Leskist Afvalvertering. docentenhandleiding



Vergelijkbare documenten
m a t e r i a a l z e n d i n g

Paddenstoelen in de klas. werkbladen

Paddenstoelen kweken in de klas

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Regenwormen Tijdstip: in september, oktober en november, na een regenbui.

Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving

2. Maak met de 4 buizen een vierkant op de grond. Dit is het zoekraam.

Opdrachtkaarten Lente

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Paddenstoelen in de klas alle groepen

4 Vind me dan. Achtergrondinfo Planten en dieren hebben allerlei manieren om niet op te vallen. Deze kunnen onderverdeeld worden in:

Volg de aanwijzingen en ontdek met de cijfercode wat de naam van de boom is. Onze boom heet :...

Opdrachtkaarten Herfst

Opdrachten thema. Veluwe

Kleine beestjes Tijdstip: Deze activiteit kan in de lente, zomer of herfst en door alle groepen gedaan worden.

Doe- pad Watertorenweg

Doe- pad Watertorenweg. Achtergrond informatie voor de begeleider. Groep 5-6

Grond onder je voeten

Les 5 Een goede bodem

Buitenles THEMA-handleiding Ribbeltje is zijn geheugen kwijt Groep 3 en 4

Oude bomen. Opdracht 1 - Bijzondere bomen. Opdracht 2 De leeftijd van een boom meten. Benodigdheden

De composthoop Een composthoop bij school

Doe- pad Watertorenweg

Wat weet jij over biologisch en over de bodem?

DE HERFST: KLEURRIJK SEIZOEN

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Inleiding Doelgroep Relatieschema Opzet van de lescyclus Algemeen doel De doelstellingen...

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

Opdrachtenboekje. Waterkant

Ideeën voor leerkrachten ter voorbereiding op de insectenwandeling door de Natuurtuin 't Loo

1a. Hoeveel tuinslakken zie je op de foto? 1b. En hoeveel slakken van een andere soort?

Handleiding Afvalspel groep 3 en 4

Afval scheiden. Yvonn van de Grootevheen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Ontdekdoos Kleuren groep 3 en 4. handleiding

Vragen 1. Welke soorten afval zijn er? Noem bij elk een voorbeeld...

Alleen maar zand? Groep 1,2,3 en 4. Bodemproject van IVN Veldhoven Eindhoven Vessem voor de basisschool.

Lesbrief bij Een caravan in de winter van Louisa van der Pol

Expeditie Boswachterscode

Het kiemen van zaden

bedoeld wordt met hoeveelheidbegrippen als: alle, geen, niets, veel, weinig, meer, minder, evenveel. Ordent hoeveelheden om ze te Groep 1 Groep 2

Bronnen. Meer info. Naam: Co-wetenschapp(st)er: Klas:

7-12 jaar Scharrelavontuur jaar Scharrelavontuur

Natuurschatten SPEELNATUUR

Groene tomaten rijp maken

ONDERZOEKERS:...(vul je naam in) Volg de aanwijzingen en ontdek met de cijfercode wat de naam van de boom is. Onze boom heet :...

inhoud blz. Inleiding 1. De afvalberg 2. Soorten afval 3. Vier belangrijke stappen 4. Voorkomen 5. Opnieuw gebruiken 6. Afval als bran dstof

Werkblad. LES 7: Hygiëne. GROEP 5-6. Namen groepje:

Gebruiksaanwijzing leerdagboek

Materiaalzending Paddenstoelen

DOCENT. Thema: natuur BOMEN BIJ MIJN SCHOOL. groep 3 en 4. Stadshagen

Papier maken in de klas

Opdrachten thema. Veluwe

blaadjes THEMA 9 Docentenhandleiding Groep 1/2/3/4/5/6

Het onderzoek van de burgemeester 5/6

Voorbereiding post 4. Mondjes open mondjes dicht Groep 7-8

Welke voorkeur heb jij?

Ontdekdoos Zaden. groep 5 en 6. docentenhandleiding

Rivierenhof. Handleiding. Opgesteld door de domeinwachters. >> Ontdekkingstocht voor het 4, 5 en 6 leerjaar. Tjakkie de specht Ontdekt de Herfst

Handleiding. Geschikte tijd uitvoering jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec

Tips voor leerlingen. Algemene observatievragen

Op avontuur in de natuur (najaar) veldwerk groep 4,5,6

Handleiding Leskist bomen groep 7

Tuin- en keukenresten composteren? Dàt is kinderspel!

Leskist THEMA-handleiding Ontelbare kringlopen Groep 7 en 8

De Veluwe Opdrachten en Overzichten voor begeleiders

Diertjes vangen en bekijken

WERKBLAD mijn landschap

Experimenten KIT. werkboekje. Dokter in de wetenschap: Klas:

DOCENT. Thema: Water BEESTJES IN DE SLOOT. groep 1 en 2. Stadshagen

Paddenstoelen De herfst is echt paddenstoelentijd. Vooral als het buiten lekker vochtig is schieten de paddenstoelen als paddenstoelen uit de grond!

Dit boekje is van: Paddenstoelenpracticum

Team 5: Natuur. Onderzoek naar de natuurlijke zonnecel

Koolwitjes in de klas! (Groep 7 & 8)

Maak een feestmaaltijd voor de dieren in het bos. Voor kinderen van 4 tot 8 jaar

bodemdierenbak Docentenhandleiding Groep 1/2/3/4/5/6

Ter voorbereiding. Lente 2 De Groene Kracht januari 2017

ZAAI- GOED DEZE LESBRIEF IS VAN..

Bron afbeelding: [1] Voorbeeldles Onderzoekend leren Natuur rondom de school. Groep 1 & 2. Lerarenhandleiding

Zaden en Kiemplanten

MINIDIERENSAFARI - veldwerkopdrachten met ongewervelden-

NME-leerroute Kabouters in het Westerpark

Natuur dagboek. Op ontdekking in je achtertuin

van een plant en zonlicht nodig heeft om te leven voor zuurstof die mensen nodig hebben om te leven bakjes met tuinkers 10 min.

Doe- pad Watertorenweg

1. Geheimen. 2. Zwammen

weinig microben vergelijk jouw data

Je onderzoekt de grond in jouw buurt. In de grond zitten miljoenen micro-organismen. Bijvoorbeeld

Veldwerk: Op avontuur in de natuur. groep 4,5,6. docentenhandleiding

Sheet 2: Bekijk met de kinderen de tussenstand van Afval the Game op Instagram en/of Facebook. Hoe gaat het bij de kinderen met inzamelen?

Wereldoriëntatie - Natuur Wereldoriëntatie - Techniek Geschatte lesduur Hoofdstuk 1.2. Nuttige microben benadrukt dat niet alle

De planeten Reis door het zonnestelsel

Koolwitjes in de klas!

4-7 jaar Scharrelavontuur. 4-7 jaar Scharrelavontuur. Sterke geuren. Aardegeuren. Pluk een blaadje van een plantje.

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Handleiding leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

Thema 2 Planten en dieren

Arie Aardvarken. Lesbrief. Tips

Werkblad: Vind me dan

Zaadbommen maken. dan langzaam water toe. Totdat het mengsel aan elkaar blijft plakken. Maak het niet te nat! Wat heb je nodig voor 10 zaadbommen?

Transcriptie:

Leskist Afvalvertering docentenhandleiding

Uitgave: Amsterdams NME Centrum leskist Afvalvertering Docentenhandleiding Ontwikkeld in opdracht van Stadsdeel Zeeburg als onderdeel van het project NME in stadsdeel Zeeburg Redactie/layout: Betty Wijnhoven Elena Francissen Adrie Kerkhof Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is gratis te downloaden van onze website www.anmec.nl. Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na toestemming van het Amsterdams NME Centrum. Telefoon 020-622 54 04 Fax 020-427 99 29 E-mail anmec@anmec.nl Website www.anmec.nl februari 2005

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Inhoud Inleiding 3 Doel van de leskist Inhoud van de leskist Organisatie 5 Introductie Opdrachten doen Tips en opdrachten 7 Lessuggesties voor verdere verwerking 16 en extra opdrachten Achtergrondinformatie 22 Een introductieles over afvalvertering 25 Kerndoelen, tussendoelen en leerlijnen 26 Aansluiting bij methoden Natuuronderwijs 29 Opdrachtkaarten Extra opdrachten Kaartje Natuurlijk afval Doeblad Een wormenhotel maken d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Inleiding Met de leskist Afvalvertering kunt u uw leerlingen op een praktische manier laten kennismaken met de natuurlijke afvalvertering in de voedselkringloop. De kist is bedoeld voor groep 6 of 7, maar is ook prima te gebruiken in groep 8. Het project bestaat uit vijf onderdelen met bijbehorende doelstellingen, die te behandelen zijn in de tijd dat de leskist op school is (3 weken). Alle materialen voor deze onderdelen zitten in de kist. In deze handleiding treft u een aantal suggesties om het onderwerp in de klas te introduceren. Daarna kunnen de leerlingen klassikaal of in groepjes aan de slag met de opdrachten. Na afloop zijn er verschillende mogelijkheden om de opgedane kennis te verwerken. Introductie- en verwerkingslessen, werkbladen en verdiepingssuggesties zijn opgenomen in deze handleiding. U kunt zelf beslissen hoe uitgebreid het project wordt. Deze handleiding is daarbij leidraad en bronnenboek. Behalve lessuggesties vindt u in deze handleiding ook een overzicht van de leerdoelen, de inhoud van de opdrachten (inclusief antwoorden), achtergrondinformatie over het onderwerp en een overzicht van de aansluiting met de meest gangbare methoden Natuuronderwijs. Het hoofdstuk Tips en opdrachten helpt u bij het voorbereiden en klaarzetten van de opdrachten. Doel van de leskist Het hoofddoel van deze leskist is de leerlingen te leren dat al het afval van de natuur hergebruikt wordt in de voedselkringloop. De subleerdoelen bij deze leskist zijn gebaseerd op kerndoel 30 en 32, die over deze materie gaan. Ook is uitgegaan van de tussendoelen en leerlijnen van het leergebied Oriëntatie op mens en wereld (zie blz. 26 en 27). Op basis van deze twee documenten heeft het Amsterdams NME Centrum per onderdeel van de leskist een aantal specifieke leerdoelen geformuleerd. In het schema hieronder kunt u zien welke leerdoelen met welk onderdeel van de leskist te behalen zijn. Hoofdleerdoel Weten dat al het afval van de natuur wordt hergebruikt in de voedselkringloop. Subleerdoelen Onderdeel 1 Weten wat natuurlijk afval is en dat het niet zomaar verdwijnt. Introductie Verwerking 2 Weten wat vertering is. Introductie Opdracht 1 Verwerking 3a Weten welke bodemdieren een rol spelen in de voedselkringloop. Opdracht 2, 3, 4, 5 3b Een aantal van deze dieren kunnen noemen en herkennen. Verwerking 3c Weten welke algemene eisen deze dieren stellen aan hun leefomgeving. 3d Weten dat bodemdieren natuurlijk afval eten en dat hun afval (uitwerpselen) weer voedsel (mest) is voor planten. 4a Weten dat schimmels en bacteriën een rol spelen bij de natuurlijke Opdracht 6, 7 afvalvertering en hoe zij eruit zien. Verwerking 4b Weten dat veel schimmels en bacteriën van een vochtige, warme omgeving houden en lucht nodig hebben. 4c Weten wat de voorwaarden zijn voor het langer vers houden van voedsel. Hygiëne komt hierbij kort aan bod. 5 Kunnen uitleggen wat de voedselkringloop is en de stappen in de kringloop Afsluitende opdracht in de juiste volgorde kunnen plaatsen. Verwerking d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 3

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Inhoud van de leskist In de leskist vind u opdrachtkaarten over het onderwerp natuurlijke afvalvertering en alle materialen die nodig zijn om deze opdrachten uit te voeren. Materialen die u zelf moet verzorgen zijn aangegeven met een * sterretje. Ook papier en tekengerei verzorgt u zelf. Naast de basis-opdrachtkaarten (nummer 1 t/m 7) zijn er ook opdrachtkaarten voor extra opdrachten. De extra opdrachten zijn bedoeld als verdiepingsstof of als aanvulling. U kunt er ook voor kiezen een basisopdracht te vervangen door een extra opdracht als u dat beter uitkomt. Op de inhoudslijst aan de binnenkant van de kistdeksel kunt u lezen welke materialen op school kunnen blijven (verbruiksmaterialen), en welke weer terug moeten in de kist. U kunt ervoor kiezen de extra opdrachten te doen op een ander tijdstip en dus niet gedurende de 3 weken dat u de leskist tot uw beschikking hebt. Maak in dit geval kopieën van de benodigde werkbladen en de Paddenstoelenzoekkaart (kleurenkopie). U moet dan ook zelf voor de materialen zorgen. 4 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Organisatie De les bestaat uit drie delen: Introduceren van het onderwerp afvalvertering in de klas. Het doen van de praktische opdrachten. Het verwerken van alles wat geleerd is. Hieronder wordt per onderdeel een aantal algemene voorbereidingen en inhoudelijke zaken beschreven. Introductie U kunt het onderwerp afvalvertering op verschillende manieren introduceren in de klas. Het is in elk geval belangrijk dat de leerlingen voordat ze aan de opdrachten beginnen, begrijpen dat het hier gaat om natuurlijk afval en de natuurlijke voedselkringloop. Afval dat niet verteert komt bij het Zwerfvuilproject aan bod en maakt geen onderdeel uit van de kist. We behandelen dus eerst de natuurlijke kringloop en daarna pas hoe de mens hierop een inbreuk maakt. U kunt het onderwerp afvalvertering op één of meerdere van de volgende manieren introduceren: De rebus (zie kopieerbladen) maken, waaruit blijkt dat planten zonlicht, water en voedsel nodig hebben om te kunnen groeien. Hierna kan een klassengesprek volgen over waar het voedsel vandaan komt in de natuur (zie blz. 7). Een park- of boswandeling maken en eens bekijken wat er allemaal leeft in en op de grond (beestjes en schimmels/paddenstoelen). Bespreek met de leerlingen waar al die bladeren en takken zijn die elk jaar in de herfst weer afvallen. Een schep grond op een krant leggen en uitpluizen. Klassikaal bespreken wat er in de grond zit. Het meest geschikt hiervoor is een vers geschept stukje van de bovenlaag (strooisellaag) uit een bosrijk gebied of een park. Een les geven over afvalvertering en de voedselkringloop. Maak hierbij gebruik van de achtergrondinformatie op blz. 21 en het bordschema op blz. 25. Met de klas naar buiten, beestjes vangen. Voor de verschillende opdrachten heeft u kleine beestjes, regenwormen, pissebedden en slakken nodig. Het is het leukst en leerzaamst als de leerlingen de beestjes zelf gevangen hebben. U kunt dan meteen met hen letten op de omgevingsfactoren van goede vindplaatsen: zegt de woonplek van een beestje iets over zijn rol in de voedselkringloop? Opdrachten doen Organisatie De leskist is op verschillende manieren te gebruiken. Hieronder worden twee varianten besproken: circuitles of themahoek in de klas. Hoewel de kist qua materialen uitgaat van werken in groepjes, kunt u de opdrachten natuurlijk ook klassikaal behandelen. Algemene voorbereidingen Kopieer de werkbladen voor alle leerlingen en maak er een boekje van. NB: sommige opdrachten bestaan uit twee delen. U kunt zelf kiezen, afhankelijk van het niveau van uw klas, of u het tweede deel van de opdracht kopieert of niet. Verzamel de materialen die u zelf moet verzorgen. Neem Tips en opdrachten van blz. 7 tot 20 door voor belangrijke details over de voorbereidingen en uitleg per opdracht. Besteed aandacht aan het feit dat sommige kinderen kleine beestjes eng vinden. Vraag de leerlingen begrip voor elkaar te hebben als iemand een dier eng vindt en het niet wil aanraken. Laat de kinderen die het eng vinden proberen rustig te blijven: van gillen en paniek wordt een regenworm niet minder eng. Benadruk bij alle leerlingen dat ze voorzichtig en met respect met de levende dieren in de les omgaan. Uw eigen rol is hierbij even belangrijk: laat zelf zien dat de beestjes niet eng zijn door er rustig over te praten en mee om te gaan. De opdrachten zijn gedeeltelijk opgesteld in receptvorm : steeds een stukje lezen, dan iets doen, en dan weer verder lezen. Kinderen vinden dit vaak moeilijk. Wat goed werkt, is alle opdrachten even kort doornemen: wat is de bedoeling, hoe ga je te werk, waar moet je op letten, wat moet je juist wel of vooral niet doen. Over het algemeen is het handig als de leerlingen de opdrachtkaart eerst even helemaal doorlezen, zodat ze een beeld hebben van wat er verwacht wordt, waarna ze de instructies stap voor stap uitvoeren (lezen-doen, lezen-doen). Geef de leerlingen handreikingen over hoe zij goed kunnen samenwerken. Denk aan: - Wie leest de opdracht voor? - Wacht tot iedereen klaar is met schrijven voordat je verder gaat. - Zorg dat iedereen aan bod komt met proefjes doen. - Bedenk een taakverdeling, bijvoorbeeld een groepsleider, iemand die alles opschrijft. De taakverdeling kan eventueel bij het wisselen van de opdrachten rouleren. - Stel vragen aan elkaar en in tweede instantie aan de juf/meester. - Werk stap voor stap. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 5

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Circuitles Tijdens een circuitles zijn de leerlingen in groepjes bezig met de opdrachten uit de leskist. Wanneer een groepje klaar is met een opdracht, gaat het verder met een opdracht die nog vrij is. Na afloop worden alle opdrachten klassikaal nabesproken. Voorbereidingen voor de circuitles Stel in de klas een circuit op: zet alle materialen per opdracht bij elkaar, zodat de leerlingen makkelijk en overzichtelijk aan de slag kunnen. Op de materialen uit de kist zijn de nummers van de opdrachten geplakt, zodat snel te zien is welk materiaal bij welke opdracht hoort. Houd rekening met een aantal praktische zaken, zoals water, kranen of stopcontacten. Het is altijd mogelijk een opdracht toe te voegen, te laten vervallen of te vervangen door één van de extra opdrachten. Aangezien niet alle opdrachten evenveel tijd kosten is het raadzaam één opdracht meer klaar te zetten dan er groepjes zijn. Een groepje dat al eerder klaar is kan dan meteen door met een volgend onderzoekje. Het opdrachten doen duurt ongeveer 1 à 1,5 uur en het nabespreken 20 minuten tot een half uur. Tip: splits de les op in bijvoorbeeld twee delen van drie kwartier of houd halverwege een pauze. Themahoek in de klas Maak een themahoek in de klas over het onderwerp afvalvertering. Als er tijd voor is, bijvoorbeeld na een bepaald lesonderdeel, kunnen de leerlingen een opdracht uitkiezen, de spullen erbij pakken en aan de slag. Na afloop kunnen ze aan u verslag uitbrengen of hun bevindingen aan de klas vertellen in een kringgesprek. 6 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Tips en opdrachten Beginopdracht De voedselkringloop Ben o d i g d h e d e n Rebus, (kopieën van) beginposter Voo r b e r e i d e n Kopieer de rebus voor alle leerlingen (toevoegen aan boekje met werkbladen!). Besluit of u de poster klassikaal of in groepjes behandelt. Als u in groepjes gaat werken, kopieer dan voor elk groepje de poster. Uit l e g Laat de leerlingen de rebus oplossen. Als ze het goed doen, komt eruit wat planten nodig hebben om te groeien. Voer daarna een onderwijsleergesprek, waarbij u de volgende vragen stelt: Wat hebben planten nodig? Zonlicht, water en voedsel Voedsel: wat voor voedsel? Wat eten planten? Humus Wat is humus? Wat er overblijft van verteerde planten- en dierenresten, een zwarte stof die blijft kleven aan gronddeeltjes. Wat bedoelen we met verteren, verrotten? Het omzetten van natuurlijk afval in humus, door beestjes, schimmels en bacteriën. Daar gaan we onderzoekjes naar doen. Raakt het voedsel nooit op? Nee, want er komt steeds weer nieuw afval op de grond terecht dat omgezet kan worden tot humus. Het is een kringloop. Gebruik bij uw verhaal de beginposter, waarop bovenstaande inzichtelijk gemaakt wordt. Aan het einde van de opdrachtencyclus plakt u een extra vel papier onder de beginposter. Hierop vullen de kinderen de poster aan met stukjes tekst en eigen tekeningen over alles wat ze geleerd hebben. Dat maakt de kringloop compleet (zie beschrijving eindopdracht op blz. 15). Beginposter d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 7

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 1 Afval onder de grond Ben o d i g d h e d e n Per groepje een bakje*, per groepje een etiket, aarde*, per groepje 5 stukjes afval (zoals bladeren, kleine takjes, resten van vruchten, veren), fototoestel*. Voo r b e r e i d e n Zorg voor voldoende bakjes of bakken, om het afval in te kunnen doen en om het vervolgens te begraven. Verzamel verschillende soorten natuurlijk en niet natuurlijk afval. U kunt ook de leerlingen vragen iets van thuis mee te nemen. Haal voldoende grond uit het park of bos. Het is belangrijk dat er leven in de grond zit. Gebruik daarom geen potgrond. Potgrond is vaak schoongemaakt. Het bevat weinig organismen die de afvalvertering bevorderen en is dus niet geschikt. Zorg voor een fototoestel. Ui t l e g 1 De leerlingen gaan onderzoeken wat er met natuurlijk afval gebeurt als het op of onder de grond terecht komt. Sommige soorten afval verteren sneller dan andere. Zorg daarom voor snel verterend afval (zoals appel, brood en malse blaadjes) en voor langzaam verterend afval (zoals takjes, bananen- of sinaasappelschillen, taaie blaadjes). Zorg ook voor wat niet-verteerbaar afval (zoals snoeppapiertjes of boterhamzakjes). Zorg dat elk groepje van elke soort afval wat uitkiest. 2 Het werkblad gaat er vanuit dat u de opdracht binnen uitvoert. Maar de opdracht is ook prima buiten uit te voeren, zolang het niet te koud is. Begraaf het afval in een stukje tuin bij de school en laat de leerlingen er steeketiketten bij plaatsen, zodat ze de plek waar hun afval ligt onthouden. Maak voor het begraven foto s en graaf alles twee maanden later weer op. Wat zijn de verschillen? Afval onder de grond per groepje 1 etiket fototoestel* per groepje 1 bakje aarde* per groepje 5 stukjes afval* Je gaat onderzoeken wat er gebeurt met afval als het onder de grond terecht komt. 1 Kies met je groepje 5 verschillende soorten afval. Schrijf op welke je gekozen hebt. 1... 4... eigen antwoorden 2... 5... 3... 2 Schrijf voor elk stukje afval op, wat jij denkt dat er mee gaat gebeuren als het onder de grond ligt, en hoe lang je denkt dat het duurt. 1 3 Leg het afval bij elkaar en maak er een foto van. Als de meester of juf geen fototoestel heeft, maak dan een tekening in plaats van een foto. 4 Zet de proef in. Volg daarvoor onderstaand recept : Laat iedereen van jouw groepje zijn naam op het etiket schrijven. Plak het etiket op een bakje. Doe een laagje grond in het bakje. Leg de vijf stukjes afval op de aarde. Dek het afval af met een flinke laag aarde. Geef af en toe een beetje water, om te voorkomen dat de aarde na 1 dag te droog wordt. 5 Bekijk het afval op van tevoren afgesproken dagen. Schrijf steeds op hoe het eruit ziet. soort afval 1 2 3 4 5 1 2 soort afval zelfde antwoorden als bij 1 wat ik denk dat ermee gebeurt eigen antwoorden ik denk dat het... (dagen/weken) duurt na 1 week na 2 weken na 3 weken eigen antwoord en 3 na 1 maand 4 5 6 Kijk naar je antwoorden bij vraag 2. Vergelijk ze met wat je heb waargenomen en ingevuld in het schema. Had jij het goed voorspeld? 8 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 2 Kleine beestjes Ben o d i g d h e d e n 1 loeppotje per kind, minimaal 3 verschillende kleine beestjes*, zoekkaart Bodemdieren, kleurpotloden*. Voo r b e r e i d e n Zorg van tevoren voor een aantal kleine beestjes en doe ze in de loeppotjes. In een grote bak verzamelen kan natuurlijk ook. De leerlingen doen dan zelf een beestje naar keuze in een loeppotje. Vang de beestjes zelf of ga met de klas naar buiten en maak er een leuke buitenles van. In de achtergrondinformatie vindt u tips over het vinden en vangen van bodemdiertjes. Uit l e g Het is de bedoeling dat de leerlingen een aantal bodemdieren wat beter leren kennen en een voorstelling krijgen van de rol die het beestje speelt in de voedselkringloop. Dit doen ze door vragen te beantwoorden over het uiterlijk van het beestje en zijn eet- en leefgewoonten. Dit lukt het beste als de leerlingen niet alleen het beestje observeren, maar ook zijn natuurlijke omgeving. Daarom raden wij aan deze opdracht in de schoolomgeving uit te voeren. Kleine beestjes zoekkaart bodemdieren kleurpotloden* 1 loeppotje per kind minimaal 3 verschillende kleine beestjes* Beestje 1 Wat kun je allemaal aan het beestje zien? Heeft het pootjes?... Hoeveel?... Heeft het vleugeltjes?... Wat doet het beestje? (eten, slapen, rennen, kruipen, enz)... Wat denk je dat het beestje eet?... Waar denk je dat het beestje het liefste woont? (in de grond, onder bladeren, in of onder een stuk hout, enz.)... Wat is de naam van het beestje? Zoek het op! Het is een... Ik noem hem... Dit beestje vind ik bijzonder omdat... Maak een tekening van je beestje en kleur die in. 2a Beestje 2 Wat kun je allemaal aan het beestje zien? Heeft het pootjes?... Hoeveel?... Heeft het vleugeltjes?... Wat doet het beestje? (eten, slapen, rennen, kruipen, enz)... Wat denk je dat het beestje eet?... Waar denk je dat het beestje het liefste woont? (in de grond, onder bladeren, in of onder een stuk hout, enz.)... Wat is de naam van het beestje? Zoek het op! Het is een... Ik noem hem... Dit beestje vind ik bijzonder omdat... Maak een tekening van je beestje en kleur die in. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 9

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 3 De regenworm Ben o d i g d h e d e n Regenwormen*, bak met aarde om de regenwormen in te doen*, steelloep, vel papier*, glasplaat. Voo r b e r e i d e n Zorg voor 5-10 regenwormen. Doe ze in een bak met wat aarde. Uit l e g Vang de regenwormen zelf (zie blz. 22) of koop ze bij een aquariumspeciaalzaak. Illustratief bij deze opdracht is het Wormenhotel. Maak enkele dagen van tevoren een wormenhotel volgens de instructies op het werkblad Wormenhotel. Zet het hotel op een donkere plek en haal het pas vlak voor de opdracht te voorschijn. U kunt het Wormenhotel ook samen met de kinderen maken. De regenworm 3 steelloep vel papier* glasplaat regenwormen* bak met aarde om de regenwormen in te doen* Op tafel staat een bak aarde met regenwormen erin. Haal voorzichtig een regenworm uit de bak, en leg hem op de glasplaat. Bekijk de regenworm goed. Beantwoord de vragen. 1 Heeft de worm een kop en een staart? O ja O nee 2 Waaraan kun je dat zien? Aan... welke kant hij op beweegt: het lijf volgt de kop 3 Heeft de worm pootjes? O ja O nee 4 Wat gebeurt er met de ringen van zijn lijf als hij kruipt? Gebruik het vergrootglas.... De ringen rekken uit en krimpen in 5 Laat de worm op een papier kruipen. Wat hoor je?... Geknisper van de borstelharen 6 Wat denk je dat de worm eet? O levende blaadjes O dode blaadjes 7 Waar denk je dat de worm het liefste leeft? O In een lichte, droge omgeving O In een donkere, droge omgeving O In een donkere, vochtige omgeving O In een lichte, vochtige omgeving Waarom denk je dat? Eigen... antwoord Het dunne ronde uiteinde is de kop en het platte spatelvormige uiteinde is de staart (Omdat wormen onder de grond leven en in het wormenhotel wegkruipen voor licht) 8 Leg de regenworm weer terug in de bak met aarde. Wat doet hij?... Regenwormen zijn hele nuttige diertjes. Ze eten grond en dode blaadjes. De worm helpt zo bij het opruimen van dode blaadjes en plantenresten. Hij haalt daar voedsel uit. Wormenpoep is een soort mest voor planten: de aarde wordt er vruchtbaar van. Wormen zijn ook nuttig omdat ze gangen in de grond maken. Door hun gegraaf wordt de grond lekker los en dat is goed voor de wortels van de planten. Die krijgen zo meer lucht. Het regenwater stroomt door de gangen ook sneller naar de plantenwortels. 9 Wat doet een regenworm als het regent? O Dan kruipt hij dieper de grond in. O Dan kruipt hij naar de oppervlakte. Waarom denk je dat? hij kruipt weg, verstopt zich omdat daar lucht is en in de ondergrondse gangen die vollopen met regenwater niet...... Leg uit waarom hij regenworm heet. omdat hij tevoorschijn komt als het regent... 10 Maak een tekening van de regenworm, let ook op de kleur. 10 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 4 Slakken Ben o d i g d h e d e n Bak om slakken in te doen*, slakken*, donkergekleurd papier*, glasplaat, plantenspuit. Voo r b e r e i d e n Zorg voor 5-10 naaktslakken, huisjesslakken of beide. Uit l e g Voor tips hoe u aan slakken komt, zie blz. 22. Doe de slakken in een niet al te lage, schone bak. Als u de slakken als huisdieren een tijdje in de klas wilt houden, kunt u op blz. 20 lezen hoe u deze bak het beste kunt inrichten. Met gaas of een deksel (met luchtgaten!) voorkomt u dat de slakken ontsnappen. De slak slakken* donkergekleurd papier* plantenspuit glasplaat bak om de slakken in te doen* Op tafel staat een bak met slakken erin. Haal voorzichtig een slak uit de bak, en leg hem op de glasplaat. Bekijk de slak goed. Beantwoord de vragen. 4 5 Overal waar de slak langskomt laat hij een slijmspoor achter. Voel aan een droog stukje van het papier. Voel daarna aan het slijmspoor. Maak het juiste rondje zwart. Het droge papier voelt O ruwer O gladder dan het slijmspoor. De slak maakt een slijmspoor omdat... hij zich dan over bijna ieder... oppervlak kan voortbewegen zonder zich te beschadigen of uit te drogen... 6 Wat denk je dat de slak eet? levende en pas afgestorven blaadjes... 1 Wat voor een slak heb jij? O naaktslak O huisslak 2 Til de glasplaat voorzichtig op, zodat je de slak ook aan de onderkant kunt bekijken. Heeft de slak pootjes? O ja O nee 3 Bekijk de onderkant van de slak terwijl hij beweegt. Je kunt hem in beweging krijgen door hem licht met de plantenspuit te besproeien. Als het goed is zie je een soort lopende band effect van donkere en lichte strepen. De donkere zijn spieren die opgetild zijn en de lichte zijn spieren die contact maken met het glas. Beschrijf hoe de slak zich voortbeweegt.... Hij tilt steeds een stukje van zijn voet op en verplaatst dat naar voren. Daarna volgt het volgende stukje voet, enz.... 7 Waar denk je dat de slak het liefste leeft? O In een lichte, droge omgeving O In een donkere, droge omgeving O In een donkere, vochtige omgeving O In een lichte, vochtige omgeving eigen antwoord Waarom denk je dat?... 8 Veel mensen vinden een slak een slijmerig, vies dier. Kun jij iets leuks over de slak zeggen?............ 4 Zet de slak nu op het donkergekleurde papier. Laat de slak een stukje kruipen (gebruik eventueel de truck met de plantenspuit om hem in beweging te krijgen). Zet de slak daarna terug in de slakkenbak. het glimt op de plek waar Wat is er te zien aan het papier?... de slak gelopen heeft... d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 11

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 5 Pissebedden Ben o d i g d h e d e n Pissebeddenbak, 10-20 pissebedden*, watten*, plantenspuit, 4 loeppotjes, donkere deksel. Voo r b e r e i d e n Zorg voor minstens 15 pissebedden (voor tips over het vangen van pissebedden, zie blz. 22). Doe in elk loeppotje 1 pissebed (dit kunt u de leerlingen natuurlijk ook zelf laten doen). Doe de overige pissebedden in een bakje waar ze niet makkelijk uit kruipen. Zorg dat de pissebedden wel voldoende lucht krijgen. Uit l e g Er zijn verschillende proefjes te doen met de pissebedden. Bij deze opdracht horen twee opdrachtkaarten: één om te onderzoeken of pissebedden van licht of donker houden, en de ander om te onderzoeken of pissebedden van droog of vochtig houden. Waneer u de leerlingen de pissebedden zelf laat vangen, laat hen dan ook letten op de omgevingsfactoren van goede vindplaatsen. Het pissebeddenonderzoek pissebeddenbak 4 loeppotjes donkere deksel plantenspuit 10-20 pissebedden* watten Je gaat onderzoeken welke omgeving pissebedden prettig vinden om in te wonen. Het is belangrijk dat je niet tegen de tafel aan stoot waar je bak op staat, want dan mislukt je onderzoekje. 5 5 Raak jouw pissebed voorzichtig aan met een potlood. Wat gebeurt er? (sommigen rollen zich dan op)... 6 Wat beweegt er aan de pissebed als hij loopt? zijn pootjes zijn voelsprieten 14 eigen antwoord eigen antwoord... en... Hoeveel pootjes heeft de pissebed?... Zijn ze gemakkelijk te tellen?... Waarom wel/niet?... 7 Maak een tekening van jouw pissebed. 1 Kies wat je wilt onderzoeken: O Houden pissebedden van een lichte of een donkere omgeving? O Houden pissebedden van een droge of vochtige omgeving? Neem de onderzoekskaart waar jouw onderzoeksvraag op staat en voer het onderzoekje uit. 2 Hoeveel pissebedden heb je in het midden van de bak vrijgelaten? eigen antwoord... 3 Kies een pissebed en doe hem in een loeppotje. grijs - zwart Welke kleur heeft de pissebed?... 4 Een pissebed heeft een kop, een borststuk en een achterlijf. Zijn die drie delen bij jouw pissebed goed te zien?... Heeft jouw pissebed voelsprieten?... eigen antwoord ja de omgeving aftasten Zo ja, wat doet hij daarmee?... 8 Kijk nu waar de pissebedden in de bak zijn gebleven. Lees de vragen op de onderzoekskaart. Schrijf de antwoorden hieronder op. 1... 2... donkere of vochtige 3 Pissebedden houden dus van een... omgeving. Doe de pissebedden terug in het doosje waar ze in zaten aan het begin van het onderzoekje. 12 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 6 Wie eet het oude brood op? Ben o d i g d h e d e n Per groepje: 2 plastic bekertjes, 2 etiketten, 2 stukjes brood*. Voor de verschillende proefjes: water*, kokertje, broodbeleg*, smeermesje, huishoudfolie, elastiekje. Voo r b e r e i d e n Zorg voor voldoende stukjes oud brood of andere dingen die kunnen schimmelen. Zorg voor broodbeleg, of laat de leerlingen iets meebrengen. Zet een bakje water klaar waar de leerlingen met het kokertje uit kunnen scheppen. Besluit van tevoren of u zich wilt houden aan de voorgeschreven onderzoekjes uit de leskist, of dat u de leerlingen zelf iets laat bedenken en uitproberen. Kopieer in dat geval het werkblad 6b in plaats van 6a. Ui t l e g 1 De leerlingen gaan onderzoeken welke factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van schimmels. In plaats van brood kunt u ook ander verteerbaar materiaal gebruiken. 2 De gekweekte schimmels kunt u, als daar genoeg tijd voor is, gebruiken bij opdracht 7. 3 Voor uw gemak hebben wij wegwerpbekertjes in de kist gedaan. Vanuit milieuoogpunt heeft het echter onze voorkeur dat u bakjes of bekers gebruikt die afgewassen en hergebruikt kunnen worden. Wie eet het oude brood op? 6a huishoudfolie smeermesje kokertje broodbeleg* elastiekje water* per groepje: 2 bekertjes, 2 etiketten, 2 stukjes brood* Kijk steeds of er iets gebeurd is en vul dat in onderstaande tabel in. Soort onderzoekje licht donker... of... Je gaat onderzoeken onder welke omstandigheden schimmels het beste groeien op oud brood. Bedenk onder welke omstandigheden een schimmel het beste groeit en kruis die aan. O licht of O donker O warm of O koud O beleg of O geen beleg O droog of O vochtig O open of O luchtdicht Je gaat nu onderzoeken of het klopt wat je hebt ingevuld. Kies een van de bovenstaande paren uit (bijvoorbeeld licht - donker). Maak daarmee de volgende onderzoeksvraag af: Groeit een schimmel beter... of... donker...? (beide, licht EN donker, zijn goed!) in het licht in het Na 1 dag Na 1 week Na 2 weken Na 3 weken eigen antwoorden Vraag aan je meester of juf de kaart waar jouw onderzoeksvraag op staat. Volg het recept op die kaart: voer alles stap voor stap uit. Na 1 maand d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 13

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Opdracht 7 Schimmels onder de loep Ben o d i g d h e d e n Beschimmelde voorwerpen*, stereomicroscoop, fotoblad Bacteriën, steelloep, 4 petrischaaltjes, 1 speld per kind. Voo r b e r e i d i n g Zet petrischaaltjes met verschillende beschimmelde voorwerpen klaar. Zet de microscoop klaar (stopcontact nodig!). Lees van tevoren de handleiding bij de microscoop door en probeer hem zelf even uit. Uit l e g 1 Laat een aantal verschillende voorwerpen lekker beschimmelen. Dit doet u door schillen, broodresten, stukjes hout uit het park en bladeren een poosje te bewaren in bakken (zelf verzorgen). Maak luchtgaten in het deksel en zorg dat het in de bak vochtig is. Zet de bak op een plek waar het zo n 25 graden is. Na een aantal dagen zullen de schimmels te zien zijn. Het proces is te versnellen door een stukje afval dat al schimmelt (bijvoorbeeld uit de GFT-bak) toe te voegen aan de bak. U kunt ook wachten tot de stukjes brood van opdracht 6 beschimmeld zijn, en deze na afloop gebruiken voor opdracht 7. 2 Verdeel de beschimmelde voorwerpen over de petrischaaltjes, zodat in elk bakje een aantal verschillende beschimmelde voorwerpen liggen. 3 Zet eventueel een bakje met beschimmelde voorwerpen klaar onder de microscoop en stel alvast scherp. 4 Leuk idee: maak een schimmelmuseum met de kinderen. Doe allerlei dingen in een doorzichtige bak waarvan de leerlingen denken dat het kan schimmelen. Zorg dat de bak niet uitdroogt en wacht af wat er gebeurt! Schimmels onder de loep 4 petrischaaltjes stereomicroscoop steelloep 1 speld per kind fotoblad bacteriën beschimmelde voorwerpen* Neem een petrischaaltje 4 petrischaaltjes met beschimmelde stereomicroscoop voorwerpen. Wat zit er in je petrischaalje?... eigen antwoord brood, (appel, steelloep 1 speld per kind fotoblad bacteriën beschimmelde voorwerpen* enz.) Welke kleuren schimmels zie je?... eigen antwoord Ruik er voorzichtig aan. Waar ruikt het naar? eigen antwoord (naar rotting)... Bekijk de schimmel met de loep. Kun je al meer aan de schimmel zien, dan met het blote oog? Zo ja, wat dan? eigen antwoord... Zet je petrischaaltje onder de stereomicroscoop. Kijk door de lenzen en draai aan de grote stelknop. Als het beeld scherper wordt, draai je door, tot je een scherp beeld hebt. Als het beeld waziger wordt, draai je de andere kant op, tot het scherp wordt. Vraag eventueel hulp van je juf/meester. Door de stereomicroscoop zie je de schimmels 20 keer uitvergroot. Maak er een tekening van en kleur die in. 7 Leven schimmels liever in een droge of in een vochtige omgeving? O droog O vochtig Waar haalt een schimmel in de natuur zijn voedsel vandaan om te kunnen groeien? uit dood materiaal... Sommige schimmels kunnen wij ook eten. Noem 3 voorbeelden. Franse kaas (Brie, Camembert) quorn champignons, oesterzwammen......... Neem een speld en bekijk de punt. Zie je bacteriën? O ja O nee Bekijk nu de foto s van de speldenpunt. Op de foto s is de punt steeds verder uitvergroot. Tel de bacteriën op het laatste plaatje. Het zijn er.... Hoeveel bacteriën zitten er denk je op de hele speld?... Zitten er ook bacteriën op je handen?... En op de tafel?... Bedenk een plek of voorwerp waar geen bacteriën zitten. eigen antwoord ongeveer 85 ja... Hoe komt het dat daar geen bacteriën zijn? eigen antwoord omdat het schoongemaakt is (steriel).... miljoenen op schoongemaakte oppervlakken en in gesteriliseerde verpakkingen zoals ziekenhuismaterialen (naalden, pleisters)... ja 14 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Eindopdracht De voedselkringloop Ben o d i g d h e d e n Poster van de beginopdracht, blanco poster* (hetzelfde formaat als poster beginopdracht), knutselmateriaal*. Voo r b e r e i d i n g Besluit of u met de hele klas één poster wilt maken of met elk groepje een eigen poster. Plak het blanco vel aan de beginposter, zodat er onder de boom een groot wit vlak ontstaat. Bedenk (samen met de klas) wat er op de poster moet komen en in welke volgorde (kringloop). Verdeel de taken over de leerlingen. Na afloop van het werken met de kist Verzamel alle opdrachten en materialen. Maak alles schoon en droog. Controleer met de inhoudslijst in het deksel van de kist of alles compleet is. Pak de leskist in volgens het schema in het deksel van de kist. Vul het evaluatieformulier in en stop het in de kist. Uit l e g Bij deze opdracht komt alles samen wat er geleerd is. Er is geen opdrachtkaart bij. Vertel de leerlingen dat ze op de poster het hele verhaal van de voedselkringloop mogen vertellen in woord en beeld. Als u klassikaal werkt, laat dan elk onderdeel van de voedselkringloop door een ander groepje uitwerken. Als een groepje iets af heeft, kan het aan de poster toegevoegd worden. Het totaal beeldt de hele voedselkringloop uit. Als er in groepjes gewerkt wordt, kan er een taakverdeling binnen het groepje gemaakt worden. Onderdelen voor op de poster Groene planten. Zonlicht, regen (water). Dieren op en boven de grond (vogels, vliegende insecten, konijnen, kikkers). Bodem, strooisellaag: takjes, blaadjes, poepjes, skeletten, veertjes. Bodem, strooisellaag: kleine beestjes die op de grond en tussen de bladeren leven, schimmels en bacteriën. In de bodem: plantenwortels, bodemdieren (regenworm, mol, larven, springstaarten, aaltjes), schimmels en bacteriën. In de bodem: verteerde resten van planten en dieren, humus. Pijlen die alles met elkaar verbinden, teksten die uitleg geven bij de verschillende onderdelen. Laat de poster(s) nog een poosje hangen in de klas of op een centrale plek in school. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 15

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Lessuggesties voor verdere verwerking en extra opdrachten Hieronder staan een aantal suggesties om alles wat de leerlingen geleerd hebben over afvalvertering een vervolg te geven of om te gebruiken als extra opdracht. Paddenstoelen Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen (bloemen) van schimmels. In de les onderzoeken de leerlingen een aantal verschillende schimmels. Als vervolg hierop kunt u met de klas naar buiten gaan, op zoek naar paddenstoelen. Maak een (kleuren)kopie van de Paddenstoelenzoekkaart in de kist of leen in de NatuurMEdiatheek van het A dams NME Centrum van het A dams NME Centrum een paddenstoelengids. Paddenstoelen EXTRA OPDRACHTEN Paddenstoelen zoeken, determineren, bekijken Ga buiten op zoek naar paddenstoelen. Je vindt paddenstoelen meestal op vochtige, schaduwrijke plekken bij bomen of struiken. Als je een mooie paddenstoel gevonden hebt, bekijk je hem goed. Raak de paddenstoel niet aan: hij kan giftig zijn! Maak een tekening van de paddenstoel en kleur die in. Wat is de vorm van jouw paddenstoel? O paddenstoel met hoed en steel O bolvormige paddenstoel spiegeltje (kleur)potloden paddenstoelenzoekkaart iets om op te schrijven/tekenen* Als je een paddenstoel met hoed en steel hebt, kun je aan de onderkant de plaatjes (of de buisjes) zien. Hierop zitten de sporendoosjes die niet met het blote oog te zien zijn. Sporen zijn een soort zaadjes waar nieuwe paddenstoelen uit kunnen groeien. Ze zitten verborgen in de hoed. Hou het spiegeltje voorzichtig onder de hoed. Bekijk de onderkant van de hoed via de spiegel. Is het een buisjeszwam of een plaatjeszwam?... plaatjeszwam Champignons in de klas buisjeszwam Waar zouden bij een bolvormige paddenstoel de sporen zitten? (Als je geen bolvormige paddenstoel kunt vinden, bekijk er dan een op de zoekkaart).... Zoek op hoe jouw paddenstoel heet. Gebruik de zoekkaart.... Paddenstoelen plukken mag niet zomaar. Toch is het leuk om levend materiaal de klas in te halen. Wie toch paddenstoelen wil zien groeien in de klas, kan gebruik maken van zogenaamde champignonkweekpakketten. Hoe dit in zijn werk gaat en wat u met de zelfgekweekte champignons in de klas kunt doen, leest u in de extra handleiding (oranje) in deze leskist, Champignons in de klas. De ervaring leert dat na ongeveer een maand de eerste champignons geoogst kunnen worden. U kunt de champignons natuurlijk ook gewoon kopen bij de groenteboer of supermarkt. De materialen die genoemd worden in de handleiding Champignons in de klas bij de verschillende lessuggesties moet u zelf verzorgen. Zelf champignons kweken Een champignonkweekpakket kunt u bestellen op de website www.hobbychamp.com Prijzen per januari 2007, incl. BTW: ongeveer 13,95. Bij Intratuin zijn van september tot eind januari complete kweekpakketten voor witte- of kastanjechampignons à 9.96 verkrijgbaar (prijs januari 2005). 16 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Melk laten verzuren Na 1 dag Laat de leerlingen de invloed van melkzuurbacteriën ontdekken. Hoe ruikt het? Hoe ziet het eruit? Hoe roert het? Zure melk Beker 1 Nummer de bekertjes van 1 t/m 4. Vul de bekertjes voor de helft met melk. Laat iedereen even ruiken en roeren. Dek de bekers 1 en 3 af met plastic folie. Zet beker 1 en 2 in de koelkast. Zet beker 3 en 4 op een warme plek in het lokaal. Kijk de volgende dag naar de bekertjes. Is er al iets veranderd? Waar ruikt het nu naar? Hoe voelt het roeren nu? Ziet het er nog uit als melk? huishoudfolie 4 schone bekertjes of glazen* verse gepasteuriseerde melk (ong. 2 dl.)* Is er verschil tussen de bekertjes in de koelkast en op de warme plek? En is er verschil tussen de afgedekte en de open bekertjes? Beker 2 Beker 3 Beker 4 Beker 1 Beker 2 Hoe ruikt het? Na 3 of meer dagen Hoe ziet het eruit? Hoe roert het? Dek de bekers 1 en 3 weer af en zet alles terug op hun plek. Kijk na 3 dagen opnieuw. Beantwoord de vragen nog een keer. Beker 3 Beker 4 Zelf yoghurt maken Het is gemakkelijk om zelf yoghurt te maken van verse melk. Yoghurt is eigenlijk één grote verzameling van eetbare bacteriën. Doe een beetje yoghurt bij verse melk en het is te zien hoe snel de vermeerdering van die bacteriën gaat. Hoe langer het mengsel staat, hoe dikker de eigengemaakte yoghurt wordt. Het snelst gaat het buiten de koelkast, maar pas op dat de boel niet bederft (infectie met de verkeerde (schadelijke) bacteriën en schimmels). In de koelkast gaat het ook, maar gewoon wat langzamer. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 17

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Bacteriële besmetting aantonen Bekijk het rottende fruit eventueel met een loep. Loepjes vindt u in de leskist. Als u de leskist alweer ingeleverd heeft, geen nood, loepjes zijn ook los te leen bij de NatuurMEdiatheek van het Amsterdams NME Centrum. De groenbak Maak een groenbak in de klas en onderzoek wat er gebeurt met het afval in de bak. Gebruik Een groenbak in de klas en De groenbak bij de extra opdrachten. Een rotte appel in de mand 3 gave appels (gewassen en afgedroogd)* twee borden* De groenbak geen * Nummer de appels van 1 t/m 3. * Leg appel 1 op het ene bord en appel 2 op het andere bord. * Laat appel 3 eerst op de grond vallen en leg hem daarna bij appel 2. * Zorg dat de appels 2 en 3 elkaar raken. Kijk elke dag even hoe gezond de appels nog zijn. Let op verkleuringen in de schil, schimmelplekjes, enz. Leg de appels steeds op dezelfde manier terug op het bord. Vul in het schema in na hoeveel dagen elke appel ging rotten. Appel ging rotten na... dagen 1 2 Op veel plaatsen in Amsterdam wordt het afval gescheiden ingezameld: huisvuil, papier en GFT. Waar staan de letters GFT voor?... Schrijf 10 dingen op die je bij het GFT-afval mag gooien. [2x5 invulmogelijkheden maken] Wordt bij jouw thuis het GFT-afval apart opgehaald? O ja O nee O weet ik niet Wat gebeurt er met het GFT-afval als het niet apart wordt ingezameld? De gemeente reinigingsdienst haalt het GFT-afval op bij de huizen. Als hun wagen vol is, brengen ze het naar een plek waar het een poosje kan blijven liggen. Alle vuilniswagens brengen daar het GFT-afval heen. Het wordt een grote berg. 3 Wat gebeurt er met die berg afval als je het een poosje laat liggen?... Welke appel ging het eerst rotten?... Hoe komt dat denk je?... In de berg met afval leven kleine beestjes, schimmels en bacteriën. Die verteren het afval. Doordat al die beestjes zo druk zijn met afval verteren, wordt het heel warm binnenin de berg. De beestjes vinden dat prettig en verteren de berg afval daardoor nog sneller. Welke appel ging daarna rotten?... Hoe komt dat denk je?... Denk je dat het uitmaakt dat de appels elkaar raken?... Waarom denk je dat?... Er is een spreekwoord over rotte appels: Een rotte appel in de mand maakt al het fruit te schande. Wat wordt er letterlijk bedoeld met deze zin?... Wat denk je dat de spreekwoordelijke betekenis is, dus wat bedoelen de mensen die dit zeggen eigenlijk?... De warmte in de berg kunnen mensen gebruiken, bijvoorbeeld om warm water mee te maken. Dat kan door de waterleiding door het midden van de berg te laten gaan. Er zijn zelfs speciale bedrijven die elektriciteit maken de warmte van de vertering. Alle etenswaren uit supermarkten die over de uiterste verkoop datum zijn, gaan bijvoorbeeld naar dit soort bedrijven. Zo wordt er dus toch nog wat gedaan met al dat eten dat over is! Schrijf drie redenen op waarom het goed is om GFT-afval apart in te zamelen.......... Waarom moet je fruit wassen als je het wilt gaan eten?... 18 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Een groenbak in de klas plaatjes van groente en fruit* lijm* of plakband* afsluitbare emmer (bijvoorbeeld een scharen* mayonaise-emmer van de snackbar)* In de klas hebben jullie vast ook wel eens groenafval. Versier een emmer die je kan afsluiten met plaatjes van groente en fruit. Verzamel er een week lang al het groenafval in. Wat mag er wel en niet in? Schrijf het op in de tabel. Dit mag wel in de GFT-bak Dit mag niet in de GFT-bak Hoe vol is de emmer na een week?... Wat is er met het afval in de emmer gebeurd?... Wat doen jullie met het afval als de emmer vol is?... Kun je een verschil in temperatuur (evt. aan de buitenkant van de emmer) voelen?... Humus of niet? Bij voorkeur gebruikt u een beetje grond uit het bos of park (van zo n 20 cm. diepte) en grond van de straat. Voer de opdracht van tevoren zelf uit, om na te gaan of u geschikte grond heeft. De kinderen mogen echter niet weten waar welke grond vandaan komt, dat gaan ze juist onderzoeken. Humus of niet? Bodemdieren, zoals regenwormen, schimmels en bacteriën, verteren het afval van planten en dieren. Doordat ze het opeten en weer uitpoepen, wordt het afval steeds kleiner. Zo klein, dat planten het tegelijk met het regenwater kunnen opzuigen. We noemen het humus. Humus is bruinzwart en blijft een beetje aan gronddeeltjes hangen. Bekijk de twee soorten aarde. Welke verschillen zie je?......... Denk je dat er in deze aarde humus zit? theelepel* water* 2 soorten grond* 3 gelijke glazen potjes met deksel O ja O nee Je gaat onderzoeken of er in deze aarde humus zit. * Nummer de twee soorten aarde: 1 en 2. Nummer de potjes: 1, 2 en 3. * Doe 3 theelepels van aarde 1 in potje 1. Doe 3 theelepels van aarde 2 in potje 2. * Vul alle drie de potjes tot 4 cm. onder de rand met water en doe de deksels er op. * Draai de deksels goed dicht. * Schud alle drie de potjes 50 tellen. * Zet de potjes op een plek waar ze een poosje rustig kunnen blijven staan. Bekijk na een half uur de potjes. Vergelijk potje 1 en 2 met elkaar en met het schone water in potje 3. Welke verschillen zie je?......... In welk potje is het water het meest gekleurd? In potje... Hoe komt het dat het water nu een kleur heeft?... In welke soort aarde zat de meeste humus?... Leg uit waarom je dat denkt.... d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g 19

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Slakkenbak Wormenhotel Richt samen met de leerlingen een terrarium in met aarde, schors, stenen en verse bladeren of levende planten. Doe er een paar slakken in. Op blz. 22 bij de achtergrondinformatie vindt u tips voor het vangen van slakken. Laat de leerlingen de slakken af en toe observeren. Wat eten ze? Probeer bijvoorbeeld blaadjes van struiken uit de buurt, andijvie, sla. Wanneer zijn de slakken actief? Observeer de slakken ook een poosje in het donker! Wanneer er een droge en een vochtige hoek in de bak is: waar zitten de meeste slakken? Slakken hebben geen tanden maar een rasptong, radula genoemd. Ze raspen hun voedsel ermee naar binnen. Verschillende soorten slakken zijn te herkennen aan het spoor dat ze achterlaten met hun rasptong. Je kunt het spoor dat ze achterlaten op verschillende manieren zichtbaar maken: Met boter: smeer een glad oppervlak (bijvoorbeeld een bord of de bodem van een bak met slakken) in met een dunne laag boter. De slakken zullen s nachts van de boter eten en hun tandenspoor achterlaten. Met slablaadjes. De slakken zullen van de slablaadjes eten en hun tandenspoor achterlaten. In de leskist vindt u een beschrijving hoe u te werk kunt gaan. Op blz. 22 bij de achtergrondinformatie vindt u tips voor het vangen van regenwormen. Een wormenhotel maken DOEBLAD 1 hoge glazen pot* vochtige tuinaarde* vochtig zand* 3-5 regenwormen* lichtdichte doos of hoes* dode blaadjes* Doe een laagje tuinaarde van 2,5 centimeter onderin de glazen pot. Zorg dat de laag mooi horizontaal ligt. Doe er voorzichtig een laag zand van 1cm op. Doe op de laag zand weer een laag tuinaarde van 2,5cm en daarop weer 1cm zand. Maak de laagjes steeds mooi vlak. Herhaal dit tot de pot vol zit. Eindig met een laag tuinaarde. Leg wat regenwormen bovenop de tuinaarde. Ze kruipen vanzelf naar beneden. Leg bovenop de tuinaarde (en de regenwormen) wat dode blaadjes. Versier een doos waar de pot in past of maak van papier een koker die om de pot heen kan. Maak er een echt wormenhotel van. Zet de pot in de doos of doe de koker om de pot heen. Houd de aarde een beetje vochtig, maar zorg dat er geen laagje water onderin komt te staan. Dek de pot eventueel af met een stukje vitrage en een elastiekje (niet echt nodig). Zet het wormenhotel niet op de vensterbank in de volle zon. Besproei af en toe met de plantenspuit. Een hele reis Foto boven en onder: rasptongen van 2 verschillende soorten slakken a m s t e r d a m s n m e c e n t r u m d o e b l a d l e s k i s t a f v a l v e r t e r i n g Als afsluiting van de lessen uit de leskist, kunnen de leerlingen een verhaal schrijven over het leven van een zelf te kiezen voedseldeeltje (blad, beest, tak, schimmel). Wat gebeurt ermee in de voedselkringloop en wie komt hij allemaal tegen? Dit is een goede oefening voor de taalvaardigheid en bovendien kunt u op deze manier kijken of de lesstof over de natuurlijke afvalvertering goed is begrepen. Het is dan natuurlijk de bedoeling dat alle stappen in de voedselkringloop aan bod komen. U kunt ook door verschillende kinderen de diverse stations van de kringloop van hetzelfde voedseldeeltje laten beschrijven om zo tot een gezamenlijk verhaal te komen. Geef de leerlingen ter inspiratie een paar prikkelende titels mee, of laat hen zelf iets bedenken. 20 d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g

A m s t e r d a m s NME Ce n t r u m Achtergrondinformatie Voedselketens en de voedselkringloop In de natuur zijn planten de voedselbron voor alle andere organismen. Planten zijn in staat om met hun groene bladeren de energie van zonlicht vast te leggen in hun cellen: van zonlicht, koolzuur en water maken zij suiker; fotosynthese. De suiker wordt opgeslagen in de bladeren en gebruikt door de plant om van te groeien. Voor het omzetten van de suikers in bouwstoffen voor nieuwe bladeren, bloemen en wortels gebruiken planten voedingstoffen die ze opnemen uit de bodem (humus). Andere organismen eten planten om gebruik te maken van de energie die de planten vastgelegd hebben; planteneters. De planteneters zijn weer voedsel voor vleeseters. De voedselrelaties tussen alle organismen vormen als het ware een keten. Een voedselketen begint altijd met een plant en eindigt altijd met een toppredator, een dier dat geen of weinig natuurlijke vijanden heeft. Bijvoorbeeld: brandnetel rups merel sperwer. De sperwer gaat uiteindelijk dood en is dan weer voedsel voor aaseters, bodemdieren, bacteriën en schimmels. Wat er overblijft is weer voedsel voor planten. Met deze aanvulling kunnen we de voedselketen rondmaken en is het een kringloop: brandnetel rups merel sperwer dood bodemdieren - bacteriën/schimmels humus brandnetel. Met de voedselkringloop wordt het rondgaan van de voedingstoffen in alle voedselketens bedoeld. Het verteringsproces dat plaatsvindt tussen dood en humus vindt vaak plaats in de strooisellaag. Dit is de bovenste laag van de bodem, waar afgevallen blad, takken, veertjes en andere planten- en dierenresten terechtkomen. Daarom wordt dit deel van de voedselkringloop ook wel de ondergrondse kringloop genoemd. Afvalvertering Vertering is het proces waarbij natuurlijk afval wordt kleingemaakt en afgebroken door bodemdieren, bacteriën en schimmels. Doordat bodemdieren het afval eten, verandert het afval in steeds kleinere stukjes. De kleine stukjes worden nog kleiner gemaakt door bacteriën en schimmels. Uiteindelijk is alles zo klein, dat planten het kunnen opnemen met hun wortels. Het afval is dan helemaal verteerd. Vertering vindt niet alleen in het bos plaats, maar bijvoorbeeld ook in onze buik: met de tanden maken we het voedsel kleiner, en darmbacteriën helpen bij het vrijmaken van voedingstoffen uit het voedsel. Wat over blijft, onze ontlasting, alles wat we niet kunnen verteren, kan weer als voedsel dienen voor planten, bijvoorbeeld als mest voor sla. Niet alles kan verteren. We maken onderscheid tussen twee soorten afval: natuurlijk en niet-natuurlijk afval. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g l e s k i s t A f v a l v e r t e r i n g Natuurlijk Niet natuurlijk Natuurlijk afval heeft ooit geleefd. Bijvoorbeeld bladeren, takjes, poep, veren, botjes, haren, etensresten. Als het op de bodem terecht komt, verdwijnt het niet zomaar. In de natuur leven allerlei organismen, zoals bodemdieren, schimmels en bacteriën, die dit natuurlijke afval eten en afbreken. Verteren heet dat. Als iets helemaal verteerd is, blijft er een zwarte stof over, humus, die weer voedsel is voor de planten. Het is een kringloop. Al het afval van de natuur wordt hergebruikt. De natuur kent geen afvalprobleem. Niet-natuurlijk afval is het afval van mensen, dat niet of heel erg langzaam vergaat, zoals plastic, metaal, bakstenen, tegels, kauwgom, piepschuim, synthetische stoffen (kleding), chemische stoffen (batterijen, verf, viltstiften) en glas. Vaak zijn deze stoffen gemaakt van materiaal dat nooit geleefd heeft (zoals bakstenen) of het materiaal is onomkeerbaar veranderd tijdens het productieproces (zoals piepschuim). Daarom kan het niet verteren en geen humus worden. De kringloop is verbroken. Bodemdieren die een rol spelen in de voedselkringloop Er leven heel veel verschillende organismen in de bodem: bodemdieren, bacteriën en schimmels. Zij spelen een belangrijke rol in het rond maken van de voedselkringloop, omdat ze natuurlijk afval eten en geschikt maken als voedsel voor planten. Niet alle bodemdieren leveren een directe bijdrage aan deze schakel in de voedselkringloop. We maken onderscheid tussen planteneters, hoewel deze bodemdieren ook resten van dode dieren eten, en rovers, bodemdieren die jagen op andere bodemdieren. Voorbeelden van planteneters: pissebedden, regenwormen, mijten, slakken, miljoenpoten, vliegen en insectenlarven. Zij eten dode blaadjes, takjes. Hun poep en etensresten zijn weer voedsel voor andere bodemdieren of voor bacteriën en schimmels. Voorbeelden van rovers: loopkevers, duizendpoten en mieren. Deze soorten dragen niet direct bij aan het ondergrondse deel van de kringloop. Bacteriën en schimmels Bac t e r i ë n Bacteriën zijn overal, op je handen, hoofd, in je buik (darmen), in de lucht, het water en in de grond. Er zijn bacteriën die schadelijk zijn en waar je ziek van wordt, maar er zijn er ook een heleboel die nuttig zijn: Bacteriën die in voedsel gebruikt worden, zoals de melkzuurbacterie voor yoghurt en karnemelk en bacteriën die gebruikt worden voor (franse) kazen. 21