dit laatste gegeven komt de eerste twijfel aan de consistentie van de cijfers op. Zijn de gegevens betrouwbaar, dan kampt de branche met een enorm probleem. In de volgende tabel worden de gegevens van de mantelarbodienst over de nieuwe zwangerschapsmeldingen per half jaar weergegeven, aangevuld met de aantallen Einde Wachttijd en de (logische) WAO-instroom. WAO-instroom met handicap rondom zwangerschap? nwe meld EindeWtd WAO-instroom 1e termijn 1999 474 88 57 2e termijn 1999 461 205 133 1e termijn 2000 360 347 226 De tabel laat een afname zien van het aantal zwangerschappen met 20% in anderhalf jaar tijd, gepaard met een snelle toename van de aantallen Einde Wachttijd van 88 tot 347 en de redelijk te veronderstellen WAO-instroom van 57 tot 226. Bij een gelijk blijvend aantal nieuwe meldingen en gelijk blijvend aantal mensen Einde Wachttijd, is het eenvoudig de toekomst van zwangerschap te voorspellen: men deelt het aantal dat Einde Wachttijd haalt door het aantal nieuwe zwangerschapsmeldingen per jaar. Dit leidt voor de kappersbranche tot de - onmogelijk te achten - groei van het WAO-risico tot gemiddeld 55 procent. Nog erger is dat dit risico volgens onderstaande tabel oploopt van 24% in de eerste helft van 1999 via 45% in de tweede helft tot 96% in de eerste helft van 2000. Dit lijkt ons uiterst onwaarschijnlijk. Een reëlere berekening is mogelijk op basis van het gegeven dat de aantallen Einde Wachttijd in de eerste helft van 2000 in de eerste helft van 1999 moeten zijn gestart. Beide cijfers zijn bekend (zie tabel). Dat leidt echter tot een rekenkundige ondersteuning van het hier behandelde onwaarschijnlijke gegeven: 73% van de vrouwen die zich de eerste helft van 1999 zwanger ziek hebben gemeld, zouden Einde Wachttijd hebben gehaald. Aantal zwangerschappen dat tot verzuim Einde Wachttijd leidt (Gemiddelde gegevens op basis van inschatting gelijkblijvende aantallen) 55,05% Leidend tot WAO gedurende drie termijnen: 1e helft 1990 88/375 24% 2e helft 1999 205/451 45% 1e helft 200 347/360 96% Reële berekening: van de 375 nieuwe verzuimgevallen in de eerste termijn van 1999 hebben er 360 Einde Wachttijd gehaald, dwz 73% 117

De berekening leidt tot onwaarschijnlijke resultaten. Hier wreekt zich dat in de verzuimanalyse van de mantelarbodienst door de mantelarbodienst zelf geen vragen zijn gesteld over de betrouwbaarheid van de cijfers. Het probleem doet zich nu voor dat de onzekerheid ten behoeve van een nulmeting vanwege de algemeen geaccepteerde onderregistratie van het kortverzuim nu groter wordt vanwege de waarschijnlijkheid dat ook de cijfers over het langdurig verzuim niet kloppen. Staat de betrouwbaarheid van de cijfers eenmaal ter discussie dan is nader onderzoek nodig naar zowel de redenen en achtergronden van de mogelijke onbetrouw-baarheid als de herstelmogelijkheden en de onderdelen van de registratie die mogelijk toch tot een redelijke inschatting van het bestaande verzuim leiden. Einde Wachttijd en WAO-risico bij de kappersbranche in het algemeen Om te onderzoeken in hoeverre de registratiegegevens exclusief zwangerschap een betrouwbare aanduiding geven voor een nulmeting, is gekeken naar de aantallen Einde Wachttijd exclusief zwangerschap. Ook hier stuiten we op problemen. Er is op twee manieren gezocht. Analyse op aantallen In de eerste plaats is het aannemelijk dat de aantallen Einde Wachttijd in de eerste helft van 2000 zijn ontstaan in de eerste helft van 1999. Een gelukkig gegeven is dat de aantallen Einde Wachttijd exclusief zwangerschap gedurende de drie door de mantelarbodienst aangereikte termijnen stabiel zijn gebleven. In onderstaande tabel worden de aantallen gegeven. Er is ook gekeken naar het verschil tussen nieuwe meldingen en afgesloten meldingen: dat geeft immers de bron van de aantallen Einde Wachttijd. Niet afgesloten ziekmeldingen en de relatie met Einde Wachttijd excl. zwangerschap Resterende meldingen Aantal Einde Wachttijd 1 e termijn 1999 x + 94 245 2 e termijn 1999 258 267 1 e termijn 2000 237 288. Uiteraard is niet bekend hoeveel van de meldingen uit 1998 in de eerste termijn van 1999 zijn afgesloten. Gezien het voor de rest vrij stabiele beeld nemen we hier aan dat het getal x + 94 ergens in de buurt van 250 ligt. Uit de mantelarbodienst-gegevens van het aantal ziekmeldingen tot Einde Wachttijd leidt zou geconcludeerd kunnen worden dat deze meldingen allen op naam staan van aparte personen en ook allemaal tot zeer lang verzuim zou leiden. Daarnaast is echter ook geregistreerd dat ongeveer 10% van het aantal meldingen tot Einde Wachttijd leidt. Met andere woorden: er blijven 25 118

potentiële Einde-Wachttijders over. In dit geval missen we daarom 220 a.s. Einde-Wachttijders in de registratie. Analyse op dagen Voor de analyse op dagen is gekeken naar het gemiddeld aantal Einde Wachttijders per jaar. Uitgangspunt is hier een stabiel beeld van gelijke aantallen per jaar. Daarbij wordt dus geen rekening gehouden met de geconstateerde stijging van 17% Einde Wachttijd halverwege 2000 (eind 1998 is niet bekend en zou dat kunnen compenseren). In de regel kan aangenomen worden dat de vaste hoeveelheid ziektedagen die geconsumeerd moet worden (365) voor de helft in hetzelfde jaar plaats vindt en voor de helft in het voorafgaande jaar. Tegelijkertijd kan worden aangenomen (met dezelfde redenering) dat gedurende het rekenjaar ook eenzelfde aantal dagen wordt geconsumeerd door de medewerkers die het jaar erop Einde Wachttijd zullen bereiken. In de periode tweede helft 1999-tweede helft 2000 bedraagt het aantal Einde Wachttijd 555. Dat betekent dat er door hen meer dan honderdduizend dagen (101.010) worden geconsumeerd. Tegelijkertijd gaat eenzelfde aantal dagen op aan de nieuwe en aankomende medewerkers op weg naar Einde Wachttijd (eveneens iets meer dan honderdduizend dagen). Verwacht mag dus worden dat meer dan tweehonderdduizend dagen (202.020) worden geconsumeerd. In de mantelarbodienst-analyse worden - in totaal! - slechts 223.184 dagen aan verzuim gemeten. Daarnaast is door de mantelarbodienst ook zelf aangegeven hoeveel dagen voorafgaand aan Einde Wachttijd is geconsumeerd door de afgesloten gevallen: ongeveer 77 duizend dagen. Op basis van de hier gegeven redenering is dit aantal verdubbeld voor de aankomende gevallen. In de onderstaande tabel zijn deze cijfers bij elkaar gebracht. Aantal verzuimdagen Einde Wtd en aankomende EWtd (ecxl zw) gem resterend vzperc 2 x 77221 154442 restant voor gewoon verzuim 68742 1,22% referentie 2 x 101010 202020 restant voor gewoon verzuim 21164 0,38% Op basis van het eigen cijfermateriaal van de mantelarbodienst resteren nog maar 68.742 dagen voor al het overige verzuim (kort, middellang, lang maar niet tot 52 weken), wat tot een verzuimpercentage van niet-einde wachttijd van 1,2% zou moeten leiden. Dit lijkt wel erg laag. Op basis van de redenering van logische statistische gemiddelden gaan er zelfs ruim tweehonderd dagen op aan lopend en aankomend zeer lang verzuim. Daardoor resteert zelfs een overblijvend verzuim van 0,38 procent. Conclusie uit de cijfers indien ze betrouwbaar worden verondersteld De suggestie uit de cijfers is dat er sprake is van een kerngezonde bedrijfstak. Eenmaal ziek lijkt WAO-risico echter onafwendbaar. Een dergelijke conclusie wordt niet ondersteund door de Nederlandse praktijk. 119

De verzuimanalyse naar duurklassen geeft zicht op aanvullende gegevens In de mantelarbodienst-analyse worden bij de basisgegevens ook aanvullende onderverdelingen gemaakt in duurklassen gemaakt. Verzuim naar duurklasse 2000 2000 2 1999 2 1999 incl zw zw excl zw incl zw excl zw kort 4482 88 4394 middel 15164 1115 14049 14377 1699 12678 lang 6-13 18182 4489 13693 20503 5695 14808 lang 13-26 42645 20577 22068 41015 23333 17682 lang 26-52 50639 28442 22197 47941 28092 19849 totaal lang 111466 53508 109459 57120 52339 Einde Wtd 82899 43201 39698 191464 25449 166015 Daaruit blijkt dat het totaal aan lang verzuim over de periode medio 1999-medio 2000 110.297 dagen bedraagt. Worden daarbij de totalen aan kort en middellang opgeteld, dan leidt dat tot een totaal van 145.905 dagen. Samenstelling van het verzuim indien de gegevens betrouwbaar worden verondersteld Voor het lang verzuim - exclusief de dagen besteed aan de aanloop naar Einde Wachttijd - resteert dan een verzuimpercentage van 1,95 procent. In de volgende tabel worden ook de verzuimpercentages aan kort en middellang verzuim weergegeven, berekend uit de bovenstaande tabel. Herberkening verzuimpercentage op duur-onderdelen totaal % aan kort verzuim 0,16% totaal % aan middellang verzuim 0,47% totaal % aan lang verzuim 1,95% totaal % aan EW verzuim? De basisvraag is nu: hoeveel verzuimdagen zijn besteed aan de aanloop naar einde wachttijd? In de analyse wordt 77.000 dagen aangegeven. Daarmee kunnen echter de ook aangegeven 555 gevallen bereikte Einde Wachttijd en de 555 onderweg Einde Wachttijd niet worden bereikt: dat kost immers ruim 200.000 dagen. 120

Correctie van het aantal medewerkers Einde Wachttijd op basis van gegevens uit andere bronnen Wordt de betrouwbaarheid van de registratie niet in twijfel getrokken dan wordt de analyse alarmerend en atypisch. Dan zit de kappersbranche definitief met een schier onmogelijke WAO-kans voor zwangere vrouwen. De meest logische en zakelijke basis om de betrouwbaarheid van de hoeveelheid Einde Wachttijd te testen is een aansluitende analyse van de feitelijke WAO-cijfers. Deze worden geleverd door het LISV en Cadans. Bij het LISV wordt de kappersbranche niet apart onderscheiden. In het Orbis-onderzoek naar WAO- en WAZ-instroom gelukkig wel. Tot 1998 beschikte Cadans eveneens niet over een goede registratie van WAO-instroom vanuit de kappersbranche. Vanaf 1999 echter wel. Als algemene gegevens worden door de Orbis-onderzoekers genoemd: de WAO-instroomkans van 0,4 voor de detailhandel als geheel en de WAO-instroomkans van 0,7 voor de kappersbranche als geheel. Orbis geeft als totaal aantal WAO-ers voor de kappersbranche aan: 2.090 (voornamelijk redelijk jonge vrouwen). 85% van hen heeft een volledige WAOuitkering. Dit hangt zowel samen met de mate van arbeidsongeschiktheid als met het gemiddelde, vrij lage brutosalaris. Als WAO-instroom voor de kappersbranche wordt het aantal van 230 medewerkers genoemd. Daarmee valt terug te rekenen. Als - in overeenstemming met de contactpersoon van de mantelarbodienst - 65% van de personen met Einde Wachttijd ook daadwerkelijk een WAOuitkering krijgt, dan zou het aantal door de mantelarbodienst te registreren Einde-Wachttijders niet meer dan 182 mogen bedragen. En als eveneens waar is dat er in 1999 230 WAO-ers zijn ingestroomd, dan bedraagt het feitelijk aantal Einde-Wachttijders bij de mantelarbodienst in werkelijkheid slechts 22,5% van het aantal dat als zodanig is geregistreerd. Het gecorrigeerde cijfer voor het verzuim tot aan Einde Wachttijd Daarmee zou het percentage aan verzuim door Einde Wachttijd berekend kunnen worden door het aanloopverzuim van de 182 betrokkenen te nemen: 66430 dagen oftewel 1,17 procent. De redenen waardoor toch zo veel Einde Wachttijd wordt geregistreerd kunnen velerlei zijn: kappers melden zich niet beter werkgevers geven het niet door jonge vrouwen verlaten het vak niet bij zwangerschap maar maken meer gebruik van hun rechten Wulbz en de WAO worden gebruikt als verlofverlening bij zwangerschap en ouderschap (maar daar zit iedereen dan wel werkeloos bij) bedrijfsartsen registreren het herstel niet het registratiesysteem functioneert niet meer zo goed de basisgegevens voor de analyse kloppen niet 121

de analyse is niet goed uitgevoerd de analyse van de opstellers van dit rapport klopt niet. Overigens blijft opvallend dat uit het Orbis-onderzoek blijkt dat een veel grotere groep de WAZ instroomt. Het gaat om 410 gevallen in 1999. Aangezien de mantelarbodienst 26% van de werkgevers bedient betekent dit dat het bij de mantelarbodienst om 163 gevallen gaat (aangenomen dat het in 65% tot een uitkering leidt). Voorbehoud De bovenstaande analyse van met name zeer langdurig verzuim is voorlopig en ingegeven door het ons inziens te grote aantal zwangere vrouwen dat Einde Wachttijd lijkt te halen. Dit wordt ondersteund door het gegeven van de mantelarbodienst dat er bij de andere branches een veel minder grote toename van arbeidsongeschiktheid is die gerelateerd is aan zwangerschap. Indien er aanleiding bestaat om de stelling dat alle cijfers over zwangerschapgerelateerd verzuim betrouwbaar zijn te handhaven, is zeer snel een zeer grondig onderzoek gewenst. Het signaal is dan ernstig. En des te ernstiger, omdat het juist alleen in de kappersbranche betreft. Op zich aannemelijke verklaringen zoals moeite met staan en bukken of conflicten rondom zwangerschap zijn daarbij waarschijnlijk minder relevant. Het is niet echt aannemelijk dat deze verschijnselen de laatste anderhalf jaar zo rigoureus zijn toegenomen dat zo n sterke toename van invalidering er door wordt verklaard. Verdere invulling van de gecorrigeerde verzuimanalyse Op dit punt weten we meer van lang verzuim. Met een redelijk vermoeden kunnen we het vaststellen op de som van het percentage langverzuim dat Einde Wachttijd niet haalt plus de som van het percentage dat Einde Wachttijd wel haalt: 1,95% + 1,17% = 3,14 procent. Nu nog middellang en kort verzuim. Op zich is dat niet moeilijk. Daartoe kunnen immers verschillende referenties worden gebruikt. De laatste hypothetische berekening van het verzuim in de kappersbranche De meeste referenties hebben betrekking op een verzuim van ongeveer 6 procent. Bij hogere percentages is lang verzuim altijd de uitschieter. In grotere bedrijven is de referentie in aantal ziektedagen bij kort, middel en lang verzuim: 15% : 25% : 60%. Bij kleinere bedrijven is de relatie 1% : 1% : 4% (bron: Arboned). Veel scheelt het niet. Er is verschil tussen bedrijven met en zonder duidelijke fysieke belasting (zonder veel alternatieve werkzaamheden). Bij meer fysieke belasting kan met name kort verzuim iets langer duren. Voor heel Nederland geldt dat langdurig verzuim 60% van het totaal aantal ziektedagen uitmaakt. Daarbij is de verhouding kort-middel-lang: 1% : 2% : 3%. 122

Over de duim gerekend komt dan de berekening van het verzuim in de kappersbranche uit op 3,14 + 40/60 * 3,14 = 2,09 + 3,14 = 5,23%. Om het preciezer te berekenen is uitgegaan van een landelijke verhouding tussen de frequentie van kort, middellang en lang verzuim. Bij grote bedrijven is dat 70% : 22% : 8%. Dat wil zeggen dat 70% van het verzuim gemiddeld binnen een week eindigt, 22% duurt korter dan zes weken en 8% eindigt ergens tussen zes weken en Einde Wachttijd. In het kleinbedrijf is die verhouding 0,7% : 0,2% : 0,10%. Omgerekend komt dat op bijna hetzelfde uit als de landelijke referentie (70-22-8). De lezer krijgt bij de berekening dan het werkelijk geschat verzuim te zien en niet het geregistreerde verzuim. We hebben gebruik gemaakt van een mengvorm van aannames. Aangenomen is bijvoorbeeld dat de frequentieverdeling overeenkomt met de landelijke referentiegegevens van het kleinbedrijf voor het kort, middel en lang verzuim. Vervolgens hebben we de mantelarbodienst-gegevens gecorrigeerd voor een deel van het lang verzuim (de aanloop Einde Wachttijd). Daarna hebben we de mantelarbodienst-gegevens voor kort en middellang verzuim gebruikt om uit te rekenen hoe lang gemiddeld kort verzuim duurt en hoe lang middellange verzuim gemiddeld duurt. De aanname daarbij is dat het geregistreerde verzuim ook geldt als referentie voor het niet-geregistreerde verzuim. In de onderstaande tabellen ziet u achtereenvolgens de feitelijk geregistreerde verzuimgevallen en een voorlopig overzicht van de aantallen verzuimgevallen, berekend aan de hand van referentiecijfers. Allereerst de feitelijk geregistreerde verzuimgevallen. Verhouding KappersbrancheKort-Middel Lang verzuim over de analyse-periode excl zw Aantal Aantal Aantal Verhouding Meldingen Kort Middel Lang Totaal Kort Middel Lang 2e helft 1999 1419 967 1936 4322 33% 22% 45% 1e helft 2000 1257 1044 2051 4352 29% 24% 47% Totaal 2676 2011 3987 8674 31% 23% 46% Wat meteen opvalt is dat de gebruikelijke verhouding tussen kort, middellang en lang verzuim niet overeenkomt met de landelijke referenties. Dat kan veroorzaakt worden door de te verwachten onderregistratie van het korte verzuim. Maar ook valt op dat de relatie tussen middellang verzuim en lang verzuim niet overeenkomt met de verhouding 22:8. Dat betekent te veel lang verzuim of een te makkelijke doorstroom van middellang naar lang verzuim (zich niet beter melden kan op de achtergrond ook een rol spelen). Hieronder wordt de geconstrueerde correct veronderstelde tabel gepresenteerd met gebruikmaking van het gecorrigeerde lang verzuim, de frequentiereferentie tussen kort, middel en lang verzuim (70-22-8), de referentie van de verhouding tussen het aantal verzuimdagen bij lang verzuim en overig verzuim (kort: 123

middellang 60-40). Deze verhouding heeft de doorslag gegeven bij het bepalen van het aantal ziektedagen. Vervolgens is ook de te verwachten frequentie berekend. Uit de tabel blijkt het verschil tussen het door de mantelarbodienst geregistreerde verzuim en het geschatte werkelijke verzuim. Naar schatting wordt 79% van kort verzuim en 60% van middellange verzuim niet gemeld en/of niet geregistreerd. Referenties op basis van algemene landelijke referentieverhouding tussen K-M en L- verzuim: Detailhandel algemeen 8897 2796 1017 12710 70% 22% 8% Bedrijfsgrootte 10<20 9982 3137 1141 14260 70% 22% 8% Bedrijfsgrootte 1<10 5642 1773 645 8060 70% 22% 8% Totaal kappers geregistreerd 2676 2011 3987 8674 31% 23% 46% Totaal kappers berekend 12979 5072 3062 20575 Gemist 79% 60% Tenslotte is ook de frequentie bekend. Wordt aangenomen dat het aantal langdurig zieken 3.062 is, dan is de verwachte frequentie 1,3. Wordt dit gecorrigeerd op basis van de verwachting dat een aantal herstelmeldingen te laat werd gedaan, dan wordt dit 1,2. Hypothetische eindconclusies over de nulmeting verzuim in de kappersbranche. De volgende gegevens zijn nu bekend: De gemiddelde duur van het korte verzuim is 3,4 dagen. Een hypothese is dat een vijfde van kort verzuim wordt gemeld of geregistreerd (21%), 79% wordt gemist. De gemiddelde duur van het middellang verzuim is 14,5 dagen. Iets meer dan de helft (60%) van middellang verzuim wordt gemeld en geregistreerd, 44% gemist. Aantal kort durende gevallen: 12979 Aantal middellang durende gevallen: 5072 Aantal langdurige gevallen: 3062 Aantal Einde Wachttijd: 182 (dan wel 1.107) Verzuimpercentage aan kort verzuim 0,78 % Verzuimpercentage aan middellang verzuim 1,30 % Verzuimpercentage aan lang verzuim 3,14% (1,17% onderweg Einde Wachttijd) Totaal verzuimpercentage kappersbranche 5,2 % (dan wel 7,52%) De verzuimfrequentie ligt op 1,26 per medewerker Commentaar vanuit de verzekeringswereld (Schouten Zekerheid) 124

Een eerste vergelijking met het algemene cijfer dat via Schouten Sociale Zekerheid is opgespoord geeft draagvlak aan onze hypotheses. Door De Amersfoortse wordt een verzuimkostenpercentage van 3,5% van de loonsom genoemd. Ons geraamd verzuim percentage is 5,2 procent. Het verschil (1,72%) is verklaarbaar. Door de Amersfoortse wordt in elk geval de eerste week niet verzekerd. Dit brengt de cijfers al dichterbij elkaar, resteert een verschil van 0,94 procent. Bovendien berekent de Amersfoortse het verzuim niet in dagen maar in loonsom. Dat wil zeggen dat het verzuim van een parttimer minder telt (minder grote loonsom). Bekend is dat in de kappersbranche veel werknemers parttime werken en dus staan voor een lagere loonsom. Dat geldt voor zo veel kapsters dat daarmee het verschil van 0,94% kan worden verklaard. Een en ander suggereert zelfs dat 5,12% een redelijk in te schatten ondergrens is. Voor afzonderlijke kapsalons met gemiddeld 54,4% loonkosten betekent een dergelijk verzuimpercentage dat een goed verzuimbeleid een essentiële bijdrage kan leveren aan het eigen inkomen en de continuïteit van het bedrijf. Achtergrondverklaring over frequentie en verzuimduur Misschien wekt het aantal gemiste of niet-gemelde verzuimgevallen verbazing. Dat is inderdaad verwonderlijk, in ogenschouw genomen de mate van meldingscorrectheid in het MKB. Op basis van de MKB-gegevens wordt minimaal een frequentie van 1 verzuimmelding per jaar verwacht. Bij een goede meldingsdiscipline zelfs een frequentie van 1,4. Dat dit nogal kan verschillen blijkt uit een overzicht van de meldingsfrequentie op bedrijfsgrootte. Hoe kleiner het gemiddelde bedrijf hoe minder ziek- en herstelmeldingen. Referenties verzuimfrequentie Landelijk F=1,4 detailhandel F = 0,84 bedrijfsgrootte <10 F = 0,52 bedrijfsgrootte 10<20 F = 0,92 kappers F = 0,38 Uit het overzicht blijkt een grote onderregistratie bij de kappers, zo n 27 % lager dan de laagste groep, te midden van de ook al bekende onderregistratie van het MKB in het algemeen. Gemiddeld melden 5.899 kappers zich per half jaar ziek (medio 1999-medio 2000). Dat komt neer op een gemiddelde frequentie van 0,38. Aangezien het onaannemelijk is dat de gezondheid van de mensen selectief wordt bepaald per groep en zeker gezien het referentiegegeven dat jongere medewerkers zich gemiddeld vaker ziek melden dan ouderen, lijkt het er op dat veel verzuim niet wordt geregistreerd. Overigens betreft dat veelal kort verzuim (korter dan een week) en het begin van middellang verzuim (vanaf één tot zes weken). 125

Bij de mantelarbodienst-analyse viel al op dat het aantal nieuwe meldingen en het totaal aantal zieken elkaar in de registratie weinig ontlopen. Dat is bijzonder, want meestal wordt het grootste deel van de frequentie bepaald door een zeer kleine groep medewerkers, de zogenaamde veelverzuimers: 10% van de medewerkers neemt gemiddeld 65% van de meldingen op zich. De verdeling tussen nulverzuimers, normaalverzuimers en frequent verzuimers Referentie nulverzuimers gewoon frequent verzuimers verzuimers(f+>4) Landelijk per jaar 30% 55% 10% (+5% lang verzuim) Landelijk per half jaar 60% 27,5% 5% Kappers per jaar 81% 19% Enig vergelijkingsmateriaal van de kappersketen Vanuit de kappersketen is toestemming gegeven tot enige, maar natuurlijk niet alle informatie (hun eigen beleid is met veel moeite en energie opgebouwd). In elk geval komt hun verzuim redelijk overeen met dat wat voor de kappersbranche als geheel is berekend. Anno 2000 is het zelfs wat gestegen, wat door de kappersketen mede wordt geweten aan de verslechtering van de arbeidsmarkt. Interessant is dat bij hen ook het verzuim per kapsalon bekend is. Aangezien het over een groot aantal zelfstandig werkende franchisenemers gaat en het werk noch de populatie verschilt, geeft dat mogelijk een indicatie voor het effect van middelhoog verzuim binnen de kappersbranche. De verhouding laag/middelhoog/hoog verzuim ligt bij de kapsalons op 59% 13% 28%. Volgens verwachting is hoog verzuim meteen ook erg hoog: gezien de kleine aantallen telt één langdurig zieke meteen hard mee. Bekend is overigens dat - behoudens door toeval - salons met hoog verzuim daar soms gedurende lange perioden mee tobben. In ongeveer de helft van de gevallen zou beleids- of reïntegratieverbetering mogelijk moeten zijn. 126

Bijlage 2 Bijdrage ten behoeve van de communicatie Per jaar zou vanuit het projectbureau (later Steunpunt/helpdesk) een communicatieplan moeten worden opgesteld, onder regie van de Arbocommissie. Doelgroepen Direct Werkgevers Werknemers Indirect Ouders Opleidingsinstellingen Arbodiensten Interventiebedrijven Verzekeraars In de tweede linie UWV/Lisv Werkgevers- en werknemersorganisaties (+sector etc.) Expertisecentra Maatschappelijke organisaties Media Bronnen Werkgevers- en werknemerscontacten met de helpdesk (incl. die van ANKO en bonden) Arbodiensten Monitoring Gepland onderzoek Kanalen Internet Toolkit(ten) CD-rom Lesmateriaal opleidingen Materiaal voor kapperskeur voor arboprofessionals en interventiebedrijven Folders, werk- instructiemateriaal etc. Pers- en nieuwsberichten (eigen en andere schrijvende en audiovisuele pers) Onderzoeksverslagen 127

128