Poëzietips Kinderboekenweek Reis mee! Poëzieles 1 t/m 4 Het liedje - Vraag de kinderen of ze weten wat poëzie is? Of wat gedichten of versjes zijn? Worden er wel eens versjes of gedichten aan ze voorgelezen? Kennen ze misschien een versje uit hun hoofd? - Ga naar de site van Erik van Os en Elle van Lieshout en kies het liedje Een beer naar de dierentuin: https://www.erikvanosenellevanlieshout.nl/index.php/liedjes/ Dit liedje kennen de kinderen misschien al uit Sesamstraat. - Laat het liedje aan de leerlingen zien. - Vraag ze daarna wat ze van het liedje vinden. Gaat het echt zo in de dierentuin? Komen de dieren elke ochtend naar hun werk en gaan ze s avonds weer naar huis? Of zit dat toch anders? - Laat het liedje nog een keer zien. Zijn er kinderen die rijmwoorden ontdekken? - Laat de kinderen nadenken over hoe het er bij de beer thuis uitziet. Waar woont hij? Met wie woont hij? Wat doet hij als hij thuis komt? - Speel daarna met de hele groep het verhaal van de beer na. - Vraag de kinderen welke andere dierentuindieren ze kennen. Hoe zouden die naar de dierentuin komen? Aansluitend - In het tekstloze prentenboek Vandaag is hij een krokodil gebeurt ongeveer hetzelfde als in het liedje van Erik van Os. Hier gaat een krokodil naar zijn werk in de dierentuin (maar daar kom je als lezer pas aan het slot achter). Deze krokodil gaat niet met de fiets, maar met de metro naar het werk. Lees het boek aan de kinderen voor en laat ze vertellen wat hetzelfde en wat anders is aan het liedje en het boek. Omdat het boek tekstloos is, kun je het de kinderen daarna ook aan elkaar laten voorlezen. Overdag is hij een krokodil Giovanna Zoboli & Mariachiara Di Giorgio Uitgeverij Flamingo, 4+
Poëzieles groep 1 t/m 4 Tent Papa staat te proberen te leren te kamperen. Was hij maar naar het circus gegaan. Daar weten ze hoe een tent moet staan! Of is hij er misschien toch geweest? Nu lijkt hij nog het allermeest op de clown die ik daar zag. Hier zit ik en lach, maar o, daar klinkt geschreeuw. Wat is dat is dat mama. Ja. De circusleeuw. - Weten de leerlingen wat poëzie is? Of wat gedichten of versjes zijn? Worden er wel eens versjes of gedichten aan ze voorgelezen? Kennen ze misschien een versje uit hun hoofd? - Lees Tent voor. Zijn er kinderen die wel eens gekampeerd hebben? Hoe was dat? - Lees het gedicht nog eens voor. Weten de kinderen wat rijm is? Welke woorden in het gedicht rijmen op elkaar? Kennen ze ook andere woorden die op elkaar rijmen? - Lees het gedicht nog een paar keer voor en vraag telkens drie kinderen om het gedicht tijdens het voorlezen te spelen. Hoe zet papa de tent op? Hoe lacht de ik? En durft mama echt zo hard te schreeuwen als een circusleeuw? Edward van de Vendel Uit: De groeten van Superguppie (Querido, 2008) W:http://edwardvandevendel.wixsite.com/edwardvan devendel-1
Lesbrief groep 4, 5 en 6 Onze auto Deze zomer knipoogde onze auto vrolijk naar straathoeken. Kuste op parkeerplaatsen met paaltjes en zwaaide met zijn ruitenwissers naar dingen die hij door de regen niet kon zien. Maar sinds de kampeerspullen weer zijn opgeborgen, staat onze auto eenzaam in de garage. Wil hij niet meer starten en hoest als iemand het sleuteltje draait. Druppelt traantjes olie op de grond tussen de harken, de opblaasboot en de jerrycan. Zonder dat we het merkten, werd hij na de zomer hand in hand door Frankrijk en Zwitserland, tot over zijn zijspiegels verliefd op onze caravan. Jaap Robben Uit: Zullen we een bos beginnen? (De Geus, 2008) W: www.jaaprobben.nl Begin de les door de kinderen een kop en schotel te laten zien. Vertel dat dit een onafscheidelijk duo is. Waar je de een ziet, zie je de ander. Zien ze in de klas andere duo s van dingen die altijd samen zijn? (Bijvoorbeeld: een tafel en een stoel, pen en papier, stekker en stopcontact, prikbord en punaise, enz.) Laat ze vervolgens nadenken over onafscheidelijke dingenduo s die je buiten het klaslokaal kunt vinden. Schrijf alle dingenduo s op het bord. Lees het gedicht Onze auto voor. Vraag vervolgens aan de leerlingen om welk dingenduo het hier gaat. In welke regel wordt het duo bekend en weet je wat er met de auto aan de hand is? (de allerlaatste). Lees het gedicht nog eens voor of laat het door een leerling voorlezen. Er worden meer dingen genoemd in het gedicht. Kunnen ze daar ook dingenduo s mee maken? (Bijvoorbeeld: parkeerplaats paaltje, sleuteltje slot, ruitenwisser autoruit, auto garage, enz). - Laat de leerlingen in tweetallen zoeken naar nog meer dingenduo s. Ze kunnen daarvoor bijvoorbeeld tijdschriften gebruiken of op de computer zoeken naar afbeeldingen op bijvoorbeeld Pinterest: www.pinterest.com. Samen kiezen ze één dingenduo. Dat duo mag nog niet door anderen in de klas gekozen zijn. - Laat ze in tweetallen brainstormen over hun duo. Waar kom je dit duo tegen? Waar wordt het duo voor gebruikt? Kunnen deze dingen zonder elkaar of niet? Stel je voor dat deze dingen mensen waren: Wat voor mensen zouden het dan zijn? Hoe oud? Man of vrouw? Arm of rijk? Vrolijk of chagrijnig? Enz. - Stel: deze twee dingen worden net als de auto en de caravan in het gedicht van Jaap Robben verliefd op elkaar. Ze schrijven elkaar een liefdesbrief. Wat zou daarin staan? Wat zouden ze elkaar vertellen? Wat zouden ze leuk en mooi aan elkaar vinden? - Schrijf nu ieder een liefdesbrief van het ene voorwerp aan het andere voorwerp. Wijs de kinderen erop dat elke brief begint met Lieve, Beste, Schattige en de naam van het voorwerp. De brief eindigt met Groeten, Kusjes, Liefs van de naam van het andere voorwerp. - Als de brieven klaar zijn, stoppen de kinderen de brieven in een envelop. Op de buitenkant van de envelop mag nog niets komen te staan. Lees nu enkele brieven voor zonder de aanhef en de afzender te noemen. Kunnen de leerlingen raden om welk dingen-duo het hier gaat? De presentatie - De leerlingen hebben het gedicht Onze auto uit het hoofd geleerd en dragen het gezamenlijk voor. - De helft van elk duo komt op het podium te staan. Ze hebben allemaal een foto of tekening van hun ding bij zich en houden dat goed zichtbaar voor zich. - In uw postbodetas zitten de brieven van de andere helft van de klas. De aanhef van die brieven is afgeplakt. Een van de bezoekers mag een envelop uit uw tas pakken. Het kind dat de brief geschreven heeft, leest hem hardop voor. Vervolgens zoekt de bezoeker het voorwerp / kind aan wie de brief gericht is. Als het klopt, leest
het gevonden kind het gedicht voor van zijn ding aan het andere ding. Dit kan herhaald worden tot de brieventas leeg is en alle duo s gevonden zijn. Lesbrief groep 5, 6 en 7 Vrij Soms droom ik dat ik het kan dan vlieg ik van mijn stapelbed het open raam uit, over schuttingen tussen de huizen door, de stad in en denk, hoe kan ik dit vergeten? Je moet het even willen en je vliegt. Een bal haal je zo uit de dakgoot en je vliegt je klaslokaal binnen en niemand zegt er wat van want iedereen kan het. Fetze Pijlman Uit: Dichter. 10 Het beste van de dichters van Dichter. (Plint 2018) - Vraag de leerlingen of ze s nachts vaak dromen en of ze weten waarover ze dromen. Laat een aantal kinderen over hun droom vertellen. Zijn er veel kinderen die over hetzelfde dromen of zijn de verschillen groot? - Zijn er ook kinderen die wel eens dromen dat ze kunnen vliegen? Hoe is dat? Fijn of eng? Wat zien de kinderen als ze vliegen? - Laat het gedicht Vrij zien op het (digi)bord of kopieer het en deel het uit. - Lees het gedicht voor. Wat vinden de kinderen van dit gedicht? Herkennen ze wat de ik meemaakt in het gedicht? Als ze nog nooit gedroomd hebben dat ze vlogen: zouden zij in hun vliegdroom ook over de stad naar het leslokaal willen vliegen? Of liever naar een heel andere plek? - Lees het gedicht nog eens voor en vraag ze daarbij te letten op het rijm. Rijmt het volgens hen? Waarschijnlijk zullen kinderen niet zo maar zien dat het gedicht hier en daar rijmt. Vraag ze daarom het rijmwoord te vinden van de volgende woorden: - kan (regel 1) rijmt op dan en van (regel 2) - stapelbed (regel 2) rijmt op het (regel 3) - haal (regel 7) rijmt op klaslokaal (regel 8) - van (regel 9) rijmt op kan (regel 10). Woorden hoeven dus niet per se aan het eind van een regel te staan om te rijmen. Het rijm valt daardoor wel minder op. - Laat de leerlingen in tweetallen (of alleen, als ze dat liever willen) een tekening maken van zichzelf in een vliegdroom. Op de tekening is te zien waar ze naartoe of overheen vliegen. De leerlingen mogen samen 1 tekening maken, of ieder één. Laat de leerlingen op de tekening ergens een plek leeg laten. Daar komt straks hun gedicht te staan. - Geef de leerlingen een nieuw blad (eventueel met lijntjes). Hierop schrijven ze samen een gedicht dat bij hun tekening past. hoeft niet opvallend te rijmen. Wel is het leuk als er hier en daar een woord rijmt, zoals Fetze Pijlman deed in zijn gedicht. - Laat leerlingen hun gedicht voorlezen aan de klas. De andere leerlingen geven tips en tops. - Vervolgens schrijven de leerlingen hun gedicht op de lege plek op hun tekening. Nu zijn het poëzieposters geworden. De presentatie - Hang de poëzieposters op een mooie plek in het lokaal of ergens anders in de school. Geef ook het gedicht Vrij een mooie plek tussen de gemaakte posters. Eventueel kan een leerling ook bij dit gedicht een tekening maken. - Nodig andere klassen of ouders uit om de expositie te komen bekijken. Tijdens de rondleiding kunnen de leerlingen hun eigen gedicht voorlezen en uitleggen hoe ze te werk zijn gegaan.
Lesbrief groep 6, 7 en 8 Waar is de liefste? Pardon, mag ik je iets vragen? Ja, hoor. Hoe kom ik bij de liefste? De liefste? Ja, de liefste. Dan moet u hier de Korenbloemenblauweogenstraat uitlopen tot aan het Kersenrodemondplein en dan gaat u daar linksaf de Klavertjevierlaan in en halverwege moet u dan naar rechts. Dat is de Bitteretranenlaan. Aan het einde daarvan gaat u rechts de Boterbriefjestraat in en dan steekt u het Bruidstaartplein over en gaat gewoon rechtdoor. Dan neemt u de eerste links en de derde rechts en dáár is het. Dus hier links en dan halverwege rechts? Nee, u moet eerst naar het Kersenrodemondplein! Waar is dat? Daar. Waar? Dáár! Maar dat is toch waar ik links moest? Hoe kómt u erbij? U vroeg toch de weg naar de liefste? Dat klopt. Nou, die heb ik u net gewezen. Eh. U moet díé kant op en als u daar bent vraagt u het nog maar eens. Kunt u me niet even brengen? Nee. - Vraag de leerlingen of ze wel eens de weg aan iemand hebben gewezen. Zo ja: van waar naar waar? En was dat makkelijk of moeilijk? - Laat vervolgens de kaart van de woonplaats op het digibord zien. Dit kan bijvoorbeeld met Google Maps: https://www.google.nl/maps. Door de woonplaats of het adres van de school in te tikken, krijgt u de door u gewenste kaart in beeld. U kunt deze kaart afdrukken door op het icoontje met de printer te drukken. - Vraag de leerlingen wat voor soort straatnamen er in hun woonplaats veel voorkomen. Zijn er wijken met dezelfde soort namen? Wat is de overeenkomst tussen die namen? (bijvoorbeeld: personen, planten, dieren, beroepen, rivieren.) Wat vinden ze van die namen? Als er een nieuwe wijk zou komen, wat voor namen zouden zij dan verzinnen? Laat het gedicht Waar is de liefste? zien op het Ted van Lieshout Uit: Twee ons liefde (Uitgeverij Leopold, 2009) bord en lees het voor. Vraag de leerlingen W: http://tedvanlieshout.nl waarom sommige zinnen vetgedrukt zijn en andere niet (Het zijn twee personen: een dialoog). Laat het gedicht nog eens door twee leerlingen voorlezen. - Welke straatnamen komen er in dit gedicht voor? Is dat toeval, denk je? (Nee: alle straatnamen hebben iets met de liefde te maken). Kunnen de leerlingen meer straatnamen verzinnen die met liefde te maken hebben? - Wat denk je: is de routebeschrijving naar de liefste voor iedereen hetzelfde? (Nee, want de liefste is voor iedereen een ander persoon). - Verdeel de klas in tweetallen en geef elk tweetal een kaart van de wijk of de woonplaats. De bestaande straatnamen op deze kaart strepen ze door. In plaats daarvan verzinnen ze een nieuwe naam die in de Liefdeswijk past, met dezelfde beginletter als de bestaande straat. De Raadhuisstraat wordt bijvoorbeeld de Roderozenstraat en de Lindelaan wordt de Liefdeslaan. Wordt het een geklieder? Geef hun dan naast de kaart met de bestaande straatnamen ook een versie waarin u de namen hebt weggehaald (bijvoorbeeld met typ-ex). - Nu bedenken ze een route naar de plek waar de liefste volgens hen zou kunnen wonen. Deze route schrijven ze op in een dialoog, zoals Ted van Lieshout in zijn gedicht heeft gedaan. Ze mogen zelf bedenken of het wel of niet lukt om de liefste te vinden. De presentatie - Laat een leerling als postbode het podium opkomen. Hij heeft een brief in zijn hand, waarop De liefste staat. Als bij toeval loopt hij een andere leerling tegen het lijf. Hij vraagt: Waar is de liefste? Vervolgens dragen de leerlingen samen het gedicht Waar is de liefste? voor. Laat ze dat zo doen, dat er aan het eind echt een soort ruzie lijkt te ontstaan. De toevallige passant loopt het podium af. Dit kan herhaald worden.
Poëzieles groep 6, 7 & 8 Ze kijkt naar de regen die op het leisteen valt in Siena. Ze kijkt naar de regen die op het leisteen valt. Ze kijkt naar de regen. Ook de regen kan weg. - Vraag de leerlingen of ze weten wat poëzie is en wat gedichten zijn? Lezen of schrijven ze zelf wel eens een gedicht? Waar kunnen gedichten over gaan? (Eigenlijk over alles, maar vaak gaat het over gevoelens. De liefde is een vaak voorkomend onderwerp). - Lees het gedicht voor. Wat valt de kinderen op aan dit gedicht? (Bijvoorbeeld: het rijmt niet, er zit veel herhaling in, de zinnen worden steeds korter.) Waarschijnlijk moeten de kinderen het gedicht vaker horen. Lees het gedicht dus meerdere keren voor. Ze kijkt. - Wijs de kinderen erop dat Sjoerd Kuyper in steeds minder Sjoerd Kuyper woorden probeert te zeggen dat hij iemand lief heeft. (Woorden Uit: Ik zoek een woord, Querido (2013) W: http://sjoerdkuyper.nl schieten te kort). Gedichten zijn altijd korte teksten. Er worden zo min mogelijk woorden gebruikt om iets te zeggen. Maar het ene gedicht is nog bondiger dan het andere. - Deel het kopieerblad Dat kan korter! uit (hieronder). - Laat kinderen in tweetallen of individueel een van de gedichten kiezen. Ze gaan nu het gedicht nog korter maken dan het al is. Ze schrappen woorden weg (strepen woorden door) tot het echt niet korter kan. - Zijn ze klaar? Laat ze dan het oorspronkelijke gedicht en het ingekorte gedicht voorlezen. Hebben verschillende leerlingen hetzelfde gedicht ingekort? Laat deze gedichten dan na elkaar horen. Wat zijn de verschillen en de overeenkomsten? Welk deel van het gedicht moet volgens iedereen blijven staan? Dus: wat is de kern van het gedicht? En was het ene gedicht gemakkelijker in te korten dan het andere?
Kopieerblad Dat kan korter! Onze auto Deze zomer knipoogde onze auto vrolijk naar straathoeken. Kuste op parkeerplaatsen met paaltjes en zwaaide met zijn ruitenwissers naar dingen die hij door de regen niet kon zien. Maar sinds de kampeerspullen weer zijn opgeborgen, staat onze auto eenzaam in de garage. Wil hij niet meer starten en hoest als iemand het sleuteltje draait. Druppelt traantjes olie op de grond tussen de harken, de opblaasboot en de jerrycan. Zonder dat we het merkten, werd hij na de zomer hand in hand door Frankrijk en Zwitserland, tot over zijn zijspiegels verliefd op onze caravan. Waar is de liefste? Pardon, mag ik je iets vragen? Ja, hoor. Hoe kom ik bij de liefste? De liefste? Ja, de liefste. Dan moet u hier de Korenbloemenblauweogenstraat uitlopen tot aan het Kersenrodemondplein en dan gaat u daar linksaf de Klavertjevierlaan in en halverwege moet u dan naar rechts. Dat is de Bitteretranenlaan. Aan het einde daarvan gaat u rechts de Boterbriefjestraat in en dan steekt u het Bruidstaartplein over en gaat gewoon rechtdoor. Dan neemt u de eerste links en de derde rechts en dáár is het. Dus hier links en dan halverwege rechts? Nee, u moet eerst naar het Kersenrodemondplein! Waar is dat? Daar. Waar? Dáár! Maar dat is toch waar ik links moest? Hoe kómt u erbij? U vroeg toch de weg naar de liefste? Dat klopt. Nou, die heb ik u net gewezen. Eh. U moet díé kant op en als u daar bent vraagt u het nog maar eens. Kunt u me niet even brengen? Nee. Ted van Lieshout Uit: Twee ons liefde (Uitgeverij Leopold, 2009) W: http://tedvanlieshout.nl Jaap Robben Uit: Zullen we een bos beginnen? (De Geus, 2008) W: www.jaaprobben.nl