1
Inleiding Het percentage leerlingen dat op het Scala College doorstroomt naar de bovenbouw op het gewenste niveau is lager dan het landelijk gemiddelde. Op onze school wordt er dus relatief slecht gescoord op het onderbouwrendement, waardoor leerlingen niet op tijd of onder hun instroomniveau doorstromen naar de bovenbouw. Door het doen van onderzoek naar deze resultaten, hopen wij beter zicht te krijgen op de oorzaken van het lage onderbouwrendement. Belangrijk onderdeel in dit onderzoek is de oorzaken die leerlingen zelf aandragen als oorzaak van het doorstromen onder het niveau dat de basisschool beoogd had. Aan de hand van de resultaten, willen wij als school de nodige aanpassingen doen om de genoemde oorzaken zoveel als mogelijk weg te nemen, met als doel het onderbouwrendement op minimaal het landelijk gemiddelde te krijgen. 2
Oriënterende fase Het Scala College in Alphen aan den Rijn is een grote scholengemeenschap met ongeveer 2700 leerlingen verdeeld over drie locaties, te weten Nieuwe Sloot (onderbouwhuis), Diamantstraat (vmbo b/k, bovenbouw vmbo-t en bovenbouw havo) en Sacharovlaan (bovenbouw (t)-vwo). Aangezien het Scala College kwaliteit hoog in het vaandel heeft staan, heeft zij zich aangemeld bij de Inspectie voor een proefvisitatie. Naar aanleiding van deze visitatie heeft het Scala College een intern verbeterplan opgesteld om de punten waarop de school zwak zou scoren, aan te pakken. Één van de punten waarop het Scala College zwakker is geworden ten opzichte van vorig schooljaar volgens de Inspectie, is de doorstroom in de onderbouw. Het rendement is gezakt naar 91 en scoort daarmee onder het landelijk gemiddelde. In onderstaande tabel is te lezen dat dit in de afgelopen jaren is gezakt van 102 naar 91, een trend die het Scala College graag wil doorbreken. Legenda: een score van 100 geeft het landelijk gemiddelde weer. Is de score hoger dan 100, dan wordt er op het gebied van onderbouwrendement hoger gescoord dan het landelijk gemiddelde. De bolletjes eronder geven weer hoe de school ten opzichte van andere scholen scoort op dit onderdeel (3 is gemiddeld). Bron: Cum Laude, onderbouwrendement Scala College Naast de wens die er vanuit de school bestaat om hier beter zicht op te krijgen, hebben wij zelf ook een grote nieuwsgierigheid naar de resultaten van dit onderzoek. Hoofdzakelijk komt dit door het feit dat wij beiden veel lesgeven in de onderbouw en in klas 3, waardoor wij veel leerlingen onder het gewenste niveau zien doorstromen. Om te kunnen beoordelen waar het aan ligt dat wij als school lager scoren dan het landelijk gemiddelde, doen wij dit onderzoek. Wij willen weten wat de oorzaken zijn voor het lager scoren dan het landelijk gemiddelde. Dit onderzoeken wij op basis van gegevens uit Cum Laude, een database die alle resultaten van leerlingen en docenten registreert, alsmede door verkregen informatie van leerlingen. Het doel van het Scala College is om de doorstroom op minimaal het landelijk gemiddelde te krijgen. Dit gegeven leidt tot de volgende hoofdvraag: Op welke wijze kan het Scala College het onderbouwrendement op minimaal het landelijk gemiddelde brengen? 3
Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag, zijn onderstaande deelvragen opgesteld: Deelvragen: - Op welke wijze komt onze klassenverdeling overeen met het plaatsingsadvies / CITO-score van de basisscholen? - Zijn er specifieke basisscholen die met hun advies significant afwijken ten opzichte van de doorstroom van die leerlingen van de onder- naar de bovenbouw op het Scala College? - Op welke wijze worden de overgangsnormen nageleefd op het Scala College en sluiten zij aan bij overgangsnormen van vergelijkbare scholen? - Welke zaken vallen op in de doorstroom van klas 1 naar klas 2 in het schooljaar 2011-2012? - Wordt toetsing volgens RTTI ingezet bij de determinatie van een leerling bij de overgang? - In hoeverre wijken de resultaten behaald in het tweede jaar af van de resultaten in het eerste jaar? - Welke zaken vallen op in de doorstroom van het tweede naar het derde leerjaar? (AB) - Welke redenen worden door leerlingen aangedragen als oorzaak voor de afstroom naar een lager niveau? Voor uitwerken van de laatste deelvraag zullen we gebruik maken van de kennis van een student aan de Hogeschool Utrecht, te weten Kayleigh Czirjak. Zij zal zich ten eerste bezighouden met het ontwerpen van een vragenlijst ten behoeve van de interviews. Aan de hand van de antwoorden die gegeven worden tijdens de interviews, zal zij een vragenlijst ontwerpen welke onder alle leerlingen die onder het basisschool advies zijn doorgestroomd naar de bovenbouw. Als laatste zal zij alle vragenlijsten moeten analyseren om zo goed mogelijk antwoord te krijgen op de vraag wat leerlingen aandragen als oorzaken van de lagere doorstroom. Theoretische verkenning (uitgebreid) Onderwijsinspectie De Onderwijsinspectie geeft aan in het rapport De beoordeling en opbrengsten in het Voortgezet Onderwijs (Onderwijsinspectie, 2011) : Onder opbrengsten verstaat de inspectie de mate waarin de school erin slaagt om leerlingen op het niveau te brengen dat van de leerlingen mag worden verwacht en om deze leerlingen zonder vertraging of schooluitval door hun schoolloopbaan te leiden. De opbrengsten van de verschillende onderwijssoorten worden beoordeeld door te kijken naar vier aspecten: het rendement in de onderbouw (van basisschooladvies naar derde leerjaar); het rendement in de bovenbouw (van derde leerjaar naar diploma); het gemiddeld cijfer voor het centraal examen; het gemiddelde verschil tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. (Onderwijsinspectie, 2011) 4
Het rendement van de onderbouw Het rendement onderbouw is gebaseerd op: de adviezen van de basisschool; de onderwijssoort waarin deze leerlingen voor het eerst onderwijs volgen in het derde leerjaar; en het eventuele zittenblijven van deze leerlingen in het eerste en tweede leerjaar. Hierbij tellen ook de leerlingen mee die de vestiging na het tweede leerjaar verlaten hebben en elders in het derde leerjaar onderwijs zijn gaan volgen. Het rendement onderbouw is een optelling van plus- en minpunten. Pluspunten worden vastgesteld voor leerlingen die in het derde leerjaar in een hogere onderwijssoort zitten dan het advies dat zij van de basisschool hebben ontvangen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een leerling met een havo-advies die in het derde leerjaar in een vwo-klas zit. Minpunten worden toegerekend voor leerlingen in het derde leerjaar die onderwijs volgen in een lagere onderwijssoort dan het advies dat zij van de basisschool hebben ontvangen. Ook worden minpunten toegerekend voor leerlingen die zijn gedoubleerd in de eerste twee leerjaren. De behaalde plus- en minpunten worden omgerekend tot een onderbouwrendement in de vorm van een percentage. De indicator rendement onderbouw wordt niet berekend voor de afzonderlijke onderwijssoorten, maar voor de hele vestiging. De inspectie vraagt jaarlijks aan scholen een adviesformulier in te vullen voor de indicator onderbouwrendement. In dit adviesformulier vullen scholen in wat de basisschooladviezen zijn van leerlingen in het huidige derde leerjaar. De inspectie gaat steekproefsgewijs na of de gegevens die scholen op het adviesformulier invullen, juist zijn. (Onderwijsinspectie, 2012) Voor de beoordeling van de indicator onderbouwrendement worden scholen bovendien geplaatst in zogenoemde vergelijkingsgroepen. Bij deze relatieve norm wordt de werkelijke score op de indicator omgezet in een relatieve score op een vijfpuntsschaal, waarbij rekening gehouden wordt met correctiefactoren. Bij het rendement onderbouw speelt nog mee dat de samenstelling van de vestiging invloed heeft op de score. Op een categorale school voor vwo kan een leerling niet opstromen ten opzichte van zijn advies en op een school met alleen vmbo-b kan een leerling niet afstromen; op een vmbo/havo kan veel afstroom naar vmbo voorkomen, terwijl op een havo/vwo havisten vaker doubleren als zij onvoldoende resultaten behalen. De vestigingen zijn daarom ingedeeld in zeven vergelijkingsgroepen en binnen deze vergelijkingsgroepen worden de bolletjes 1 tot en met 5 toegekend. Scholen worden geplaatst in een vergelijkingsgroep op grond van de onderwijssoorten die alleen of in combinatie in het eerste leerjaar worden aangeboden. Uiteindelijk spreekt de inspectie een oordeel uit over de opbrengsten van elke onderwijssoort op een vestiging. (Onderwijsinspectie, 2011) Discussie over onderbouwrendement De huidige opbrengstenbeoordeling is regelmatig onderwerp van discussie. Scholen voelen zich niet altijd recht gedaan met de wijze waarop zij worden beoordeeld. Zo is er discussie over de correctiefactoren. Volgens sommigen corrigeren deze factoren te weinig en houden ze te weinig 5
rekening met achterstandsleerlingen, maar volgens anderen worden ze juist weer teveel gebruikt. Ook de indicatoren en de vergelijkingsgroepen worden vanuit het scholenveld soms kritisch bekeken. (Onderwijsinspectie, 2011) Interventies op het onderbouwrendement In het rapport Hoe beoordeelt de Inspectie en wat kunt u zelf doen? (VO-Raad, 2012) worden verschillende suggesties gedaan om het onderbouwrendement te verbeteren: Schoolinterne mogelijkheden: Leraren stemmen het onderwijs af op een analyse van leerlingprestaties Leraren stellen streefdoelen m.b.t. percentage onvoldoendes Secties stellen streefdoelen m.b.t. gemiddeld cijfer bij een toets Met basisscholen wordt overlegd over enkelvoudige advisering Eenduidige afspraken m.b.t. de relatie advies/citoscore en plaatsing in leerjaar 1 Determinatie verbeteren Bij rapportbespreking advies basisschool betrekken Met secties en leraren worden periodiek de streefdoelen afgesproken Mogelijkheden m.b.v. inspectiegegevens: Bespreek de Opbrengstenkaart breed in de school (bewustwording) Vergelijk rendement onderbouw met de grenswaarden Analyseer het Hinkelpad en stel streefpercentages op 10 Uitvoeren van het onderzoek In ons onderzoek zullen we proberen te achterhalen op welke wijze het Scala College het onderbouwrendement op minimaal het landelijk gemiddelde kan brengen. Om tot een goede onderzoeksopzet te komen en valide uitspraken te doen, gebruiken we mede het boekje `Een onderzoek voorbereiden` (Oost & Marenhof, Een onderzoek voorbereiden, 2010). Hierin staan zeer nuttige tips die we gebruiken bij het opzetten van het onderzoek. Als achtergrond van ons onderzoek gebruiken we het onderzoek dat dr. Streefland vorig schooljaar namens het Scala College heeft uitgevoerd. In dit onderzoek werd nader onderzocht welke factoren van invloed zijn op het bovenbouwrendement. (Scala College, 2013) Tevens wordt het onderzoek naar de leeropbrengsten naar RTTI, twee jaar geleden uitgevoerd door het Scala College, meegenomen in het onderzoek. (Scala College, 2012) 6
Voor het uitvoeren van het onderzoek gebruiken we meerdere handboeken over het uitvoeren van kwalitatief onderzoek (Oost, 2008) (Saunders, Lewis, Thornhill, Booij, & Verckens, 2011) welke ook in de eerdere uitgevoerde onderzoeken zijn gebruikt. Om de uitkomsten van ons onderzoek goed binnen de school neer te kunnen zetten zullen we zowel de opzet, resultaten als de uitkomsten duurzaam onder de aandacht proberen te brengen van de verschillende groepen belanghebbenden (Markenhof & Bastings, 2011). Het doel van het onderzoek is de gestelde doelen, zoals hierboven beschreven, te toetsen middels verschillende onderzoeksinstrumenten en aanbevelingen te kunnen geven om het onderbouwrendement te kunnen verhogen naar minimaal het landelijk gemiddelde. De opdrachtgever van het onderzoek is het management van het Scalacollege, waarbij expliciet is opgenomen dat het intern verbeterplan dient als leidraad voor het uit te voeren onderzoek. De specifieke invulling van het onderzoek is overgelaten aan de onderzoekers. Het belang van de gemaakte keuze is vooral om de aanbevelingen in te kunnen zetten binnen het Scala College en tevens zelf meer inzicht te verkrijgen in de complexe factoren die van invloed zijn op het onderbouwrendement. Critical Friends Het onderzoek zal ondersteund worden door verschillende Critical Friends: 1. MT Scala College (Hennie Weeber): opdrachtgever, heeft tevens regelmatig feedbackmoment met Anita (onderzoek coördinator) over de voortgang rondom de onderzoeken in het algemeen. Doordat het onderzoek een onderbouw breed probleem is, wordt ook het onderzoek meegenomen in het intern verbeterplan en vindt er regelmatig afstemming plaats. 2. Onderzoeksteam: alle docent onderzoekers werken donderdagmiddag gezamenlijk (eens in de drie weken gezamenlijk overleg) aan het onderzoek. Daarbij wordt in een gezamenlijk overleg de voortgang van elk onderzoek besproken en aan peer-feedback gedaan. Buiten deze momenten om zijn alle onderzoeken toegankelijk in een speciale map op het intranet en worden nieuwe stappen via mail met elkaar gedeeld. 3. Ada Herwig: onderzoeksbegeleider vanuit de AOS. Regelmatige bijeenkomsten en feedback via mail wordt gebruikt om het document en onderzoek steeds meer gericht vorm te geven. 4. AOS-reviewers: met de feedback opgedaan na de startreview en de mid-term review wordt het onderzoek nog verder vormgegeven en worden bij de discussies de zaken scherper gesteld. Onderzoeksaanpak Om de hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden, is allereerst oriënterend gekeken naar de mogelijkheden die aanwezig waren. Door het bekijken van de gegevens in Cum Laude, het verzamelen van de benodigde theorie en tevens een oriënterend gesprek met de teamleiders onderbouw. Hiervoor is gekozen omdat, hoewel de opdracht door de vestigingsdirectie is gegeven, de teamleiders onderbouw een zeer belangrijke rol spelen in de doorstroom van leerlingen. Hun ervaringen en problemen zijn zeer nuttig om mee te nemen in het onderzoek. Daardoor kan er 7
voor de teamleiders onderbouw ook een zeer bruikbaar onderzoek uitgevoerd worden, waarop verder beleid gemaakt kan worden. Tevens worden zij dan actief in het onderzoek betrokken. De verdere onderzoeksaanpak is per deelvraag uitgeschreven: - Op welke wijze komt onze klassenverdeling overeen met het plaatsingsadvies / CITO-score van de basisscholen? Aan de hand van de gegevens uit Cum Laude konden we zien met welke adviezen de leerlingen bij ons zijn binnen gekomen en op welke manier zij geplaatst zijn op het Scala College. - Zijn er specifieke basisscholen die met hun advies significant afwijken ten opzichte van de doorstroom van die leerlingen van de onder- naar de bovenbouw op het Scala College? Er wordt gekeken welke leerlingen onder het plaatsingsadvies zijn doorgestroomd naar de bovenbouw en van welke basisschool zij zijn gekomen. We willen weten of er bepaalde basisscholen structureel hoger zitten met het plaatsingsadvies in vergelijking met andere basisscholen. - Op welke wijze worden de overgangsnormen nageleefd op het Scala College en sluiten zij aan bij overgangsnormen van vergelijkbare scholen? Van een zestal scholengemeenschappen hebben wij de overgangsnormen met elkaar vergeleken. Gericht hebben wij gekeken naar de eisen voor doorstroom op minimaal hetzelfde niveau en wat daarvoor de eisen van de diverse vakken zijn. - Welke zaken vallen op in de doorstroom van klas 1 naar klas 2 in het schooljaar 2011-2012? Van de leerlingen die te maken hebben gehad met een lagere doorstroom vanuit klas 2 naar klas, worden de resultaten van het 1 e leerjaar bekeken. In hoeverre hadden docenten, mentor en teamleider kunnen zien aankomen dat deze leerlingen onder hun advies doorstromen naar de bovenbouw en zijn deze leerlingen besproken tijdens rapportvergaderingen? Zo ja, wat waren de beweegredenen om de leerling op hetzelfde niveau door te laten stromen naar klas 2. - In hoeverre wijken de resultaten behaald in het tweede jaar af van de resultaten in het eerste jaar? Van alle leerlingen die oorzaak zijn van het lagere onderbouwrendement is in kaart gebracht wat de cijferopbouw was in die twee jaren en waar de grote verschillen te ontdekken zijn. - Welke zaken vallen op in de doorstroom van het tweede naar het derde leerjaar? Om deze deelvraag goed te kunnen beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van verschillende methoden. Allereerst worden de definities vastgesteld van de begrippen en wordt er in Cum Laude statistisch gekeken naar de genoemde mogelijkheden. Met deze uitslag zal een gesprek aangegaan worden met de teamleiders om de bevindingen te toetsen en de kaders goed scherp te krijgen. 8
- Welke redenen worden door leerlingen aangedragen als oorzaak voor de afstroom naar een lager niveau? Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de oorzaken die een rol spelen in het onderbouwrendement, zullen ook de leerlingen die op een lager niveau zijn doorgestroomd ten opzichte van het advies dat zij van hun basisschool ontvangen hadden, bevraagd worden over mogelijke oorzaken hiervan. We zullen een evenwichtige focusgroep samenstellen op basis van jongen/meisje, vmbo/havo/vwo en resultaten waarmee we een interview houden. Op basis van de uitkomsten uit deze interviews worden vragenlijsten gemaakt die onder de totale doelgroep (leerlingen die op een lager niveau doorstromen naar de bovenbouw) wordt uitgezet. Het ontwerpen van het interview, het analyseren hiervan, de resultaten verwerken in een vragenlijst en de uitkomsten van de vragenlijsten analyseren wordt gedaan door twee studenten van de Hogeschool Utrecht. Analyse onderzoeksgroep Aangezien het cijfer van het onderbouwrendement gebaseerd is op de leerlingen die na het schooljaar 2012/2013 zijn doorgestroomd naar de bovenbouw, zullen we hen ook als focusgroep nemen. Dit houdt in dat deze leerlingen in het schooljaar 2010/2011 bij ons op het Scala College begonnen zijn en ingedeeld op basis van het advies dat zij gekregen hadden op de basisschool. 9