Sociale Domein Index 2017 Onderzoeksdocumentatie

Vergelijkbare documenten
Sociale Domein Index 2016 Onderzoeksdocumentatie

Rapport Responsverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2017/2018

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen & ongevallen 2015 Onderzoeksdocumentatie. Auteurs: Frank Engelen Christianne Hupkens

Onderzoeksverantwoording Dataverzameling Informele Zorg 2016

Rapport. Leefstijlmonitor Onderzoeksdocumentatie en Kwaliteitsrapportage. Auteurs: Frank Engelen Christianne Hupkens

Woningmarktmodule 2015 The making of.. CBS 7 April 2016

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

Rapport. Vrijetijdsomnibus Onderzoeksdocumentatie. Josien Knops Joeri Roels Reinder Banning

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Rapport. Persoonlijke Veiligheid Onderzoeksdocumentatie & kwaliteitsanalyse

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015

Informele Zorg 2014 Onderzoeksdocumentatie. Rapport. Auteurs Joeri Roels Nicole Braams

Enquête Sociale Scheidslijnen

Rapport Onderzoeksverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2014

Memo. 6 januari aan Lotte Vermey cc van Vincent de Heij. onderwerp Steekproef voor het onderzoek Sociaal Vitaal Platteland 2014.

Rapport Onderzoeksverantwoording Culturele veranderingen en SCP Leefsituatie Index 2016

SCP Culturele Veranderingen 2010

Centraal Bureau voor de Statistiek!" ##

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Vrouwen In maatschappelijke Besluitvorming (VIB 2010) Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv

Onderzoektechnische verantwoording. Opinieonderzoek Solidariteit

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module Jongeren

Weging Woningmarktmodule Erwin Vondenhoff 28 januari 2016

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module Gezondheid en Arbeid

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Centraal Bureau voor de Statistiek ONDERZOEKSVERANTWOORDING WOON 2009, Divisie Pilot Dataverzameling Sector Dataverzameling

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, pilot Barometer culturele diversiteit

Omnibusenquête deelrapport. Ter Zake Het Ondernemershuis

Centraal Bureau voor de Statistiek

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

SCP Culturele Veranderingen 2008

Bijlage A Gebruikte databestanden

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Omnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen

Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Bedrijfsgrootte Sectoren

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Vraag naar Arbeid 2015

Sportparticipatie Volwassenen

Rapport Tijdsbestedingsonderzoek 2016: Onderzoeksdocumentatie en Kwaliteitsrapportage

Rapport Tijdsbestedingsonderzoek 2016: Onderzoeksdocumentatie en Kwaliteitsrapportage

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE PARTICIPATIE

Onderzoeksdocumentatie LWW 2007

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

OViN continu in beweging: Beter bereikbaar via web, telefoon of face-to-face

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM

Innovatie Woononderzoek

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module Jongeren JONG

Internetpeiling ombuigingen

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Documentatierapport Leefsituatie werkenden-niet werkenden (LWW-EU) 2007V1

Uitgebreide onderzoeksbeschrijving van het Consumenten ConjunctuurOnderzoek (CCO) vanaf januari 2017

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE. module SCP - LEEFSITUATIE SLI

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Vrijwillige inzet 2008

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Documentatie bestand Jongeren in een kwetsbare positie naar RMC 2014/ 15

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: Juni 2014

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE (POLS) module SCP LEEFSITUATIE / EUROPEAN WELFARE SURVEY SLI/EWS

PERMANENT ONDERZOEK LEEFSITUATIE PARTICIPATIE

Eerste Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek 2002 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Enquête Welzijn en ervaringen op het werk

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Instructie Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Handleiding LEREN 2017 CATI

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Meer of minder uren werken

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

ONDERZOEKSVERANTWOORDING VAN HET ONDERZOEK OBSERVEREN BUREN VAN PRIJSWINNAARS IN DE POSTCODELOTERIJ

Langdurige werkloosheid in Nederland

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Verslag opinieonderzoek validatiestelsel

Patiëntregistratie. 9.1 Inleiding. 9.2 Variabelen en meetinstrumenten

Splitsing 'PGB voor Wmo en Jeugdwet' in gemeentebegrotingen 2015 o.b.v. SVB-data

CSI-steekproef 2008 en respons follow-ups 2009 en 2010

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Transcriptie:

Rapport Sociale Domein Index 2017 Onderzoeksdocumentatie Auteurs: Moniek Coumans Josien Knops Jo van Cruchten Divisie DVZ/Sector DVP & Divisie SER/ Sector SAL 1 februari 2018

CBS Heerlen CBS-weg 11 6412 EX Heerlen Postbus 4481 6401 CZ Heerlen +31 45 570 60 00 www.cbs.nl De in dit rapport weergegeven opvattingen zijn die van de auteur(s) en komen niet noodzakelijk overeen met het beleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 1.1 Doel van dit document 4 1.2 Definities, acroniemen en afkortingen 4 2. Doel, achtergrond en geschiedenis van het onderzoek 5 3. Dataverzameling 7 3.1 Steekproef 7 3.2 Vragenlijstontwikkeling 13 3.3 Instructie 14 3.4 Benaderingsstrategie 14 3.5 Uitvoering veldwerk 18 4. Verwerken (dataprocessing) 21 4.1 Inleiding 21 4.2 Invoerdata, uniformeren en controleren 21 4.3 Verrijken 21 5. Kwaliteit en weging 23 5.1 Afbakenen statistische respons en nonresponsanalyse 23 5.2 Steekproef- en responsverantwoording 23 5.3 Selectiviteit van de respons naar achtergrondkenmerken 25 5.4 R-indicatoren 32 5.5 Weging 33 6. Plausibiliteitsanalyse 34 6.1 Vergelijking SDI editie 2017 met eerdere edities 34 6.2 Andere bronnen 38 7. Weging 39 7.1 Imputaties achtergrondkenmerken bij ontbrekende of onbekende waarden 39 7.2 Weging 39 8. Opgeleverde producten 41 8.1 Microbestanden 41 8.2 Statistische beveiliging 41 Referenties 42 Sociale Domein Index 3

1. Inleiding 1.1 Doel van dit document In dit document wordt verslag gedaan van het onderzoek Sociale Domein Index (SDI), editie 2017. De voorbereiding, dataverzameling, verwerking en kwaliteitsanalyses van de gegevens worden beschreven. Daarnaast dient dit document als naslagwerk voor onderzoekers die meer inzicht wensen in de achtergrond van het onderzoek en in het tot stand komen van de analysebestanden. 1.2 Definities, acroniemen en afkortingen Begrip BZK SCP SDI CvB CAWI CATI CAPI BRP CCI WMO DVZ SER SAL SSB Omschrijving Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Sociaal en Cultureel Planbureau Sociaal Domein Index Centrum voor Beleidsstatistiek Computer Assisted Web Interviewing Computer Assisted Telephone Interviewing Computer Assisted Personal Interviewing Basisregistratie Personen Contact Center Inbound Wet Maatschappelijke Ondersteuning Dataverzameling Sociaal-Economische en Ruimtelijke statistieken Sector Arbeid Inkomen en Leefsituatie Sociaal Statistisch Bestand Sociale Domein Index 4

2. Doel, achtergrond en geschiedenis van het onderzoek In een brief aan de Tweede Kamer van 18 oktober 2013, stelt de minister van BZK zich als coördinerend minister bestuurlijk verantwoordelijk voor drie decentralisatieprojecten in het sociale domein, te weten: participatie, jeugd en ondersteuning. De decentralisaties moeten de rol van gemeenten versterken om burgers te ondersteunen en meer te laten participeren in de maatschappij. Het ministerie van BZK koppelt hieraan een intensief monitoring traject. Deze monitoring moet de Tweede Kamer informeren over de behaalde resultaten en het kabinet inzicht bieden in het functioneren van het stelsel, zodat het kan worden aangepast, indien het stelsel niet tot de juiste resultaten leidt. Hiervoor wilde het ministerie van BZK onder meer een zogenaamde sociale domeinindex ontwikkelen, die moet aangeven in welke mate de situatie van burgers op het sociale domein verbetert of verslechtert. Het ministerie van BZK heeft het SCP opdracht gegeven hiervoor een voorstel te ontwikkelen. CBS heeft vervolgens voor de jaren 2015, 2016 en 2017 de doelpopulatie samengesteld, de steekproef getrokken, de dataverzameling uitgevoerd en een bestand opgeleverd aan het SCP. Deze documentatie doet verslag van de Sociaal Domein Index (SDI), editie 2017. De sociale domeinindex wordt gebaseerd op het leefsituatiemodel dat gebruikt wordt om de Sociale Staat van Nederland in beeld te brengen. Aan deze personen wordt een vragenlijst voorgelegd, waarin de centrale concepten uit het leefsituatiemodel worden gemeten. Het leefsituatiemodel moet antwoord geven op de volgende vragen: Wat is de relatie tussen kwetsbaarheid en de problemen die burgers ondervinden op het sociale domein, wie hebben daar meer en wie minder mee te maken, hoe lossen mensen hun problemen op en welke rol spelen eigen netwerken en gemeentelijke voorzieningen daarin? Er worden daarbij 5 doelgroepen onderscheiden, te weten: 1. Personen met alleen participatie voorzieningen; 2. Personen met alleen jeugdzorgvoorzieningen; 3. Personen met alleen WMO thuis voorzieningen; 4. Personen uit een huishouden met meer dan één voorziening op het gebied van participatie, jeugdzorg of WMO-thuis; 5. Personen die geen gebruik maken van participatie- of WMO-thuisvoorzieningen en niet juridisch ouder zijn van een kind dat jeugdvoorzieningen gebruikt én die lid zijn van een huishouden dat of geen gebruik maakt van een sociale domeinvoorziening of dat alleen één soort sociale domein publieke voorzieningen gebruikt. Het doel van de sociaal domeinindex is om jaarlijks aan te kunnen geven hoe burgers er voor staan in het sociaal domein. Het gaat om een samengestelde index die het mogelijk maakt uitspraken te doen in relatie tot de doelstellingen van de WMO, de Jeugdwet en de Participatiewet, binnen de context van de leefsituatie van burgers. Ook kan worden nagegaan welke bevolkingsgroepen er meer en welke er minder op vooruit gaan. De opdracht voor dit onderzoek werd eind 2014 verstrekt. Zowel in 2015 als in 2016 is het onderzoek uitgevoerd. Het gewogen en verrijkte eindbestand daarvoor werd in 2015 medio februari 2016 opgeleverd en in 2016 gebeurde dit medio december 2016. De steekproef voor de editie van 2017 is getrokken in het voorjaar van dat jaar en het veldwerk heeft gelopen van augustus tot en met september 2017. Begin november 2018 is een tussenbestand aangeleverd Sociale Domein Index 5

en medio december 2017 is een eindbestand opgeleverd met daarin de verrijkingen uit de registers, een persoonsgewicht en een huishoudensgewicht. Sociale Domein Index 6

3. Dataverzameling Het veldwerk van SDI, editie 2017, werd uitgevoerd van 18 mei 2017 tot en met 30 september 2017. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de steekproeftrekking, de vragenlijstontwikkeling, opleiding en instructie, benaderingsstrategie en de veldwerkresultaten. 3.1 Steekproef 3.1.1 Doelpopulatie De doelpopulatie voor het onderzoek bestaat uit inwoners van Nederland van 18 jaar en ouder die niet in instellingen of instituties wonen. Dit is geoperationaliseerd als alle personen die in maart 2017 ingeschreven zijn in de Basisregistratie van Personen (BRP), op 1 januari 2017 18 jaar of ouder zijn en deel uitmaken van een particulier huishouden. Voor de Jeugdzorg is de doelpopulatie de juridische ouder van één of meer minderjarige kinderen die jeugdvoorzieningen gebruiken. 3.1.2 Steekproefkader en steekproefontwerp Voor SDI 2017 wordt een steekproef van personen getrokken uit het Basisregistratie Personen (BRP). De BRP wordt voor SDI 2017 verrijkt met informatie uit de Stapelingsmonitor 2015 over een aantal specifieke doelgroepen. Deze doelgroepen en de bijbehorende stratumindeling zijn hetzelfde als in 2015 en 2016: Stratum 1. Personen die zelf participatievoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat alleen participatievoorzieningen gebruikt. Stratum 2. Personen die juridisch ouder zijn van één of meerdere minderjarige kinderen die jeugdvoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat alleen jeugdvoorzieningen gebruikt. Het minderjarige kind hoeft niet bij de juridische ouder te wonen. Stratum 3. Personen die zelf WMO-thuisvoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat alleen WMO-thuisvoorzieningen gebruikt. Stratum 4. Personen uit multiprobleemhuishoudens. Die bestaan uit: a. personen die zelf alleen participatievoorzieningen gebruiken, en die lid zijn van een huishouden dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt. b. personen die juridisch ouder zijn van een of meerdere minderjarige kinderen die jeugdvoorzieningen gebruiken, en die lid zijn van een huishouden dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt. c. personen die zelf alleen WMO-thuisvoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt. d. personen die zelf meer dan één soort publieke voorzieningen gebruiken. e. personen die zelf geen publieke voorzieningen gebruiken, maar die lid zijn van een huishouden dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt. Sociale Domein Index 7

Stratum 5. Personen die zelf geen publieke voorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat of geen publieke voorzieningen gebruikt of dat alleen één soort publieke voorzieningen gebruikt. Bij het vaststellen van het aantal te benaderen personen wordt gebruik gemaakt van de volgende randvoorwaarden: - Een minimum responsaantal van 1000 voor elk van de 5 strata; - Een design met vaste omvangen per maand voor de cati- en capi-uitzet; - Waarneming in drie perioden waarbij de derde periode qua uitzet twee keer zo groot is als de twee eerste perioden; - Inzet van voorwaardelijke kansincentives. SDI 2017 wordt in dezelfde maanden van het jaar waargenomen als SDI 2016. In tegenstelling tot SDI 2016 wordt bij SDI 2017 gebruik gemaakt van voorwaardelijke kansincentives. Daarnaast wordt een nieuwe leverancier van telefoonnummers ingezet. De cawi-, cati- en capi-responskans is geschat op basis van de gerealiseerde responspercentages van SDI 2016. Voor de cawi-respons kans is hierbij nog 5 procentpunt opgeteld, als schatting van het effect van de inzet van de voorwaardelijke kansincentives. Het percentage van de herbenaderbare non-respons waarvoor een telefoonnummer bekend is, is ook geschat op basis van de realisatiecijfers van SDI 2016. Per doelgroep is 10 procentpunt opgeteld bij het gerealiseerde percentage voor SDI 2016 als schatting van het effect van de tweede telefoonnummerleverancier. Zie tabel 3.1.1 voor een overzicht. Tabel 3.1.1 Responsfracties, weigerfractie en telefoonbezit fractie naar stratum, schattingen SDI 2017 Stratum 1 Stratum 2 Stratum 3 Stratum 4 Stratum 5 Participatie Jeugdzorg WMO Combi Geen respons cawi t.o.v. uitzet cawi 0,23 0,30 0,23 0,21 0,37 weigering cawi t.o.v. uitzet cawi 0,05 0,01 0,13 0,05 0,03 telbezit t.o.v. herbenaderbare nonrespons 0,50 0,77 0,78 0,57 0,71 respons cati t.o.v. uitzet cati 0,22 0,40 0,47 0,28 0,36 respons capi t.o.v. uitzet capi 0,34 0,46 0,57 0,46 0,38 overall respons 0,43 0,59 0,55 0,48 0,59 De benodigde cawi-uitzet en bijbehorende cati- en capi-uitzet is in eerste instantie per stratum zo berekend dat de verwachte respons gelijk is aan 1000, dat wil zeggen dat de cawi-uitzet gelijk is aan 1000 gedeeld door het overall responspercentage. De verwachte capi- en cati-uitzet zijn dan te berekenen met de schattingen van de responspercentages, weigerpercentage en het percentage personen waarvan het telefoonnummer bekend is. Met deze steekproefomvang zou in 50% van de keren dat we de steekproef uitzetten het gewenste responsaantal van 1000 niet gehaald worden. Om meer zekerheid te hebben dat de gewenste respons van 1000 per stratum wel gehaald wordt, is vervolgens de cawi-uitzet verhoogd met een factor 1,11 bij gelijk gehouden cati- en capi-uitzet. In tabel 3.1.2 is per portie en per stratum aangegeven wat de omvang van de te trekken steekproef en de uit te zetten aantallen voor cawi-, cati- en capi-waarneming zijn. Sociale Domein Index 8

Tabel 3.1.2 Uitzet naar doelgroep, maand en mode, SDI 2017 Stratum 1: Stratum 2: Stratum 3: Stratum 4: Stratum 5: Totaal: Mei Juni Juli Augustus September Totaal Uitzet cawi 647 647 1 294 2 588 Uitzet cati 211 211 422 844 Uitzet capi 213 213 426 852 Uitzet cawi 473 473 946 1 892 Uitzet cati 227 227 454 908 Uitzet capi 66 66 132 264 Uitzet cawi 508 508 1 016 2 032 Uitzet cati 224 224 448 896 Uitzet capi 64 64 128 256 Uitzet cawi 583 583 1 166 2 332 Uitzet cati 222 222 444 888 Uitzet capi 168 168 336 672 Uitzet cawi 471 471 942 1 884 Uitzet cati 181 181 362 724 Uitzet capi 74 74 148 296 Uitzet cawi 2 682 2 682 5 364 10 728 Uitzet cati 1 065 1 065 2 130 4 260 Uitzet capi 585 585 1 170 2 340 Verwacht wordt dat 49,2% van de eenheden respondeert. Deze 49,2% is als volgt opgebouwd. Van de gehele steekproef respondeert naar verwachting 26,3% via cawi en 5,4% geeft aan niet herbenaderd te willen worden. De herbenadere non-respons van de internetwaarneming wordt naar verwachting met 9,9% uitgedund voorafgaand aan de uitzet voor cati- en capiwaarneming. Bij 64,6% van de herbenaderbare respons wordt een telefoonnummer gevonden. Bij cati verwachten we een responskans van 34,8%. Voor de overige 35,4%, waarbij geen telefoonnummer wordt gevonden respondeert naar verwachting 41,6% bij capi. De totale steekproef uitzet is 10 728 personen. De cati-steekproef is gelijk aan 4 260 personen en bij capi is dit 2 340 personen. Verwacht wordt dat via cawi 2 822 responsen gehaald worden, via cati 1 483 en via capi 974 voor een totale verwachte respons van 5 279 personen. De steekproef wordt verdeeld over drie porties. De steekproef wordt dusdanig verdeeld over deze porties dat een kwart terechtkomt in de eerste portie, een kwart in de tweede portie en de helft in de derde portie. Zowel de eerste als de tweede portie bedraagt dan 2 682 eenheden. De derde portie bedraagt 5 364 eenheden. Sociale Domein Index 9

3.1.3 Steekproefbewerking Bij het vaststellen van de aantallen voor SDI 2017 te benaderen personen, is gebruik gemaakt van de volgende randvoorwaarden: - Een minimum van 1 000 responsen per stratum; - Vaste aantallen via cati en capi te benaderen personen per maand en per stratum; - Waarneming in drie periodes, waarbij de laatste van gelijke omvang is als de eerste twee samen; - Inzet van voorwaardelijke kansincentives. De cawi-responskansen per stratum werden geschat op de bij SDI 2016 gerealiseerde percentages plus 5 procentpunten vanwege de inzet van voorwaardelijke kansincentives. Het aandeel personen in de herbenaderbare cawi-nonrespons waarvan een telefoonnummer bekend was, werd per stratum geschat op het aandeel zoals bij SDI 2016 plus 10 procentpunten vanwege de diensten van een tweede telefoonnummerleverancier. De overige percentages (actieve weigering op de cawi-uitzet, en cati- en capi-responskansen) werden onveranderd geschat op de bij SDI 2016 gerealiseerde percentages. In eerste instantie zijn de totale aantallen via cawi, cati en capi te benaderen personen per stratum berekend zodat in verwachting 1 000 responsen zouden worden verkregen. De totale cati- en capi-omvangen zijn vervolgens per stratum vastgezet op veelvouden van vier (ten behoeve van de uitzetverhouding 1:1:2), waarna de cawi-omvangen per stratum zijn bepaald op veelvouden van vier ter grote van 111% van de eerder bepaalde omvangen. Hiermee zou met grotere zekerheid de eis van 1 000 responsen per stratum moeten worden gehaald. Zie Tabel 3.1.3voor de zo verkregen aantallen. Tabel 3.1.3 Totaal beoogde cawi-, cati- en capi-uitzet- en responsomvangen per stratum stratum 1 2 3 4 5 Σ cawi-uitzet 2 588 1 892 2 032 2 332 1 884 10 728 verwachte cawi-respons 590 568 475 496 693 23% 30% 23% 21% 37% cati-uitzet 844 908 896 888 724 4 260 verwachte cati-respons 184 365 425 246 263 22% 40% 47% 28% 36% capi-uitzet 852 264 256 672 296 2 340 verwachte capi-respons 286 122 145 308 113 34% 46% 57% 46% 38% verwachte totale respons 1 060 1 055 1 045 1 050 1 069 De steekproeven voor SDI 2017 waren gestratificeerd; binnen elk van de vijf strata zouden in eerste instantie aselecte steekproeven getrokken worden met omvangen van 113% van de beoogde cawi-uitzetten. Na trekking zijn die personen uit de steekproef verwijderd van wie de adresgegevens niet bruikbaar waren, van wie de adressen behoorden tot die van de institutionele bevolking, of die woonden op adressen waarop personen in de voorafgaande twaalf maanden voor CBS-onderzoek waren aangeschreven. Bij een 13% groter getrokken steekproef zijn na dit zogeheten screeningsproces doorgaans meer steekproefpersonen Sociale Domein Index 10

beschikbaar dan nodig voor uitzet; middels een systematisch ontwerp wordt dan het gewenste aantal te benaderen personen geselecteerd. Bij de trekking van de eerste portie is gebleken dat meer personen uitvielen door het beschreven screeningsproces dan verwacht, waarna de aantallen te trekken personen per stratum zijn herbepaald. Uiteindelijk zijn voor de eerste twee porties steekproeven getrokken met omvangen van 150% van de beoogde cawi-uitzetten. Deze steekproefporties hebben vervolgens de geplande benaderingsstrategie ondergaan. De cawi-respons lag in de eerste periode in stratum 2 boven verwachting, en onder verwachting in de strata 1, 4, en 5. Op basis van verdere analyse is besloten tot een herverdeling van de cawiuitzet in de derde periode, waarbij 134 elementen minder in stratum 2, en respectievelijk 67, 67, en 100 elementen meer in strata 1, 4, en 5 werden aangeschreven. De aantallen voor de derde portie te trekken personen waren oorspronkelijk vastgelegd zodat ruimte bestond voor een eventueel grotere cawi-uitzet in alle strata. Deze te trekken aantallen zijn na het besluit tot herverdeling van de uitzet niet meer aangepast in het ontwerp of in de steekproefaanvraag. Desondanks zijn in alle strata kleinere steekproeven getrokken dan voorzien; respectievelijk 133%, 150%, 140%, 136%, en 132% van de uit te zetten cawi-omvangen. Vanwege het achterblijven van de cawi-respons in de tweede portie ten opzichte van de eerste, is in eerste instantie besloten de cati-uitzet volgend op de derde cawi-portie anders over de strata te verdelen, en deze netto met 100 elementen te vergroten. De herbenaderbare cawinonrespons van portie drie bevatte echter onvoldoende elementen uit stratum 2 die catiuitgezet konden worden. Hierop is besloten tot cawi-uitzet van de 184 elementen in stratum 2 uit de steekproef van portie drie die tijdens de steekproefreductie waren uitgevallen (periode 201708), en een dusdanige cati-uitzet zodat naar verwachting zeker 1 010 responsen in stratum 2 zouden worden behaald. De cati-uitzetten in strata 1, 3, 4, en 5 zijn hierna niet meer aangepast, waardoor de totale cati-uitzet 13 elementen kleiner is uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Tabel 3.1.4 Cumulatieve realisatiecijfers op steekproeven van porties 1 t/m 3 stratum 1 2 3 4 5 Σ getrokken steekproef 3 752 2 638 2 942 3 422 2 786 15 540 screeningsuitval 689 470 613 858 432 3 062 steekproefreductie 408 226 297 165 370 1 466 cawi-uitzet 2 655 1 942 2 032 2 399 1 984 11 012 kaderfouten en non-respons 65 13 143 76 41 338 volledige cawi-respons 533 551 476 420 715 2 695 20,1% 28,4% 23,4% 17,5% 36,0% 24,5% cati-uitzet 894 926 812 946 669 4 247 kaderfouten en non-respons 687 584 342 646 424 2 683 volledige cati-respons 199 341 448 294 242 1 524 22,3% 36,8% 55,2% 31,1% 36,2% 35,9% capi-uitzet 852 264 256 671 297 2 340 kaderfouten en non-respons 529 153 106 396 184 1 368 volledige cati-respons 293 109 144 263 111 920 34,4% 41,3% 56,3% 39,2% 37,4% 39,3% volledige respons 1 025 1 001 1 068 977 1 068 5 139 Sociale Domein Index 11

In augustus is, door lagere capi-respons dan ingeschat, gebleken dat de target van 1 000 responsen met zeer grote waarschijnlijkheid niet gehaald zou gaan worden in stratum 4, en met enige waarschijnlijkheid alsnog niet in stratum 2. Om niet ook na extra handelingen tekorten te houden, is besloten tot een extra cawi-uitzet in oktober, welke gecodeerd is als periode 201709. 3.1.4 Verhuizingen Hoewel steekproeven zo kort mogelijk voor aanvang van een nieuwe waarneemperiode worden getrokken, is niet te voorkomen dat het adres in de Basisregistratie Personen (BRP) niet juist blijkt te zijn, omdat de steekproefpersoon is verhuisd. NAW-gegevens worden vlak voor de uitzet gecontroleerd door de steekproefgroep en aangepast. Tijdens de waarneemperiode worden geen verhuizers herbenaderd. 3.1.5 Dataverzameling in de Bijlmer en op de Waddeneilanden In heel Amsterdam Zuidoost wordt face-to-face waargenomen met uitzondering van sommige adressen in de postcodes 1102, 1103 en 1104. Maandelijks wordt door de regiomanager van regio Amsterdam beoordeeld welke steekproefadressen niet aan huis worden benaderd. Het criterium dat daarbij wordt gehanteerd is de veiligheid voor de interviewers. In de praktijk komt het erop neer dat sloopflats, gedeeltelijke sloopflats en een deel van de hoogbouw niet aan huis worden benaderd. In deze gebieden wordt wel via internet en telefonisch waargenomen. Omdat op de Waddeneilanden, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en Texel geen interviewers wonen, wordt op deze eilanden niet face-to-face geënquêteerd. Wel wordt daar via internet en telefonisch waargenomen. Sociale Domein Index 12

3.2 Vragenlijstontwikkeling Voor de Sociale Domeinindex 2017 wordt een elektronische vragenlijst gebruikt voor cawi, capi en cati. De vragenlijst is voor zover mogelijk voor alle modes hetzelfde, met dien verstande dat de lay-out en de aanwijzingen voor de interviewer (capi, cati) of respondent (cawi) per mode verschillend zijn. Op verzoek van het Ministerie van BZK ontwikkelt het SCP de Monitor Sociaal Domein. Een onderdeel van de Monitor Sociaal Domein is om de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: hoe is het gesteld met de (zelf)redzaamheid en de participatie van burgers? Voor een deel van de Overall Monitor moet bij burgers informatie verzameld worden over hun situatie, uitmondend in een sociaal domein index. Primair is de vragenlijst bedoeld om de Sociale Domeinindex (SDI) vorm te geven. De SDI heeft betrekking op de kwaliteit van SDI, zowel objectief als subjectief. Met name het subjectieve deel van de SDI wordt door de vragenlijst vormgegeven. In de vragenlijsten komen verschillende onderwerpen aan bod om de kwaliteit van SDI te meten, zoals gezondheid, tevredenheid, tijdsbesteding, contacten en vaardigheden kunnen uitvoeren. Ten opzichte van 2016 zijn sommige vragen aangepast op verzoek van de klant of aan de hand van de evaluatie van de interviewers en agents. Ook is een aantal vragen verwijderd. Het incentive blok is voor het eerst toegevoegd. De volgende blokken zijn in het onderzoek Sociale Domeinindex 2017 opgenomen: 1. Huishoudbox 2. Aanvulling huishoudbox 3. Betaald werk 4. Onderwijs 5. Huisvesting 6. Tevredenheid 7. Gezondheid 8. Algemene vaardigheden 9. Sociale Contacten 10. Maatschappelijke participatie 11. Redzaamheid 12. Financiën 13. Functioneren van het huishouden 14. Jeugd 15. Arbeidsmarkt 16. Voorzieningen 17. Werving en afsluiting 18. Incentive Sociale Domein Index 13

3.3 Instructie Ten behoeve van dit onderzoek zullen alle interviewers die worden ingezet een instructie via e- learning ontvangen. In de instructie wordt aandacht besteed aan de vragenlijsten (opbouw, vraagteksten), maar ook aan meer algemene punten zoals: waarom wordt dit onderzoek gedaan en voor wie en wat is het belang? Daarnaast wordt zo specifiek mogelijk aangegeven in welke gevallen proxi interviewen is toegestaan. Deze proxi-instructie wordt in samenwerking met SCP gemaakt. Naast de e-learning zullen ook de regiomanagers (capi) en de teamleider (cati) goed worden opgeleid, zodat zij de interviewers en agents voldoende kunnen instrueren in hun werkoverleg. Voor de medewerkers van het Contactcenter wordt geen schriftelijke instructie verstrekt. Voor het Contactcenter wordt door de opleider een powerpoint presentatie opgenomen in een video kanaal. De presentatie is beschikbaar via de eigen e-learningsite. Voorafgaand aan de uitzending wordt deze bekeken, zodat iedereen is geïnstrueerd wanneer de uitzending van de brieven plaatsvindt. Verder wordt de kennisbank gevuld met informatie. Dit is de vroegere beslisboom. De kennisbank wordt gevuld door de Contactcenter medewerker die aanwezig is bij de project overleggen. Contactcenter maakt ook gebruik van de factsheet die ontwikkeld wordt voor de interviewers. In de factsheet worden feiten en overhaal argumenten voor het specifieke onderzoek vermeld. Deze worden in het videofragment verteld echter de factsheet dient als extra geheugensteun. 3.4 Benaderingsstrategie De benaderstrategie bestaat uit een internetwaarneming gevolgd door telefonische of face-toface herbenaderingen van de internet non-respons, afhankelijk van het telefoonbezit. De internetwaarneming kan op iedere dag plaatsvinden. De telefonische waarneming vindt op doordeweekse dagen plaats. De face-to-face benadering wordt op doordeweekse dagen en op zaterdagen of zondagen uitgevoerd. Voor de internetwaarneming wordt de standaard benaderingsstrategie toegepast, waarbij telkens één week tussen de rappelbrieven wordt gelaten. In de (Cawi) aanschrijfbrief en beide rappelbrieven wordt opgenomen dat respondenten kans maken op een conditionele beloning in de vorm van een Apple ipad ter waarde van 409, - (adviesprijs). In de brieven wordt een verwijzing opgenomen naar de onderzoeksspecifieke pagina voor SDI op de CBS-website. In de brieven wordt tevens de link opgenomen naar de vragenlijst inclusief de inloggegevens. De algemene URL die op de brieven komt te staan en die de respondenten intikken is antwoord.cbs.nl. Deze URL komt automatisch op de loginpagina https://antwoord.cbs.nl/login terecht. Indien de gebruikersnaam en wachtwoord kloppen vindt er een verwijzing naar de vragenlijstomgeving plaats. Dit gebeurt automatisch, maar de gebruiker krijgt een andere URL te zien die begint met https://onderzoek.cbs.nl/.. Sociale Domein Index 14

Vanwege de inzet van een conditionele incentive in de vorm van een ipad zijn de aanschrijfbrief en de rappelbrieven in kleur. De foto van de ipad wordt op een vaste plek in kleur op de brieven voorgedrukt. In de brieven waarin de mogelijkheid tot het winnen van een ipad wordt genoemd moeten de volgende zaken worden opgenomen: Een beeldkenmerk van de conditionele incentive (foto ipad) Indien een steekproefpersoon respondeert via internet weet hij of zij meteen na afloop of de beloning gewonnen is. In de vragenlijst kan een mogelijke winnaar aangeven geen aanspraak te willen maken op de beloning, de zogenoemde opt-out-optie. Personen die naar aanleiding van één van de brieven via de CBS-helpdesk deelname hebben geweigerd worden niet telefonisch of face-to-face herbenaderd. De resterende steekproefpersonen worden telefonisch of face-to-face herbenaderd. Op het moment dat de herbenaderingsporties worden geprepareerd, wordt voor respondenten de mogelijkheid afgesloten om de vragenlijst via internet in te vullen. Hiermee wordt voorkomen dat respondenten gelijktijdig via internet en telefonisch dan wel face-to-face reageren. Personen van wie een telefoonnummer bekend is, worden voor de eerste twee porties gedurende vier weken en voor de derde portie gedurende zeven weken telefonisch herbenaderd. De porties starten meteen na het afsluiten van de internetwaarneming. Daarnaast wordt elk van de drie porties opgesplitst in een deelportie met personen van 65 jaar of ouder en een deelportie met personen jonger dan 65 jaar. Uit andere onderzoeken is gebleken dat deze werkwijze de uitbating van de cati-steekproeven verbetert en het inroosteren van telefonische interviewers vergemakkelijkt, doordat de hoeveelheid werk beter wordt gespreid. Personen van wie geen telefoonnummer bekend is worden face-to-face herbenaderd. De aanhuis benadering start niet in de maand volgend op de internetbenadering. Dit komt doordat de toewijzing van adressen aan face-to-face interviewers maandelijks plaatsvindt. Ongeveer halverwege elke maand vindt deze toewijzing ten behoeve van waarneming in de erop volgende maand plaats. De face-to-face waarneming start dus twee maanden na de internetwaarneming. In figuur 3.4.1 wordt de waarneemstrategie schematisch weergegeven. Per benaderingsstap is de geschatte responskans vermeld, waarbij zowel de responskans is vermeld uitgaande van de betreffende deelsteekproef (zonder vierkante haken) als van de uitgezette cawi-steekproef (tussen vierkante haken). Deze kansen zijn gebaseerd op de realisatiecijfers van het onderzoek Sociale Domein Index 2016 (SDI). Sociale Domein Index 15

Figuur 3.4.1: Waarneemstrategie onderzoek SDI 2017. Cawi steekproef 2017 26% 69% 5% Respons [26%] Cawi [69%] Herbenaderbaar Capi/Cati 1 5% Weigering Cawi [5%] 90% (10% uitdunning) uiuitdunning Cati/Capi 65% 35% Telefoonnr. 65% bekend: Geen telefoonnr. 35% uitzet Cati bekend: uitzet Capi 35% Respons Cati 42% Respons Capi In tabel 3.4.2 zijn de overall responspercentages uit figuur 3.4.1. weergegeven. Tabel 3.4.2. Responspercentages per modus respons cawi t.o.v. uitzet cawi 0,263 weigering cawi t.o.v. uitzet cawi 0,054 telbezit t.o.v. herbenaderbare non-respons 0,646 uitdunning voor cati- en capi-uitzet 0,099 respons cati t.o.v. uitzet cati 0,348 respons capi t.o.v. uitzet capi 0,416 Totaal responspercentage 0,492 Als de responskansen tussen vierkante haken van de drie cawi rondes en de cati en capi rondes bij elkaar opgeteld worden, is de geschatte overall respons 49,2%. De initiële steekproef voor het onderzoek SDI 2017 wordt in drie ongelijke porties uitgezet. De eerste portie bedraagt een kwart van de totaal uit te zetten steekproef, de tweede portie bedraagt eveneens een kwart van de totaal uit te zetten steekproef en de derde portie bedraagt dan de helft. De eerste waarneemperiode start op donderdag 18 mei 2017 met de verzending van de aanschrijfbrieven voor de internetbenadering. Tabel 3.4.3 bevat de datums waarop de aanschrijf- en rappelbrieven worden verstuurd voor de verschillende cawi-porties. De brieven Sociale Domein Index 16

worden telkens op donderdag verstuurd met de 48-uurs post, opdat steekproefpersonen ze voor het weekend ontvangen. In tabel 3.4.4 en 3.4.5 worden de datums waarop respectievelijk de telefonische als face-to-face waarneming wordt uitgevoerd weergegeven. Tabel 3.4.3 Verzenddatums brieven internetwaarneming. cawi-portie * verzenddatum rappeldatum einddatum aantal c1 18-mei-17 2 682 c1.1 24-mei-17 2 467 c1.2 2-jun-17 12-jun-17 2 221 c2 31 mei-17 2 682 c2.1 8-jun-17 2 467 c2.2 15-jun-17 3-jul-17 2 221 c3 6-jul-17 5 364 c3.1 13-jul-17 4 935 c3.2 20-jul-17 14-aug-17 4 441 * c staat voor cawi waarneming Vlak vóór het moment dat belporties worden gemaakt voor de herbenadering, worden de internet non-respondenten hiervoor geselecteerd en worden de internetporties afgesloten. Voorafgaand aan de telefonische herbenadering wordt geen nieuwe aanschrijfbrief verstuurd. De startdatum voor het 65+ deel van de porties t1 en t2 ligt een dag na de startdatum van het 64- deel van betreffende porties. Op de dag dat de internetwaarneming wordt afgesloten, kan alleen een avonddienst worden gebeld. Voor 65+ personen geldt dat het eerste contact s ochtends of s middags wordt gepland. Tabel 3.4.4: Gegevens over de cati-porties. Portie * startdatum einddatum aantal per portie t1.1 64-12-jun-17 7-jul-17 774 1065 t1.2 65+ 13-jun-17 7-jul-17 291 t2.1 64-3-jul-17 28-jul-17 774 1065 t2.2 65+ 4-jul-17 28-jul-17 291 t3.1 64-14-aug-17 29-sep-17 1 546 2130 t3.2 65+ 15-aug-17 29-sep-17 584 * t staat voor cati waarneming Vanwege de vakantieperiode worden steekproefelementen die in juli en augustus aan-huis worden waargenomen, begin juli tegelijkertijd aan interviewers toegekend. Interviewers hebben vervolgens twee maanden om deze elementen af te handelen. Dit wordt de twee-maands uitzet genoemd. Voorafgaand aan de face-to-face herbenadering wordt geen nieuwe aanschrijfbrief verstuurd. Sociale Domein Index 17

Tabel 3.4.5 Gegevens over de capi-porties. Portie* startdatum einddatum aantal f1 1-jul-17 31-aug-17 585 f2 7-jul-17 31-aug-17 585 f3 1-sep-17 30-sep-17 1 170 * f staat voor capi waarneming 3.5 Uitvoering veldwerk Tabel 3.5.1 geeft de gerealiseerde responsresultaten van SDI weer naar mode en voor de totale steekproef. In totaal zijn er 5.228 responsen gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan de responswens van 5000, zoals beschreven in paragraaf 3.1.2. Tevens zijn in alle Strata, tenminste 1000 responsen gerealiseerd. In totaal zijn 2784 responsen via internet ingevuld, 24% van de voor de internetwaarneming uitgezette steekproef. Via de telefonische waarneming zijn er 1524 responsen gerealiseerd, dit is 35,9% van de uitgezette steekproef. Voor de face-to-face waarneming werden er 920 responsen behaald, dit is een responspercentage van 39,3% Tabel 3.5.1. Responsoverzicht SDI naar mode en totale steekproef (in aantallen en percentages) Cawi Cati Capi Totaal Cawi Cati Capi Totaal Aantal % Uitzet 11582 4247 2.340 18.169 100,0 100,0 100,0 100,0 Kaderfouten 28 854 81 963 0,2 20,1 3,5 5,3 Uitzet - kaderfouten 11.554 3.393 2.259 17.206 99,8 79,9 96,5 94,7 Afgehandelde non-respons 322 1.829 1.287 3.438 2,8 43,2 55,0 18,9 w.v. weigering 141 562 473 1.176 1,2 13,2 20,2 6,5 geen gelegenheid/niet in staat 118 258 146 522 1,0 6,1 6,2 2,9 geen contact 0 355 165 520 0,0 8,4 7,1 2,9 taalbarrière 21 158 349 528 0,2 3,7 14,9 2,9 verhuisd in Nederland 28 96 115 239 0,2 2,3 4,9 1,3 antwoordapparaat 0 357 0 357 0,0 8,4 0 2,0 overige non-respons 14 43 39 96 0,2 1,1 1,6 0,5 Respons 2784 1.564 971 5.319 24,0 36,8 41,5 29,3 w.v. volledig 2784 1.524 920 5.228 24,0 35,9 39,3 28,8 onvolledig/afgebroken 0 40 51 91 0,0 0,9 2,2 0,5 NR cawi met telefoonnummer 5860 _ 50,6 _ NR cawi zonder telefoonnummer 2.390 _ 20,6 _ Geen internet, telefonisch benaderen 161 _ 1,4 _ Geen internet, face-to-face benaderen 37 _ 0,3 _ Na afsluiting van de eerste Cawi portie, waarneemperiode 201705, werd op 12 juni 2017 geconstateerd dat in drie stratum de gerealiseerde cawi-responsen achterbleven bij de verwachte targets. Na afsluiting van de 1 e Cawi portie, werden prognoses gemaakt, waarbij op Sociale Domein Index 18

basis van de realisatiecijfers geconstateerd werd, dat de responsaantallen in stratum 1, 4 en 5 niet gehaald werden. In stratum 2 en 3 was de verwachting dat de responsen boven target zou uitkomen. Aangezien verwacht werd, dat de responsaantallen in stratum 2 boven verwachting was, werd bij de derde Cawi porti, waarneemperiode 201707, in stratum 2, 134 steekproefelementen minder ingezet en deze steekproefelementen werden voor ieder voor de helft verdeeld in Stratum 1 en 4. De twee laatstgenoemde strata, werden dus met 67 extra steekproefelementen vergroot. In stratum 5 werden 100 extra steekproefelementen ingezet. Hierdoor was de verwachting dat de responsaantallen in alle strata gehaald zou worden. Gezien de fluctuaties in de behaalde responsen per stratum waren meerdere prognoses nodig. Een prognose is een momentopname en kan veranderen gedurende de voortgang van het veldwerk. Er werden nog twee responsverhogende acties nodig om de responsaantallen in alle strata te halen. In Stratum 2 werd een extra Cawi steekproef ingezet van 184 steekproefelementen (waarneemperiode 201708). In september 2017 bleek, dat de gerealiseerde responsen in stratum 2 en 4 nog steeds achterbleven. Daarom werd de veldwerkperiode met 14 dagen verlengd en werd er een extra Cawi steekproef ingezet in stratum 2 met 70 steekproefelementen en in stratum 4 met 500 steekproefelementen. Rekening houdend met de korte doorlooptijd van de verlenging van de waarneemperiode (201709) kon alleen een Cawi uitzending en één schriftelijk rappel uitgevoerd worden. Tabel 3.5.2 geeft de gerealiseerde responsaantallen weer naar mode, stratum en totaal. In totaal zijn er 5.228 responsen gerealiseerd, waarbij de responseis om tenminste 1000 responsen in elk stratum te behalen, door de inzet van de responsverhogende acties, werd behaald. Tabel 3.5.2.Responsaantallen naar mode, stratum en totaal Stratum Cawi Cati Capi Totaal Target Delta 1 533 199 293 1.025 1.000 25 2 566 341 109 1016 1.000 16 3 476 448 144 1.068 1.000 68 4 494 294 263 1.051 1.000 51 5 715 242 111 1.068 1.000 68 Totaal 2.784 1.524 920 5.228 5.000 228 Tabel 3.5.3 geeft de gerealiseerde responspercentages weer naar mode, stratum en totaal. Voor de internetwaarneming is de target alleen gehaald in stratum 3. Voor de telefonische waarneming is de target gehaald in stratum 1, 3, 4 en 5 en bij de face-to-face waarneming is de target gehaald in stratum 1. Over alle modes heen werden de targets in de strata niet behaald. Sociale Domein Index 19

Tabel 3.5.3 Responspercentages naar mode en stratum en totaal Stratum Cawi Cati Capi Totaal Realisatie Target Realisatie Target Realisatie Target Realisatie Target Delta1 1 20,1 23,0 22,3 22,0 34,4 34,0 38,6 43,0-4,4 2 28,1 30,0 36,8 40,0 41,3 46,0 50,5 59,0-8,5 3 23,4 23,0 55,2 47,0 56,3 57,0 52,6 55,0-2,4 4 17,0 21,0 31,1 28,0 39,2 46,0 36,3 48,0-11,7 5 36,0 37,0 36,2 36,0 37,4 38,0 53,8 59,0-5,2 24,0 26,3 35,9 34,8 39,3 41,6 45,1 49,2-4,1 Gerealiseerde vragenlijstduur De gemiddelde vragenlijstduur via internet en telefonische waarneming zou maximaal 21 minuten mogen zijn. De gemiddelde face-to-face vragenlijstduur zou maximaal 26 minuten mogen bedragen. Uit tabel 3.5.4 blijkt dat de gemiddelde vragenlijstduur bij alle modes wordt overschreden. Bij de internetwaarneming met 3,2 minuten, bij de telefonische waarneming met 1,3 minuten en de face-to-face waarneming met 2,5 minuten. Tabel 3.5.4 Gemiddelde vragenlijstduur naar mode en stratum Steekproef Cawi Cati Capi Gemiddelde 24,2 22,3 28,5 Stratum 1 26,0 21,7 28,6 Stratum 2 23,4 22,0 28,8 Stratum 3 25,5 23,6 30,1 Stratum 4 25,7 23,3 29,3 Stratum 5 21,7 19,5 24,2 De vragenlijstduur wordt in alle strata overschreden, behalve in stratum 5 bij de telefonische waarneming. Bij de internetwaarneming is de overschrijding in stratum 1 het grootst en in stratum 5 het kleinst. Bij de telefonische waarneming is in stratum 3 de overschrijding het grootst en in stratum 5 het kleinst. In dit stratum ligt de vragenlijstduur zelfs onder de maximale duur van 21 minuten. Bij de face-to-face waarneming is te zien, dat in stratum 3 de overschrijding het grootst is en in stratum 5 het kleinst. Sociale Domein Index 20

4. Verwerken (dataprocessing) 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het proces van verwerking en dataprocessing. De term dataprocessing wordt gebruikt om de werkzaamheden samen te vatten die nodig zijn om aan de antwoorden die respondenten geven op de vragen in de vragenlijst, plausibele statistische informatie te kunnen ontlenen. De verwerking van de data is zoveel mogelijk geautomatiseerd, door middel van het bouwen van een productiestraat. Het productieproces voor SDI2016 is in detail beschreven in een intern CBS-document. Deze beschrijving, per processtap, betreft de invoerbestanden, gebruikte programmatuur, uitvoerbestanden en verslaglegging [8]. Het verwerken is uitgevoerd door de Sector Arbeid, Inkomen en Leefsituatie (SAL) van de Divisie Sociaal-economische en Ruimtelijke statistieken (SER) van het CBS. 4.2 Invoerdata, uniformeren en controleren De waarneming van de Sociaal Domein Index voor verslagjaar 2017 (SDI2017) heeft plaatsgevonden met verschillende waarneemmodes: CAWI, CATI en CAPI. Voor elke mode wordt eerst de data van de verschillende veldwerkperiodes samengevoegd tot een bestand. In een verslagbestand wordt informatie over het proces bijgehouden, zoals het aantal ingelezen records en het cumulatieve aantal records. Aangezien elke waarneemmode een datamodel heeft en deze onderling niet gelijk hoeven te zijn, wordt er een uniform datamodel samengesteld. De data van de waarneemmodes worden in een processtap samengevoegd op basis van het uniforme datamodel. Ook het verloop van deze stap wordt in een verslagbestand bijgehouden. Het SDI-responsbestand is een personenbestand. De waarneemdata betreft gegevens over: Betaald werk, Onderwijs, Huisvesting, Tevredenheid, Gezondheid, Algemene vaardigheden, Sociale contacten, Maatschappelijke participatie, Redzaamheid, Financiën, Functioneren van het huishouden, Jeugd en gezin, Voorzieningen en Arbeidsmarkt. 4.3 Verrijken De responsrecords zijn verrijkt met gegevens uit andere, bij het CBS aanwezige, bronnen. De bronnen die gebruikt zijn voor verslagjaar 2017 zijn: - Stratumbestand met de stratumindelingen; de variabelen StratumFijn (rapport SDI2016: Stratum 10) en StratumGrof (rapport SDI2016: Stratum 5). De stratumindelingen die gebruikt zijn bij de steekproeftrekking voor SDI2017 hebben als peildatum 31 december 2015. Onderstaand de omschrijving zoals in het verstrekte bestand is opgenomen. - StratumFijn: 10 'Personen met alleen participatievoorzieningen' 20 'Personen met alleen jeugdvoorzieningen' Sociale Domein Index 21

30 'Personen met alleen WMO-thuisvoorzieningen' 41 'Personen die zelf alleen participatievoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt.' 42'Personen, juridisch ouder van een/meer minderjarige kinderen met jeugdvoorzieningen en die lid zijn van hh met meer dan één soort publieke voorzieningen.' 43 'Personen die zelf alleen WMO-thuisvoorzieningen gebruiken en die lid zijn van hh met meer dan één soort publieke voorzieningen.' 44 'Personen die zelf meer dan één soort publieke voorzieningen gebruiken' 45 'Personen die zelf geen publieke voorzieningen gebruiken, maar die lid zijn van een hh dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt.' 50 'Personen die zelf geen publieke voorzieningen gebruiken en die lid zijn van een hh dat of geen of dat alleen één soort publieke voorzieningen gebruikt.' 60 'Niet aanwezig; wordt samengevoegd met code 50'. - StratumGrof: 10 'Personen met alleen participatievoorzieningen' 20 'Personen met alleen jeugdvoorzieningen' 30 'Personen met alleen WMO-thuisvoorzieningen' 40 'Personen met een combinatie van voorzieningen op het gebied van participatie, jeugdzorg of WMO-thuis' 50 'Personen die geen gebruik maken van een sociale domeinvoorziening. - SSB-gegevens voor verrijking; het betreft variabelen met betrekking tot huishoudkenmerken, BRP-gegevens, inkomensgegevens en regionale kenmerken. De peildatum voor deze gegevens is 1 augustus 2017 of zo dicht mogelijk liggend vóór 1 augustus 2017. - SSB-gegevens voor weging - SSB-gegevens voor populatie-aantallen weegtermen Sociale Domein Index 22

5. Kwaliteit en weging 5.1 Afbakenen statistische respons en nonresponsanalyse Afbakenen statistische respons en responsanalyse In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de responsanalyse van SDI. Tot de respons wordt iedereen gerekend die de vragenlijst volledig heeft ingevuld. Tot de non-respons worden hier gerekend degenen: - die deelname weigerden; - die behoren tot de administratieve non-respons, waaronder taalbarrière, verhuisd binnen Nederland en on-(volledig) bewerkt retour; - waarvan het interview voortijdig afgerond werd; - die geen gelegenheid hadden voor het interview tijdens de veldwerkperiode; - waar geen contact mee gelegd kon worden. De zogenoemde kaderfouten, waarbij de respondent overleden was, verhuisd naar het buitenland, onbekend was, of in een instelling verbleef, zijn niet gerekend tot de non-respons. Zij behoren niet tot de doelpopulatie van dit onderzoek. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de verdeling van de respons naar achtergrondkenmerken en de selectiviteit van de respons naar deze kenmerken. De kenmerken die in deze analyses zijn meegenomen zijn net als in voorgaande jaren de volgende: geslacht, leeftijd, herkomst, landsdeel, positie in het huishouden, stedelijkheid gemeente, gestandaardiseerd huishoudinkomen, opleidingsniveau en eigendom woning. 5.2 Steekproef- en responsverantwoording Er is voor dit onderzoek een steekproef getrokken van 17.840 personen. 3 528 eenheden waren niet beschikbaar voor uitzet, omdat ze in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek al eerder aan een CBS-onderzoek hadden deelgenomen, of ze in een instelling verbleven of omdat er geen bruikbaar adres voor deze persoon was geleverd. Uiteindelijk waren 14 312 adressen van personen bruikbaar, waarvan er 11 582 daadwerkelijk zijn uitgezet in het veld (Tabel 5.2.1). Sociale Domein Index 23

Tabel 5.1.1. Steekproefverantwoording SDI 2017 Mei Juni Juli Subtot Aug. Sept. Totaal Getrokken steekproef 4 025 4.025 7 490 15 540 2 300 17 840 Niet beschikbaar voor uitzet 848 797 1 417 3 062 466 3.528 Eerder in personensteekproef 422 370 621 1 413 130 1.543 Eerder in adressensteekproef 212 194 347 753 121 874 Institutionele bevolking 100 86 166 352 51 403 Geen bruikbaar adres geleverd 114 147 283 544 164 708 Beschikbaar voor uitzet 3 177 3 228 6 073 12 478 1 834 14 312 uitgedund 495 546 609 1 650-184 1 264 2 730 Uit te zetten steekproef 2 682 2 682 5 464 10 828 184 570 11 582 Zonder telefoonnummer 593 530 1 187 2 310 184 570 3 064 Met telefoonnummer 2 089 2 152 4 277 8 518 8 518 Mobiel 533 633 1 234 2 400 2 400 Vast 1 556 1 519 3 043 6 118 6 118 Tabel 5.2.2 laat zien dat zonder de kaderfouten (waaronder respondent overleden, verhuisd naar buitenland, onbekend of in een instelling), er 10 618 personen overblijven, waarvan er 5 227 daadwerkelijk deelgenomen hebben aan het onderzoek. Dit wijkt af van de respons zoals deze in tabel 3.5.1 genoemd staat (5 228), omdat 1 respons tijdens het verwerkingsproces uit is gevallen. Tabel 5.2.2 Respons SDI Totaal Uitgezette steekproef 11 582 Kaderfouten 963 OP overleden 24 OP verhuisd naar buitenland 14 OP onbekend 242 In instelling / tehuis 34 Telefoonlijn afgesloten 614 Overig (geen woonadres, adres onvindbaar e.d.) 35 Netto steekproef (uitzet exclusief kaderfouten en uitval 10 618 verwerking) Respons 5 227 Afgehandelde non-respons 5 391 w.v. weigering 1 176 geen contact (geen antwoord, antwoordapp) 877 afgebroken interview 91 taalbarrière 528 geen gelegenheid/niet in staat 522 verhuisd in Nederland 239 non-respons cawi met telefoonnummer 687 non-respons cawi zonder telefoonnummer 1 187 overige non-respons 84 Sociale Domein Index 24

Tabel 5.2.3 geeft een overzicht van de uiteindelijke statistische respons. Dit zijn de volledig ingevulde vragenlijsten gedeeld op de uitgezette steekproef minus de kaderfouten en eventuele afgevallen records bij verwerking. In dit onderzoek is, zoals reeds eerder vermeld, achteraf 1 (respons-)record verwijderd tijdens het verwerkingsproces. Dit betekent dat het overall responspercentage van SDI, waarmee de respons van de verschillende bevolkingsgroepen vergeleken kan worden, op 49,2 procent ligt (tabel 5.1.3). Tabel 5.2.3 Respons SDI Netto steekproef (uitzet exclusief kaderfouten en uitgevallen records bij verwerking) aantal 10 618 Non-respons 5 391 Respons 5 227 % Responspercentage op basis van netto steekproef 49,2 5.3 Selectiviteit van de respons naar achtergrondkenmerken Voor de analyse van de respons is gekeken naar het statistische responspercentage (gepercenteerd op de totale uitgezette steekproef minus de kaderfouten en cases verwijderd bij verwerking) en de verdeling van de respondenten en de populatie naar achtergrondkenmerken. Tabel 5.3.1 Respons SDI naar achtergrondkenmerken, 2017 Stratum*) 1 43,3 2 55,3 3 55,5 4 40,2 5 56,9 % Geslacht Man 47,7 Vrouw 50,4 Leeftijd 18-24 jaar 37,0 25-34 jaar 42,1 35-44 jaar 47,2 45-54 jaar 50,8 55-64 jaar 54,9 65-74 jaar 55,3 75 jaar of ouder 53,3 Sociale Domein Index 25

Migratieachtergrond Nederlandse achtergrond 54,7 Migratieachtergrond, westers 48,0 Migratieachtergrond, niet-westers 32,9 Landsdeel Noord 51,6 Oost 53,1 West 45,5 Zuid 52,3 Positie in het huishouden Thuiswonend kind 39,7 Alleenstaande 48,4 Partner 53,2 Ouder in eenouderhuishouden 44,0 In overig huishouden 30,0 Positie in het huishouden Partner in paar met kinderen 51,9 Partner in paar zonder kinderen 55,2 Overig 45,8 Stedelijkheid gemeente Zeer sterk 40,2 Sterk 49,3 Matig 56,4 Weinig 54,0 Niet 55,3 Gestandaardiseerd huishoudinkomen 1 e kwintiel (laagste inkomen) 40,7 2 e kwintiel 51,2 3 e kwintiel 55,3 4 e kwintiel 57,4 5 e kwintiel (hoogste inkomen) 59,2 Opleidingsniveau Laag 39,4 Middelbaar 46,1 Hoog 58,6 Onbekend 52,8 Eigendom woning Koop 60,3 Huur 45,4 *) Stratum 1. Personen die zelf participatievoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat alleen participatievoorzieningen gebruikt. Stratum 2. Personen die juridisch ouder zijn van één of meerdere minderjarige kinderen die jeugdvoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat alleen jeugdvoorzieningen gebruikt. Het minderjarige kind hoeft niet bij de juridische ouder te wonen. Stratum 3. Personen die zelf WMO-thuisvoorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat alleen WMO-thuisvoorzieningen gebruikt. Sociale Domein Index 26

Stratum 4. Personen die lid zijn van een huishouden dat meer dan één soort publieke voorzieningen gebruikt. Stratum 5. Personen die zelf geen publieke voorzieningen gebruiken en die lid zijn van een huishouden dat of geen publieke voorzieningen gebruikt of dat alleen één soort publieke voorzieningen gebruikt. In tabel 5.3.1 worden de responspercentages weergegeven voor de vijf strata en de verschillende bevolkingsgroepen. Deze worden vergeleken met het statistische responspercentage voor de totale (netto) steekproef van 49,2 procent. Het responspercentage verschilt sterk naar stratum: stratum 1 en stratum 4 responderen met respectievelijk ongeveer 43 en 40 procent duidelijk minder dan stratum 2, 3 en 5 waarvan meer dan 55 procent respondeert (tabel 5.3.1). Hoewel niet heel uitgesproken, is er een verschil naar geslacht in respons; vrouwen responderen iets beter dan mannen. Jongeren van 18 tot 24 jaar responderen met 37 procent minder vaak dan alle oudere leeftijdscategorieën en deelname loopt op met de leeftijd. Vanaf 55 jaar is er geen verschil meer tussen de leeftijdsgroepen. Ook herkomst differentieert sterk naar respons: personen met een Nederlandse achtergrond responderen vaker dan personen met een migratie-achtergrond. Voor mensen met een nietwesterse migratieachtergrond responderen minder. Van hen heeft ongeveer 33 procent deelgenomen. Personen in de hoogste twee inkomenskwintielen responderen vaker dan personen in de groepen met een lager huishoudinkomen. Deelname neemt tot het derde inkomenskwintiel toe en tussen de hoogste twee inkomensgroepen is er geen verschil. Thuiswonende kinderen, alleenstaanden en ouders in eenoudergezinnen responderen minder dan personen die deel uitmaken van een paar. Paren met kinderen hebben met ruim 55 procent het hoogste responspercentage. De respons neemt toe met het opleidingsniveau; bij lager opgeleiden neemt 39,4 procent deel, bij middelbaar opgeleiden 46,1 procent en bij de hoogstopgeleiden is dat 58,6 procent. Personen met een koopwoning responderen vaker dan personen in een huurwoning (respectievelijk 58,7 procent en 43,5 procent). Alle hierboven beschreven verschillen zijn significant. Over het algemeen zijn de trends binnen de strata hetzelfde als de algemene trend (bijvoorbeeld, jongeren responderen minder goed dan ouderen over het geheel en ook binnen elk stratum), maar er zijn uitzonderingen. Zo geldt voor het totaal dat vrouwen iets meer responderen dan mannen, maar in stratum 1, 3 en 5 is er geen verschil in respons. En over het algemeen is er geen verschil tussen de drie hoogste leeftijdsgroepen, maar in stratum 1 en 4 nemen ouderen van 65 aanmerkelijk minder deel en 75-plussers duidelijk nog minder. In stratum 3, nemen mensen tussen 65 en 75 duidelijk meer deel. Dit is waarschijnlijk te verklaren door het stratum; degenen die gebruik maken van WMO-voorzieningen zitten vaker in deze leeftijdscategorie en vinden het kennelijk van belang om daar vragen over te beantwoorden. Over de strata heen responderen paren meer dan alleenstaanden, maar in stratum 1 is dit eerder omgekeerd en in stratum 5 is er geen verschil tussen paren en alleenstaande ouders. Tabel 5.2.5 geeft de verdeling naar achtergrondkenmerken voor de populatie, de uitgezette steekproef en de respons. Ook dit geeft een beeld van de selectiviteit naar achtergrondkenmerken. Bij de steekproeftrekking is rekening gehouden met mogelijke kaderfouten, hierdoor verschillen de verdelingen in de getrokken steekproef en de uiteindelijk uitgezette steekproef nauwelijks. Omdat in dit onderzoek de steekproef gestratificeerd is getrokken, worden hier de verdelingen van de achtergrondkenmerken weergegeven per stratum. Sociale Domein Index 27