Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten"

Transcriptie

1 Masterthese De associaties en de toenaderingstendens van adolescenten met en zonder overgewicht voor gezond en ongezond eten 30 juni 2013 Yvette Aardenburg Klinische Ontwikkelingspsychologie Begeleider UvA: A.L.M. Collot d Escury-Koenigs Tweede beoordelaar: W. P. M. van den Wildenberg

2 Abstract Veertien procent van de kinderen tussen de twee en eenentwintig jaar kampt met overgewicht (TNO, 2010). Overgewicht kan verschillende negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid. Om de factoren die een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van (verslavings)gedrag, waaronder eetgedrag, te achterhalen wordt uitgegaan van de duale systeemtheorie. Hierin wordt gesteld dat een reflectief en impulsief systeem gedrag beïnvloeden. Via het impulsieve, onbewuste, systeem worden stimuli automatisch geëvalueerd, wanneer men een positieve associatie heeft met deze stimuli zal men deze willen benaderen en ontstaat er een toenaderingstendens (Hofmann, Rauch, & Gawronski, 2007; Strack, & Deutsch, 2004). Uit onderzoek van Veenstra en de Jong (2010) bleken positieve associaties echter niet altijd samen te gaan met een toenaderingstendens. Mogelijk heeft het inhibitievermogen invloed op de relatie tussen associaties en de toenaderingstendens, een hoge mate van inhibitie kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de toenaderingstendens nog onderdrukt wordt. Huidig onderzoek bij 56 adolescenten (waarvan 17 met overgewicht) toont aan dat zowel adolescenten met als zonder overgewicht positieve associaties hebben met gezond en ongezond eten, en eveneens een toenaderingstendens laten zien voor gezond en ongezond eten. Er blijkt geen relatie te bestaan tussen zowel de mate van associaties en de toenadering, als de mate van inhibitie met de mate van toenadering. Inleiding Obesitas is een groot probleem onder de Nederlandse bevolking, waaronder de Nederlandse jeugd. Maar liefst veertien procent van de kinderen en jongeren tussen de twee en eenentwintig jaar heeft overgewicht in Nederland zo blijkt uit cijfers van de Vijfde Landelijke Groeistudie van het TNO uit Overgewicht wordt veroorzaakt door een verstoorde balans tussen het aantal calorieën wat een persoon tot zich neemt en de mate van beweging om deze calorieën weer te verbranden (van Mil, 2010). De grens tussen een normaal of gezond gewicht, overgewicht en obesitas wordt veelal bepaald door middel van de berekening van de `Body Mass Index (BMI). Het BMI geeft een index of een bepaald gewicht, op basis van de verhouding tussen de lengte en het gewicht van een persoon, gezond is of niet en wordt op dit moment gezien als de meest gangbare maat voor het bepalen van overgewicht en obesitas (van der Baan-Slootweg, Nollet, Weller, Benninga, & van Aalderen, 2010). Voor volwassenen geldt dat er sprake is van overgewicht bij een BMI tussen de 25 en 30, en van obesitas als het BMI boven de 30 uitkomt. Bij kinderen liggen deze grenzen anders aangezien zij doorgaans sneller groeien dan dat zij gewicht aankomen (Renders, Bulk- Bunschoten, & van Mil, 2010). Overgewicht en obesitas kunnen ernstige gevolgen met zich mee brengen als hart- en vaatziekten, diabetes, hypertensie, artrose en ook psychische klachten kunnen het gevolg zijn van (ernstig) overgewicht (Schaapveld, & Hirasing, 1997,

3 aangehaald in Hirasing, Fredriks, van Buuren, & Verloove-Vanhorick, 2001). De cijfers tonen aan dat van de kinderen met overgewicht, rond de 80% ook in de volwassenheid met overgewicht kampt (NJI). Het is dan ook van groot belang dat er op vroege leeftijd effectieve behandelmethoden aangeboden kunnen worden om het overgewicht te voorkomen of te verminderen. De factoren die een rol spelen bij het ontstaan van overgewicht en het in stand houden dienen te worden geïdentificeerd om effectieve behandelmethoden te kunnen ontwikkelen. Duale Proces Modellen Naast het eten van ongezond voedsel kunnen ook gedragingen als roken, drinken van alcohol en gebruik van drugs een negatieve invloed hebben op de gezondheid. Hoewel men zich doorgaans bewust is van de schadelijke gevolgen voor de gezondheid, blijven zij toch roken, alcohol drinken, drugs gebruiken, en te veel en ongezond eten. De vraag is dan ook waarom mensen dit gedrag blijven laten zien, ondanks dat zij zich bewust zijn van de mogelijk schadelijke gevolgen? Verklaringen voor dergelijk gedrag kunnen gegeven worden met behulp van duale systeemtheorieën, zoals het Reflectieve-Impulsieve Model van Strack en Deutsch (2004, aangehaald in Hofmann, Friese, & Wiers, 2008). Bij dit model wordt er vanuit gegaan dat gedrag niet alleen bepaald wordt door persoonlijke doelen, en de normen en waarden die een persoon heeft, maar tevens door automatische, impliciete processen die het gedrag buiten het bewustzijn beïnvloeden (Wiers, & Stacy, 2006). Duale procesmodellen als het Reflectieve-Impulsieve model van Strack en Deutsch (2004) stellen dat twee verschillende processen informatie verwerken en daarmee gedrag beïnvloeden; een impulsief en een reflectief systeem. Het impulsieve systeem wordt omschreven als een snel, associatief systeem. Bij de waarneming van een stimulus worden via dit proces automatisch clusters in het lange-termijn geheugen geactiveerd waardoor de stimulus op basis van eerdere ervaringen met gelijke of soortgelijke stimuli automatisch geëvalueerd wordt. Deze automatische evaluaties activeren vervolgens een gepast gedragsschema van benaderen of vermijden. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat automatische actietendensen geassocieerd kunnen worden met automatisch geactiveerde evaluaties, en zelfs vaak de consequentie zijn van deze automatische geactiveerde evaluaties (Strack, & Deutsch, 2004, aangehaald in Hofmann, Rauch, & Gawronski, 2007). Het impulsieve systeem wordt door herhaaldelijk gebruik van een bepaald middel, zoals drugs, niet alleen gevoelig voor het middel op zich, maar ook voor cues die het gebruik van dit middel voorspellen (Wiers et al., 2007). Ten gevolge hiervan trekken cues gerelateerd aan het middel eerder de aandacht. Het reflectieve systeem kan omschreven worden als een langzamer, meer gecontroleerd systeem. Via dit systeem wordt informatie op een meer grondige manier

4 verwerkt. Er wordt een gedragsschema geactiveerd op basis van een afweging van de kans op potentiële uitkomsten en de waarde van deze potentiële uitkomsten. Beslissingen worden gemaakt uitgaande van persoonlijke doelen, normen en waarden. Verondersteld wordt dat zowel het reflectieve als het impulsieve systeem gedrag tegelijk kunnen beïnvloeden. Het impulsieve systeem vereist slechts minimale cognitieve capaciteit terwijl voor de informatieverwerking via het reflectieve systeem cognitieve capaciteit beschikbaar moet zijn (Hofmann et al., 2007). Het impulsieve systeem is altijd betrokken bij de verwerking van informatie, terwijl de betrokkenheid van het reflectieve systeem bijvoorbeeld afhankelijk is van de hoeveelheid en de intensiteit van de aandacht die aan de informatie besteed wordt. Wanneer beide systemen betrokken zijn bij de verwerking van informatie en dus beide gedrag beïnvloeden, kunnen de gedragsschema s die door beide systemen geactiveerd worden incompatibel zijn. Met name voor eetgedrag is het aannemelijk dat dergelijke dilemma s voorkomen, bijvoorbeeld wanneer een persoon op dieet is en erg gemotiveerd is om af te vallen, maar op een verjaardag toch taart aangeboden krijgt. Uitgaande van de persoonlijke doelen van deze persoon zal hij/zij de taart niet willen eten, door het impulsieve systeem worden echter automatisch positieve evaluaties geactiveerd waardoor de persoon de taart juist wel wil eten (automatische toenaderingstendens). Meerdere onderzoeken hebben bekeken welke factoren bepalen welke van de twee systemen in dergelijke situaties de overhand heeft. Met name executieve functies als het werkgeheugen en de mate van zelfregulatie spelen hierbij een rol. Zo is gevonden dat mensen met een hoge mate van werkgeheugencapaciteit hun gedrag eerder laten leiden door hun persoonlijke doelen, normen en waarden, terwijl mensen met een lage werkgeheugencapaciteit zich laten leiden door automatische evaluaties (Hofmann, Gschwendner, Friese, & Wiers, 2008). Zelfregulatie wordt omschreven als de vaardigheid om innerlijke reacties te kunnen beheersen of veranderen en het kunnen stoppen van ongewenst, automatisch gedrag (Tangney, Baumeister, & Boone, 2004, aangehaald in Hofmann et al., 2007). Twee aspecten zijn van belang bij zelfregulatie; namelijk de vaardigheden om gedrag te kunnen inhiberen en de motivatie om gedrag te inhiberen (Wiers et al., 2007). Bij een hoge mate van zelfregulatie wordt gedrag beïnvloed door doelen, normen en waarden. Bij een lage mate van zelfregulatie zal gedrag eerder beïnvloed worden door automatische evaluaties (Hofmann et al., 2007). Eerder werd al gesteld dat automatische evaluaties van een stimulus leiden tot een actietendens. Zelfregulatie kan ook hierin een rol spelen in de zin dat de actietendens mogelijk nog onderdrukt kan worden als een persoon over voldoende zelfregulatie beschikt, en dus voldoende vaardigheden (executieve functies) en motivatie heeft om zijn gedrag ook daadwerkelijk te stoppen (Wiers, & Stacy, 2006).

5 Impliciete processen en eetgedrag Onderzoek naar (verslavings)gedrag is naast de inventarisatie van expliciete processen ook gericht op de rol van impliciete processen. Ook voor eetgedrag wordt verwacht dat deze impliciete processen een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van overgewicht. Om impliciete processen te kunnen meten wordt gebruik gemaakt van impliciete instrumenten (Wiers et al., 2007). Deze instrumenten meten bepaald gedrag (b.v. reactietijden) waarbij er vanuit wordt gegaan dat daarmee indirect een bepaald construct gemeten wordt, zoals attituden. Impliciet betekent hier dat deze instrumenten hetgeen dat gemeten wordt, een bepaald construct, op een relatief ongecontroleerde en onbewuste manier meten (Wiers, & Stacy, 2006). Er zijn twee soorten instrumenten te onderscheiden; instrumenten die een aandachtsbias meten (zoals de STROOP en de Visual Probe Task), en instrumenten die impliciete associaties meten (zoals de Implicit Association Task). Wat betreft eetgedrag zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar zowel de aandachtsbias als de impliciete associaties en de actietendens die daarmee samenhangt. Zoals eerder werd gesteld wordt het impulsieve systeem bij herhaaldelijk gebruik van een middel gevoelig voor cues gerelateerd aan dit middel. Dergelijke cues trekken dan ook sneller de aandacht van een persoon die dit middel vaak gebruikt. Mensen met overgewicht richten, in tegenstelling tot mensen met een normaal gewicht, hun aandacht sneller op zowel plaatjes gerelateerd aan eten (Brigneell, Griffiths, Bradley, & Mogg, 2009), als woorden gerelateerd aan eten (Nijs, Franken, & Muris, 2010) dan op neutrale plaatjes en woorden. Ook kinderen met overgewicht laten een dergelijke aandachtsbias zien voor eten zo blijkt uit onderzoek van onder andere Braet en Crombez (2003). Zij lieten 74 kinderen (M =13 jaar) een STROOP doen waarbij gebruik werd gemaakt van woorden gerelateerd aan eten. De kinderen met obesitas bleken langzamer dan hun leeftijdsgenoten met een normaal gewicht in het benoemen van de kleur van de woorden als het ging om aan eten gerelateerde woorden in vergelijking met neutrale woorden. Zoals gesteld wordt in de theorie van Strack & Deutsch (2004) worden stimuli via het impulsieve systeem automatisch geëvalueerd en worden positieve of juist negatieve associaties met deze stimuli automatisch geactiveerd. Een automatische associatie met een stimulus zou vervolgens, afhankelijk van of de associatie positief of negatief is, leiden tot een toenaderings- of vermijdingstendens (Hofmann et al., 2007; Strack, et al., 2004). Positieve associaties leiden tot een toenaderingstendens terwijl negatieve associaties leiden tot een vermijdingstendens. Vanwege de veronderstelde samenhang tussen de positieve associaties en de toenaderingstendens, wordt er vaak vanuit gegaan dat wanneer een groep een toenaderingstendens laat zien voor bepaalde stimuli, deze groep ook positieve associaties heeft met deze stimuli.

6 Bij mensen met overgewicht is aangetoond dat zij een dergelijke toenaderingstendens laten zien voor eten. Brignell, Griffiths, Bradley en Mogg (2009) lieten 43 volwassenen een Stimulus Response Compatibility Task (SRC) uitvoeren waarbij de deelnemers op een computer een poppetje van een stimulus af konden bewegen, of er juist naartoe. Deelnemers met overgewicht bewogen het poppetje op het computerscherm significant sneller naar plaatjes gerelateerd aan eten toe dan deelnemers met een normaal gewicht. De aandacht van deelnemers werd in dit onderzoek gericht op de inhoud van de plaatjes (eten). Veenstra en de Jong (2010) nemen aan dat de deelnemers door het bewegen van het poppetje naar het eten toe of er vanaf zich bewust zouden kunnen zijn van het doel van de taak, waardoor de toenaderingstendens gemeten met deze computertaak niet gerelateerd kan worden aan impliciete processen. Veenstra en de Jong (2010) stellen dan ook dat in dit onderzoek geen impliciete toenaderingstendens is gemeten hoewel de onderzoekers dit wel beoogden te meten. Veenstra en de Jong (2010) hebben in hun studie bij 55 eerstejaars studenten, gebruik gemaakt van de Affective Simon Task- Manikin versie. In deze taak werd de aandacht van de deelnemers gericht op een irrelevante eigenschap van het plaatje waardoor deelnemers de inhoud (gezond of ongezond eten) onbewust verwerkten. Tijdens deze taak verschijnt een plaatje van gezond of ongezond eten in het midden van het scherm, vanuit een bovenaanzicht of vanuit een zijaanzicht (irrelevante eigenschap), met boven of onder het plaatje een poppetje. De helft van de deelnemers werd geïnstrueerd om het poppetje naar de plaatjes van een bovenaanzicht toe te bewegen en het poppetje van de plaatjes van een zijaanzicht af (door middel van de pijltjes op het toetsenbord). De andere helft deelnemers dienden het poppetje juist naar de plaatjes van een zijaanzicht toe te bewegen en van de plaatjes van een bovenaanzicht af. Veenstra en de Jong (2010) hebben zowel plaatjes van gezond als ongezond eten aangeboden aangezien verwacht werd dat deelnemers met overgewicht en een normaal gewicht verschillend zullen reageren op gezond en ongezond eten. Onafhankelijk van de toenaderingstendens onderzochten Veenstra en de Jong (2010) de positieve associaties van de deelnemers door deze apart te meten met een andere taak. Zij stellen dat in eerder onderzoek tegenstrijdige resultaten zijn gevonden betreft de associaties die mensen met en zonder overgewicht hebben met eten. Zo concludeerden Roefs en Jansen (2002) dat mensen met obesitas, in vergelijking met mensen met een normaal gewicht, juist negatieve associaties hadden met ongezond eten. Veenstra en de Jong (2010) stellen echter dat in deze onderzoeken bij het gebruik van de Implicit Association Task (IAT) categorieën gebruikt werden die ertoe konden leiden dat de evaluaties gemaakt werden op basis van gezondheidsoverwegingen, bijvoorbeeld door de categorieën negatief positief. In hun eigen studie maakten zij dan ook gebruik van twee andere categorieën; lekker vies, en een ander soort taak; de Affective Simon Task. De onderzoekers stellen dat deze taak specifiek gevoelig is voor het identificeren

7 van individuele verschillen met betrekking tot automatische associaties. Bij deze taak dienden deelnemers lekker te zeggen als het plaatje als portret werd gepresenteerd en vies als het plaatje als landschap werd gepresenteerd of omgekeerd. Door het gebruik van twee verschillende instrumenten voor het meten van de associaties en de toenaderingstendens konden Veenstra en de Jong (2010) beide aspecten onafhankelijk van elkaar meten bij hun doelgroep. Uit de resultaten bleek dat alle deelnemers sterkere automatische positieve associaties hadden met ongezond eten dan met gezond eten. Echter, alleen de deelnemers die een dieet volgden bleken een toenaderingstendens te laten zien (voor zowel de plaatjes van ongezond eten als die van gezond eten). Zij waren significant sneller in het bewegen van het poppetje naar de plaatjes van gezond eten toe dan er vanaf, én zij waren sneller in het bewegen van het poppetje naar de plaatjes van ongezond eten toe dan van deze plaatjes af (trend, p=.06). Terwijl de niet-dieeters voor zowel gezond als ongezond eten geen significant snellere reactietijden hadden voor het naar de plaatjes toe bewegen van het poppetje dan er vanaf, zij lieten dan ook geen toenaderingstendens zien. De onderzoekers stellen dat deze resultaten geen bewijs bieden voor de theorie dat automatische positieve associaties (met eten) direct gerelateerd zijn aan een toenaderingstendens aangezien niet alle deelnemers met positieve associaties ook een toenaderingstendens lieten zien. Associaties met gezond en ongezond eten en de toenaderingstendens voor gezond en ongezond eten bij adolescenten Uit bovenstaand onderzoek blijken mensen met overgewicht voornamelijk te verschillen van mensen met een normaal gewicht in de mate van toenadering voor eten (gezond en ongezond). De relatie tussen associaties en gedrag blijkt echter nog niet geheel duidelijk, het is van belang dat nader onderzoek gedaan wordt naar deze relatie door de positieve associaties en de toenaderingstendens onafhankelijk van elkaar te onderzoeken bij verschillende groepen, met name bij adolescenten. Hoewel eerder onderzoek heeft laten zien dat kinderen met overgewicht een aandachstbias laten zien voor woorden gerelateerd aan eten, is er in verder onderzoek met betrekking tot impliciete processen en eetgedrag weinig aandacht gericht op adolescenten. Zelfcontrole speelt een belangrijke rol bij het onderdrukken van de actietendens, adolescenten hebben echter (nog) onvoldoende executieve vaardigheden ontwikkeld om hun impulsen te kunnen onderdrukken (Wiers et al., 2007; van Hemel- Ruiter et al., 2011) en zij hebben daarnaast minder motivatie om hun impulsen te onderdrukken. Zij zien vaak niet in dat het gebruik van een middel problematisch is, doordat zij meer gericht zijn op korte termijndoelen dan lange termijndoelen. Daarnaast hebben adolescenten gemakkelijk toegang tot ongezond eten en zij hebben een voorkeur voor de smaak van fast food. Ook associëren zij ongezond eten met vriendschap, plezier en ontspanning (Shepherd et al., 2006, aangehaald in Sead, McDermott, MacKintosh, & Adamson, 2011). In de

8 adolescentie neemt het eten van ongezond eten dan ook toe, terwijl de lichamelijke activiteit juist afneemt doordat zij meer tijd besteden aan bijvoorbeeld televisie kijken (Gezondheidsraad, 2003). Deze aspecten maken dat er bij adolescenten al snel een verstoring ontstaat in de balans tussen eten en bewegen wat heeft geleid tot een toename van overgewicht bij deze groep in de afgelopen jaren. Uit bovenstaande blijken adolescenten een voorkeur voor fast food te hebben en associëren zij allerlei positieve aspecten als vriendschap en plezier met ongezond eten. Op basis hiervan kan gesteld worden dat alle adolescenten, met of zonder overgewicht, positieve associaties zullen laten zien met ongezond eten. De theorie van Strack en Deutsch (2004) volgend, zouden alle adolescenten dan ook een toenaderingstendens laten zien voor ongezond eten. In het onderzoek van Veenstra en de Jong (2010) bleken niet alle deelnemers een toenaderingstendens te laten zien. In dit onderzoek zijn de groepen echter ingedeeld op basis van of de deelnemers wel of geen dieet volgden, gemeten met behulp van de Restraint Scale. Hoewel het gemiddelde BMI van de groep dieeters (M = 24,5) significant hoger was dan het gemiddelde BMI van de groep niet-dieeters (m =20,8), waren de ranges in beide groepen groot en overlapten elkaar zelfs voor een deel (19,6 34,4 voor groep dieeters en 17,2 25,8 voor groep niet-dieeters). Hieruit blijkt dan ook dat ook in de groep niet-dieeters deelnemers met overgewicht zijn ingedeeld. Het is aannemelijk dat mensen met overgewicht op dieet en mensen met overgewicht die geen dieet volgen verschillen in de associaties die zij hebben met eten. Van deelnemers op dieet zou gesteld kunnen worden dat zij duidelijke doelen hebben waardoor het reflectieve systeem geactiveerd wordt en waardoor zij mogelijk meer zelfcontrole laten zien. Dit in tegenstelling tot mensen met overgewicht die niet op dieet zijn, zij hebben wel in dezelfde mate associaties met eten als de mensen met overgewicht die wel op dieet zijn, maar hebben geen duidelijke doelen, waardoor er minder noodzaak is om hun gedrag te controleren. Door de splitsing tussen deelnemers die wel en geen dieet volgden, kunnen de resultaten uit het onderzoek van Veenstra en de Jong (2010) niet gegeneraliseerd worden naar de groepen adolescenten met en zonder overgewicht. In het huidige onderzoek zal juist worden onderzocht of deze twee groepen adolescenten verschillen met betrekking tot impliciete processen. Het is namelijk van belang om voor de totale groep adolescenten met overgewicht een effectieve behandeling te kunnen aanbieden waarmee het overgewicht af zal nemen. Dit onderzoek richt zich daarom op welke impliciete processen mogelijk een rol spelen bij groepen adolescenten met en zonder overgewicht, om te kunnen bepalen of interventies op dit gebied voor de adolescenten met overgewicht effectief zouden kunnen zijn. Ten eerste kan gesteld worden dat adolescenten met en zonder overgewicht verschillen in de mate van positieve associaties die zij hebben met ongezond eten. Hoewel uit het onderzoek van Veenstra & de Jong (2010) gemiddeld alle deelnemers positieve associaties bleken te hebben met ongezond eten, werd in dit onderzoek slechts bekeken of de

9 deelnemers wel of geen positieve associaties hadden. De gemiddelden van de positieve associaties met ongezond eten waren voor beide groepen echter vrij verschillend en de standaarddeviaties groot. Het gemiddelde van de groep dieeters was 78,1 (SD = 102,8) en van de groep niet-dieeters 30 (SD= 132,9). Hoewel beide groepen dus positieve associaties lieten zien, kan uit de gemiddelden worden afgelezen dat de mate van de associaties verschilde tussen de groepen waarbij de associaties van de groep niet-dieeters minder positief waren dan die van de groep dieeters. Naast een verschil in positieve associaties met ongezond eten, bestaat er mogelijk ook een verschil tussen de groepen in de mate van positieve associaties met gezond eten. Zoals uit het onderzoek van Veenstra en de Jong (2010) bleek, hadden alle deelnemers gemiddeld positievere associaties met ongezond eten dan met gezond eten. Mogelijk heeft juist de groep deelnemers met een normaal gewicht, naast positieve associaties met ongezond eten, ook positieve associaties met gezond eten. Daardoor zouden zij in het dagelijks leven ook meer variatie hebben in hun eetgedrag, met als gevolg dat zij minder gewicht aankomen. Wederom geldt hier dat in het onderzoek van Veenstra en de Jong (2010) alleen gekeken is naar of deelnemers wel of geen positieve associaties hadden met gezond eten. In het huidige onderzoek zal dan ook de mate van positieve associaties met gezond eten worden meegenomen. Een derde punt waarop adolescenten met en zonder overgewicht van elkaar kunnen verschillen is de toenaderingstendens voor ongezond danwel gezond eten. Uitgaande van de duale systeemtheorie zouden deelnemers met positieve associaties voor een bepaalde stimulus ook een toenaderingstendens laten zien voor deze stimulus. Uit het onderzoek van Veenstra en de Jong (2010) bleken alle deelnemers positieve associaties te hebben met ongezond eten maar alleen de groep dieeters lieten ook een toenaderingstendens zien voor ongezond eten. Ook hier hebben Veenstra en de Jong (2010) echter alleen bekeken of er wel of geen toenaderingstendens was door te toetsen of de scores afweken van nul. Het is van belang om te onderzoeken of de mate van toenadering verschilt tussen de groepen adolescenten met en zonder overgewicht, aangezien verwacht wordt dat ook de mate van positieve associaties met gezond en ongezond eten verschillen tussen de groepen. De resultaten van Veenstra en de Jong (2010) tonen wel aan dat, voor de door hun onderzochte groepen deelnemers, positieve associaties niet altijd leiden tot een toenaderingstendens. Op basis hiervan kan gesteld worden dat een andere factor invloed heeft op de relatie tussen positieve associaties en de toenaderingstendens. In de theorie wordt bijvoorbeeld gesteld dat zelfregulatie (waaronder inhibitievermogen) een belangrijke vaardigheid is om de actietendens te kunnen onderdrukken. Van adolescenten wordt in het algemeen gedacht dat zij beschikken over minder inhibitievermogens doordat de executieve functies (en daarmee vaardigheden als inhibitie) nog niet volledig zijn ontwikkeld waardoor

10 zij minder controle hebben over hun gedrag dan volwassenen (Wiers et al., 2007; van Hemel- Ruiter et al., 2011). Van de groep adolescenten in het algemeen kan dan ook gesteld worden dat zij a) positieve associaties hebben met ongezond eten en b) beschikken over een lage mate van inhibitie. De sterkte van de toenaderingstendens zal afhankelijk zijn van de mate van inhibitie, hoe meer men in staat is gedrag te controleren, hoe minder sterk de toenaderingstendens zal zijn. Op welke manier associaties gemeten dienen te worden is als laatste een belangrijk punt wat in het huidige onderzoek zal worden meegenomen. Veenstra en de Jong (2010) hebben expliciet gekozen voor de Affective Simon Task, waarbij de woorden van de categorieën hardop benoemd moesten worden. Zij wilden het gebruik van de Implicit Association Task vermijden aangezien zij stellen dat er bij deze taak veelal categorieën gebruikt werden die ertoe konden leiden dat de evaluaties gemaakt werden op basis van gezondheidsoverwegingen. Om dit te voorkomen hebben Veenstra en de Jong (2010) dan ook gekozen voor twee andere categorieën; lekker vies en hebben zij gebruik gemaakt van een andersoortige taak waarbij de deelnemers de categorieën hardop moesten benoemen. Het hardop benoemen van de categorieën kan echter op zijn beurt bij de deelnemers hebben geleid tot een bepaald bewustzijn van hun antwoorden waardoor zij meer sociaal wenselijk hebben geantwoord. In het huidige onderzoek zal het hardop benoemen van woorden worden vermeden door de deelnemers te laten antwoorden middels toetsen op een toetsenbord. Onderzoeksvraag en hypothesen De relatie tussen de associaties en de actietendens voor eetgedrag zal in het huidige onderzoek worden onderzocht voor groepen adolescenten met en zonder overgewicht. Daarnaast zal onderzocht worden welke invloed inhibitievermogens hebben op de relatie tussen associaties en de actietendens. De onderzoeksvraag luidt Verschillen adolescenten met overgewicht van adolescenten met een normaal gewicht met betrekking tot de associaties die zij hebben met gezond en ongezond eten, bestaat er een relatie tussen positieve associaties en een toenaderingstendens en wat is de invloed van inhibitievermogens op deze relatie? Ten eerste zullen de associaties die adolescenten hebben met ongezond eten worden onderzocht. In lijn met voorgaand onderzoek wordt verwacht dat alle adolescenten positieve associaties zullen hebben met ongezond eten. Daarnaast wordt verwacht dat deelnemers met overgewicht positievere associaties zullen hebben met ongezond eten dan de deelnemers met een normaal gewicht. Aangenomen wordt dat adolescenten met overgewicht in het algemeen alle soorten ongezond eten lekker vinden, van patat tot chocola, terwijl adolescenten met een normaal gewicht hier in het algemeen kieskeuriger in zijn, bijvoorbeeld wel de patat maar niet de chocola. De eerste hypothese stelt dan ook dat alle deelnemers positieve associaties hebben

11 met ongezond eten, de deelnemers met overgewicht hebben echter positievere associaties met ongezond eten dan de deelnemers met een normaal gewicht. Ten tweede zullen de associaties die adolescenten hebben met gezond eten worden onderzocht. Met name adolescenten met een normaal gewicht zullen positieve associaties hebben met gezond eten, positiever dan de deelnemers met overgewicht. Er wordt verwacht dat deelnemers met een normaal gewicht meerdere soorten gezond eten lekker vinden, zowel wortels als appels. In tegenstelling tot deelnemers met overgewicht die juist kieskeuriger zijn betreft gezond eten (wel de appel, niet de wortel). In hypothese twee wordt gesteld dat deelnemers met een normaal gewicht positievere associaties hebben met gezond eten dan deelnemers met overgewicht. Gezien de eerste hypothese, is de verwachting dat alle deelnemers een toenaderingstendens laten zien voor ongezond eten, maar dat de deelnemers met overgewicht een sterkere toenaderingstendens laten zien dan de deelnemers met een normaal gewicht aangezien zij de meest positieve associaties hebben met ongezond eten. Van de deelnemers met een normaal gewicht wordt ook verwacht dat zij in enige mate positieve associaties hebben met ongezond eten, ten gevolge hiervan laten ook zij een toenaderingstendens zien. Hypothese drie stelt dat alle deelnemers een toenaderingstendens laten zien voor ongezond eten, maar de deelnemers met overgewicht laten een sterkere toenaderingstendens zien voor ongezond eten dan de deelnemers met een normaal gewicht. Verwachting voor gezond eten is dat de deelnemers met een normaal gewicht positievere associaties laten zien dan de deelnemers met overgewicht, als gevolg hiervan mag dan ook verwacht worden dat de deelnemers met een normaal gewicht de sterkste toenaderingstendens zal laten zien voor gezond eten. Hypothese vier stelt dat deelnemers met een normaal gewicht een sterkere toenaderingstendens laten zien voor gezond eten dan de deelnemers met overgewicht. In bovenstaande hypothesen is rekening gehouden met verschillen tussen de groepen adolescenten met en zonder overgewicht. In het algemeen, onafhankelijk van gewicht, kan onderzocht worden of positieve associaties ook daadwerkelijk een relatie hebben met de toenaderingstendens. Hoe positiever de associatie is, hoe sterker de toenaderingstendens zal zijn. In hypothese vijf wordt dan ook gesteld dat onafhankelijk van gewicht, deelnemers met positieve associaties voor bepaald eten (gezond/ongezond) ook een toenaderingstendens laten zien voor dit eten (gezond/ongezond). Als laatste wordt de verwachting getoetst dat inhibitievermogen invloed heeft op de relatie tussen positieve associaties en de toenaderingstendens. In het algemeen, onafhankelijk van overgewicht, kan gesteld worden dat deelnemers die positieve associaties hebben met een bepaalde stimulus (gezond/ongezond eten) en beschikken over een lage mate van inhibitie, een sterke toenaderingstendens zullen laten zien voor deze stimulus. Deelnemers met

12 positieve associaties met een bepaalde stimulus (gezond/ongezond eten) en een hoge mate van inhibitievermogens zullen echter een minder sterke of zelfs geen toenaderingstendens laten zien voor deze stimulus. Zowel de mate van associaties als de mate van inhibitie zullen daarmee tezamen de beste voorspellers zijn voor de mate van toenadering. Daarnaast zal onderzocht worden of deelnemers met overgewicht verschillen van de deelnemers met een normaal gewicht in de mate van inhibitie. Methode Deelnemers Voor dit onderzoek werden adolescenten tussen de 12 en 18 jaar geworven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs in Amsterdam, het Altra College Noord en het Transferium Noord. Het Altra College is een school voor voortgezet speciaal onderwijs, cluster IV. Cluster IV onderwijs houdt in dat op deze school leerlingen zitten met ernstige gedragsproblematiek die door deze gedragsproblematiek belemmerd worden in hun functioneren op meerdere leefgebieden, zowel op school, thuis als in hun vrije tijd. Veel leerlingen die op het Altra College Noord onderwijs volgen zijn gediagnosticeerd met (een combinatie van) stoornissen als de aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis of een andersoortige gedragsstoornis. Het Transferium is eveneens gevestigd in het schoolgebouw van Altra College Noord en bestaat uit één klas van veertien leerlingen. Op het Transferium worden leerlingen aangemeld die het op het regulier onderwijs niet meer redden en bij wie onderzocht dient te worden wat de best passende onderwijsplek is. Bij de meeste van deze leerlingen is er (nog) geen diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Ouders van de leerlingen ontvingen voorgaand aan het onderzoek een brief met daarin informatie betreffende het onderzoek en een antwoordformulier (zie bijlage 1). Er is gebruik gemaakt van de passieve vorm; als ouders het niet eens waren met deelname van hun kind aan het onderzoek dienden zij het antwoordformulier in te vullen en in te leveren bij de betreffende mentor. De leerlingen zelf werd gevraagd of zij mee wilden doen aan het onderzoek op het moment dat zij uit de klas werden gehaald. Alleen de leerlingen die dit wilden namen deel aan het onderzoek. Ook gedurende het onderzoek hadden zowel ouders als de leerling zelf nog de mogelijkheid om hun toestemming in te trekken. Twee leerlingen kregen van hun ouders geen toestemming deel te nemen aan het onderzoek, één leerling gaf zelf aan niet mee te willen doen. Zesenvijftig leerlingen van het Altra College namen uiteindelijk deel aan dit onderzoek met een gemiddelde leeftijd van 14,7 (SD = 1,18), waarvan 43 jongens. Als beloning voor het voltooien van de computertaken mochten de deelnemers kiezen tussen een appel of chocoladereepje.

13 Materialen Alle deelnemers maakten dezelfde computertaken waarmee de volgende afhankelijke variabelen werden gemeten; de associaties (met gezond en ongezond eten en neutrale plaatjes), de actietendens (voor gezond en ongezond eten en neutrale plaatjes) en de mate van inhibitie. Alle taken voor dit onderzoek werden afgenomen op laptops. Inhibitievermogen is getest door middel van de Go/no-go taak. Bij deze taak verschijnt in het midden van het scherm eerst een fixatiepunt, een klein zwart vierkantje, en vervolgens een groene of rode pijl die naar links of naar rechts wijst. Deelnemers dienden alleen te reageren als er een groene pijl verscheen, zij dienden daarbij op de z -toets te drukken als de groene pijl naar links wees en op de? -toets te drukken als de groene pijl naar rechts wees. Als er een rode pijl verscheen in het midden van het scherm was de instructie om op geen van de toetsen te drukken en te wachten tot de volgende pijl in het scherm verscheen. In 80% van de gevallen verscheen er een groene pijl in het midden van het scherm, in 20% van de gevallen een rode pijl. Deelnemers kregen eerst een oefenblok van 60 trials, gevolgd door vier blokken van 60 trials. Het percentage commissiefouten, wanneer wel op een toets gedrukt werd bij een nogo-trial, is gebruikt als een indicatie voor de mate van het inhibitievermogen. De associaties met gezond en ongezond eten werden in dit onderzoek gemeten met de Implicit Association Test (IAT). De IAT is opgedeeld in verschillende fases. In de eerste fase verschenen links boven en rechts bovenin het scherm twee categorieën; lekker en niet lekker. In het midden van het scherm verschenen één voor één woorden die de deelnemers bij de juiste categorie dienden in te delen met behulp van de A en de L toets op het toetsenbord. De A toets voor woorden die bij de linkercategorie behoorden en de L toets voor woorden die bij de rechtercategorie behoorden. Er zijn twee versies van de IAT gebruikt, deelnemers werden random ingedeeld in één van de twee versies. Bij de ene versie stond lekker links bovenin het scherm en niet lekker rechts bovenin, bij de andere versie precies andersom. Er werden in totaal tien verschillende woorden aangeboden, vijf synoniemen voor lekker (smakelijk, heerlijk, appetijtelijk, zalig en verrukkelijk) en vijf synoniemen voor niet lekker (onsmakelijk, vies, goor, ranzig, en smerig). Als deelnemers een woord in de verkeerde categorie sorteerden verscheen er een rood kruis en dienden de deelnemers de woorden alsnog in de juiste categorie te sorteren. Na deze eerste fase met woorden verschenen er nieuwe instructies in het scherm. Ditmaal stonden links en rechts bovenin de categorieën gezond en ongezond, bij de ene versie stond nu de categorie gezond links boven in, bij de andere versie juist rechts enzovoorts. Deelnemers dienden nu tien verschillende plaatjes, vijf van gezond en vijf van ongezond eten, in de juiste categorie te sorteren met behulp van de toetsen op het toetsenbord.

14 Wederom werd feedback gegeven als de deelnemers een fout maakten en moesten zij alsnog het goede antwoord geven door op de juiste toets te drukken. De derde fase bestond uit een combinatie van de eerder aangeboden categorieën in fase één en twee. Nu stond bij de ene versie links bovenin zowel de categorie lekker als gezond en rechts de categorieën niet lekker en ongezond, bij de andere versie stond links bovenin de categorieën lekker en ongezond en rechts bovenin niet lekker en gezond. In deze fase werden zowel plaatjes als woorden aangeboden die op basis van de eerder geleerde regels in de juiste categorie gesorteerd dienden te worden. Deelnemers hadden eerst de gelegenheid om te oefenen, vervolgens werden zij er op gewezen dat de test begon. Daarbij werd de instructie gegeven dat zij zo snel mogelijk moesten reageren maar zo min mogelijk fouten dienden te maken. Na de derde fase volgde wederom een fase waarin alleen de categorieën gezond en ongezond werden aangeboden, maar dit keer waren deze gewisseld van positie ten opzichte van fase twee. Indien de deelnemers eerder gezond links bovenin het scherm hadden staan en ongezond rechts, stond in deze fase gezond juist rechts en ongezond links bovenin. Voor de deelnemers die eerder ongezond links bovenin het scherm hadden staan en gezond rechts, stond in deze fase ongezond juist rechts en gezond links bovenin. In de vierde fase werd een nieuwe combinatie aangeboden; de categorieën lekker en niet lekker bleven aan dezelfde kant staan zoals deelnemers dat eerder hadden geleerd, de categorieën gezond en ongezond waren nu alleen omgewisseld van positie. Dus als deelnemers in fase drie gezond en lekker links hadden gecategoriseerd en ongezond en niet lekker rechts, dienden zij nu ongezond en lekker links te categoriseren en gezond en niet lekker rechts. Ook in deze fase kregen deelnemers eerst de tijd om te oefenen alvorens de test begon. Er wordt vanuit gegaan dat wanneer men sneller reageert bij de ene combinatie, bijvoorbeeld lekker en ongezond, dan bij de andere combinatie, niet lekker en ongezond, diegene daarmee sterkere associaties heeft in het geheugen (Greenwald et al., 1998, aangehaald in Wiers et al., 2007). Op deze manier wordt de mate van positieve associaties met gezond en ongezond eten onderzocht voor deelnemers met en zonder overgewicht. De actietendens werd gemeten met de Approach-Avoidance Task (AAT). Bij deze computertaak worden deelnemers geïnstrueerd om plaatjes die naar links (of juist naar rechts) gedraaid zijn van zich af te duwen, en plaatjes die naar rechts (of juist naar links) gedraaid zijn naar zich toe te trekken door middel van een joystick. Deelnemers reageren op deze manier op een irrelevante eigenschap van het plaatje, namelijk of dit plaatje naar links of naar rechts gedraaid is in plaats van op de inhoud van het plaatje. Verondersteld wordt dat wanneer men langzaam is in het wegduwen van een bepaald soort plaatjes (bijvoorbeeld plaatjes van ongezond eten) en snel is in het naar zich toe trekken van dit soort plaatjes (van ongezond

15 eten), zij onbewust een toenaderingstendens hebben voor ongezond eten. De mate van toenaderingstendens wordt dan ook gemeten door de reactietijd van het naar zich toe trekken van de plaatjes af te trekken van de reactietijd voor het wegduwen van de plaatjes. Bij een positieve score wordt gesteld dat er sprake is van een toenaderingstendens, bij een negatieve score is er sprake van een vermijdingstendens. Voor de AAT in dit onderzoek zijn plaatjes van zowel gezond als ongezond eten geselecteerd evenals neutrale plaatjes. Plaatjes van gezond eten zijn geselecteerd volgens algemene voedingsregels als de schijf van vijf. Plaatjes van ongezond eten zijn geselecteerd op basis van een hoog suiker- of vetgehalte. In voorgaand onderzoek is geen controle geweest over de culturele/gelovige achtergrond van de deelnemers. Bij bepaalde religies leven mensen volgens bepaalde spijswetten, zo mogen aanhangers van de Islam geen varkensvlees eten (de Geeter, 2004). De plaatjes die gebruikt worden in de taken van het huidige onderzoek (zowel de AAT als de IAT) zijn hiervoor gecontroleerd zodat deze bij alle deelnemers dezelfde associaties kunnen oproepen, namelijk van lekker of niet lekker in plaats van dat de plaatjes automatisch negatieve associaties oproepen omdat het eten op die plaatjes niet wordt toegestaan bij bepaalde religies. Alle plaatjes zijn opgezocht via internet en bewerkt zodat zij een grootte hadden van 331 bij 249 pixels en zodat de plaatjes vijf graden naar links of naar rechts gedraaid waren. Alle plaatjes werden aangeboden op een witte achtergrond. Tijdens de computertaak kregen deelnemers eerst een instructie waarbij zij enkele keren konden oefenen met grijze vierkanten die vijf graden naar links of rechts gedraaid waren. Na deze oefenfase begon de werkelijke test en werden alle plaatjes meerdere keren, één voor één aangeboden in random volgorde. De deelnemers dienden de plaatjes van zich af te duwen of naar zich toe te trekken met behulp van een joystick. Bij het naar zich toe trekken van een plaatje werd dit plaatje ook daadwerkelijk groter op het scherm, bij het van zich af duwen werd het plaatje kleiner op het scherm. Hiermee werd getracht een realistisch gevoel van toenadering en vermijding te bewerkstelligen (Cousijn et al., 2011). De Self-Assessment Manikin werd gebruikt om de waardering van de plaatjes (valence) te meten. Hiermee werd gecontroleerd of de plaatjes die gebruikt zijn in de IAT en AAT ook daadwerkelijk geschikt waren voor het doel van deze taken en kan de mate van de associaties gemeten worden. Alle plaatjes uit de IAT en AAT werden om deze reden nogmaals aangeboden, één voor één. Deelnemers dienden daarbij door middel van een rij poppetjes aan te geven of zij de plaatjes heel leuk, een beetje leuk, niet leuk/niet stom, een beetje stom of heel stom vonden (zie Figuur 1). Deze waarderingen resulteren in scores van 1 (negatief) t/m 5 (positief).

16 Figuur 1. Poppetjes van de Self-assesment Manikin waarmee deelnemers de aangeboden plaatjes dienden te beoordelen. Een vragenlijst van zestien vragen werd afgenomen om de deelnemers te vragen naar algemene informatie die van belang was voor het onderzoek (zie bijlage 2). Er werd gevraagd naar de leeftijd van de deelnemers, lengte, gewicht, of zij sporten, of zij een dieet volgen, hoe vaak en welke maaltijden zij gebruiken, wat hun lievelingseten is, of zij alcohol drinken en of zij roken. Procedure Deelnemers werden geworven op het Altra College Noord en het Transferium. Alle ouders van de leerlingen kregen een informatiebrief thuis gestuurd met daarin de vraag of zij akkoord gaan met deelname van hun kind aan het onderzoek (zie bijlage 1). Deelnemers werden onder lestijd, in overleg met de mentoren, uit de klas gehaald door de testleidster. Per lesuur werden twee leerlingen meegenomen. Het onderzoek vond plaats in een aparte ruimte binnen de school waar alleen de twee deelnemers en de testleidster aanwezig waren. Op een tafel in het midden van de ruimte stonden twee laptops tegenover elkaar. Deelnemers werd gevraagd beide achter een laptop plaats te nemen en kregen vervolgens een korte uitleg betreft het onderzoek; wat het onderzoek inhoudt, waarom het onderzoek werd gedaan op het Altra College en er werd verteld dat de gegevens anoniem werden verwerkt. Ook werd aangegeven dat zij geen cijfer zouden krijgen voor de taken en het onderzoek verder op geen enkele manier gerelateerd was aan school. Hierna kregen zij de uitleg voor de Go/no-go taak en begonnen zij met deze eerste computertaak. De Go/no-go taak duurde plusminus 10 minuten. Deelnemers kregen vervolgens, afhankelijk van hoe snel beide deelnemers de Go/no-go taak hadden afgerond, individueel of tegelijk instructies voor de IAT. De deelnemers konden vervolgens starten met de IAT, de afname van deze taak duurde ongeveer vijf minuten. Na de IAT werd de AAT opgestart en instructies voor deze taak gegeven. De AAT nam 10 minuten in beslag. Vervolgens startte de testleidster de SAM op, waarbij de deelnemers de plaatjes dienden te evalueren, afname hiervan duurde ongeveer 5 minuten. Als laatste werd de vragenlijst geopend en konden de deelnemers de vragen beantwoorden. Na afloop werd gecontroleerd door de testleidster of de deelnemers daadwerkelijk alle vragen hadden beantwoord en mochten zij kiezen tussen een appel of een chocoladereepje als

17 beloning. Als beide deelnemers klaar waren werden zij door de testleidster terug gebracht naar de klas en werden de volgende twee deelnemers meegenomen. Resultaten Deelnemers werden op basis van BMI ingedeeld in twee groepen, één groep met overgewicht en één groep met een normaal gewicht. Het BMI is berekend op basis van de leeftijd, lengte en het gewicht dat de deelnemers zelf op de vragenlijst hebben ingevuld, daarbij werd uit gegaan van de kapwaarden voor kinderen en jongeren (CBO, 2008). Aan de hand van deze kapwaarden is per deelnemer bepaald of hij/zij wel of geen overgewicht heeft en daarbij of deze deelnemer wel of niet in de groep deelnemers met overgewicht paste. Naar aanleiding van deze indeling bestond de groep deelnemers met overgewicht uit 17 deelnemers en de groep deelnemers met een normaal gewicht uit 39 deelnemers. Tussen deze twee groepen werd geen significant verschil in leeftijd, t(54) = -1,434, p =.157, of IQ-score gevonden, t(38) = 0,244, p =.809 (niet van alle deelnemers was IQ-score bekend). Wel bestaan er significante verschillen in BMI tussen de twee groepen, t(54) = , p <.001, en gewicht t(54) = -5,570, p <.001. Het BMI van de deelnemers met overgewicht (M = 26,39, SD = 2,96) was significant hoger dan het BMI van de deelnemers met een normaal gewicht (M= 20,32, SD = 2,23), en de deelnemers met overgewicht (M = 76,47, SD = 11,66) bleken significant zwaarder dan de deelnemers met een normaal gewicht (M = 59,28, SD = 10,15). Voor beantwoording van de hypotheses is een MANOVA uitgevoerd. Hierin werd overgewicht als onafhankelijke variabele meegenomen en werden de associaties (voor gezond eten, ongezond eten, en neutrale plaatjes), de actietendens (voor gezond eten, ongezond eten en neutrale plaatjes) en inhibitievermogens meegenomen als afhankelijke variabelen. Vanwege problemen in de dataverwerking van de IAT zijn de scores van de SAM gebruikt als meting van de associaties van deelnemers met en zonder overgewicht. Zoals in de eerste hypothese gesteld, blijken alle deelnemers positieve associaties met ongezond eten te hebben (M = 4,0395, SD = 0,81877). Daarnaast werd verwacht dat deelnemers met overgewicht positievere associaties zouden hebben met ongezond eten dan de deelnemers met een normaal gewicht. Uit de resultaten blijken de groepen significant te verschillen met betrekking tot de associaties met ongezond eten, F (1,54) = 6,130, p <.05. De deelnemers met een normaal gewicht blijken echter, tegen de verwachting in, positievere associaties te hebben met ongezond eten dan de deelnemers met overgewicht (zie tabel 1).

18 Associaties Associaties Associaties Gezond Ongezond Neutraal Geen overgewicht N M 3,5202 4,2105 2,6346 SD 0, , ,96401 Overgewicht N M 3,3715 3,6471 2,5294 SD 0, , ,69406 Tabel 1. Gemiddelden en standaarddeviaties voor beide groepen met betrekking tot associaties met plaatjes van gezond eten, van ongezond eten en neutrale plaatjes. Scores SAM lopen van 1 tot 5. In de tweede hypothese werd gesteld dat deelnemers met een normaal gewicht positievere associaties hebben met gezond eten dan deelnemers met overgewicht. Uit de resultaten blijkt het gemiddelde voor deelnemers met een normaal gewicht voor gezond eten hoger dan het gemiddelde voor deelnemers met overgewicht (zie tabel 1). De gemiddelden van de twee groepen verschillen echter niet significant van elkaar, F (1,54) = 0,408, p =.526. Gezond (push-pull) Ongezond (push-pull) Neutraal (push-pull) Geen overgewicht N M SD Overgewicht N M SD Tabel 2. Gemiddelden en standaarddeviaties van beide groepen met betrekking tot de toenaderingstendens voor gezond en ongezond eten en neutrale plaatjes. Uitgaande van de theorie dat positieve associaties leiden tot een toenaderingstendens werd gesteld in de derde hypothese dat deelnemers met overgewicht ten gevolge van de positievere associaties die zij hebben met ongezond eten ook een sterkere toenaderingstendens zullen laten zien voor ongezond eten dan de deelnemers met een normaal

19 gewicht. Uit de resultaten blijken beide groepen een toenaderingstendens te hebben voor ongezond eten. Het gemiddelde van de groep deelnemers met overgewicht wijkt significant af van nul, t(16) = 2,031, p <.01, evenals het gemiddelde van de groep deelnemers met een normaal gewicht, t(38) = 2,740, p <.01. Het gemiddelde van de deelnemers met overgewicht blijkt niet significant te verschillen van het gemiddelde van de deelnemers met een normaal gewicht, F (1,54) = 0,047, p =.830 (zie tabel 2). Naast een verschil in de toenaderingstendens voor ongezond eten werd ook een verschil verwacht in de toenaderingstendens voor gezond eten tussen de twee groepen. Deelnemers met een normaal gewicht zouden ten gevolge van de positievere associaties met gezond eten, ook een sterkere toenaderingstendens laten zien voor gezond eten dan deelnemers met overgewicht. Ten eerste is bekeken of de groepen een toenaderingstendens laten zien voor gezond eten door te onderzoeken of het gemiddelde afwijkt van nul. Voor deelnemers met overgewicht blijkt het gemiddelde significant af te wijken van nul, t (16) = 2,254, p <.05, evenals voor deelnemers met een normaal gewicht, t(38) = 3,338, p <.01. Er blijkt echter geen significant verschil tussen de gemiddelde toenaderingstendens voor gezond eten van deelnemers met een normaal gewicht en de gemiddelde toenaderingstendens voor gezond eten van deelnemers met overgewicht, F (1,54) = 0,070, p =.792. Wanneer de gemiddelden van de groepen bekeken worden (zie tabel 2), lijken deelnemers met overgewicht zelfs een sterkere toenaderingstendens te laten zien voor gezond eten dan de deelnemers met een normaal gewicht. Om de verschillen tussen de groepen deelnemers met betrekking tot de toenaderingstendens voor gezond en ongezond eten nader te bekijken is eveneens gekeken naar verschillen in reactietijden en percentage goed uitgevoerde trials op de AAT. Uit de reactietijden voor het naar zich toe trekken en van zich afduwen blijkt dat deelnemers met overgewicht over het algemeen langzamer zijn dan deelnemers met een normaal gewicht, slechts voor de factor Neutraal Pull is dit verschil significant, t(54) = -2,116, p <.05. In het wegduwen van neutrale plaatjes zijn de deelnemers met overgewicht significant sneller (M = 912,08, SD = 110,31) dan de deelnemers met een normaal gewicht (M = 997,79, SD = 191,53). Beide groepen bleken ongeveer evenveel percentage goed te hebben voor zowel het wegduwen als naar zich toe trekken van de plaatjes van gezond en ongezond eten en voor de neutrale plaatjes. Hoewel geen hypotheses opgesteld zijn betreft de associaties en toenaderingstendens die adolescenten met en zonder overgewicht hebben met neutrale plaatjes komen er opvallende resultaten naar voren. Hoewel beide groepen niet significant verschillen in de mate van associaties die zij hebben met de neutrale plaatjes (zie tabel 1), is er wel een duidelijk verschil te zien in de mate van toenaderingstendens voor neutrale plaatjes. De deelnemers met overgewicht laten voor neutrale plaatjes geen toenaderingstendens zien het

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid ALCOHOLGEBRUIK: BEWUST OVERWOGEN OF ONBEWUST OVERKOMEN? Impliciete en expliciete processen bij alcoholgebruik en implicaties voor interventies Katrijn Houben k.houben@maastrichtuniversity.nl Alcoholgebruik,

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Alcoholgebruik en effecten tijdens adolescentie

Alcoholgebruik en effecten tijdens adolescentie Dronken Jongeren 5 April 17 KNAW Symposium Ad Fundum Gevaar op korte termijn (coma, ongelukken) & op lange termijn Veranderingen in hersenen gebruik en effecten tijdens adolescentie Prof. dr. Reinout W.

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

HAALBAARHEID EN EFFECTIVITEIT VAN ZELFREGULATIE TRAINING. Sandra Verbeken & Caroline Braet - Zeepreventorium - Ronde Tafel 2017

HAALBAARHEID EN EFFECTIVITEIT VAN ZELFREGULATIE TRAINING. Sandra Verbeken & Caroline Braet - Zeepreventorium - Ronde Tafel 2017 HAALBAARHEID EN EFFECTIVITEIT VAN ZELFREGULATIE TRAINING Sandra Verbeken & Caroline Braet - Zeepreventorium - Ronde Tafel 2017 WAAROM? 3 DE VOEDSELOMGEVING VAN ONZE KINDEREN: OBESOGENE OMGEVING https://vimeo.com/44669019

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Impulsieve keuzes voor aantrekkelijke opties zijn doorgaans geen verstandige keuzes op de lange termijn (Hofmann, Friese, & Wiers, 2008; Metcalfe & Mischel, 1999). Wanneer mensen zich

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN IN DE PERIODE 2011-2017 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies? Oorspronkelijk artikel: Elgersma, H. J., Glashouwer, K.A., Bockting, C.L.H., Penninx, B.W.J.H.Penninx, de Jong, P.J. (2013). Hidden scars in depression? Implicit and explicit self-associations following

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING CHAPTER X 188 INLEIDING Wereldwijd neemt het aantal mensen met overgewicht steeds verder toe. In Nederland heeft ruim de helft van de huidige bevolking overgewicht, en 14% heeft

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN IN DE PERIODE 2011-2018 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Zwolle

CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Zwolle Onderzoekscentrum Preventie Overgewicht CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in ZWOLLE Een onderzoek naar het eet- en beweeggedrag van leerlingen van de 2 e klas

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN DE WOLDEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN DE WOLDEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN DE WOLDEN IN DE PERIODE 2011-2017 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving

Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving Effectiviteit van baclofen bij alcoholverslaving MSc Esther Beraha Dr. Elske Salemink Dr. Anneke Goudriaan Dr. Bram Bakker Prof. Dr. Wim van den Brink Prof. Dr. Reinout Wiers Academisch Medisch Centrum

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen? Effectiviteitsonderzoek naar lesmateriaal Wijzer in geldzaken voor groep 7 www.wijzeringeldzaken.nl Inleiding:

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD IN DE PERIODE 2011-2016 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

TOEVOEGEN VAN EEN COGNITIEVE BIAS MODIFICATIE TRAINING AAN EEN RESIDENTIEEL BEHANDELPROGRAMMA VOOR OBESITAS BIJ KINDEREN PILOT STUDIES.

TOEVOEGEN VAN EEN COGNITIEVE BIAS MODIFICATIE TRAINING AAN EEN RESIDENTIEEL BEHANDELPROGRAMMA VOOR OBESITAS BIJ KINDEREN PILOT STUDIES. TOEVOEGEN VAN EEN COGNITIEVE BIAS MODIFICATIE TRAINING AAN EEN RESIDENTIEEL BEHANDELPROGRAMMA VOOR OBESITAS BIJ KINDEREN PILOT STUDIES. Sandra Verbeken 1, Caroline Braet 1, Lien Goossens 1, Katrijn Houben

Nadere informatie

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN? VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO IN DE PERIODE 2011-2016 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT IJsselland VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT Jongerenmonitor 2015 77% ontbijt dagelijks 10.3 jongeren School 13-14 jaar 15- jaar 76% een gezond gewicht 15% beweegt voldoende Genotmiddelen Psychosociale gezondheid

Nadere informatie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie ONTWERPRAPPORT Naam auteur Elles Lelieveld Vakgebied Economie Titel De juiste stappen, een onderzoek naar de problemen en oplossingen van opgaven over het boxenstelsel Onderwerp Het aanleren van een stappenplan

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN MIDDEN-DRENTHE

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN MIDDEN-DRENTHE BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN MIDDEN-DRENTHE IN DE PERIODE 2011-2016 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente Midden- zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven

Nadere informatie

Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen

Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen Het effect van cognitieve bias modificatie op stoppen met roken en de rol van verlangen Joakim Looij 0592463 Instelling: Universiteit van Amsterdam Afstudeerrichting: Klinische ontwikkelingspsychologie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Bij de ontwikkeling van metabole ziekten zoals overgewicht, type 2 diabetes en Anorexia Nervosa spelen omgevingsfactoren zoals dieet en fysieke activiteit een belangrijke rol. Er zijn echter grote individuele

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN MEPPEL

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN MEPPEL BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN MEPPEL IN DE PERIODE 2011-2017 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN TYNAARLO IN DE PERIODE 2011-2018 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN NOORDENVELD IN DE PERIODE 2011-2017 Hoe ontwikkelt zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet tot een

Nadere informatie

Stoppen met roken bij jongeren

Stoppen met roken bij jongeren Stoppen met roken bij jongeren Een combinatie van cognitieve gedragstherapie en cognitieve bias modificatie VGCt Najaarscongres, 2013 Helle Larsen, PhD, Universiteit van Amsterdam, Adapt-lab, Yield H.Larsen@uva.nl

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN BORGER-ODOORN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN BORGER-ODOORN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN BORGER-ODOORN IN DE PERIODE 2011-2017 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente Borger- Odoorn zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens

Nadere informatie

Executieve Functies en Verslaving bij Jongeren

Executieve Functies en Verslaving bij Jongeren 16 juni 2015 Slim maar Kinderen en adolescenten met zwakke executieve functies Executieve Functies en Verslaving bij Jongeren Reinout Wiers, Ph.D. inhoud 1. Relatie executieve functies en verslaving. 2.

Nadere informatie

Het onderzoeksteam bestaat uit

Het onderzoeksteam bestaat uit INFORMATIEBROCHURE Deze brochure bevat informatie over het doel en de opzet van Fancy, een onderzoek naar voorkeuren voor voedingsmiddelen. Daarnaast staat beschreven wat dit onderzoek inhoudt, wat wij

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen Dit proefschrift gaat over moeheid bij mensen die dit als belangrijkste klacht presenteren tijdens een bezoek aan de huisarts. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp moeheid in de huisartspraktijk kort geïntroduceerd,

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN AA EN HUNZE

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN AA EN HUNZE BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN AA EN HUNZE IN DE PERIODE 2011-2018 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld. 155 Sport- en spelactiviteiten bevorderen over het algemeen de gezondheid. Deze fysieke activiteiten kunnen echter ook leiden tot blessures. Het proefschrift beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN BORGER-ODOORN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN BORGER-ODOORN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN BORGER-ODOORN IN DE PERIODE 2011-2018 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente Borger- Odoorn zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens

Nadere informatie

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017 Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin Resultaten evaluatie JOGG December 2017 Inleiding Achtergrond In het kader van de JOGG aanpak in de gemeente Roosendaal heeft op basisschool de Vlindertuin

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Alcohol en aandacht. Een wankel evenwicht tussen craving en training

Alcohol en aandacht. Een wankel evenwicht tussen craving en training Alcohol en aandacht Een wankel evenwicht tussen craving en training Klassieke behandeling Richt zich hoofdzakelijk op bewuste processen Terugvalpreventie Leren kennen van hoge risico situaties Aanleren

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN COEVORDEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN COEVORDEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN COEVORDEN IN DE PERIODE 2011-2018 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN EMMEN IN DE PERIODE 2011-2015 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie ONTWERPRAPPORT Naam auteur Elles Lelieveld Vakgebied Economie Titel De juiste stappen, een onderzoek naar de problemen en oplossingen van opgaven over het boxenstelsel Onderwerp Het aanleren van een stappenplan

Nadere informatie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie BRIEF-A Vragenlijst executieve functies voor volwassenen HTS Report ID 255-83 Datum 23.06.2015 Zelfrapportageversie 3 / 12 INTERPRETATIE De BRIEF-A is binnen het diagnostisch proces te gebruiken als onderdeel

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE 2016-2017 De beïnvloeding van tijdoriëntatie, timemanagement en

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Educatieve computer spellen (edutainment spellen) zijn veelbelovende methoden om kinderen spelenderwijs specifieke vaardigheden aan te leren. Echter, niet alleen

Nadere informatie

Samenvatting Dankwoord About the author

Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting 177 Samenvatting Overgewicht en obesitas worden gedefinieerd op basis van de body mass index (BMI) (hoofdstuk 1). Deze index wordt berekend door het

Nadere informatie

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma 7 Samenvatting 8 Dit proefschrift beschrijft de voorbereiding op de landelijke implementatie van het Dutch Obesity Intervention in Teenagers (DOiT) programma. Daarnaast wordt de evaluatie beschreven die

Nadere informatie

COGNITIEVE REVALIDATIE THERAPIE VOOR KINDEREN, ADOLESCENTEN EN VOLWASSENEN

COGNITIEVE REVALIDATIE THERAPIE VOOR KINDEREN, ADOLESCENTEN EN VOLWASSENEN VOOR KINDEREN, ADOLESCENTEN EN VOLWASSENEN CURSUS VOOR ERGOTHERAPEUTEN OPLEIDING TOT CPCRT-GECERTIFICEERD THERAPEUT De cursus richt zich op de ergotherapeutische diagnostiek, benadering en behandeling

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN ASSEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN ASSEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN ASSEN IN DE PERIODE 2011-2018 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life prospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin 20 personen met een laag-normale vitamine B12 waarde zijn gevraagd

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Een impliciete benadering van verslaving:

Een impliciete benadering van verslaving: Een impliciete benadering van verslaving: Het meten van de actietendens naar cannabis bij cannabisverslaafde jongeren Rick Roelofs Studentnummer: 10287604 Masterthese Psychologie: Gedrag & Gezondheid Begeleiders:

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25829 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Nunspeet, Félice van Title: Neural correlates of the motivation to be moral Issue

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/57383 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued

Nadere informatie

2. Overgewicht. allochtone kinderen. autochtone kinderen. eenouder ouder+stiefouder. beide ouders. % kinderen met overgewicht. laag.

2. Overgewicht. allochtone kinderen. autochtone kinderen. eenouder ouder+stiefouder. beide ouders. % kinderen met overgewicht. laag. 2. Overgewicht De gevolgen van overgewicht op de kinderleeftijd zijn uiteenlopend van psychosociale problemen, zoals gepest worden, negatief zelfbeeld en depressiviteit, tot lichamelijke problemen zoals

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN WESTERVELD

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN WESTERVELD BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN WESTERVELD IN DE PERIODE 2011-2014 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN HOOGEVEEN

BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN HOOGEVEEN BMI-GEGEVENS VAN DE JEUGD IN HOOGEVEEN IN DE PERIODE 2011-2017 Hoe ontwikkelt overgewicht zich in de gemeente? En hoe verhoudt de gemeente zich daarin tot? Met de onderstaande gegevens geven we een aanzet

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen

Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen Melatonin Treatment and Light Therapy for Chronic Sleep Onset Insomnia in Children A. van Maanen Samenvatting Inslaapproblemen komen veel voor bij kinderen en hebben negatieve gevolgen voor gezondheid,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Proefschrift_LVerburgh211214.indd 171 21-12-2014 16:46:37 172 Samenvatting ACHTERGROND DEEL A: DE RELATIE TUSSEN BEWEGING EN NEUROCOGNITIEF FUNCTIONEREN Ondanks bewezen gezondheidseffecten

Nadere informatie

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_17042013.indd 172

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_17042013.indd 172 SAMENVATTING MVW_proefschrift_170x240_17042013.indd 172 ALIFE@WORK DE EFFECTEN VAN EEN LEEFSTIJLPROGRAMMA MET BEGELEIDING OP AFSTAND VOOR GEWICHTSCONTROLE BIJ WERKNEMERS ACHTERGROND Overgewicht, waarvan

Nadere informatie

voor een actieve sociale levensstijl. SCORELIJSTEN FITTEST

voor een actieve sociale levensstijl. SCORELIJSTEN FITTEST voor een actieve sociale levensstijl. SCORELIJSTEN FITTEST Bloeddruk De bloeddruk wordt gemeten met een elektronische bloeddrukmeter. Bij het meten van een te hoge bloeddruk volgens de norm, werden de

Nadere informatie

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING

SAMENVATTING SAMENVATTING HbA 1c ontstaat door de versuikering van hemoglobine, het belangrijkste bestanddeel van rode bloedcellen. In het bloed bindt een glucosemolecuul (niet-enzymatisch) met een aminozuur van de β-keten van

Nadere informatie

Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen

Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen Factsheet 2019/2 Remko van den Dool Figuur 1 Motivatie om te sporten en bewegen, volgens bevolking 18 tot 79 jaar, naar meting en mate van sporten en bewegen

Nadere informatie