VOORSCHRIFTEN HORENDE BIJ HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG Nr. 48.2 " ACHTER MIMA "



Vergelijkbare documenten
IHOUDSTAFEL. Voorschriften BPA Rode Kruislaan. Stad Antwerpen

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

Gemeente Oud-Heverlee Reigersstraat ZN 5e afdeling - Sectie A Nummer 243G/deel & 237L/deel

LOVELD A (initiatief P.P.S)

1.1. TERMINOLOGIE 1.2. INTERPRETATIE VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.3. AFWIJKING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 6 EREMBODEGEM - FONTEINBOS

INHOUDSTAFEL... 0 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN...

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN HORENDE BIJ DE AANVRAAG VOOR DE VERKAVELINGSVERGUNNING

3. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN BIJ DE AANVRAAG VOOR EEN VERKAVELINGSVERGUNNING

Het Bijzonder Plan van Aanleg, genaamd Sectoraal BPA 'Zonevreemde bedrijven' te Zulte is samengesteld uit:

STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 5 EREMBODEGEM - LEUVESTRAAT

GEMEENTE HOUTHALEN ~ HELCHTEREN SECT/E E, ~~ DE HEIDE

INHOUDSTAFEL VOORAFGAANDE BEPALINGEN... 1 TERMINOLOGIE... 1 WEGENIS...

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT GEMEENTE DILBEEK BIJZONDER PLAN VAN AANLEG KETELHEIDE VOORSCHRIFTEN

Voorschriften betreffende de aanleg en de inrichting van de aangeduide stroken

INHOUDSTAFEL... 1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN...

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

stedenbouwkundige voorschriften

Gemeente Niel. Verkaveling voor woningbouw. van gronden gelegen te Niel. Verkaveling omgeving Keizerstraat. Dossier NIE210

VOORSCHRIFTEN RUP 13/a WOONKORRELS OLSENE GROT & GROENEWEG/BAUTERSTRAAT. Verordenende voorschriften toelichting

STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 16 AALST - HEILIG HARTLAAN

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

GOEDGEKEURDE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Volgens vergunning nr. V/LE38/1 dd. 09/11/2016 Inclusief opmerkingen technische dienst

GEMEENTE MEEUWEN-GRUITRODE. Verkavelingsvoorschriften half-open bebouwing

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.VOORSCHRIFTEN EN BESTEMMING HOOFDGEBOUW. 1.1 Bestemming hoofdgebouw

Gemeente Hemiksem. Verkaveling voor woningbouw. Heiligstraat Gemeenteplaats. Dossier HEM205. Stedenbouwkundige voorschriften

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN BIJ DE AANVRAAG VOOR EEN VERKAVELINGSVERGUNNING 1 / 7

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

Wijgmaal 2 Fonds Remy

BESTEMMING HOOFDGEBOUW, BIJGEBOUW, NIET-BEBOUWD GEDEELTE. eengezinswoningen, met inbegrip van zorgwoningen worden toegelaten.

1 DEELPLAN 1 - WILLTON PARKETVLOEREN

STAD LEUVEN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG L3I. Rijschool I GOEDGEKEURD BIJ KB VAN 26/08/1966 VOORSCHRIFTEN

AANVRAAG VERKAVELINGSVERGUNNING: Stad MECHELEN Geerdegemdries 3 e afdeling Sectie E - Nr. 768 T 3

Artikel 3 - PLAATSEN BESTEMD VOOR GEKOPPELDE EN VRIJSTAANDE BEBOUWING

13 DEELPLAN 13 - GRONDWERKEN GEERT MAES

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN HORENDE BIJ DE AANVRAAG VOOR DE VERKAVELINGSVERGUNNING

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

Projectzones Leemhoek. Zone P2

voorschriften bpa nr. 132 Witte Molenstraat

nihil zie grafische gedeelte zie aanvullende voorschriften

VERKAVELINGSVOORSCHRIFTEN

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN BIJ DE AANVRAAG VOOR EEN VERKAVELINGSVERGUNNING

Voorschriften betreffende de aanleg en de inrichting van de aangeduide stroken. Algemeen principe

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

2. De begrenzing van het Bijzonder Plan van Aanleg is aangeduid op het plan van de bestaande toestand en het bestemmingsplan.

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN artikel 14

VERKAVELING ADEGEM, VELDEKENS +17

Stedenbouwkundige voorschriften. Artikel 1: Zone voor hoofdgebouwen

DEEL II: STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

16 DEELPLAN BOUWONDERNEMING CANNEYT

Stedenbouwkundige voorschriften

Addendum B28b Specifieke verkavelingsvoorschriften

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

9. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

BIJZONDER PLAN VAN AANLEG L4 VI

GOEDGEKEURDE VERKAVELINGVERGUNNING: NR. V 2013/05 VAN 03/09/2013

ALGEMEENHEDEN...1 VOORSCHRIFTEN VAN LANDSCHAPPELIJKE AARD...3 ARTIKEL 5 GEBRUIK VAN MATERIALEN... 3 ARTIKEL 6 AFSLUITINGEN... 3

BPA NR.31 SCHOONBROEKSTRAAT EN OMGEVING

RUP SPORTHAL STEDENBOUWKUNDIGE

De terreinbezetting wordt uitgedrukt in het procent van het perceeldeel gelegen binnen de betrokken zone.

Deel 2 Stedenbouwkundige voorschriften

Gemeente TURNHOUT VERKAVELING VOOR WONINGBOUW. van grond gelegen: Tramstraat z/n. Sectie P - Nummer 245 B5. Stedenbouwkundige Voorschriften

1 ALGEMENE BEPALINGEN

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE KAVELS 1 TOT EN MET 14

RUP KLAARSTRAAT (HERZIENING EN UITBREIDING VAN HET RUP ZONEVREEMDE TERREINEN EN GEBOUWEN VOOR SPORT-, RECREATIE- EN JEUGDACTIVITEITEN-

INHOUDSTAFEL. D+A Consult 1 BPA Pelikaanstraat

DEEL I: ART.0 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VOOR DE BOUWGEBIEDEN

voorschriften bpa nr. 39 Sint-Jozefskwartier

COLOFON. Opdracht: RUP Le Lis. Opdrachtgever: Gemeentebestuur Hamme Marktplein 1 B-9220 Hamme. Opdrachthouder: SORESMA nv Britselei Antwerpen

1. VOORSCHRIFTEN HOOFDGEBOUWEN

Artikel 0. Begrippen, algemene en specifieke bepalingen TOELICHTEND. VERORDENEND Stedenbouwkundige voorschriften. 1. Begrippen. 1.1.

VERKAVELING VOOR WONINGBOUW. Van grond gelegen: Molenakkers STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 130/003(1)

Stedenbouwkundige voorschriften

Gemeente Westerlo Verkaveling Zoerle Parwijs

Stedenbouwkundige voorschriften

10 DEELPLAN 10 - GARAGE VANDIERENDONCK

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN artikel 14

RUP. Roderveldlaan. VooRSCHRIfTEn. Stadsontwikkeling. Mei

RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN "Agfa-Gevaert deel Roderveldlaan-Lode Vissenaekenstraat"

voorschriften bpa nr. 18 Kerklaan Noord

STAD LEUVEN BIJZONDER PLAN VAN AANLEG L6. Naamsestraat GOEDGEKEURD BIJ KB VAN 19/07/1963 VOORSCHRIFTEN

INHOUDSTAFEL... 1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN...

voorschriften bpa nr. 90 Sint-Andriesdreef

GOEDGEKEURDE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN volgens vergunning nr. V/W036/1 goedgekeurd op 22/05/2017

Naamsestraat. BIJZONDER PLAN VAN AANLEG L6b GOEDGEKEURD BIJ MB VAN 22/12/2003 STAD LEUVEN VOORSCHRIFTEN

Dit stedenbouwkundig attest

RUP Gerda. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp. april Departement ruimte en milieu Dienst ruimtelijke ordening Cel ruimtelijke planning

BPA 22 DEN ABEEL. Hoofd gebouwen Plaatsing in m t.o.v. rooilijn. Max. te bebouwen oppervlakte. Volume in m. gelijkvloers diepte

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN:

Gemeentelijk RUP Den Huilaert Gemeente Kortemark. Stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan Maart 2011

RUP nr. 2quater Zeedijk-Tennis Gemeente Middelkerke. Stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan februari 2016

VOORSCHRIFTEN RUP 18 HERZIENING BPA ANGLO BELGE 1 e FASE

-1_. ff" ming van. 1 groene parkeerplaats naast de oprit.

RUP Driegaaienstraat

STEDENBOUWKUNDIGE VOORWAARDEN Verkaveling LEDE Kleine Kouterrede

ART.0 ALGEMENE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VOOR DE BOUWGEBIEDEN

MOTIVATIENOTA BETREFFENDE DE AANVRAAG VOOR EEN VERKAVELINGSVERGUNNING HASSELT 16 e AFDELING SECTIE B nr. 162V

1. STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

1. VOORSCHRIFTEN BESTEMMING

Transcriptie:

PROVINCIE VLAAMS BRABANT STAD VILVOORDE VOORSCHRIFTEN HORENDE BIJ HET BIJZONDER PLAN VAN AANLEG Nr. 48.2 " ACHTER MIMA " Versie Gemeenteraad eerste lezing juni 2002 Opgemaakt 27 mei 2002 Meiboom 26 1500 Halle Grote Markt 1800 Vilvoorde Tel. : 02/371.02.50 - Fax : 02/363.89.11 Tel. : 02/255.45.11 - Fax : 02/255.45.39

Voorschriften bij het Bijzonder Plan van Aanleg nr.48.2 Achter Mima ---------------------------------------------------------------------------------------------------- I. ALGEMEENHEDEN ARTIKEL 1 - ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. Het Bijzonder Plan van Aanleg (B.P.A.) is begrensd volgens de aanduidingen van bijgaand plan. 1.2. De bepalingen van dit plan zullen echter nooit mogen toegepast worden ten nadele van de wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut, gesproten uit de bijzondere reglementeringen. 1.3. De grafische gegevens van het plan en de reglementaire voorschriften ervan vullen elkaar aan. In geval van tegenstrijdige gegevens hebben de gequoteerde grafische gegevens voorrang. 1.4 Voor de gevallen waarbij kadastrale afwijkingen voorkomen ten overstaan van de situaties op plan aangegeven, kunnen de bestemmingen aangepast worden rekening houdend met de kadastrale juistheid. 1.5. Voor elke bestaande, niet-vervallen verkaveling blijven de eigen voorschriften van toepassing). De nieuwe voorschriften van het BPA zullen er pas van kracht worden mits een wijziging van verkavelingsvergunning (normale procedure daaromtrent) waarbij voor de voorschriften naar deze herziening van BPA verwezen wordt. 1.6. Begrippen : - gesloten bebouwing: gebouwen in groepen zoals aangeduid op plan - half-open bebouwing: gebouwen in groepen zoals aangeduid op plan, tot een maximum van 6 aaneengesloten gebouwen - aaneengesloten woning: woning met twee gemene zijgevels of wachtgevels, staat met andere woorden "in de rij" - driegevelwoning: woning met één gemene zijgevel of wachtgevel, staat met andere woorden "op de hoek van een groep" - levende hagen: het afsluiten met plantgoed om publiek en privaat domein te scheiden zonder gebruik te maken van dode materialen. Daarbij dient de samenstelling van het plantmateriaal te gebeuren op basis van inheemse plantensoorten. Voor de inheemse plantensoorten verwijzen we naar de lijst die opgenomen is in bijlage bij het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) van Vilvoorde - hoogstammige boom: Elke boom die op een hoogte van 1 m boven het maaiveld stamomtrek van 1 m heeft. ARTIKEL 2 - OPENBARE WEGENIS ARTIKEL 2.1 - ZONE VOOR OPENBARE WEGENIS 2.1.1. De stroken aangeduid voor openbare wegenis zullen, in zoverre zij nog niet tot de openbare wegenis behoren, hierbij ingelijfd worden door afstand of door onteigening. 2

2.1.2. De aanduidingen van de verhardingen, boordstenen, vluchtheuvels, beplantingen en dergelijke zijn enkel ten titel van inlichting gegeven, indien aangeduid op plan. 2.1.3. Toelating tot bouwen kan slechts verleend worden op kavels die rechtstreeks palen aan of een regelmatig aangelegde toegang hebben tot een openbare weg, waarvan de rooilijnen door het gemeentebestuur zijn vastgelegd en waarvan de aanleg, de verharding en de algemene uitrusting uitgevoerd zijn overeenkomstig de eisen die hieraan door het gemeentebestuur gesteld zijn. 2.1.4. Binnen deze stroken mag worden aangebracht al wat de hedendaagse verkeerstechniek en mobiliteit vereist, zoals parkeerruimten, beplantingen, vrije busbanen,... ARTIKEL 2.2.- ZONE VOOR OPENBARE WEGENIS MET BEPERKINGEN 2.2.1. Deze wegen mogen enkel gebruikt worden voor het langzaam verkeer (voetgangers, fietsers, ) en voor laad- en losvoorzieningen voor de aanpalende bedrijven. 2.2.2. De gedeelten bestemd voor openbare voetwegen en fietswegen moeten, wanneer zij nog niet tot het openbaar domein behoren, daarbij worden ingelijfd door afstand of door onteigening. 2.2.3. De minimumbreedte bedraagt 5 m. Doorgaand gemotoriseerd verkeer, andere dan bromfietsen categorie A, is niet toegelaten. ARTIKEL 3 - ZONE VOOR OPENBARE VOETWEGEN 3.1. De gedeelten bestemd voor openbare voetwegen moeten, wanneer zij nog niet tot het openbaar domein behoren, daarbij worden ingelijfd door afstand of door onteigening. 3.2. De minimumbreedte van de voetweg bedraagt 2 m en de vrije hoogte minimaal 2.4 m. Doorgaand gemotoriseerd verkeer is niet toegelaten. ARTIKEL 4 ALGEMENE BEPALINGEN VOOR KAVELS EN GEBOUWEN 4.1. Kavelbreedte Behalve indien grafisch anders aangegeven, bedraagt de kavelbreedte voor nieuwe kavels op de verplichte bouwlijn: - voor aaneengesloten woningen minimum 6 m, - voor driegevelwoningen minimum 10 m, - voor alleenstaande woningen minimum 18 m. In de bestaande toestand (feitelijke kadastrale percelering op het moment van goedkeuring van onderhavig BPA) kunnen onbebouwde maar niet ingesloten percelen (sluiten niet direct aan op twee bestaande wachtgevels) voorkomen smaller als hierboven aangegeven. 3

Voor deze gevallen gelden volgende kavelbreedten op de verplichte bouwlijn: - voor aaneengesloten woningen, zoals bepaald in art.4.3; - voor driegevelwoningen minimum 9 m; - voor alleenstaande woningen minimum 15m. 4.2. Begrenzing van de bouwzones De verschillende bouwzones zijn, tenzij anders gespecificeerd, op het plan begrensd door de grens van de bestemmingszone. Deze grens is de uiterste bouwlijn. Tenzij anders aangegeven geldt de voorste bestemmingsgrens van de bouwzones tevens als de verplichte bouwlijn dwz.: - de rooilijn, waar de bouwzone grenst aan de openbare weg; - in het andere geval, de bestemmingsgrens tussen respectievelijk de zone voor - voortuinen of zone voor achteruitbouw enerzijds en de bouwzone anderzijds. Behalve indien grafisch anders aangegeven, teneinde een esthetische afwerking mogelijk te maken, moeten alle hoofdgebouwen op tenminste 3 m. van iedere eigendomsgrens, uitgezonderd de rooilijnen, verwijderd blijven. In de zone voor gesloten bebouwing kan deze afstand op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen kleiner zijn indien de bestaande toestand dit vereist. De verplichting van de bouwlijn is enkel van toepassing voor de zone voor gesloten bebouwing. 4.3. Minimumbreedte van de woningen Behoudens de uitzonderingen hierna vermeld, is de minimumbreedte van de woningen bepaald op 6 m. Uitzonderingen Op onbebouwde eigendomspercelen met een breedte van minder dan 4 m aan de bouwlijn, bestaande bij de openbaarmaking van huidig plan van aanleg, mag in geen geval een woning worden opgericht. Dergelijke eigendommen mogen echter wel worden gebruikt om bestaande woningen of handelshuizen te vergroten. Op onbebouwde eigendomspercelen met een breedte van meer dan vier maar minder dan 6 m, bestaande bij de openbaarmaking van huidig plan van aanleg, mag een woning gebouwd worden op voorwaarde echter dat: - het perceel gelegen is binnen een zone waarin bebouwing kan toegestaan worden; - het daarop op te richten gebouw langs twee zijden is ingesloten (neemt aansluiting op twee bestaande wachtgevels). De bestaande woningen mogen worden verbouwd ook als zij op de bouwlijn een breedte hebben van minder dan 6 m, overeenkomstig de voorschriften van de betreffende bouwstroken. In ieder geval mogen woningen niet worden gesplitst in meerdere woningen, indien daaruit woningen zouden voortkomen van minder dan 6 m breedte over de volle diepte van het hoofdgebouw. 4.4. Gevels en erfscheidingen ten opzichte van de weg Alle scheidingsgrenzen van hervormde percelen of nieuwe gebouwen, dienen voor zover mogelijk loodrecht op de bouwlijn te worden opgetrokken tot op een diepte gelijk aan de uiterste grens van de hoofdgebouwen. Dit voorschrift vervalt echter indien op plan anders is aangeduid. De bestaande gebouwen kunnen worden verbeterd, verbouwd of herbouwd, zonder dat aan de bepalingen van eerste alinea van dit artikel moet worden voldaan, en op voorwaarde dat de aanpalende eigendommen aan andere eigenaars toebehoren en in zover dergelijke werken niet strijdig zijn met enige andere schikking van het plan. 4.5. Materialen Alle materialen zijn toegelaten, conform de gemeentelijke bouwverordeningen, voor zover zij het algemeen karakter en uitzicht van de omgeving of de wijk niet schaden. 4.6. Uiterlijke afwerking van de gebouwen Alle definitief vrijstaande gevels en geveldelen, schoorstenen en puntgevels, kortom alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk 4

welke andere constructie moeten als voorgevel worden behandeld voor wat de keuze van materialen en de afwerking betreft. Het algemeen uitzicht en de keuze van de materialen van de op te richten gebouwen moeten in harmonie zijn met het streekeigen karakter. Indien gebouwd wordt tegen één of meer reeds bestaande gebouwen, dan moeten aard en kleur van de gevelmaterialen en van de dakbedekking alsmede de gevelhoogte en dakhellingen in harmonie zijn met deze van het bestaande gebouw. 4.7. Dakhelling en nokhoogte Hoofdgebouw en aanbouwen De dakhellingen variëren tussen 25 graden en 45 graden tenzij een interventie vereist wordt voor het aanbrengen van installaties om zonneënergie op te vangen, voor zover dit is opgenomen in de bouwaanvraag. Platte daken en andere vormen van dakstructuren zijn toegelaten voor zover zij ruimtelijk ingepast worden en bijdragen tot een verantwoord architecturaal geheel. Rechtstaande dakvensters, dakterrassen en puntgevels zijn toegelaten tot minimum 0.80 m van zijdelingse (perceels)grenzen tot het dakvlak. Bij de uitbouw van dakterrassen op aanbouwen kan enkel op voorwaarde van het gebruik van afsluitingspanelen of muurconstructies met hetzelfde doel van deze minimumafstand afgeweken worden, voor zover deze panelen of muurconstructies in hoogte de lijn van de maximale dakhelling (45 graden) niet overschrijden. De nok zal bij voorkeur evenwijdig zijn aan de voorgevel, en aan de zijgevel bij hoekgebouwen, tenzij om architectonische en/of esthetische redenen een andere vormgeving te rechtvaardigen is. De hoogte van de nok zal echter nooit hoger reiken dan 6 m boven de kroonlijst. Bijgebouwen Platte daken en andere vormen van dakstructuren zijn toegelaten voor zover zij ruimtelijk ingepast worden en bijdragen tot een verantwoord architecturaal geheel. De hoogte van de nok zal nooit hoger reiken dan 6 m boven de kroonlijst. 4.8. Uitsprongen uit het gevelvlak van een hoofdgebouw Bij aaneengesloten, gegroepeerde en gekoppelde bebouwing: - uit de voorgevel Uitsprongen t.o.v. het voorgevelvlak zijn toegelaten, maar met beperkingen. Wanneer een uitsprong voorzien wordt moet men er voor zorgen dat de privacy van de omgevende gebouwen gerespecteerd wordt en dat deze uitsprong past in de typologische gevelopbouw van de woning zelf, in de geveltypologie van de omgevende gebouwen en in de typologie van het algemene straatbeeld. Tenslotte moet de uitsprong op minimum 0.60 m afstand van het verlengde van elke scheidsmuur gelegen zijn. Indien de voorgevelbouwlijn met de rooilijn samenvalt, zijn deze uitsprongen enkel toegelaten op minimum 2.50 m boven het voetpadniveau; - uit de vrijstaande zijgevel Uitsprongen t.o.v. het zijgevelvlak zijn toegelaten voor zover zij zich niet in de bouwvrije zijtuinstrook bevinden en met welbepaalde beperkingen : wanneer een uitsprong voorzien wordt moet men er voor zorgen dat de privacy van de omgevende gebouwen gerespecteerd wordt en dat deze uitsprong past in de typologische gevelopbouw van de woning zelf, in de geveltypologie van de omgevende gebouwen en in de typologie van het algemene straatbeeld. Tenslotte moet de uitsprong op minimum 0.60 m afstand van het verlengde van elke scheidsmuur gelegen zijn; - uit de achtergevel Zijn uitsprongen t.o.v. het achtergevelvlak toegelaten voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden en zich beperken tot 2/3 van de gevelbreedte en zich op minimum 1.90 m van de zijdelingse perceelsgrens bevinden. 5

Bij vrijstaande bebouwing - Zijn uitsprongen voor zover zij zich niet in een bouwvrije strook bevinden en voldoen aan de beperkingen zoals opgelegd bij de voorgevel van aaneengesloten, gegroepeerde en gekoppelde bebouwing. - Indien de voorgevelbouwlijn met de rooilijn samenvalt, zijn deze uitsprongen enkel toegelaten op minimum 2.50 m boven het voetpadniveau. 4.9. De vloerpas van de op te richten gebouwen mag niet onder het straatpeil liggen, behoudens afwijkingen welke door het College van Burgemeester en Schepenen kunnen toegestaan worden om reden van een goede stedenbouwkundige integratie. 4.10. Bouwhoogte bij grafische aanduiding Volgende toegelaten bouwhoogtes zijn van toepassing: - telkens grafisch op plan als dusdanig aangegeven; - telkens de voorschriften een toegelaten aantal bouwlagen aanhalen; tenzij specifiek anders bepaald. Bij grafische aanduiding (aantal bouwlagen - gelijkvloers inbegrepen) zijn volgende hoogtes onder de kroonlijst toegestaan: - 1 bouwlaag : minimum 2.5 m - maximum 4.5 m - 2 bouwlagen : minimum 5.6 m - maximum 7.0 m - 3 bouwlagen : minimum 8.4 m - maximum 10.8 m - 4 bouwlagen : minimum 11,0 m - maximum 12,5 m 6

II. VOORSCHRIFTEN VAN LANDSCHAPPELIJKE AARD ARTIKEL 5 - AFSLUITINGEN 5.1. Materialen. voortuinen en zones voor achteruitbouw. Levende hagen en muurconstructies in gelijkaardige materialen als de gevelmaterialen zijn toegelaten. zijtuinen en achtertuinen. Levende hagen of een combinatie van levende hagen en materialen waarvan de architectuur in harmonie is met deze van het hoofdgebouw zijn toegelaten. Houten schutsels en imitatiematerialen hiervan zijn in ieder geval niet toegelaten. Betonplaten zijn in ieder geval niet toegelaten, tenzij over een hoogte van 0.40 m, gecombineerd met palen van maximum 2 m hoogte met 1 of 2 dwarsliggers. Wanneer het plan gegroepeerde constructies voorziet, zijn de scheidingsmuren die niet hoger zijn dan 2 m en waarvan de diepte niet meer is dan 3 m, toegelaten aan de achterkant van de constructies in het verlengde van de mandelige muur van de gebouwen. 5.2. Hoogte. - voortuinen en zones voor achteruitbouw. Maximumhoogte 1.00 m voor levende hagen en 0.40m voor muurtjes. Indien specifieke eisen ten aanzien van de zichtbaarheid in het openbaar domein gesteld worden, kunnen beperkende maatregelen opgelegd worden. - zijtuinen en achtertuinen Maximumhoogte 2.00 m. 5.3. Niveau van de aanleglijn van de afsluitingen. Het niveau en de aanleglijn waarop de afsluiting moet staan wordt bepaald door het gemeentebestuur. Voor het bepalen van het niveau wordt rekening gehouden, enerzijds met de op het plan aangeduide rooilijnen en met het feit dat de strook grond, gelegen tussen de huidige grens van het openbaar domein en de rooilijn, later op de inplantingshoogte van het wegdek van de straat zullen moeten geënt worden. 5.4. Uitzonderingsmaatregel. Indien er onverenigbaarheid bestaat tussen de afsluiting in levende haag en de bestemming binnen de afsluiting, b.v. zoals weiden, nutsvoorzieningen en bij zones waar om reden van veiligheid andere afsluitingen nodig zijn, kan door het Schepencollege een afwijking worden toegestaan op de bepalingen van dit artikel. ARTIKEL 6 - GEBRUIK VAN MATERIALEN 6.1. Materialen in het landschap Alle materialen moeten, wanneer zij tot het landschapsbeeld verenigd zijn, een eenheid vormen met de omgeving. Daarbij moeten uitzicht en keuze van de materialen in harmonie zijn met het karakter en het uitzicht van de omgeving en waar het waterlopen betreft in overeenstemming met de te verwezenlijken stabiliteit van de oever. 6.2. Levende materialen in het landschap Alle levende materialen moeten het landschapsbeeld zodanig beheersen dat zij samen met de dode materialen een aanvaardbare eenheid vormen. 7

6.3. Dode materialen in het landschap Met landschapselementen-bouwmaterialen van dode aard worden alle bouwmaterialen van niet levende aard bedoeld. Zij mogen niet exotisch aandoen. Alle gevels moeten in het landschap zodanig opgenomen worden dat zij beantwoorden aan de eisen van artikel 6 en bekleed zijn met behoorlijke gevelmaterialen. Beton is toegestaan voor zover het beantwoordt aan de eisen van artikel 6.1. Glimmende metalen zijn uitgesloten. Imitatiematerialen zijn toegelaten. Het zichtbaar bouwraamwerk mag niet gebeuren in metaal of beton, met uitzondering voor globaalprojecten of tenzij kan worden aangetoond dat zij beantwoorden aan de eisen van de hedendaagse architectuur. 6.4 De plantenkeuze moet zodanig gebeuren dat een streekeigen landschapsbeeld wordt nagestreefd. Daarbij dient de samenstelling van het plantmateriaal te gebeuren op basis van inheemse plantensoorten waarvan 50 % moet behoren tot de ecologie van het gewest. Voor de inheemse plantensoorten verwijzen we naar het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) van Vilvoorde. ARTIKEL 7 - VISUELE MEDIA 7.1. Publiciteit Hiervoor wordt verwezen naar de bestaande overheids- en gemeentewetgeving ter zake en dienen de richtlijnen van de nutsmaatschappijen waar mogelijk opgevolgd te worden. 7.2. Signalisatie Het gebruik van verkeersborden moet beantwoorden aan de eisen van het Algemeen Politiereglement voor het wegverkeer en aanvullingen en aan het stedelijk politiereglement. 7.3. Aanduidingspanelen Het aanbrengen van reclame, van welke aard ook, is algemeen verboden tenzij met voorafgaandelijke vergunning van het schepencollege. Het aanbrengen van een plaat die een beroep aanduidt en geen 0,50 m² overtreft is steeds toegelaten aan de gevel of aan de tuinafsluiting. Op of langs wegenis, gelegen op NMBS-domein is publiciteit verboden zonder voorafgaandelijke toelating vanwege de beheerder en zijn concessionaris in publiciteit. 7.4. Publiciteit in de bedrijvenzones en multifunctionele zones In deze zones is publiciteit toegelaten zoals vermeld in artikel 7.1 en 7.3 In de achteruitbouwstroken dient deze ingeplant op minimum 2,00 m van elke perceelsgrens. Zij kan bovendien worden verboden op basis van een storend karakter voor het architecturaal geheel en homogeniteit van de omgeving. 8

III. VOORSCHRIFTEN VAN STEDENBOUWKUNDIGE AARD ARTIKEL 8 - ZONE VOOR GEMEENSCHAPPELIJK GROEN 8.1. Bestemming Het groen in deze zone is in wezen een gemeenschappelijk groen waarin ondermeer moet zijn verweven dat wat de bewoners van de wijk nodig hebben voor recreatie van korte duur zoals zitbanken, speeltuigen, zandbak,.de groenstrook dient een aangenaam groenkader te bieden zowel naar de woonbuurt als naar de bedrijvenzone toe. Het fungeert als groenbuffer tussen deze twee functies. 8.2. Inrichting Naast deze functionele elementen dient de inrichting van deze zones te beantwoorden aan de plaatselijke landschappelijke kenmerken (inheemse beplanting zie bepalingen art 6.4.). Verder kunnen voorzieningen voor voetgangers en fietsers voorzien worden. ARTIKEL 9 - ZONE VOOR PARK EN NATUUR 9.1. Bestemming Deze zone is bestemd voor de uitbouw van een groenstructuur aan de Trawoolbeek (en de Vondelgracht). Het accent ligt op natuurontwikkeling en parkinrichtingen. Het openbaar karakter van de zone draagt bij tot de leefkwaliteit van de omliggende voorzieningen (bedrijvenzone). Een integratie van de aanpalende open ruimten bij bedrijven en de zone voor park en natuur wordt nagestreefd in de vorm van een groenstructuur. 9.2. Inrichting Dit gebied moet zodanig worden ingericht dat het zijn sociale rol kan vervullen met het oog op het behoud en herstel van de eigen aard, de bescherming van fauna en flora, hun gemeenschappen en groeiplaatsen, evenals het landschap, de bodem, de ondergrond en het water. Behoud, bescherming en/of herstel van het natuurlijk milieu wordt hier nagestreefd. Met uitzondering van de zones gelegen langsheen de wachtbekkens aan de Luchthavenlaan waar om veiligheidsredenen recreatie wordt uitgesloten, mag deze zone worden ingericht als zone voor passieve recreatie, zijnde halfverharde voetwegen en voorzieningen voor parkstroken zoals rust-, wandel- en kijkruimten, beplantingen en eventueel waterpartijen. In de zones rond de wachtbekkens zijn verharde toegangen en technische installaties in functie van de werking en het onderhoud van de wachtbekkens toegelaten. De groenzones dienen te bestaan uit inheems laag- en hoogstammig groen en instandgehouden zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en gewoonrechtelijke bepalingen terzake. Voor de plantenkeuze zijn de bepalingen van artikel 6.4 van toepassing. In de zone voor park en natuur gelegen naast een waterloop blijven de reglementeringen en wetten betreffende waterlopen van toepassing. Een onderhoudsstrook van vijf meter vanaf de top van de oever dient permanent toegankelijk te blijven, vrij van obstakels. ARTIkEL 10 - ZONE VOOR GEMEENSCHAPSFUNCTIES EN OPENBAAR NUT 10.1. Bestemming Deze zone is voorbehouden voor openbare gebouwen, constructies van openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen en gebouwen of inrichtingen voor het publiek in zoverre dat 9

zij niet van aard zijn om het rustige karakter en de gezondheid van de omgeving aan te tasten of te schaden. Parkings zijn toegelaten in verhouding tot het schaalniveau van het gebied en zonder dat zij een negatief verkeersgenererend effect hebben voor het gebied. De uitbouw van een transferium op regionale schaal is niet toegelaten. 10.2. Inplanting De afstand van gebouwen tot de rooilijn bedraagt minimum 8 m, de bouwvrije zone die zo ontstaat dient ingericht als achteruitbouwstrook conform de bepalingen van artikel 14. Bij aansluiting op andere percelen dient: - hetzij gezorgd voor een architecturaal en esthetisch verantwoorde aansluiting op de naastliggende bebouwing; - hetzij een niet bebouwde ruimte bewaard te worden, met een breedte van minimum 5 m. 10.3. Gabarit en bouwmaterialen De gebouwen dienen zo uitgevoerd dat zij qua gabarit en materiaalgebruik integreren in de omgeving. Het stationsgebouw kan opgevat worden als een herkenningspunt in de ruime omgeving om aldus een oriëntatiepunt te vormen voor de bezoeker en gebruiker van het openbaar vervoer. 10.4. Open ruimte Alle niet bebouwde oppervlakte dient aangewend voor groenaanleg, toegangen en/of parkeerruimten. De groen/terrein-index bedraagt minimaal 0,3. De oppervlakte aan parkeervoorzieningen moet ingericht worden met voldoende groen met de bedoeling een groen karakter te creëren. De parkeervoorzieningen zijn een wezenlijk onderdeel van de bouwaanvraag. Inritten en toegangen voor dienstverkeer zijn toegelaten. Inritten onder het peil van de weg mogen een helling van 4% van de eerste 5.00 m vanaf de rooilijn niet overschrijden. ARTIKEL 11 - ZONE VOOR GESLOTEN BEBOUWING 11.1. Bestemming Zone bestemd voor woningen in aaneengesloten bebouwing of in groepen zoals aangeduid op plan. Winkelhuizen, horeca, verzorgende en ambachtelijke bedrijven, diensten en gemeenschapsvoorzieningen zijn eveneens toegelaten, evenwel alleen op het gelijkvloers. 11.2. lnplanting der gebouwen Het hoofdgebouw wordt ingeplant op de verplichte bouwlijn zoals bepaald in art. 4.1 en 4.2. 11.3. Diepte van de gebouwen De minimum bouwdiepte bedraagt 8 m. Tenzij grafisch anders aangegeven, bedraagt de maximum bouwdiepte: 15 m voor het gelijkvloers en 12 m voor de verdiepingen. De bouwdiepte van de verdiepingen moet bij aanbouw tegen een reeds bestaand gebouw de bouwdiepte van de aangrenzende verdiepingen van het hoofdgebouw, voor zover mogelijk, respecteren. 11.4. Hoogte van de gebouwen De hoogte van de gebouwen wordt grafisch weergegeven op het plan. Bij grafische aanduiding 2 (in cirkel) worden 2 bouwlagen toegelaten zijnde minimum 5.6 m en maximum 7 m onder de kroonlijst. Bij grafische aanduiding 3 (in cirkel) geldt maximum 3 bouwlagen zijnde minimum 8,4m en maximum 10.8 m onder de kroonlijsthoogte. Bij grafische aanduiding 4 (in cirkel) geldt maximum 4 bouwlagen zijnde minimum 11 m en maximum 12.5 m onder de kroonlijsthoogte. 10

De hoogte van de aanbouw mag niet meer bedragen dan 3.5 m, gemeten vanaf straatpeil. Wanneer het tuinniveau hoger ligt dan het straatpeil, wordt 3 m gemeten vanaf het peil van de tuin. 11.5. Voor iedere groep van woningen zal de architectuur (algemeen uitzicht, hoogte, dakvorm) van de eerste gebouwde woning richtinggevend zijn voor de overige. 11.6. Onderbrekingen in de gesloten bouwrijen zijn toegelaten mits dit gebeurt met een afgewerkte zijgevels op minimum 3 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens en daarbij de bebouwing van de aanpalende eigendom niet in het gedrang komt. Dit betekent dat het op de aanpalende eigendommen mogelijk moet zijn de bouwstrook eveneens te beëindigen met een afgewerkte zijgevel op minimum 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens. De minimumafstand tussen naar elkaar gerichte afgewerkte zijgevels bedraagt bijgevolg 6 m. Voor de aldus ontstane ruimten zijn de voorschriften van de zone voor tuinen van toepassing ARTIKEL 12 - ZONE VOOR TUINEN 12.1. Bestemming Deze zones zijn bestemd voor de aanleg van privé-tuinen om gebruikt te worden voor privé-doeleinden. De groen/terreinindex van de tuinen is minimaal 0,8. Het optrekken van gebouwen is verboden, uitgezonderd zoals hierna aangegeven. 12.2. Inplanting van gebouwen In de zone voor tuinen is het bouwen van kleine schuilplaatsen, garages, bergplaatsen en serres toegelaten, voor zover ze minimum 2 m achter en gescheiden van het hoofdgebouw worden opgericht. De afstand tot de eigendomsgrens bedraagt minimum 2 m. Slechts 1 gebouw is toegelaten per perceel. Het oprichten van gebouwen zonder de aanwezigheid van of zonder functionele relatie met een hoofdgebouw in de voorliggende strook voor bebouwing, is verboden. 12.3. Hoogte van de gebouwen De maximaal toegelaten hoogte bedraagt 3 m onder kroonlijst. 12.4. Materialen Het gebruikte materiaal moet hout of glas zijn of zoals het gevelmateriaal van het hoofdgebouw, in de natuurlijke kleur. 12.5. Dak Het dak is hellend, bedekt met pannen, natuurleien, hout, glas of een imitatie van deze. De kleur van de dakbedekking is van bruin tot bruinrood of van grijs tot zwart. 12.6. Natuurlijk peil Het natuurlijk peil van de grond mag niet worden gewijzigd op minder dan 0.50 m afstand van de eigendomsgrenzen. De taluds, de steunmuren en de terrassen mogen niet hoger zijn dan 0.50 m ten overstaan van het natuurlijk of genormaliseerd grondpeil. De overgang tussen twee verschillende niveau's (taluds) dient te geschieden door een hellend vlak van maximum 8/4. 12.7. Oppervlakte van de gebouwen De maximaal toegelaten oppervlakte bedraagt 25 m². 12.8. Overige bepalingen Mits akkoord en gemeenschappelijke aanvraag van de aanpalende eigenaars mogen zij op de eigendomsgrens gebouwd worden. In dit geval worden zij verplichtend opgericht op eenzelfde bouwlijn met plat dak of binnen eenzelfde gabarit. 11

ARTIKEL 13 - ZONE VOOR KOEREN EN HOVINGEN 13.1. Bestemmingen. Deze zones zijn bestemd voor de aanleg van open koeren en hovingen, alsmede voor het bouwen van garages, kleinschalige dienstgebouwen, bergplaatsen, opslagplaatsen en werkplaatsen. Deze voorzieningen (garages, dienstgebouwen, bergplaatsen, opslagplaatsen en werkplaatsen) dienen te passen binnen het rustig karakter van de omgeving en mogen geen hinder vormen t.o.v. het wonen. De oprichting van bijgebouwen zonder hoofdgebouw is niet mogelijk. 13.2. Inplanting van gebouwen De bijgebouwen mogen aanleunend aan het hoofdgebouw worden opgericht over maximaal 75% van de achtergevelbreedte. Indien bijgebouwen van een grotere breedte opgericht worden, moet dit alleenstaand zijn. Alleenstaande bijgebouwen worden op minimum 2 meter achter het hoofdgebouw opgericht in geval van nieuwbouw. De afstand van de bijgebouwen tot de eigendomsgrens moet minstens 2 m bedragen. Mits akkoord van de aanpalende (mede)eigenaar(s) mogen zij op de eigendomsgrens gebouwd worden. 13.3. Kroonlijsthoogte, dakhelling, nokhoogte De kroonlijsthoogte van de bijgebouwen bedraagt maximum 3.5 m. Dak is hellend met een helling tussen 25 en 45 graden. Maximale nokhoogte bedraagt 5.5 m. In ieder geval kan maximum één bouwlaag voorzien worden. 13.4 Overige bepalingen De bijgebouwen mogen 50% van de terreinoppervlakte in de zone voor koeren en hovingen niet overschrijden. De groen/terreinindex bedraagt minstens 0,3 gemeten over de totale oppervlakte koeren en hovingen. Bestaande gebouwen met een oppervlakte groter dan 50% van de terreinoppervlakte in de zone voor koeren en hovingen kunnen behouden worden, tot overgegaan wordt op nieuw- of vernieuwbouw. In tussentijd zijn instandhoudings- en beperkte verbouwingswerken toegestaan. Behoudens grafisch anders aangegeven zijn bij overgangsmaatregel de bepalingen van artikel 13.1 tot 13.3 niet van toepassing op bestaande gebouwen, die reeds zijn vergund en ingeplant op de dag van de nederlegging van het bij M.B. goedgekeurd onderhavig B.P.A. en waarvan de bedrijfsuitbating door toepassing van deze voorschriften onmogelijk wordt. Waar mogelijk dienen de voorschriften te worden toegepast. Bij elke toekomstige verbouwing of herbouwing van de bestaande bedrijfsgebouwen zullen de voorschriften van art. 13 integraal dienen nageleefd. ARTIKEL 14 - ZONE VOOR ACHTERUITBOUW 14.1. Bestemming Deze strook dient zodanig aangelegd dat zij de taferelen van de straat gunstig beïnvloedt en niet monotoon aandoet. 14.2. Inrichting Per perceel dient minstens 50 % van de oppervlakte van de achteruitbouwstrook beplant te worden Gebouwen zijn niet toegelaten. 14.3. Afritten Afritten naar garages zijn slechts toegelaten met een helling van maximum 8/4, gemeten vanaf de rooilijn en vertrekkende op hetzelfde niveau als het voorliggend voetpad. 12

14.4. Overige bepalingen De achteruitbouwstroken zullen steeds in volmaakte toestand van onderhoud gehouden worden. ARTIKEL 15 MULTIFUNCTIONELE WOONZONE 15.1. Bestemming Dit gebied is bestemd voor woningen, winkels, kantoren, diensten, horeca, gemeenschapsvoorzieningen op stedelijk niveau en andere overheidsdiensten. De architectuur dient een stedelijke kwaliteit te bezitten en in harmonie te staan met de aangrenzende bestemmingszones. Activiteiten die zwaar vervoer met zich meebrengen met een frequentie die hinderlijk is, kunnen niet worden toegelaten. Industriële en ambachtelijke bedrijven evenals laboratoria zijn toegelaten in functie van de economische continuïteit van de bestaande bedrijven binnen de desbetreffende zone. Parking is eveneens toegelaten in deze zone op voorwaarde dat deze esthetisch wordt in gericht en voorzien wordt van voldoende hoogstammig groen verspreid over de in te richten zone. De toegangen en uitritten worden in samenspraak met het College van burgemeester en schepenen bepaald in functie van een verantwoorde verkeerscirculatie. 15.2. Bouwhoogte De maximale bouwhoogte wordt vastgesteld op vier bouw- en woonlagen. De ruimtes voorzien in duplex bij de vierde woonlaag worden toegelaten voor zover zij zich binnen het vlak bevinden gevormd onder een helling van 45 te rekenen van de bovenste gevelrand, en deze samen met de onderliggende ruimtes één woongelegenheid omvatten. 15.3. Bouwdieptes en bezettingsdensiteit - 1ste verdieping : maximaal 16 m - 2de verdieping : maximaal 14 m - 3de en 4de verdieping : maximaal 12 m De bezettingsdensiteit van de bestaande toestand is eveneens de maximale, voor zover de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Indien deze lager ligt dan 60 %, is 60 % de maximale bezettingsdensiteit voor bebouwing en minimum 20 % voor groenaanleg. Terrassen op de verdiepingen zijn toegelaten voor zover zij behoren bij een woongelegenheid. 15.4. Materiaalgebruik en kleuren Enkel materialen van hoogwaardige kwaliteit zijn toegelaten en dienen minimaal in harmonie te staan met de omgeving en een versterking van het estetisch karakter van het straatbeeld en/of algemeen beeld t.o.v. de omgeving voorop te stellen. De kleuren die worden gebruikt, mogen niet storend zijn voor het karakter van het gebied. 15.5. Overgangsbepalingen Bestaande vergunde constructies die afwijken van de voorschriften van artikel 15.1 tot 15.4 mogen behouden blijven in functie van de economische continuïteit van de bestaande bedrijven binnen de desbetreffende zone. Bij nieuwbouw dienen de voorschriften van artikel 15 integraal te worden toegepast. ARTIKEL 16 MULTIFUNCTIONELE ECONOMISCHE ZONE 16.1. Bestemming Kantoren, high-tech bedrijvigheid, dienstverlenende instellingen, industriële of ambachtelijke bedrijven, horeca en hotelaccommodatie. De commerciële activiteiten worden beperkt tot deze, waarvan de netto verkoopsoppervlakte (oppervlakte bestemd voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek) niet meer bedraagt dan 300 m². 13

De commerciële activiteiten kunnen enkel worden toegelaten voor zover deze niet concurrentieel zijn met gelijkaardige binnen de stadskern en woonwijken. De industriële of ambachtelijke bedrijven zijn toegelaten in functie van de economische continuïteit van de bestaande bedrijven binnen de desbetreffende zone. Openbare en semi-openbare instellingen zijn eveneens toegelaten. Woongelegenheden met de beperking van één per bedrijf, zijn toegelaten voor zover gebruikt worden door het besturend en/of bewakend personeel waarvan de aanwezigheid tot de strikte noodzakelijheid behoort. Inrichtingen met opslagruimte voor gebruikte voertuigen, voertuigwrakken en/of schroot, zoals bedoeld in artikel 99 van de wet van 18 mei 1999, houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd en aangevuld zoals tot op heden, worden niet toegelaten. De constructies welke noodzakelijk zouden zijn voor de nutsvoorzieningen mogen: - ofwel ondergronds voorzien worden; - ofwel geïntegreerd in een industriëel gebouw; - ofwel afzonderlijk van de gebouwen worden opgetrokken. De gebouwen die zouden bestemd worden voor opslag, steeds behorend bij een hoofdgebouw met een andere bestemming dan opslag dewelke in deze zone kan worden toegelaten, dienen beperkt te blijven tot maximum 80 % van de betrokken toegelaten bebouwbare oppervlakte per perceel of gevormd perceel. 16.2. Bouwhoogte en bezettingsdensiteit Bouwhoogte De bouwhoogte wordt voor de zone ten noorden van de Luchthavenlaan bepaald op maximum vijf bouwlagen, technische verdieping voor zover deze hoger is dan 2,00 m inbegrepen. De hoogte van de gebouwen moet ondubbelzinnig worden aangegeven op de bouwplannen en mag de vijftien meter niet overschrijden. Voor de zone ten zuiden van de Luchthavenlaan wordt de maximale bouwhoogte bepaald op tien bouwlagen en maximaal 40 m. Bezettingsdensiteit De bestaande bezetting is de maximale bezettingsdensiteit. Indien deze minder bedraagt dan 75 % is de navolgende regeling van toepassing. Verhoudingen in functie van de betrokken perceelsoppervlakte en/of gevormde perceelsoppervlakte: - 75% maximale grondbezetting voor gebouwen en constructies; - 10% minimale groenaanleg; - 15% maximaal voorbehouden voor parkings en toegangswegen (aangekleed met voldoende hoogstammig groen) 16.3. Inplanting van de gebouwen De afstanden tussen de diverse losstaande hoofdgebouwen dient minimum 5 m te bedragen, ofwel dienen ze aaneengesloten te worden voorzien. Deze regeling is tevens van toepassing voor de gebouwen t.o.v. de perceelsgrenzen. De afstand van de gebouwen tot een andere zone dan wegenis, zone voor gemeenschapsfuncties en openbaar nut, zone voor park en natuur en/of zone voor kantoren en diensten met complementaire activiteiten bedraagt de hoogte van het gebouw met een minimum van 5 m. 16.4. Inrichtingsplan Elke bouwaanvraag dient een inrichtingsplan te bevatten dat ondubbelzinnig aanduidingen geeft met betrekking tot de op te richten gebouwen, groenaanleg, parkings en interne wegenis, toegangs- en verbindingswegenis. Bij het inrichtingsplan wordt een beplantingsplan gevoegd met aanduiding van de beplantingen (met vermelding van soort, variëteit en aantal). De verkoops- en/of vergunningsvoorwaarden dienen een geldwaarborg te voorzien opdat de aanleg van de beplantingen wordt veilig gesteld. De beplantingen dienen te zijn uitgevoerd uiterlijk het plantseizoen na de ingebruikname van de gebouwen. 14

16.5. Beheer van hemelwater, afvalwater en afvalstoffen Het hemelwater dient afgevoerd via kunstmatige afvoerwegen voor regenwater die overgaan in een gescheiden rioleringsstelsel en opgevangen worden via regenwaterputten met overslag naar het openbaar rioleringsnet. Normaal huishoudelijk afvalwater, ander afvalwater dan normaal huishoudelijk afvalwater en koelwater, enkel afkomstig van de inrichtingen binnen de grenzen van het BPA mogen worden geloosd onder de voorwaarden die worden vastgelegd in de lozingsvergunning. Enkel de afvalstoffen afkomstig van de inrichtingen gevestigd binnen de grenzen van het BPA, mogen opgeslagen worden, eventueel verwerkt worden en afgevoerd worden door de daartoe aangewezen erkende bedrijven en/of instellingen en dit voor zover daartoe de vereiste milieuvergunning is verkregen. Elke andere vorm van afvalstoffen wordt uitgesloten binnen deze zone. 16.6. Groenaanplantingen. De zoneoppervlakte dient te worden voorzien van groen zoals vermeld in artikel 16.2. De groenzones moeten bestaan uit inheems laag- en hoogstammig groen en instandgehouden zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en gewoonrechterlijke bepalingen terzake. Voor de soortenkeuze van de beplantingen wordt verwezen naar artikelnummer 6.4. 16.7. Materialen Alle constructies moeten uit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt verantwoord zijn wat de vormgeving, de aangewende materialen en de inplanting betreft. Voornamelijk de esthetische inpassing in de omgevende woonbebouwing is van groot belang. De gebouwen worden opgetrokken in duurzame, functioneel en esthetisch verantwoorde materialen, met uitsluiting van betonplaten. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk welke andere constructies moeten op een behoorlijke wijze en als één architecturaal geheel afgewerkt worden. 16.8. Parkeervoorzieningen De oppervlakte aan parkeervoorzieningen moet ingericht worden met voldoende groen. De parkeervoorzieningen zijn een wezenlijk onderdeel van de bouwaanvraag. Volgende parkeernormen gelden als maximale richtcijfers op deze zone: 1 plaats per 1000 m² opslag binnen gebouwen (opslag onder luifel niet inbegrepen) 1 plaats per 200 m² werkvloer (kantines, kleedruimte, sanitair, inbegrepen) 1 plaats per 100 m² kantooroppervlakte en diensten (vergaderruimten, onthaal, inbegrepen) 1 plaats per 50 m² verkoopsruimte; Supplementair kunnen per bedrijf 5 parkeerplaatsen voor bezoekers worden voorzien. Inritten en toegangen voor laad- en loskaaien zijn toegelaten. Inritten onder het peil van de weg mogen een helling van 4% van de eerste 5.00 m vanaf de rooilijn niet overschrijden. ARTIKEL 17 INDUSTRIEZONE 17.1 Bestemming Deze zone is enkel bestemd voor bedrijvigheid die gericht is op opslag en verdeelklaar maken van producten. Een zeer beperkte productieactiviteit is toegestaan maar moet ten dienste staan van de opslag en het verdeelklaar maken. Enkel deze bedrijven die voor de woonomgeving geen abnormale hinder noch bodem- of luchtvervuiling, geluidshinder, stank en trillingshinder veroorzaken en die ruimtelijk goed inpasbaar zijn in de woonomgeving, worden toegestaan. Constructies met een woonfunctie zijn enkel toegelaten ten behoeve van het besturend en/of bewakend personeel en van het 15

personeel waarvan de aanwezigheid ter plaatse strikt noodzakelijk is. In elk geval dienen zij in het industrieel gebouw geïntegreerd te worden. De opslag in open lucht is toegelaten doch wordt beperkt tot 40 % van de maximale grondbezetting voor gebouwen en constructies. Er wordt geen opslag toegelaten binnen de groenzones en/of zone voor parkings en toegangswegen. De opslag dient geordend te gebeuren en indien deze in een zone is gelegen die zichtbaar is vanaf het openbaar domein dient deze zone aangekleed te worden met een voldoend dicht en groenblijvend groenscherm en/of met een esthetisch en met de omgeving harmoniserend scherm in duurzame materialen aan het zicht te worden onttrokken. 17.2. Inplanting van gebouwen Tenzij grafisch anders aangegeven is de inplanting van gebouwen t.o.v. de rooilijn met de openbare weg, minstens gelijk aan de hoogte van het gebouw met een minimum van 8 m. In deze zone zijn de voorschriften van de zone voor achteruitbouw van toepassing. De afstand tot de overige eigendoms- of kavelgrenzen bedraagt minimaal 5.00 m tenzij de bebouwing wordt gekoppeld. Gekoppelde bebouwing is toegelaten. 17.3. Bezettingsdensiteit De bestaande bezetting is de maximale bezettingsdensiteit. Indien deze minder bedraagt dan 60 % is volgende regeling van toepassing. Verhoudingen in functie van de betrokken perceelsoppervlakte en/of gevormde perceelsoppervlakte: - 3/5 maximale grondbezetting voor gebouwen en constructies - 1/5 minimale groenaanleg - rest: voorbehouden voor parkings en toegangswegen 17.4. Inrichtingsplan Elke bouwaanvraag dient een inrichtingsplan te bevatten dat ondubbelzinnig aanduidingen geeft met betrekking tot de op te richten gebouwen, groenaanleg, parkings en interne wegenis, toegangs- en verbindingswegenis. Bij het inrichtingsplan wordt een beplantingsplan gevoegd met aanduiding van de beplantingen (met vermelding van soort, variëteit en aantal). De verkoops- en/of vergunningsvoorwaarden dienen een geldwaarborg te voorzien opdat de aanleg van de beplantingen wordt veilig gesteld. De beplantingen dienen te zijn uitgevoerd uiterlijk het plantseizoen na de ingebruikname van de gebouwen. 17.5. Hoogte van gebouwen en dakhelling. De maximale bouwhoogte, hetzij de bouwhoogte met plat dak, hetzij de nokhoogte, bedraagt 20 m, technische verdieping voor zover deze hoger is dan 2 m inbegrepen. Dakhellingen : vrij. Voor bestaande gebouwen geldt dat ze mogen blijven bestaan, maar dat enkel instandhoudingswerken toegestaan zijn. Bij nieuw-, vernieuwbouw of verbouwingswerken gelden de voorschriften van het BPA. 17.6. Groenaanplantingen. De zoneoppervlakte dient te worden voorzien van groen zoals vermeld in artikel 17.3. De groenzones moeten bestaan uit inheems laag- en hoogstammig groen en instandgehouden zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en gewoonrechterlijke bepalingen terzake. Voor de soortenkeuze van de beplantingen wordt verwezen naar artikelnummer 6.4. 17.7. Materialen Alle constructies moeten uit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt verantwoord zijn wat de vormgeving, de aangewende materialen en de inplanting betreft. Voornamelijk de esthetische inpassing in de omgevende woonbebouwing is van groot belang. De gebouwen worden opgetrokken in duurzame, functioneel en esthetisch verantwoorde materialen, met uitsluiting van betonplaten. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk welke andere constructies moeten op een behoorlijke wijze en als één architecturaal geheel afgewerkt worden. 16

17.8. Beheer van hemelwater, afvalwater en afvalstoffen Het hemelwater dient afgevoerd via kunstmatige afvoerwegen voor regenwater die overgaan in een gescheiden rioleringsstelsel en opgevangen worden via regenwaterputten met overslag naar het openbaar rioleringsnet. Normaal huishoudelijk afvalwater, ander afvalwater dan normaal huishoudelijk afvalwater en koelwater, enkel afkomstig van de inrichtingen binnen de grenzen van het BPA mogen worden geloosd onder de voorwaarden die worden vastgelegd in de lozingsvergunning. Enkel de afvalstoffen afkomstig van de inrichtingen gevestigd binnen de grenzen van het BPA, mogen opgeslagen worden, eventueel verwerkt worden en afgevoerd worden door de daartoe aangewezen erkende bedrijven en/of instellingen en dit voor zover daartoe de vereiste milieuvergunning is verkregen. Elke andere vorm van afvalstoffen wordt uitgesloten binnen deze zone. 17.9. Parkeervoorzieningen De oppervlakte aan parkeervoorzieningen moet ingericht worden met voldoende groen. De parkeervoorzieningen zijn een wezenlijk onderdeel van de bouwaanvraag. Volgende parkeernormen gelden als maximale richtcijfers op deze zone: 1 plaats per 1000 m² opslag binnen gebouwen (opslag onder luifel niet inbegrepen) 1 plaats per 200 m² werkvloer (kantines, kleedruimte, sanitair, inbegrepen) 1 plaats per 100 m² kantooroppervlakte en diensten (vergaderruimten, onthaal, inbegrepen) 1 plaats per 50 m² verkoopsruimte; supplementair kunnen per bedrijf 5 parkeerplaatsen voor bezoekers worden voorzien. Inritten en toegangen voor laad- en loskaaien zijn toegelaten. Inritten onder het peil van de weg mogen een helling van 4% van de eerste 5.00 m vanaf de rooilijn niet overschrijden. ARTIKEL 18 - ZONE VOOR KANTOREN EN DIENSTEN MET COMPLEMENTAIRE ACTIVITEITEN 18.1. Bestemming Kantoren, high-tech bedrijvigheid, dienstverlenende instellingen, horeca en hotelaccommodatie. De commerciële activiteiten worden beperkt tot deze, waarvan de netto verkoopsoppervlakte (oppervlakte bestemd voor de verkoop en toegankelijk voor het publiek) niet meer bedraagt dan 400 m². De commerciële activiteiten kunnen enkel worden toegelaten voor zover deze niet concurrentieel zijn met gelijkaardige binnen de stadskern en woonwijken. Het gaat hier over winkels, winkelservices, horecavoorzieningen, garages en dergelijke, polyvalent business- en handelscentrum met daaraan gekoppelde nevenbestemmingen. Deze nevenactiviteiten dienen hoofdzakelijk kleinschalig van aard te zijn. Opslag en zeer beperkte productie worden toegelaten wanneer deze activiteiten een duidelijk ondergeschikte functie hebben (max. 30% van de totale vloeroppervlakte) ten aanzien van de kantoorfunctie. Grootwinkels zijn niet toegestaan. Openbare en semi-openbare instellingen zijn eveneens toegelaten. Geen afvalstoffen noch grondstoffen, niet-afgewerkte en afgewerkte producten mogen gestort of gestapeld worden in open lucht. 18.2. Inplanting van gebouwen Langsheen de gewestwegen dient de bouwlijn aangegeven door de bevoegde overheid te worden aangehouden. De afstanden tussen de diverse losstaande hoofdgebouwen dient minimum 5 m te bedragen, ofwel dienen ze aaneengesloten te worden voorzien. Deze regeling is tevens van toepassing voor de gebouwen t.o.v. de perceelsgrenzen. De afstand van de gebouwen tot een andere zone dan wegenis, zone voor gemeenschapsfuncties en openbaar nut, zone voor park en natuur, zone voor openbare voetwegen en/of zone voor kantoren en diensten met complementaire activiteiten bedraagt de hoogte van het gebouw met een minimum van 5 m. 17

18.3. Inplantingsplan Elke bouwaanvraag dient een inrichtingsplan te bevatten dat ondubbelzinnig aanduidingen geeft met betrekking tot de op te richten gebouwen, groenaanleg, parkings en interne wegenis, toegangs- en verbindingswegenis. Bij het inrichtingsplan wordt een beplantingsplan gevoegd met aanduiding van de beplantingen (met vermelding van soort, variëteit en aantal). De verkoops- en/of vergunningsvoorwaarden dienen een geldwaarborg te voorzien opdat de aanleg van de beplantingen wordt veilig gesteld. De beplantingen dienen te zijn uitgevoerd uiterlijk het plantseizoen na de ingebruikname van de gebouwen. 18.3. Bezettingsdensiteit De bestaande bezetting is de maximale bezettingsdensiteit. Indien deze minder bedraagt dan 75 % is de navolgende regeling van toepassing. Verhoudingen in functie van de betrokken perceelsoppervlakte en/of gevormde perceelsoppervlakte: - 75% maximale grondbezetting voor gebouwen en constructies - 10% minimale groenaanleg - 15% maximaal voorbehouden voor parkings en toegangswegen (aangekleed met voldoende hoogstammig groen) 18.4. Hoogte van gebouwen en dakhelling. De bouwhoogte bedraagt maximaal tien bouwlagen en mag de 40 m niet overschrijden. De hoogte van de gebouwen moet ondubbelzinnig worden aangegeven op de bouwplannen. Dakhellingen: vrij. Voor de zone gelegen ten oosten van de Woluwelaan mag de bouwhoogte de 20 m niet overschrijden, inclusief de technische verdieping. 18.5. Groenaanplantingen. De zoneoppervlakte dient te worden voorzien van groen zoals vermeld in artikel 18.3. De groenzones moeten bestaan uit inheems laag- en hoogstammig groen en instandgehouden zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en gewoonrechterlijke bepalingen terzake. Voor de soortenkeuze van de beplantingen wordt verwezen naar artikelnummer 6.4. 18.6. Materialen Alle constructies moeten uit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt verantwoord zijn wat de vormgeving, de aangewende materialen en de inplanting betreft. De gebouwen worden opgetrokken in duurzame, functioneel, en esthetisch verantwoorde materialen, met uitsluiting van betonplaten, doch met mogelijke toepassing van gestandaardiseerde en/of geprefabriceerde bouwelementen. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk welke andere constructies moeten op een behoorlijke wijze en als één architecturaal geheel afgewerkt worden. 18.7. Parkeervoorzieningen De oppervlakte aan parkeervoorzieningen moet ingericht worden met voldoende groen. De parkeervoorzieningen zijn een wezenlijk onderdeel van de bouwaanvraag. Volgende parkeernormen gelden als maximale richtcijfers op deze zone: 1 plaats per 1000 m² opslag binnen gebouwen (opslag onder luifel niet inbegrepen) 1 plaats per 200 m² werkvloer (kantines, kleedruimte, sanitair, inbegrepen) 1 plaats per 100 m² kantooroppervlakte en diensten (vergaderruimten, onthaal, inbegrepen) 1 plaats per 50 m² verkoopsruimte; supplementair kunnen per bedrijf 5 parkeerplaatsen voor bezoekers worden voorzien. Inritten en toegangen voor laad- en loskaaien zijn toegelaten. Inritten onder het peil van de weg mogen een helling van 4% van de eerste 5.00 m vanaf de rooilijn niet overschrijden. 18

ARTIKEL 19 - ZONE VOOR GROOTWINKEL EN KANTOREN 19.1. Bestemming Deze zone is bestemd voor vestiging van grootwinkels en kantoren. Constructies met een woonfunctie ten behoeve van het besturend en/of bewakend personeel en van het personeel waarvan de aanwezigheid ter plaatse strikt noodzakelijk is, zijn eveneens toegelaten. In elk geval dienen dergelijke constructies beperkt te worden tot één per bedrijf. 19.2. Inplanting van gebouwen Langsheen de gewestwegen dient de bouwlijn aangegeven door de bevoegde overheid te worden aangehouden. De afstanden tussen de diverse losstaande hoofdgebouwen dient minimum 5 m te bedragen, ofwel dienen ze aaneengesloten te worden voorzien. Deze regeling is tevens van toepassing voor de gebouwen t.o.v. de perceelsgrenzen. De afstand van de gebouwen tot een andere zone dan wegenis, zone voor gemeenschapsfuncties en openbaar nut, zone voor park en natuur, zone voor openbare voetwegen en/of zone voor kantoren en diensten met complementaire activiteiten bedraagt de hoogte van het gebouw met een minimum van 5 m. 19.3. Inplantingsplan Elke bouwaanvraag dient een inrichtingsplan te bevatten dat ondubbelzinnig aanduidingen geeft met betrekking tot de op te richten gebouwen, groenaanleg, parkings en interne wegenis, toegangs- en verbindingswegenis. Bij het inrichtingsplan wordt een beplantingsplan gevoegd met aanduiding van de beplantingen (met vermelding van soort, variëteit en aantal). De verkoops- en/of vergunningsvoorwaarden dienen een geldwaarborg te voorzien opdat de aanleg van de beplantingen wordt veilig gesteld. De beplantingen dienen te zijn uitgevoerd uiterlijk het plantseizoen na de ingebruikname van de gebouwen. 19.4. Bezettingsdensiteit De bestaande bezetting is de maximale bezettingsdensiteit. Indien deze minder bedraagt dan 75 % is de navolgende regeling van toepassing. Verhoudingen in functie van de betrokken perceelsoppervlakte en/of gevormde perceelsoppervlakte: - 75% maximale grondbezetting voor gebouwen en constructies - 10% minimale groenaanleg - 15% maximaal voorbehouden voor parkings en toegangswegen (aangekleed met voldoende hoogstammig groen) 19.5 Hoogte van gebouwen en dakhelling. De bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m voor grootwinkels en maximaal tien bouwlagen of 40 m voor kantoorfuncties. De hoogte van de gebouwen moet ondubbelzinnig worden aangegeven op de bouwplannen. Dakhellingen: vrij. 19.6. Groenaanplantingen. De zoneoppervlakte dient te worden voorzien van groen zoals vermeld in artikel 19.4. De groenzones moeten bestaan uit inheems laag- en hoogstammig groen en instandgehouden zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en gewoonrechterlijke bepalingen terzake. Voor de soortenkeuze van de beplantingen wordt verwezen naar artikelnummer 6.4. 19.7. Materialen Alle constructies moeten uit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt verantwoord zijn wat de vormgeving, de aangewende materialen en de inplanting betreft. De gebouwen worden opgetrokken in duurzame, functioneel, en esthetisch verantwoorde materialen, met uitsluiting van betonplaten, doch met mogelijke toepassing van gestandaardiseerde en/of geprefabriceerde bouwelementen. Alle definitief zichtbaar blijvende delen van gebouwen, bijgebouwen, aanhorigheden of gelijk welke andere constructies moeten op een behoorlijke wijze en als één architecturaal geheel afgewerkt worden. 19

19.8. Parkeergelegenheid Indien parkeervoorzieningen worden gepland, dienen deze binnen de eigen perceelsgrenzen voorzien te worden. De oppervlakte aan parkeervoorzieningen moet ingericht worden met voldoende groen. De parkeervoorzieningen zijn een wezenlijk onderdeel van de bouwaanvraag. Volgende parkeernormen gelden als maximale richtcijfers op deze zone: 1 plaats per 1000 m² opslag binnen gebouwen (opslag onder luifel niet inbegrepen) 1 plaats per 200 m² werkvloer (kantines, kleedruimte, sanitair, inbegrepen) 1 plaats per 100 m² kantooroppervlakte en diensten (vergaderruimten, onthaal, inbegrepen) 2 plaatsen per 50 m² verkoopsruimte; supplementair kunnen per bedrijf 5 parkeerplaatsen voor bezoekers worden voorzien. Inritten en toegangen voor laad- en loskaaien zijn toegelaten. Inritten onder het peil van de weg mogen een helling van 4% van de eerste 5.00 m vanaf de rooilijn niet overschrijden. ARTIKEL 20 - ZONE VOOR WATER 20.1. Bestemming Deze zone betreft het tracé van de Trawool. Deze zone is bestemd voor de afvoer van oppervlaktewateren. De wet op de onbevaarbare waterlopen van 28.12.1967 en de omzendbrief over de Code van goede praktijken zijn van toepassing. Voorafgaandelijke machtiging van de beheerder van de waterloop is vereist bij elke wijziging, verbouwing of bouwwerk. 20.2. Overbruggingen en overwelvingen kunnen slechts in aanmerking worden genomen mits voorafgaande machtiging van de beheerder. 20.3. Onderhoudsstrook De met een lijnraster op het plan aangeduide strook is bestemd voor onderhoudsdoeleinden van de waterloop: - de beheerder van de waterloop dient voortdurend over een strook van 5m langs de waterloop te kunnen beschikken voor het onderhoud van de waterloop; - deze strook dient vrij te blijven van elke bovengrondse en ondergrondse constructie, houtstapelplaatsen, hinderlijke beplantingen, vaste afsluitingen, e.a. die de bereikbaarheid van de waterloop belemmeren; - binnen deze stroken is het verboden ophogingen te realiseren, naaldbomen te planten of te heraanplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan 5 m van de top van de oever van de waterloop. 20