Het effect van een kortdurende AAT training op de toenaderingsbias bij jonge cannabisverslaafden in een ambulante verslavingskliniek



Vergelijkbare documenten
Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen

Pillen? Praten? Trainen! Over de aanvullende rol die cognitieve trainingen kunnen spelen in de psychotherapie

Stoppen met roken bij jongeren

Alcohol en aandacht. Een wankel evenwicht tussen craving en training

Alcoholgebruik en effecten tijdens adolescentie

Effectiviteit van de Wiet-Check

Slaaf van het onbewuste? Automatische en controlerende processen bij zwaardrinkende jongeren

IMPLICIETE TRAININGEN: Een nieuwe manier van interventies

Een impliciete benadering van verslaving:

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

De effectiviteit van een toenaderingsbias training bij adolescente jongens met een cannabisverslaving in een justitiële jeugd inrichting

Let s get together BSI-NISPA. Search: RDoC Matrix. Problemen met onze diagnoses/behandelingen. NIMH Strategisch Plan: RDoc

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Het effect van Cognitieve Bias Modificatie in combinatie met cognitieve. gedragstherapie op stoppen met roken: een pilot studie

Het hertrainen van automatische cognitieve processen bij angsten verslavingsproblematiek

Train je verslaving weg!

Nederlandse samenvatting

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Executieve Functies en Verslaving bij Jongeren

Preventie van Verslaving

Samenvatting. Samenvatting. Samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Impliciete en expliciete cognities als voorspellers van drinkgedrag in de vroege adolescentie.

Impliciete Cognitie en Verslaving. Theoretische Inzichten en Praktische Toepassingen

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Een lastige opdracht Alcoholverslaving of overmatig drinken? En wat eraan te doen?

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Invloed van Cognitive Bias Modification (CBM) op Cannabisgebruik en Gezond Gedrag

Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten

Verslaving bij adolescenten met zwakke EF

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Stepped care behandeling voor paniekstoornis

AUTOMATISCHE PROCESSEN IN VERSLAVINGSPROBLEMATIEK BIJ MENSEN MET EEN LICHT VERSTANDELIJKE BEPERKING. DE SLEUTEL NAAR NIEUWE MOGELIJKHEDEN?

Dia 1. SPEEDPRESENTATIES Deel 3. Dia 2 MARIELLE BRENNINKMEIJER. Ik heb zo n zin in een biertje. Dia 3

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS

De Toenaderingsbias van Adolescenten met een. Cannabisverslaving

Individuele gevoeligheid voor riskant middelengebruik in de adolescentie. Anja Huizink

COGNITIVE BIAS MODIFICATION EN MOTIVERENDE GESPREKSVOERING BIJ JONGEREN IN JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN: EEN WERKZAME COMBINATIE?

uitdoving effecten van cue exposure therapie naar situaties en omgevingen uit het leven van de ex-roker. Dat wil zeggen, in de therapiekamer ervaart

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Stoppen met Roken en Impulsiviteit bij Adolescenten:

A joint approach: brain structure & function in heavy cannabis users & their relationship with future use Cousijn, J.

Always look on the bright side of life

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Alcohol en cannabis: Gebruik en zorggebruik door jongeren

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Alcoholgebruik, Alcohol-Specifieke Regels en Impliciete Opvoedcognities

Overige (Overig, ongespecificeerd)

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

2 SYSTEMEN IN 1 HOOFD

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Screening van cognitieve stoornissen in de verslavingszorg

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Cognitive Bias Modification om te Helpen Stoppen met Roken en de Rol van Nicotine Afhankelijkheid

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Integrated treatment for Substance abuse and Partner violence (I-StoP)

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

TOEVOEGEN VAN EEN COGNITIEVE BIAS MODIFICATIE TRAINING AAN EEN RESIDENTIEEL BEHANDELPROGRAMMA VOOR OBESITAS BIJ KINDEREN PILOT STUDIES.

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

Nederlandse samenvatting

inhoud Slaaf van het onbewuste? In veel psychologische theorieën over verslaving is de centrale vraag: Waarom gebruik je?

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving

Prevention of cognitive decline

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

REFERAAT 21 NOV OUDEREN EN ALCOHOL ONS EEN ZORG?! Dr. Myrna Pelgrum- Keurhorst Drs. Lisanne Diepenhorst Drs. Melissa Laurens

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Executieve Functies en

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Mindfulness - de 8-weekse training in vogelvlucht

E-health4Uth: extra contactmoment vanuit de Jeugdgezondheidszorg voor 15/16 jarigen

Toenaderingsbias en Negatief Affect bij Alcoholverslaving. Manou Korst

DOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.

Transcriptie:

Het effect van een kortdurende AAT training op de toenaderingsbias bij jonge cannabisverslaafden in een ambulante verslavingskliniek Abstract Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of een kortdurende Approach Avoidance Task leidt tot een verandering in de toenaderingsbias bij cannabisverslaafde jongeren. Hiernaast is er gekeken of er een relatie tussen de scores op de Cannabis Use Disorder Identification Test en Toenaderingsbias was. Tot slot is aan de hand van de voor- en nameting nagegaan of er een vermindering in de craving (trek) was bij de jongeren. Aan het onderzoek namen 10 jongeren deel. De jongeren zijn geworven bij de verslavingsklinieken Jellinek Jeugd of de Brijder. Een voorwaarde van dit onderzoek was dat de jongeren gediagnosticeerd waren met een cannabisafhankelijkheid. De toenaderingsbias werd aan de hand van drie trainingsessie met de AAT hertraint. Hiernaast werd craving aan de hand van de Marijuna Craving Questionnaire gemeten. Uitgaande van de resultaten kan verwacht worden dat, de AAT training geen effect heeft op de toenaderingsbias bij cannabisverslaafde jongeren. Ook werd er geen relatie gevonden tussen de toenaderingsbias en de CUDIT en werd er geen vermindering in craving geconstateerd. Student: Joel Fabian Westerborg Student nummer: 5701937 Begeleider: Andrea Wolf 1

Inhoudsopgave Theoretisch kader.3 Vooronderzoek 5 Methode...8 Resultaten...11 Conclusie..13 Literatuurlijst...15 2

Theoretisch kader Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat 50 procent van de adolescenten in westerse samenlevingen minimaal eenmalig cannabis heeft gebruikt (Perkonigg, Goodwin, Fieldler, Behrendt, Beesdo, Lieb & Wittchen, 2007). In Nederland is cannabis in de top drie van meest gebruikte drugssoorten onder jongeren (Monschouwer, Verdurmen, Dorsselear, Smit, Gorter & Vollebergh, 2007). Als er genuanceerd gekeken wordt naar het gebruik onder de bevolking gebruikt 4.2 procent dagelijks of bijna dagelijks cannabis. Hierbij ligt het gebruik onder de mannen hoger dan bij vrouwen en is het gebruik onder jongvolwassenen, 16 23 jaar, twee keer zo hoog in vergelijking met volwassenen, 25-44 jarigen. Wordt het percentage van 4.2 procent omgerekend naar de bevolking, dan gebruiken bijna 466 duizend mensen dagelijks cannabis (Bunt, Garretson, Greeven, Heijden, Knibbe, Koeter, Korf, Mheen, Schoenmaken & Ouwehand, 2011). De bovengenoemde cijfers indiceren dat frequent cannabisgebruik relatief veel voorkomt onder jongvolwassenen. De vraag die hieruit voortkomt, is wat de gevolgen zijn bij de jongeren die frequent cannabis gebruiken. Het is verontrustend dat het aantal cannabisgebruikers onder de jongeren zo hoog ligt, gezien zij in een periode van hun leven zijn waarin belangrijke sociale, cognitieve en fysiologische ontwikkelingen gaande zijn. Onderzoek wijst enigszins uit dat weinig tot matig gebruik van cannabis niet problematisch is voor het welzijn van jongeren (Engels & Ter Bogt, 2001). Daarentegen behoort de groep jongeren die op vroege leeftijd zwaar en regelmatig cannabis gebruiken tot een risicogroep. Zo blijkt, dat veelvuldig gebruik van cannabis op jonge leeftijd samen gaat met agressief en delinquent gedrag (Monshouwer et al., 2006). Overmatig gebruik van cannabis kan ertoe leiden dat jongeren aandachts- en psychologische problematiek ontwikkelen en sneller met andere soorten drugs experimenteren (Monschouwer et al., 2006; Pope, Gruber, Hudson, Huestis & Yurgelum-Todd, 2001). Het is dus goed mogelijk dat overmatig cannabisgebruik gevolgen met zich meebrengt die van invloed zijn op de toekomst van jongeren. Zoals een hoger percentage drop-outs en lage ambities die beide de kwaliteit van leven kunnen aantasten. Het is daarom noodzakelijk dat er effectieve behandelmethodes worden gehanteerd om cannabisgebruik te voorkomen of te behandelen bij jongeren. Onder jongvolwassen is er een dalende trend bij het gebruik van genotsmiddelen. Echter is er een stijging van 3 procent onder jongvolwassen bij het aantal aanmeldingen bij verslavingsklinieken. Bij verslavingsklinieken wordt een variatie aan behandelingen aangeboden, ter voorkoming en bestrijding van cannabisafhankelijkheid. Een jongvolwassen die regelmatig cannabis gebruikt loopt een groter risico afhankelijk te worden van cannabis. Volgens de DSM-IV wordt cannabisafhankelijkheid gekarakteriseerd als het mentaal en of fysiek zodanig afhankelijk zijn aan een middel dat de persoon het niet meer kan loslaten. Zo gebruikt de verslaafde het middel dwangmatig, bouwt tolerantie op, denkt continu aan het middel en neemt het gebruik gestaag toe. Uitgaande van de beschrijving in de DSM-IV, is het van belang dat de behandeling zich zowel op fysieke als mentale aspecten van de verslaving richt. Dit is niet altijd het geval, kijkend naar de meest gebruikte behandelmethodes bij verslavingsklinieken. Zo wordt in verslavingsklinieken cognitieve gedragstherapie en Multidimensional Family Therapy het meest gehanteerd bij 3

cannabisproblematiek. Bij cognitieve gedragstherapie wordt getracht de irrationele gedachten over het gebruik te herstellen. Bij Multidimensional Family Therapy wordt nagegaan hoe het gezinssysteem het disfunctionele gedrag in stand houdt. Het uiteindelijke doel van de genoemde behandelingen is volledige remissie. Deze twee behandelvormen blijken in vergelijking met andere therapievormen het effectiefst te zijn bij de behandeling van cannabisafhankelijkheid (Rigter, Gageldonk van, Ketelaars & Laar van, 2004). Toch is er vaak sprake van terugval bij cannabisverslaafden. Een mogelijke reden daarvoor is dat de leidende therapie vormen in de verslavingszorg zich overmatig richten op bewuste processen. Zo wordt door Robinson en Berridge (1993) getheoretiseerd dat niet alleen bewuste processen een rol bij verslaving spelen maar ook automatische (onbewuste) processen. Het is nu de vraag hoe de verhouding ligt tussen bewuste en onbewuste processen en hoe de onbewuste processen het verslavingsgedrag in stand houden. Op theoretisch gebied zijn er verschillende theorieën die afhankelijkheid trachten te beschrijven. Zo wordt volgens het duale proces model verondersteld dat gedrag het product is van twee gerelateerde systemen: een traag expliciet, bewust beredenering component die aangestuurd wordt door gedachten, bewuste overwegingen en verwachte uitkomsten, en een impliciete component die snel en automatisch van aard is, waarbij er geen sprake is van bewuste beredenering, maar van een impulsieve en associatieve, gevoelsmatige aansturing (Kahneman, & Frederick, 2002; Strack, & Deutsch, 2004). In het duale proces model van verslaving van Wiers et al. (2007) kenmerkt de expliciete component zich door trage, reflectieve processen, en het impliciete component door snelle automatische processen en actietendensen. Bij jongeren die verslaafd zijn aan drugs wordt geredeneerd dat er een verstoring is tussen de snelle automatische en trage reflectieve processen. De verstoring wordt gekenmerkt door biasen te weten aandachtsbias, associatiebias en toenaderingsbias. Deze verstoring is verantwoordelijk voor een verzwakte zelfregulatie, die bij blootstelling aan het genotmiddel tot een gebrekkige weerstand leidt. Daarnaast is er ook sprake van een afname in de motivatie om te stoppen en een toename in de craving om te gebruiken. Dit is gebleken uit het feit dat jongeren niet inzien dat zij een probleem hebben, dat de drug ongezond is en dat het drugsgebruik problematisch kan worden (Wiers, 2006). Volgens de theorie van Robinson en Berridge (1993) gaat het motivatie aspect voor de ontwikkeling van de biasen. Zo wordt volgens de incentive sensitization theory van Robinson en Berridge (1993) getheoretiseerd dat verslaafden sterke associaties rondom cues gerelateerd aan het middel en het effect van het middel ontwikkelen na langdurig gebruik hiervan. De middelgerelateerde cues krijgen door een conditioneringsproces een verhoogde belonende waarde (incentive), waardoor er een verhoogde activiteit in het motivatie systeem ontstaat om het middel te gebruiken. Het gevolg is dat cannabisgerelateerde cues saillant worden in de omgeving. Het motivatie systeem wordt geactiveerd, waardoor het individu meer trek (craving) krijgt in het middel en gestimuleerd raakt er op af te gaan. Dit speelt zich voornamelijk af op onbewust niveau. Doordat de middelgerelateerde cues saillant worden, heeft dit als gevolg dat de aandacht sneller getrokken en gehouden wordt door de cues (aandachtsbias). De middelgerelateerde cues worden geassocieerd met een positieve uitkomst waardoor de verslaafden meer geneigd zijn om het middel te gebruiken (associatiebias). Naast de aandachtsbias en associatiebias ontwikkelen verslaafden een toenaderingsbias voor het middel. De toenaderingsbias is een automatische actietendens waarbij 4

verslaafden middelgerelateerde stimuli eerder benaderen dan ontwijken. Samenvattend kan gezegd worden dat verslaafden een versterkt associatief vermogen hebben met het genotmiddel en cues uit hun omgeving, en een verzwakte inhibitievermogen. Doordat deze processen snel en automatisch van aard zijn en de expliciete component trager is, hebben de jongeren weinig inzicht in hun gedrag; een mogelijke reden dat het verslavingsgedrag in stand wordt gehouden. Concluderend kan op basis van de bovenstaande theorieën gespeculeerd worden dat een verslaving in stand wordt gehouden door een interactie van bewuste en automatische onbewuste processen. In de verslavingszorg richten de therapiesoorten zich voornamelijk op de verandering van disfunctionele bewuste processen. Het is aannemelijk dat terugval een terugkerende kwestie zal zijn, als de therapie zich alleen richt op bewuste aspecten van verslaving en niet op meer automatische processen. Het is nu de vraag in hoeverre de automatische processen gemeten en beïnvloed kunnen worden. Vooronderzoek Om het verslavingsgedrag efficiënt te behandelen is het belangrijk om na te gaan welke aspecten een belangrijke rol spelen, en hoe deze veranderd kunnen worden. In de besproken theorieën is gespeculeerd dat bij cannabisverslaafden een toenaderingsbias ten opzichte van cannabisgerelateerde stimuli aanwezig is. De toenaderingsbias ten opzichte van de stimuli gebeurt overwegend onbewust (Wiers & Stacy, 2006). Het is dus van belang om aan de hand van meetinstrumenten de impliciete associaties te identificeren en mogelijk te beïnvloeden. In de laatste jaren is getracht om objectieve meetinstrumenten te ontwikkelen waarmee impliciete associaties bij verslaafden gemeten kunnen worden. (Wiers, Eberl, Rinck, Becker, & Lindenmeyer, 2011; Wiers & Stacy, 2006). Een meetinstrument dat recentelijk veel aandacht krijgt is de Approach Avoidance Task (AAT), waarmee de impliciete neigingen om cannabis en of alcohol cues te benaderen en vermijden worden getest (Wiers et al., 2009, Cousijn, Goudriaan, & Wiers, 2011). In deze taak worden een aantal cannabis of neutraal gerelateerde plaatjes getoond aan de participanten op een computer scherm. De participanten worden geïnstrueerd om op basis van de rotatie (naar links of rechts gekanteld) van de plaatjes, met behulp van een joystick de plaatjes naar zich toe te trekken of van zich af te duwen. Het toetrekken of afduwen gaat gepaard met een zoom effect: als een plaatje wordt weggeduwd wordt het kleiner en deze wordt groter als het naar de deelnemer toe wordt getrokken. Hiermee wordt een toenaderings -en vermijdingsgevoel gesimuleerd. Het idee dat ten grondslag ligt aan de AAT is dat participanten met een cannabisafhankelijk een langzamere reactie tijd tonen als zij de cannabisgerelateerde plaatjes van zich moeten afduwen en een snellere reactie tijd tonen wanneer zij het naar zich toe moeten trekken in vergelijking met de participanten die niet cannabisafhankelijk zijn. De versnelde automatische tendens om cannabis stimuli naar zich toe trekken kan gezien worden als een toenaderingsbias. In het onderzoek van Cousijn et al. (2011) werd de AAT gehanteerd om na te gaan of er bij jongvolwassen die cannabis gebruiken een toenaderingsbias aanwezig is. Het onderzoek bestond uit 73 jongvolwassen waarvan 32 dagelijks cannabis gebruikten en 41 5

niet gebruikers. De deelnemers kregen de instructie om op basis van de rotatie van het plaatje; naar links of rechts gekanteld, aan de hand van een joystick de plaatjes naar zich toe te trekken of van zich af te duwen. De zware gebruikers toonden een langzamere reactietijd als zij de cannabis gerelateerde plaatjes van zich af moesten duwen en een snellere reactietijd als zij het naar zich moesten trekken in vergelijking met de niet gebruikers. Uit de resultaten bleek dat de participanten in de gebruikersconditie een snellere reactie tijd hadden op de AAT taak in vergelijking met de participanten in de niet gebruikers conditie. De onderzoekers concludeerden dat de AAT een goede meting is van de toenaderingsbias. Uit dit onderzoek kwam ook naar voren dat de aanwezigheid van een toenaderingsbias een goede voorspeller was voor de toename in gebruik bij de participanten. In een ander onderzoek (Field, Eastwood, Brendan, Bradley, & Mogg, 2006) die ook de toenaderingsbias mat bij de participanten, werd aan de hand van een stimulus-response compatibility (SRC) taak ook een verschil tussen cannabis gebruikers en niet gebruikers gevonden. In het onderzoek moesten de participanten aan de hand van de boven en beneden pijltjes op een toetsenbord, een poppetje op het scherm naar cannabis of neutrale plaatjes toe bewegen of juist ervan af. Uit de resultaten bleek dat de gebruikersgroep een toenaderingsbias vertoonden bij cannabisgerelateerde plaatjes in vergelijking met de niet-gebruikersgroep. Uit de bovenstaande onderzoekingen komt naar voren dat er mogelijk een samenhang bestaat tussen onbewuste processen en het gedrag bij cannabisafhankelijkheid. Individuen die op regelmatige basis cannabis gebruiken blijken eerder een toenaderingsbias te tonen naar het middel in vergelijking met niet-gebruikers. Het is nu de vraag of de toenaderingsbias hertraint kan worden?. In de voorgaande besproken onderzoekingen werd de AAT gehanteerd als assessment instrument. Naast deze assessment functie kan de AAT ook ingezet worden als een her training taak van de automatische actietendensen. Tot nu toe is er vrij veel onderzoek gedaan naar de her training van alcoholverslaafden. Zo werd in het onderzoek van Wiers et al. (2011) de AAT gehanteerd als een her training taak voor de toenaderingsbias. Het onderzoek was geïmplementeerd in een klinische setting waarin 214 alcoholverslaafde patiënten waren opgenomen, met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar. De training bestond uit vier sessies waarbij een assessment moment voor en na de training plaats vond. In het onderzoek waren twee trainingscondities opgenomen waarbij slechts één van de trainingscondities expliciete instructies kreeg. Zij moesten alcohol gerelateerde plaatjes van zich afduwen (push) en de neutrale plaatjes naar zich toe te trekken (pull) met een joystick,. De tweede experimentele groep moest reageren zoals in de assessment fase, maar de alcoholgerelateerde plaatjes werden alleen in pull formaat en de neutrale plaatjes in push formaat getoond. In de pre en post AAT assessment fase, waarbij de meting van de toenaderingsbias plaats vond, werden de plaatjes evenveel in push en pull formaat aangeboden. Uit de resultaten bleek dat na de vier trainingsessies een vermindering in reactietijd was bij alcoholgerelateerde plaatjes. In het onderzoek van Wiers et al. (2011) is alleen gebruik gemaakt van volwassen participanten. Alhoewel op basis van dit onderzoek daarom niks gezegd kan worden over de invloed van AAT training op de toenaderingsbias bij jongeren, bleek uit onderzoek van Peeters, Wiers, Monschouwer, van de Schoot, Janssen en Voolebergh (2012) dat de AAT training ook bij adolescenten een effect heeft. In dit 6

onderzoek werd de toenaderingsbias aan de hand van een AAT taak hertraint bij alcoholverslaafde adolescenten met een gemiddelde leeftijd van 13.6 jaar. De jongeren moesten aan de hand van twee pijltjes, boven (push) en beneden (pull), op basis van het formaat de plaatjes van zich afduwen of naar zich toetrekken. Uit de resultaten bleek dat de jongeren die regelmatig alcohol dronken een toenaderingsbias toonden ten opzichte van alcoholgerelateerde plaatjes. Uit de besproken onderzoekingen blijkt dat de AAT mogelijk een goed instrument is in het hertrainen van de toenaderingsbias bij verslaafden. Verder is aangetoond dat de toenaderingsbias zich niet tot een bepaalde leeftijdsklasse beperkt. Om verslavingsgedrag efficiënt aan te pakken moet er ook gekeken worden naar de craving die verslaafden ervaren. Het is nu de vraag of een vermindering in de toenaderingsbias tot een vermindering in craving leidt. Uit verscheidene studies (Field et al., 2005a; Wiers et al., 2011) blijkt dat er een positieve relatie bestaat tussen de toenaderingsbias en craving. Volgens het incentive sensitization model is de prikkelwaarde van cues rondom het genotsmiddel verhoogd, waardoor een individu gemotiveerd raakt erop af te gaan. Ook worden de cues rondom het genotsmiddel sneller opgemerkt. Hiernaast wordt er ook gesuggereerd dat trek samen gaat met een verhoogde prikkelwaarde van cues en het saillantie niveau ervan. Alhoewel in verscheidene studies een significante relatie is gevonden tussen craving en de toenaderingsbias, blijken deze resultaten niet altijd consistent (Mogg, Bradley, Field, & de Houwer, 2003; Mogg, Field, & Bradley, 2005). De reden dat er niet altijd een relatie gevonden wordt tussen craving en de toenaderingsbias kan mogelijk toegeschreven worden, aan de mate van verslaving, leeftijdscategorie en opname in een kliniek. Het hoofddoel in dit onderzoek is om na te gaan of een AAT training de toenaderingsbias bij jongeren met cannabis problematiek vermindert. De hypothese hierbij is dat de patiënten in de experimentele conditie na een AAT training van drie sessies een vermindering in reactietijd bij pull cannabisgerelateerde plaatjes tonen tijdens de nameting in vergelijking met de patiënten in de controle conditie. Hiernaast zal er gekeken worden of de mate van cannabis gebruik, zoals gemeten met de Cannabis Use Disorder Test (CUDIT), een correlationeel verband toont met de toenaderingsbias, zoals gemeten met de AAT. Tot slot wordt er verwacht dat de patiënten na een AAT training van drie sessies een vermindering in de score op de Marijuana Craving Questionnaire (MCQ) zullen tonen. 7

Methode Steekproef In het huidige onderzoek zijn in totaal 10 participanten in de leeftijdscategorie van 16 tot en met 23 (M = 19.6, SD = 1.26) opgenomen waarvan 6 mannelijk (60%) en 4 vrouwelijk (40%). Bij de start van het onderzoek waren de participanten in behandeling voor hun cannabisproblematiek bij Jellinek jeugd of De Brijder. De voorwaarde die gesteld werd om deel te nemen aan het onderzoek was: de diagnose verslaving aan of misbruik van cannabis op basis van de criteria in de DSM-IV-TR. De participanten zijn of via de mail of telefonisch benaderd om mee te doen aan het onderzoek. De participanten zijn niet gecompenseerd voor hun deelname. Onderzoeksdesign In deze studie is gebruik gemaakt van een experimentele set up waarbij de participanten automatisch over de controle (N = 6) en experimentele (N= 4) conditie zijn verdeel. De condities bestaan uit een voor- en nameting en drie trainingsessies waarbij de voormeting in dezelfde sessie gevolgd wordt door de eerste trainingsessie. Zowel bij de voor- en nameting als de trainingsessies is de verhouding van de plaatjes 50-50 cannabis/neutraal gerelateerd. Het verschil tussen de assessment en de trainingsessies is de verhouding van de push en pull waarbij de assessment push-pull 50-50, de actieve trainingsessie 90 push en 10 pull en de controle trainingsessie 50-50 push-pull is. Approach Avoidance Task Assessment In dit onderzoek heeft de AAT een tweedelige functie. De eerste functie is een assessment functie, waarmee de sterkte van de aanwezige toenaderingsbias wordt gemeten tijdens de voor- en nameting. Het verschil tussen de AAT als assessment instrument en de AAT als training instrument is het verschil in verhouding van de push en pull afbeeldingen, waarbij de assessment bestaat uit 50-50 push-pull en de actieve trainingsessie uit 90 push en 10 pull bestaat. Tijdens de AAT moesten de participanten aan de hand van de (pull) en de (push) toetsen, de plaatjes op een computerscherm naar zich toe trekken of van zich afduwen. De plaatjes die werden getoond zijn cannabis gerelateerd of neutraal, en zijn gekanteld naar links of naar rechts. Afhankelijk van de instructies moesten de participanten de plaatjes van zich afduwen of naar zich toe trekken op basis van de gekantelde richting. Aan de hand van de AAT assessment werd de sterkte van de toenaderingsbias gemeten zowel voor als na de training. De toenaderingsbias werd berekend door het verschil te berekenen tussen de mediaan van de reactietijden van de push afbeeldingen in één categorie, cannabis of neutraal, met die van de pull afbeeldingen van dezelfde categorie. Bij een positieve score was er sprake van een toenaderingsbias en een negatieve score gaf blijk van een vermijding. Direct na de assessment sessie begon de eerste training sessie. Na afloop van de derde trainingsessie werd de participant uitgenodigd om de nameting bij de proefleider te doen. De participanten werden niet geïnformeerd dat de training startte. De interne consistentie van de AAT training is α =.68 (Cousijn, Goudriaan en Wiers, 2011) 8

Approach Avoidance Training De AAT die in het onderzoek van Wiers et al. (2011) is gehanteerd, is in dit onderzoek als uitgangspunt gebruikt. De participanten moesten in dit onderzoek op basis van de rotatie van de plaatjes, schuin met de rechter hoek naar boven of schuin met de linkerhoek naar boven, de plaatjes naar zich toetrekken of van zich afduwen met een joystick. In het huidige onderzoek werd in plaats van een joystick, een toetsenbord gebruikt. De participanten moesten aan de hand van de boven en beneden toetsen de plaatjes van zich afduwen (push) of naar zich toetrekken (pull). Om te berekenen of er sprake was van een effect van de AAT taak op de toenaderingsbias is eerst het verschil tussen de mediaan van de reactietijden berekend van de push afbeeldingen in één categorie, cannabis of neutraal, met die van de pull afbeeldingen van dezelfde categorie. Deze scores werden berekend voor zowel de voormeting als de nameting. Vervolgens werd het verschil in score tussen de voor- en nameting berekend. Een positieve score verwijst naar de aanwezigheid van een toenaderingsbias en een negatieve score naar een vermijding. De training bestond uit drie sessie waarbij de eerste sessie direct volgde na de voormeting en overige twee sessies op de daarop volgende dagen werd gedaan. Voor de AAT training is er nog geen betrouwbaarheid en validiteit bekend. Cannabis Use Disorder Identification Test De CUDIT is een vragenlijst bestaande uit 12 items, waarmee de frequentie van het cannabisgebruik en de cannabisproblematiek in kaart wordt gebracht. Na omscoring kan er een minimale score van nul en maximale score van vier, per item worden behaald. De scores worden bij elkaar opgeteld waarbij een cutoff score van acht punten wordt gehanteerd. Een cut-off score van acht is een goede indicatie dat er sprake is van cannabisproblematiek (Adamson & Sellman, 2003). Bij een cut-off score van acht heeft de CUDIT een sensitiviteit van 73,3% en een predictieve validiteitv van r =.84 bij het constateren van cannabisproblematiek (Adamson & Sellman, 2003). De gestelde vragen hebben vijf antwoord mogelijkheden die in principe van weinig naar veel gaan. Een voorbeeld van een vraag is: Hoe vaak gebruik je cannabis? De antwoordmogelijkheden zijn: nooit, minder dan maandelijks, 2 tot 4 keer per maand, 2 tot 3 keer per week, meer dan 4 keer per week. Marijuana Craving Questionnaire De MCQ is een vragenlijst bestaande uit 12 items, waarmee de craving van de participanten in kaart wordt gebracht. De MCQ bestaat uit vier factoren die kenmerkend zijn voor craving namelijk compulsivity, emotionality, expectancy en purposefullness. Om de craving te berekenen worden de gemiddelde scores van de vier factors samen genomen. Uit het onderzoek van Heishman, Evans, Singleton, Levin, Copersino, en Gorelick, (2009) blijkt dat de MCQ een betrouwbare en valide maat is om de trek te meten De gestelde vragen bestaan uit 7 punt likertschalen, waarbij de antwoordmogelijkheden van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens gaat. De participanten moeten aangeven in welke mate zij het eens of oneens zijn met de stelling. Een voorbeeld van een vraag is: Het zou mij een tevreden gevoel geven als ik nu cannabis zou gebruiken HELEMAAL MEE ONEENS HELEMAAL MEE EENS 9

Procedure De verslavingsklinieken Jellinek Jeugd en de Brijder zijn bereid gevonden aan het onderzoek mee te doen. Jellinek Jeugd en de Brijder zijn verslavingsklinieken, waarbij de participanten bij het Jellinek Jeugd overwegend poliklinisch worden behandeld en bij de Brijder klinisch. De participanten zijn telefonisch of via de mail benaderd, nadat een informatiebrochure door hun behandelaar aan hen was overhandigd. In de brochure is het onderzoek belicht. De participanten in de leeftijdsklasse tussen de 16 en 18 jaar kregen ook een brochure voor hun ouders mee, waarin het inhoudelijke doel van het onderzoek werd belicht. De participanten die hadden toegezegd mee te willen doen aan het onderzoek werden afhankelijk van de verslavingskliniek waar zij onder behandeling waren uitgenodigd bij het Jellinek Jeugd of de Brijder om de eerste assessment te doen. Bij Jellinek Jeugd werd hen gevraagd een toestemmingsformulier te ondertekenen. De training en de vragenlijsten werden digitaal aan de participanten aangeboden. Om toegang te krijgen tot de training moesten de participanten eerst een account aanmaken, waarbij zij zelf een inlognaam en inlogcode moesten bedenken. Hiermee konden zij toegang tot het systeem krijgen in de daarop volgende meetmomenten. Het onderzoek startte met de vragen bij welke instelling zij in behandeling zijn, hun leeftijd, vorm van behandeling (klinisch, ambulant, dagbehandeling) en de vragenlijsten CUDIT en MCQ. Hierna werden de participanten at random toegewezen aan de controle of experimentele conditie. In beide condities is de volgende volgorde gehanteerd: de vragenlijsten, gevolgd door de AAT assessment en tot slot de AAT taak. De participanten werden na de assessment fase geïnstrueerd de resterende trainingen zelfstandig op de daarop volgende dagen te doen met een tussenpauze van 24 uur na elke trainingssessie. Tot slot zijn de participanten na het doen van de trainingen uitgenodigd bij Jellinek Jeugd, om de post assessment te doen. De post assessment is in opzet en inhoud gelijk aan de pre assessment behalve dat er geen trainingsessie volgt. 10

Resultaten Proefpersonen Aan dit onderzoek namen 27 participanten deel waarvan 17 de training niet volledig hebben volbracht. Van deze 17 participanten hebben zes de voormeting en één training sessie gedaan en 11 de voormeting en twee trainingsessies. De dataset van de 17 participanten was daardoor niet volledig om gebruikt te worden in de analyses. De dataset van de resterende 10 participanten is gebruikt omdat zij de voor- en nameting en de drie trainingsessie volledig hebben volbracht. Controle variabelen Om na te gaan of de controle variabelen (geslacht en leeftijd) enige effect hadden op de uitkomst van de AAT training is gebruik gemaakt van een multiple regressie analyse. De scores van de voor- en nameting zijn gebruikt als afhankelijke variabele en de controle variabelen als onafhankelijke variabele. Uit de regressie analyses bleek er geen sprake te zijn van een significant model (p >.05) noch een significante predictor (p >.05). De leeftijd en geslacht van de participanten had geen significant effect (p >.05) op de nameting. Approach Avoidance Task Om na te gaan of er een effect was van de AAT taak is er gebruik gemaakt van een ANOVA. In tabel 1 is er een overzicht gegeven van de gemiddelde scores en standaard deviaties van de scores voor en na de AAT taak voor de twee condities. Uit de resultaten bleek dat er geen significant effect was van de AAT op de nameting, F(1, 8) =.221, p >.05. Hiernaast is er ook gebruik gemaakt van een ANCOVA waarbij de voormeting als covariaat is gebruikt. Uit de ANCOVA bleek dat de covariaat, voormeting, niet significant gerelateerd was aan de nameting, F(1, 7) = 2.25, p >.05 Ook bleek er geen significant effect te zijn van de conditie op de toenaderingsbias in de nameting, F(1, 7) =.09, p >.05. Tot slot is er nagegaan of er enige effect was van de AAT taak in de controle conditie, aan de hand van een ANOVA. Uit de resultaten bleek dat er geen significant verschil was, F(1, 8) = 1.92, p >.05 Hiernaast is er ook gebruik gemaakt van een ANVOCA waarbij de voormeting als covariaat is opgenomen. Uit de resultaten bleek dat de covariaat, voormeting, niet significant gerelateerd was aan de nameting, F(1, 7) =.002, p >.05. Ook was er geen significant effect van de conditie op de toenaderingsbias in de nameting, F(1,7) = 1.62, p >.05. Tabel 1 Gemiddelde scores en standaarddeviaties (tussen haakjes) voor en na de AAT taak van de Experimentele en de Controle groep. Afbeelding Experimentele groep Controle groep Voormeting Cannabis 52.50 (122.42) 23.25 (115.76) Neutraal -23.86 (30.50) 6.91 (86.38) Nameting Cannabis -40.75 (79.87) -20.83 (55.40) Neutraal -1.5 (22.58) -73.91 (100.77) 11

CUDIT en de Toenaderingsbias Om na te gaan of de mate van cannabisgebruik gerelateerd is aan de toenaderingsbias is gebruik gemaakt van de test scores op de CUDIT en AAT taak van de voormeting. Aan de hand van een Pearson s correlation coefficient zijn de scores geanalyseerd. Er bleek een negatieve relatie te zijn tussen de scores van de CUDIT en de scores op de AAT-taak bij de voormeting, maar deze was niet significant, r = -.028, p >.05. Craving en de Toenaderingsbias Om na te gaan of er vermindering was in de craving bij de participanten na de training is gebruik gemaakt van een Pearson s correlation coefficient. Uit de resultaten bleek er een negatieve relatie te zijn tussen de scores van de MCQ en de scores op de AAT-taak maar het was niet significant, r = -.009, p >.05. Tabel 2 Gemiddelde scores en standaarddeviaties (tussen Haakjes) van de MCQ voor en na de AAT taak. Experimentele groep Controle groep Voormeting 2.73 (1.69) 3.33 (1.06) Nameting 2.5 (1.15) 2.88 (.88) 12

Conclusie Het hoofddoel van dit onderzoek was om na te gaan of een kortdurende training van drie sessies tot een vermindering in de toenaderingsbias leidt bij jonge cannabisverslaafden. Op basis van de literatuur bleek dat een kortdurende training tot een vermindering leidt in de toenaderingsbias. Ook is er nagegaan of de sterkte van een toenaderingsbias in relatie staat tot de scores op de CUDIT. Tot slot is er gekeken of een vermindering in de toenaderingsbias samen gaat met een vermindering in craving. Onderzoeksvraag en Hypotheses In deze studie blijkt dat een Approach Avoidance training, bestaande uit drie sessies, niet tot een vermindering in de toenaderingsbias bij jonge cannabisverslaafden leidt. Het is opmerkelijk dat er in dit onderzoek geen vermindering in de toenaderingsbias is waargenomen aangezien bij vorige onderzoekingen er voor het overgrote deel een afname in de toenaderingsbias is waargenomen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de sample van 10 participanten was om een effect te constateren. Bij de CUDIT en craving is er ook geen verband gevonden met de toenaderingsbias. Op zich is dat niet vreemd, aangezien de toenaderingsbias geen significante afname vertoonde door de AAT training. Doordat er geen effect aanwezig was bij de training is het aannemelijk dat er ook geen vermindering bij de craving zal zijn. Beperkingen Zoals elk ander onderzoek heeft ook dit onderzoek zijn beperkingen. De eerste beperking is de kleine sample. Het doel bij dit onderzoek was om minimaal 42 participanten te testen. De keuze daarvoor is gemaakt op basis van het artikel van Wiers et al (2011) waarbij een sterk effect was gevonden van de AAT taak bij een groep van 42 participanten. Doordat de sample uit 10 participanten bestond in dit onderzoek valt te concluderen dat de power te laag is om een significant effect te vinden. Een tweede beperking in deze studie is de motivatie van de participanten om aan het onderzoek mee te doen. De participanten moesten twee van de vier sessies thuis doen. Zij werden geïnstrueerd om één sessie per dag thuis te doen, waarna ze de nameting bij de proefleider deden. Opmerkelijk is dat de participanten de taak niet consequent deden. Om dat te verhelpen werden de participanten via de mail of telefonisch herinnerd om de taak te doen. Hierdoor zijn de participanten wel zo ver gekregen om de taken te doen maar het geeft wel blijk van weinig motivatie. Door de afwezigheid van motivatie kan het zo zijn dat tijdens het doen van de AAT training de participanten niet hun best deden. Een andere beperking in deze studie is het gebruik van een toetsenbord om de plaatjes van zich en naar zich toe te trekken. In de studie van Wiers et al (2011) is er gebruik gemaakt van een joystick bij de AAT training. Volgens Strack en Deutsch (2004) komt de beweging met een joystick veel meer overeen met de bewegingen die in het echt worden gemaakt. Hierdoor is het mogelijk dat de associatie tussen het genotsmiddel en toenaderingsbias beter kan worden beïnvloed met een joystick dan als het met een toetsenbord word gedaan. 13

Een vierde mogelijke beperking in deze studie is de doelgroep. In vergelijking met de voorgaande onderzoekingen is er in dit onderzoek gebruik gemaakt van adolescenten in de leeftijdscategorie van 16 tot en met 23. Het is mogelijk dat de gebuikte plaatjes bij de AAT taak in zijn originele vorm niet genoeg toegespitst zijn naar jongeren, om een verandering in de toenaderingsbias te bewerkstelligen. Implicaties Alhoewel in dit onderzoek geen effect van de AAT trainingen op de toenaderingsbias is gevonden impliceert het niet dat de training geen effect heeft op de toenaderingsbias. Op basis van de literatuur kan er geconcludeerd worden dat de AAT training een goede manier is om de toenaderingsbias te hertrainen. In dit onderzoek was de sample te klein om daadwerkelijk een effect te vinden van de training op de toenaderingsbias. Het is daarom van belang bij toekomstig onderzoek dat de sample groot genoeg is om een effect te constateren. Hiernaast is het ook belangrijk de participanten gemotiveerd te houden om de gehele training door te lopen. Vooral bij adolescenten neemt de motivatie af gedurende de duur van de training. Het is daardoor van belang om aan de hand beloningen de adolescenten geïnteresseerd te houden in het onderzoek Tot slot is het van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de AAT training. De AAT training lijkt een goede training te zijn die specifiek gericht is op het her training van onbewuste processen. De AAT training kan naast de prominente therapievormen worden gehanteerd waardoor het verslavingsgedrag beter kan worden aangepakt. 14

Referenties Adamson, S. J., & Sellman, D. J. (2003). A prototype screening instrument for cannabis use disorder: the Cannabis Use Disorder Identification Test (CUDIT) in an alcohol-dependent clinical sample. Drug and Alcohol Review, 22, 309-315 American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.; American Psychiatric Association, 2000). Washington, DC: Author. use and enhancement reasons for drinking. Psychology of Addictive Behaviours, 16, 325-332. Cousijn, J., Goudriaan, A. E., & Wiers, R. W. (2011). Reaching out towards cannabis: approach-bias in heavy cannabis users predicts changes in cannabis use. Addiction, 106, 1667-1674. Engels, R. C. M. E., & Bogt ter, T. (2001). Influences of risk behaviours on the quality of peer relationship in adolesence. Journal of Youth and Adolescence, 30, 675-695. Field, M., Mogg, K., & Bradley, P. B. (2005). Craving and cognitive biases for alcohol cues in social drinkers. Alcohol & Alcoholism, 40, 504-510. Field, M., Eastwood, B., Bradley, P. B., & Mogg, K. (2006). Selective processing of cannabis cues in regular cannabis users. Drug and Alcohol Dependence, 85, 75-82. Gruber, E., DiClemente, R.J., Anderson, M.M. & Lodico, M. (1996). Early drinking onset and it s association with alcohol use and problem behavior in late adolescence. Preventive Medicine, 25, 293-300. Heishman, S. J., Evans R. J., Singleton E. G., Levin K. H., Copersino M. L., Gorelick D. A. Reliability and validity of a short form of the Marijuana Craving Questionnaire. Drug Alcohol Depend, 40, 102:35 Heishman SJ, Singleton EG, Liguori A. Marijuana Craving Questionnaire: development and initial validation of a self-report instrument. Addiction, 96, 1023 1034 Kahneman, D., & Frederick, S. (2002). Representativeness revisited: attribute substitution in intuitive judgment. In Gilovich, T., Griffin, D., & Kahneman, D. (Eds.), Heuristic and biases: The psychology of intuitive judgment (pp. 49-81). New York: Cambridge University Press. Laar van, M. W., Cruts, A. A. N., Ooyen-Houben van, M. M. J., Meijer, R. F., Croes, E. A., Brunt, T., & Ketelaars, A. P. M. (2011). Nationale Drug Monitor. Jaar bericht, 2010. Mogg, K., Bradley, B. P., Field, M., & De Houwer, J. (2003). Eye movements to smoking-related pictures in smokers: Relationship between attentional biases and implicit and explicit measures of stimulus valence. Addiction, 98, 825 836. Mogg, K., Field, M., & Bradley, B. P. (2005). Attentional and evaluative biases for smoking cues in smokers: An investigation of competing theoretical views of addiction. Psychopharmacology, 180, 333 341. Monschouwer, K., Verdurmen, E. E. J., Dorsselaer, M. F. A. S., Smit, E., Gorter, A. F., & Vollebergh, M. A. W. (2007). Jeugd en Riskant gedrag 2007. Kerngegevens uit het peilstationonderzoek scholieren. Petrides, M., & Milner, B. (1982). Deficits on subject-ordered tasks after frontal and temporal-lobe lesions 15

in man. Neuropsychologia, 20, 249 262. Peeters, M., Wiers, W, R., Monschouwer, K., Schoot van de, R., Janssen, T., & Vollebergh, M, A, W. (in druk). Automatic processes in at-risk adolescents: the role of alcohol-approach tendencies and response inhibition in drinking behaviour, Addiction, 107, 1939-1946. Perkonigg, A., Goodwin, D, R., Fiedler, A., Behrendt, S., Beesdo, K., Lieb, R., & Wittchen, H. (2007). The natural course of cannabis use, abuse and dependence during the first decades of life. Addiction, 103, 439-449. Pope, G. H., Gruber, J. A., Hudson, I. J., Huestis, A. M., & Yurgelun-Todd, D. (2001). Neuropsychological performance in long-term cannabis users. Arch Gen Psychiatry, 58. Rigter, H., Gageldonk van, A., Ketelaars, T., & Laar van, M. (2004). Stand van wetenchap voor behandelingen en andere interventies. Achtergrondstudie Nationale Drug Monitor. Rinck, M., & Becker, E. S. (2007). Approach and avoidance in fear of spiders. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 38, 105-120 Ross, T. P., Hanouskova, E., Giarla, K., Calhoun, E., & Tucker, M. (2007). The reliability and validity of the self-ordered pointing task. Clinical Neuropsychology, 22, 449-458. Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and impulsive determinants of social behaviour. Personality and Social Psychology Review, 8, 220 247. Thush, C., Wiers, W. R., Ames, L. S., Grenard, L. J., Sussman, S., & Stacy, W. A., (2008). Interactions between implicit and explicit cognition and working memory capacity in the prediction of alcohol use in at- risk adolescents. Drug and Alcohol Dependence, 94, 116-1124. Wiers, W. R.(2006). Een noodlottige zelfoverschatting van het bewustzijn. Het ontstaan van verslavingsgedrag bij jongeren. De Psycholoog. Wiers, W. R., Barthalow, D. B., Wildenberg, E., Thush, C., Engels E. M. C. R., Sher, J. K., Grenard, J., Ames, L. S., & Stacy, W. A. (2007). Automatic and controlled processes and the development of addictive behaviors in adolescents: A review and a model. Pharmacology, Biochemistry and Behavior, 86(2), 263-283. Wiers, W. R., Eber, C., Rinck, M., Becker, S. E., & Lindenmeyer, J. (2011). Retraining automatic action tendencies change alcoholic patient s approach bias for alcohol and improves treatment outcome. Psychological Science, 22, 490-497. Wiers, R. W., Rinck, M., Dictus, M. & Wildenberg, van den, E. (2009). Relatively strong automatic appetitive action-tendencies in male carriers of the OPRM1 G-allele. Genes, brain and behavior, 8, 101-106. Wiers, R. W., & Stacy A. W. (2006). Implicit cognition and addiction. Current Directions in Psychological Science, 15, 292-296 16