De onafhankelijkheid van de accountant en het verlenen van nonaudit services: bewijs aan de hand van drie verschillende maatstaven

Vergelijkbare documenten
Carmen Vorst Amsterdam, 1 juli, Bachelor scriptie. Begeleiding: Helena Kloosterman. Academisch jaar: Semester 2, Blok 3

Verplichte Audit-Firm Rotatie: de effecten op de kwaliteit van de accountantscontrole

In hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole?

Wat is de relatie tussen accountantscontrole en advies? Een overzicht van de bestaande literatuur.

De invloed van het Litigation risk op Audit Kwaliteit

Zwart, wit of grijs? Een literatuurstudie naar de onafhankelijkheid van de accountant. Carly Former

Tast het verlenen van non-audit diensten naast het verlenen van audit diensten de onafhankelijkheid van de accountant aan

Het effect van het verlenen van non-auditdiensten op de onafhankelijkheid van de accountant

Het verwachte effect van de scheiding tussen audit en non-audit diensten op de onafhankelijkheid van accountants

Onafhankelijkheid van de accountant in relatie tot de non-audit services

The influence of non-audit services on auditor independence

De invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant

Kwaliteitsverschil audit grote en middelgrote accountantskantoren. Bachelorscriptie Tamara Heuyerjans Studentnummer:

Niet-audit diensten en de onafhankelijkheid van de controlerend accountant

Audit Quality. Heeft diversiteit tussen mannen en vrouwen invloed op de kwaliteit van de audit?

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd.

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving

Verschillen en overeenkomsten tussen SOx en SAS 70

Het beperken van de duur van de aanstelling van een accountant, en het effect daarvan op de kwaliteit van de accountantscontrole

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i

AUDIT QUALITY VAN ACCOUNTANTSKANTOREN BIG FOUR VERSUS NON-BIG FOUR

Verplichte accountantskantoor roulatie en het effect op de kwaliteit van de accountantscontrole

Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V.

De invloed van de aanwezigheid van een audit committee op de kwaliteit van de jaarrekening

Gemeente Ridderkerk Controle jaarrekening Ridderkerk 4 juli 2019 Jesper van Koert Reinier Moet Rein-Aart van Vugt

Amsterdam Business School Nader onderzoek naar de onafhankelijkheid van de accountant

De relatie tussen economische afhankelijkheid. en de kwaliteit van de accountantscontrole.

INTERNATIONAL STANDARD ON AUDITING (ISA)

De invloed van de recente ontwikkelingen op het gedrag van de accountant ten aanzien van de going-concern rapportage

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Voorkom pijnlijke verrassingen Nieuwe Controleaanpak Belastingdienst. Presentator: Remko Geveke

KPMG PROVADA University 5 juni 2018

Elektronisch handtekenen in een handomdraai! Het proces in enkele stappen 2017, Deloitte Accountancy

Oordelen van en door RE s

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 550 VERBONDEN PARTIJEN

(Big) Data in het sociaal domein

De gevolgen van het openbaar maken van Key Audit Matters (KAMs): Een literatuuroverzicht

De impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs

4 JULI 2018 Een eerste kennismaking met gemeentefinanciën en verbonden partijen voor raadsleden - vragen

In hoeverre heeft een verplichte roulatie van accountantskantoor effect op de kwaliteit van een accountantscontrole? Rick ten Haken

ISA 510, INITIËLE CONTROLEOPDRACHTEN - BEGINSALDI

De rol van de waarde van vastgoed in crisistijd op de verslaggeving van vastgoed ondernemingen

IFRS 15 Disaggregatie van opbrengsten

Controleprotocol Subsidies Gemeente Zeist 2009

Prof dr Philip Wallage 2 JUNI 2010 AMSTERDAM SEMINAR EUMEDION, NIVRA EN VBA

Building the next economy met Blockchain en real estate. Lelystad Airport, 2 november 2017 BT Event

Earnings quality and earnings management : the role of accounting accruals

ISA 700, HET VORMEN VAN EEN OORDEEL EN HET RAPPORTEREN OVER FINANCIËLE OVERZICHTEN

The Effectiveness of Community Schools: Evidence from the Netherlands

Italian desk Chi? Lokaal aanspreekpunt is Melissa Allegrezza For information, contact Deloitte Fiduciaire

Concept NBA-handreiking Publicatie kwaliteitsfactoren 17 april 2015

Aansprakelijkheid van accountants binnen de EU

Modelverslagen met betrekking tot de statistieken

ISAE 3400, Onderzoek van toekomstgerichte financiële informatie. Copyright IFAC (volgens IFAC Overeenkomst van 12 maart 2019)

Audit kwaliteit door de proxy earnings

CSRQ Center Rapport over onderwijsondersteunende organisaties: Samenvatting voor onderwijsgevenden

Optional client logo (Smaller than Deloitte logo) State of the State

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 510 EERSTE UITVOERING VAN CONTROLE-OPDRACHTEN OPENINGSSALDI

Enterprise Architectuur. een duur begrip, maar wat kan het betekenen voor mijn gemeente?

AssurMiFID Recente inducements evoluties. 2 december Brussels London -

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 600 GEBRUIKMAKEN VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN EEN ANDERE AUDITOR

Business as (un)usual

Uitnodiging Security Intelligence 2014 Dertiende editie: Corporate IAM

Sarbanes-Oxley en de gevolgen voor IT. Daniel van Burk 7 november 2005

Recente ontwikkelingen in onderzoek. eerdere bijdrage heeft de auteur enkele studies besproken naar de

De onafhankelijkheid van een accountant, verplichte kantoorroulatie en scheiding van audit en nonauditdiensten.

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier ADVIES- EN CONTROLECOMITÉ OP DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE COMMISSARIS

Studiedag De modernisering van het begroten in België. Brussel, 11 mei 2004

Consultatiedocument Standaard 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden 30 juli 2015

Meer duidelijkheid over samenstellingsopdrachten met komst Standaard 4410

2010 Integrated reporting

Controleprotocol subsidies gemeente Alkmaar voor verantwoording subsidies >

De modernisering van de controlepiramide vanuit internationaal perspectief

Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen. Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het bestuur en raad van commissarissen van Stichting FC Eindhoven A. Verklaring over de in he

Norvell & Associates En Wat Ze Kunnen Doen Voor Uw Bedrijf

De beleidsrobot. Realiteit of illusie?

CONSULTATIE GREEN PAPER DE DEFINITIE VAN AUDIT KWALITEIT. Herman van Brenk MSc RA Dr. Joost van Buuren RA Drs. Remko Renes RA Drs. Marlies de Vries RA

ISA 710, TER VERGELIJKING OPGENOMEN INFORMATIE - OVEREENKOMSTIGE CIJFERS EN VERGELIJKENDE FINANCIELE OVERZICHTEN

Materialiteit en waardecreatie. Jos Reinhoudt 21 mei 2015

Practitioner s Certificate in IT Service Management: Release & Control (based on ITIL )

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Samenstelling en takenpakket van het auditcomité. Het nieuw commissarisverslag en het verslag aan het auditcomité

De accountant en het bestuursverslag Visie NBA Young Profs

ISA 610, GEBRUIKMAKEN VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN INTERNE AUDITORS

De controle van de groepsjaarrekening

Achtergrond en Probleemstelling

IFRS 15 Optreden als principaal of als agent?

Invloed van de aanwezigheid van een audit comité op de kwaliteit van de financiële jaarverslaggeving

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. Adviescollege voor Beroepsreglementeting Postbus AD AMSTERDAM

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

IFRS 15 Alloceren van de transactieprijs

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het bestuur van Stichting Gooisch Natuurreservaat A. Verklaring over de in het jaarverslag op

Herziene Standaard 4410 Samenstellingsopdrachten

Investment Management. De COO-agenda

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: het bestuur van Stichting Steun Goois Natuurreservaat A. Verklaring over de jaarrekening 2017

bedrijfsfunctie Harm Cammel

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II

Corporate presentation. Risicomanagement Jeroen Baart

Transcriptie:

De onafhankelijkheid van de accountant en het verlenen van nonaudit services: bewijs aan de hand van drie verschillende maatstaven Bachelorscriptie Naam: Joris Tanke Studentnummer: 5947448 Bachelor: Economie en Bedrijfskunde Variant: Accountancy en Control Begeleidster: H. Kloosterman Datum: 01-07-2013

Abstract Er is al lange tijd een discussie gaande over of het verlenen van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant verminderen. De bevindingen zijn echter niet eenduidig. In deze literatuurstudie wordt ook naar dit verband gekeken. Aan de hand van onderzoeken die verschillende maatstaven gebruiken om de onafhankelijkheid te testen met betrekking tot het verlenen van non-audit services. Het blijft moeilijk om een eenduidig antwoord te vinden op de centrale vraag, maar waar in de Verenigde Staten geen tot nauwelijks een verband wordt aangetoond, wordt in het Verenigd Koninkrijk dit verband wel aangetoond. Reden hiervoor kan de verschillende regelgeving zijn binnen beide landen. Er is ruimte voor verder onderzoek. 2

Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Audit services en non-audit services 5 2.1 Audit services 5 2.2 Non-audit services 6 3. De onafhankelijkheid van een accountant 6 4. Audit kwaliteit 7 5. Relatie tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant 8 6. Maatstaven voor onafhankelijkheid 9 6.1 Earnings management 9 6.2 Restatements 10 6.3 Going concern opinions 11 7. Literatuurvergelijking 12 7.1 Non-audit services en earnings management 12 7.2 Non-audit services en restatements 14 7.3 Non-audit services en going concern opinions 16 7.4 Conclusie 18 8. Conclusie 20 9. Referenties 22 3

1. Inleiding In de schaduw van het Enron schandaal is de discussie over de onafhankelijkheid van de account opgebloeid. Regelgevers hebben hierop gereageerd door verschillende non-audit services niet meer toe te staan door hetzelfde kantoor dat ook de audit verricht. Zo heeft The Sarbanas Oxley act een aantal services verboden. Het probleem zou zijn dat accountants hun onafhankelijkheid bereid zijn op te geven in de ruil voor de grote vergoedingen die verdiend worden met non-audit services (Defond e.a., 2002) Onafhankelijkheid wordt als zeer belangrijk beschouwd voor een accountant. Het is van belang dat accountants onafhankelijk zijn in wezen en in schijn ten opzichte van de onderneming die zij controleren. Dit omdat regelgevers en andere gebruikers van jaarverslagen afhankelijk zijn van de informatie die in deze verslagen wordt verstrekt en de verklaring die gegeven wordt, en dus moet de informatie accuraat zijn (Ashbaugh, 2004). In de literatuur is dan ook veel onderzoek verschenen naar de onafhankelijkheid van de accountant met betrekking tot het verstrekken van non-audit services. Tot op heden is er nog geen eenduidig antwoord op deze vraag. Omdat onafhankelijkheid niet te meten is, wordt door gebruik van verschillende maatstaven onderzoek gedaan om de onafhankelijk te meten. Kinny Jr. e.a. (2004) noemen earnings management, restatements en going concern opinions als maatstaven die zijn gebruikt. Het doel van dit onderzoek is om bij te dragen aan het debat over de onafhankelijkheid van de accountant en het verstrekken van non-audit services. Dit onderzoek is nodig omdat eerder onderzoek onafhankelijkheid aan de hand van verschillende maatstaven beoordeeld. In dit onderzoek wordt gekeken naar de verschillende maatstaven die zijn gebruikt om te zien of er verschillende conclusies worden getrokken en of dit te maken heeft met welke maatstaaf er is gebruikt. Er wordt geprobeerd antwoord te vinden op de vraag, of het verstrekken van non-audits services de onafhankelijkheid van de accountant aantast? Om deze vraag te beantwoorden wordt gekeken naar de verschillende maatstaven voor onafhankelijkheid die in eerder onderzoek gebruikt zijn. Om vervolgens de centrale vraag de centrale vraag te beantwoorden. In het vervolg van dit onderzoek worden eerst een aantal begrippen uiteengezet. Als 4

eerste wat audit services en non-audit services zijn. Daarna het begrip onafhankelijkheid. Vervolgens wordt het begrip audit quality gedefinieerd en gekeken wat het verband met de onafhankelijkheid is. Daarna wordt het verband tussen nonaudit services en de onafhankelijkheid van de accountant weergegeven. Om vervolgens verschillende maatstaven, die gebruikt worden om de onafhankelijkheid van een accountant te testen aan het verlenen van non-audit services uiteen te zetten. Om daarna verder te gaan met het literatuuronderzoek waarin per maatstaaf onderzoeken met elkaar worden vergeleken. Tot slot wordt afgesloten met de conclusie. 2. Audit services en non-audit services In dit hoofdstuk zal worden behandeld wat audit services zijn. Om vervolgens te behandelen wat non-audit services zijn. 2.1 Audit services Volgens Asbaugh (2004), is auditing een cumulatief proces waar het doel is om zekerheid te krijgen door het begrijpen van de manier waarop een bedrijf zijn prestaties weergeeft in de jaarverslagen. De zekerheid wordt verkregen door op verschillende manieren zoals door enquêtes, observatie en het toetsen van bewijsmateriaal. En dus verschaffen audit services zekerheid over de jaarverslagen van een bedrijf. Audit services zijn services die worden uitgevoerd door een accountant die gebruikelijk de generally accepted auditing standards volgt, om zo een verklaring af te kunnen geven over de jaarverslagen van een bedrijf( Kinney e.a., 2004). Audit services bevatten ook de discussie over audit gerelateerde zaken met het audit comité, en consultatie over zaken die ontstaan tijdens het doen of als het resultaat van de audit (Kinney e.a., 2004) Door het uitdrukken van een verklaring geeft de accountant aan of de jaarverslagen een goede en reële weergave is van de prestaties van een bedrijf. Een goede en reële weergave van de prestaties van het bedrijf houden hier in dat de informatie die in de jaarverslagen verstrekt wordt correct is en aan de realiteit voldoen, en dus de onderliggende bedrijfstransacties weergeeft. Ze moeten dus betrouwbaar en vrij van 5

vooringenomenheid zijn (Asbaugh, 2004). Het unieke van een audit contract, is dat een accountant wordt ingehuurd en betaalt door een bedrijf waar de accountant een beoordeling en verklaring van geeft. En waar het management verantwoordelijk is voor het opstellen van de jaarverslagen die beoordeeld worden. Er is dus sprake van een effect van: Een hond bijt niet in de hand die hem voert. Als gevolg van dit effect is het voor een accountant moeilijk om onafhankelijk te blijven (Asbaugh, 2004). 2.2 Non-audit services De Sarbanas-Oxley Act (SOx) (2002) definieert non-audit services als, services voorzien door een accountantskantoor aan een onderneming die niet direct verband houden met de audit van de jaarverslagen van een onderneming. Deze services bestaan uit zakelijke en individuele planning, interne audit uitbesteding, advies gerelateerd aan fusies en overnames, het voorzien van informatie systemen en de provisie van human resources (Ashbaugh, 2004). Er zijn verschillende non-audit services door de Sarbanas-Oxley Act (2002) verboden. Dit zijn: Boekhoud en andere accounting services, het ontwerpen en implementeren van financiële informatie systemen, taxatie of waardering services, actuariële services, het uitbesteden van interne audits, management of human resource functies, handelaar of investeringsadvies of investeringsbank services, wettelijk en expert services ongerelateerd aan de audit en elke andere service die door de PCAOB als ontoelaatbaar is bepaald (Arens e.a., 2012). Brandon e.a. (2004) stellen dat non audit service fees alle vergoedingen zijn die niet direct ten laste kunnen worden gelegd met de gedane audit. 3. Onafhankelijkheid van de accountant In eerdere literatuur worden verschillende definities gegeven over de onafhankelijkheid van de accountant. Hier zullen verschillende definities besproken worden om vervolgens te concluderen met welke zal worden verder gewerkt in dit onderzoek. Volgens Deangelo (1981) is de onafhankelijkheid van een accountant, het vermogen om een breuk in een onderneming zijn accountingsysteem te ontdekken en dit te 6

rapporteren. Ook Watts en Zimmerman (1983) stellen dat de mogelijkheid om een breuk te vinden en dit te rapporteren de definitie is van de onafhankelijkheid van een accountant. Een andere manier om de onafhankelijkheid te definiëren is de mogelijkheid om de druk die het management uitoefent te kunnen weerstaan (Knapp, 1985). De AICPA Code of professional conduct stelt dat de onafhankelijkheid bestaat uit twee componenten. Namelijk onafhankelijkheid in wezen en in schijn. Onafhankelijkheid in wezen reflecteert de gemoedstoestand van de accountant dat toelaat dat de gedane audit wordt uitgevoerd met een onpartijdige houding (Arens e.a., 2012). Onafhankelijkheid in schijn, is het resultaat van de interpretatie die anderen hebben van de onafhankelijkheid. Als resultaat van deze twee componenten kan een accountant die onafhankelijk is in wezen, maar waar gebruikers van de informatie achten dat hij niet onafhankelijk is in schijn een groot deel van de audit functie verloren gaan (Arens e.a., 2012). In dit onderzoek zal onafhankelijkheid gezien worden als het vermogen om een breuk in een onderneming zijn accountingsysteem te ontdekken en te rapporteren, er wordt gekozen voor deze definitie omdat deze definitie aansluit bij hoe er gekeken wordt naar audit quality. 4. Audit Quality Volgens Lennox (1999) hangt audit kwaliteit af van de mate waarin een accountant een fout ontdekt in het accountingsysteem en deze ook daadwerkelijk onthult. Deze definitie komt overeen met de definitie die Deangelo (1981) en Watts en Zimmerman (1983) geven voor de onafhankelijkheid van de accountant. Hieruit valt op te merken dat de kwaliteit van een audit te maken heeft met de onafhankelijkheid van de accountant. En dat een verminderde onafhankelijkheid resulteert in een lagere kwaliteit van de audit (Deangelo, 1981). Ook Lim en Tan (2008), stellen dat audit quality gelinkt kan worden aan de onafhankelijkheid van de accountant. Dit omdat de audit quality omlaag gaat als een accountant minder onafhankelijk is. Audit kwaliteit kan worden geconceptualiseerd van erg laag tot er hoog. Het falen van een audit zit dus aan de lage kant van audit kwaliteit. Het falen van een audit kan ontstaan doordat er bijvoorbeeld geen general accepted accounting principles zijn 7

afgedwongen door de accountant, of dat hij faalt om een modified of qualified audit report te geven. In beide gevallen kunnen de jaarverslagen die gecontroleerd zijn, misleidend zijn voor de gebruikers (Francis, 2004). 5. Waarom non-audit services van invloed zijn op de onafhankelijkheid van de accountant In dit hoofdstuk zal de relatie tussen non-audit services en de onafhankelijkheid besproken worden. Meer specifiek wordt gekeken naar argumenten die stellen dat non-audit services de onafhankelijkheid schaden, of verbeteren. Een probleem wat non-audit services met zich meebrengen, is dat de accountants een prikkel krijgen om een klant te behouden waarvoor ze de controle verrichten omdat zij ook hoge vergoedingen krijgen voor de non-audit services die ze bij deze klant verrichten (Craswell, 1999). Het argument van de economische afhankelijkheid stelt een positieve relatie tussen de vergoedingen van non-audit services en mindere kwaliteit van financiële verslaggeving doordat een accountant afhankelijk wordt van de vergoedingen voor non-audit services. Echter mag de onafhankelijkheid minder worden, aan de andere kant gaat door het verlenen van non-audit services de kennis omhoog waardoor de kwaliteit van de audit ook omhoog gaat (Kinney, J.R. e.a., 2004). Het voorzien van non-audit services vergroot de economische band tussen accountant en klant, en daarom stijgt de prikkel voor een accountant om de druk van het management niet te kunnen weerstaan (Frankel e.a., 2002). Volgens Defond e.a. (2002), zorgt de provisie van non-audit services op twee manieren voor verminderde onafhankelijkheid van de accountant. Allereerst zijn regelgevers en investeerders bezorgd dat doordat de accountant economisch afhankelijk wordt, hij minder goed de druk van het management kan weerstaan. En als tweede dat het voorzien van non-audit services de accountant in een management positie brengt wat hem minder objectief maakt (Defond e.a., 2002). De markt voorziet verschillende prikkels voor een accountant om onafhankelijk te zijn. Reputatieverlies is hier een van, als de markt namelijk geen vertrouwen meer heeft in de accountant kan dit lijden tot verlies van klanten. Een voorbeeld hiervan is Arthur Andersen, de accountant van Enron. Na het instorten van Enron liep Arthur Anderson reputatie schade op en als gevolg een verlies van veel klanten (Defond e.a., 8

2002). Een andere prikkel om onafhankelijk te zijn is de dreiging van rechtszaken. Om kosten van vervolging te voorkomen zal een accountant een klant niet aannemen als het risico op vervolging hoog is. En dus zal hij zijn onafhankelijk oordeel geven om geen risico te lopen om hoge te kosten te betalen voor vervolging (Defond e.a., 2002). 6. Maatstaven voor onafhankelijkheid Firth (2002), geeft aan dat het moeilijk is om te onderzoeken of het voorzien van nonaudits services door accountants die ook de audit doen de onafhankelijkheid van de accountant verminderd. Het is moeilijk omdat onafhankelijkheid van een accountant niet direct valt te meten. Omdat onafhankelijkheid niet direct te meten is worden hier drie maatstaven besproken. Aan de hand van deze maatstaven wordt onderzocht of het verlenen van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant aantast. 6.1 Earnings management De literatuur die het verband onderzoekt van non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant gebruiken verschillende maatstaven om dit te testen. Nu wordt als eerste de maatstaaf earnings management uiteengezet. Het voorzien van non-audit services kan de economische band versterken tussen de accountant en de klant. Daardoor zal de prikkel stijgen voor een accountant om zich neer te leggen bij de druk van het management, inclusief de druk om earnings management toe te staan (Frankel e.a., 2002). Echter kunnen non-audit services een accountants reputatie bevorderen, welke de accountant niet graag in gevaar zou brengen door eisen van een klant te honoreren (Frankel e.a., 2002). Asbaugh e.a. (2003) verrichten ook onderzoek aan de hand van of de band tussen klant en accountant geassocieerd kan worden met bewijs dat financiële jaarverslagen een vooringenomen beeld van de klant zijn financiële conditie weergeeft. Ze gebruiken hiervoor discretionary accruals en de waarschijnlijkheid van het halen van winstdoelen als bewijs voor vooringenomen financiële jaarverslagen. Ze stellen op basis van drie aannames dat accruals en earnings benchmarks als bewijs voor de 9

onafhankelijkheid van een accountant gebruikt kunnen worden. Als eerste een onafhankelijke accountant verplicht zijn of haar klant om objectieve jaarverslagen te produceren. Ten tweede voorzien discretionary accruals de mate van vooringenomenheid in de jaarverslagen. En als laatste het halen of overtreffen van earnings zoals die van voorgaande jaren is niet zeldzaam, suggererend dat managers de jaarverslagen zo aanpassen dat deze doelen gehaald worden(asbaugh e.a., 2003). En dus kan earnings management als maatstaaf voor onafhankelijkheid worden gebruikt omdat een accountant die minder onafhankelijk is eerder geneigd is om earnings management toe te staan. Wat zou impliceren dat accountants die non-audit service verlenen dus meer earnings management toestaan dan accountants die geen non-audit services verlenen. 6.2 Restatements Raghunandan e.a. (2003) stellen dat de laatste jaren het aantal bedrijven dat hun jaarverslagen moest aanpassen om ze in conformiteit te brengen met General Accepted Accounting Principles te brengen is gestegen. Restatements kunnen gezien worden als het falen van een audit. Consistent met deze aanname stellen Palmrose en Scholz (2002), vervolging tegen accountant geassocieerd kan worden met restatements. Regelgevers en anderen suggereren dat er een verband bestaat tussen het groeiende aantal restatements die gemaakt moeten worden en de afhankelijkheid van accountantskantoren van vergoedingen van non-audit services. Daarom is onderzoek naar non-audit services en restatements een goede maatstaaf voor de onafhankelijkheid (Raghunandan e.a., 2003). Regelgevers en wetshandhavers veronderstellen dat het voorzien van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant verminderd wat leidt tot lagere kwaliteit van de audits, en een stijgende waarschijnlijkheid dat jaarverslagen niet voldoen aan de norm van GAAP. Ze veronderstellen dus een positief verband tussen non-audit service vergoedingen en restatements (Kinney JR. e.a., 2004). En dus zijn restatements een goede maatstaaf om te kijken naar het verband tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant. Als het verlenen van non-audit services de onafhankelijkheid aantast zou je dus kunnen stellen, hoe meer 10

non-audit services verleent worden, hoe minder onafhankelijk de accountant is met als resultaat dat er vaker restatements nodig zijn. 6.3 Going concern opinions Andere literatuur onderzocht het verband aan de hand van going concern opinions. Alhoewel het geen doel is van de audit om de financiële conditie van een bedrijf te evalueren heeft een accountant wel de verantwoordelijkheid om te evalueren of een bedrijf zal kunnen blijven bestaan (Arens e.a., 2012). Volgens Arens e.a. (2012) spelen de volgende factoren een rol bij de vraag of een bedrijf zal blijven voortbestaan: 1. Significant recurring operating losses or working capital deficiencies 2. Inability of the company to pay its obligations as they come due 3. Loss of major customers, the occurrence of uninsured catastrophes such as an earthquake or flood, or unusual labor difficulties 4. Legal proceedings, legislation, or similair matters that have occurred that might jeopardize the entity s ability to operate In deze situaties kan de accountant bedenkingen hebben bij de mogelijkheid dat de klant niet in staat is om door te gaan met de operaties of dat ze aan hun verplichtingen kunnen voldoen voor een redelijke periode. Met een redelijke periode wordt een jaar nadat de jaarverslagen zijn gecontroleerd bedoeld (Arens e.a., 2012). Accountants spelen een grote rol in het waarschuwen van de markt over het going concern gaan van een bedrijf. Het falen van een audit ontstaat dus als een accountant geen going concern opinion geeft terwijl een onderneming vervolgens bankroet gaat. Of als een accountant een going concern verklaring afgeeft voor een bedrijf dat financieel in goede conditie is. Omdat onafhankelijkheid vaak beschouwd wordt als de kans dat een accountant een fout ook daadwerkelijk rapporteert, zijn accountants met verzwakte onafhankelijk dus eerder geneigd om geen going concern verklaring af te geven(defond e.a, 2002). Als de vergoedingen voor non-audit services hoog zijn zal dit een sterkere economische band creëren tussen klant en accountant. Gevolg hiervan kan zijn dat een accountant eerder de verslagen van een klant goed keurt zelfs als er tegenstellend bewijs is. Deze vermindering van onafhankelijkheid manifesteert zich in vermindering van qualified audit report (Firth, 2002). 11

Samenvattend kan gezegd worden dat als een accountant minder onafhankelijk is hij eerder een goedkeurende verklaring geeft in plaats van een going concern. Om te kijken of er verband is tussen non-audit services en verminderde onafhankelijkheid door economische afhankelijkheid zal een accountant die ook non-audit services verleent eerder geneigd zijn een goedkeurende verklaring te geven terwijl een going concern verklaring gewenst is. 7. Literatuurvergelijking In dit hoofdstuk zal aan de hand van de verschillende maatstaven die besproken zijn in hoofdstuk 6 verschillende literatuur met elkaar vergeleken worden. Er wordt eerst gekeken naar de literatuur die het verband tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant meet aan de hand van earnings management wat is beschreven in 6.1 Vervolgens zal literatuur worden vergeleken die het verband meet aan de hand van restatements wat is beschreven in 6.2 en als laatste de literatuur die als maatstaaf going concern opinions gebruiken wat is beschreven in 6.3. Als laatste worden de uitkomsten van alle verschillende onderzoeken samengevat en in een tabel weergegeven. 7.1 Non-audit services en earnings management als maatstaaf voor onafhankelijkheid Ferguson e.a. (2004), doen aan de hand van bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk onderzoek naar de relatie tussen non-audit services en drie maatstaven voor earnings management. Als eerste kijken ze naar kans dat de boekhouding van een klant tijdens de periode van het onderzoek publiekelijk bekritiseerd werd of onderworpen werd aan een onderzoek met betrekking tot de regelgeving. Ten tweede de waarschijnlijkheid dat een klant zijn jaarverslagen moest aanpassen onder de aanname van Financial Reporting Standard (FRS) No. 12, welke bedoeld is om opportunistisch gebruik van provisies tegen te gaan. En als laatste het gemiddelde van de absolute waarde van een klant zijn working capital accruals. De bevindingen van het onderzoek zijn dat earnings management positief en significant geassocieerd worden met de gekochte non-audit services. In het algemeen zijn de resultaten consistent met het voorstel dat een hoger niveau van economische afhankelijkheid tussen accountant en klant als 12

gevolg van de gezamenlijke voorziening van non-audit services, de bereidheid van de accountant om een klant te beperken in opportunistisch boekhouden verminderen. En daarom de kwaliteit van het financieel verslaggeven verminderen en dus de onafhankelijkheid (Ferguson e.a., 2004). In het artikel van Frankel e.a. (2002), wordt onderzoek gedaan naar het effect van non-audit services op earnings management. Ze onderzoeken de geneigdheid van het alleen halen of verslaan van earnings doelen en de omvang van discretionary accruals om te beoordelen of het voorzien van non-audit services geassocieerd kan worden met earnings management. Ze vinden een positieve relatie tussen non-audit vergoedingen en de waarschijnlijkheid op het verslaggeven van een kleine verrassing in de winst en de omvang van discretionary accruals, en dus op earnings management. Wat inhoudt dat het de onafhankelijkheid verminderd (Frankel e.a., 2002). Ashbaugh e.a. (2003) herhalen het onderzoek van Frankel e.a.(2002) om te bewijzen of de hoeveelheid verbondenheid tussen klant en accountant geassocieerd kan worden met bewijs dat de jaarverslagen een verkeerd beeld geven van de financiële conditie van een onderneming. Ze gebruiken de omvang van discretionary accruals en de waarschijnlijkheid van het halen van winst doelen als bewijs voor vooringenomenheid met betrekking tot de financiële jaarverslagen. In tegenstelling tot het eerder gedane onderzoek, vinden ze geen positieve relatie tussen discretionay accruals en non-audit services, geen positieve relatie tussen non-audit services en de waarschijnlijkheid dat de winstdoelen van een onderneming de voorspellingen overtreffen. En als laatste vinden zo ook geen bewijs dat de markt reageert op de omvang van non-audit vergoedingen relatief aan het totaal van vergoedingen. Ze concluderen dat ondernemingen die non-audit services afnemen hun winsten niet in grotere mate beheren dan andere ondernemingen en de onafhankelijkheid van de accountant niet in gevaar komt (Ashbaugh e.a., 2003). Chung en Kallapur (2003), onderzoeken of accountants minder onafhankelijk zijn als ze non-audit services verlenen. Ze gebruiken abnormal accruals als een maatstaaf voor earnings management. En zien geen verband tussen de accruals en de non-audit service ratio s. Ze concluderen dat er geen bewijs is voor verminderde onafhankelijkheid van de accountant en het managen van earnings doordat er nonaudit services verleent worden. De verschillen in bevindingen tussen de onderzoeken die gebruik maken van earnings 13

management als indicator voor de onafhankelijkheid zijn niet eenduidig. Ashbaugh e.a. (2003) die het onderzoek van Frankel e.a. (2002) hebben herhaald geven aan dat dit komt doordat het eerdere onderzoek gevoelig is voor de ontwerpkeuzes die zijn gemaakt. Ze kijken in tegenstelling tot Frankel e.a. (2002) naar income increasing accruals en stellen dat deze beter weergeven of er sprake is van earnings management. En daarom is dit onderzoek meer significant dan het eerder gedane onderzoek. Ook moet worden opgemerkt dat het onderzoek van Ferguson e.a (2004) is gedaan in het Verenigd Koninkrijk in tegenstelling tot de andere onderzoeken die in de Verenigde Staten zijn gedaan. Ze geven aan dat kans op vervolging en de kosten die dit met zich meebrengen zullen verschillen in het V.K. en de V.S. en dat daarom de bereidheid van de accountant om zich neer te leggen bij de druk die het management uitoefent niet te vergelijken is. Als laatste moet gezegd worden dat het gebruik van discretionary accruals om te zien of er sprake is van earnings management is een moeilijke methode om effectief te gebruiken en daarom misschien wel de reden waarom er verschil zit in de bevindingen. En dus is de maatstaaf earnings management minder goed om het verband tussen de onafhankelijkheid en het verlenen van non-audit services te testen (Bloomfield en Shackman, 2008). Nu de verschillende onderzoeken die het verband van non-audit services en de onafhankelijkheid testen aan de hand van earnings management is besproken en vergeleken wordt in de volgende paragraaf naar dit verband gekeken aan de hand van restatements. 7.2 Non-audit services en restatements als maatstaaf voor onafhankelijkheid In deze paragraaf wordt literatuur behandeld die onderzoek doen naar de onafhankelijkheid van de accountant en het verlenen van non-audits services. Om onafhankelijk te meten wordt hier gekeken naar restatements in de jaarverslagen. In het artikel: Auditor independence, non-audit services, and restatements: was the U.S. government right? Van Kinney JR. en anderen (2004), wordt onderzoek gedaan naar bedrijven die restatements maken in de jaarverslagen en non-audit vergoedingen krijgen. Deze worden vergeleken met de controlegroep die geen restatements maken om zo te kijken of er een verband is tussen het verlenen van non-audit services en restatements in de jaarverslagen. Ze testen of de provisie van non-audit services de 14

kans vergroot dat er restatements in de jaarverslagen nodig zijn. Uit hun onderzoek kwamen drie bevindingen. Als eerste hebben zij geen statistisch bewijs gevonden voor een positieve relatie tussen non-audit services en het maken van restatements in de jaarverslagen. Ten tweede vinden ze minimaal bewijs voor een positieve relatie tussen audit vergoedingen, audit gerelateerde vergoedingen en ongespecificeerde nonaudit vergoedingen en restatements. Als laatste vinden ze een negatief verband tussen tax service vergoedingen in verband met restatements. Dit impliceert dat de effecten van economische afhankelijkheid van een klant meer dan genoeg gecompenseerd worden door de voordelen die de kwaliteit van financiële verslaggeving met zich meebrengen. Het verbieden van tax services zou mogelijk de kwaliteit van de financiële verslaggeving omlaag brengen ( Kinney JR. e.a., 2004) Ook Raghunandan en anderen (2003) onderzoeken of er een verband bestaat tussen ondernemingen die restatements maken in hun jaarverslagen en de vergoedingen die zijn betaald aan de accountants voor non-audits services. In hun analyse zijn de vergoedingen van 110 ondernemingen met restatements vergeleken met 3481 ondernemingen zonder restatements. Ze vinden geen bewijs dat er significante verschillen bestaan tussen beide groepen. En dus concluderen ze dat door het verstrekken van non-audit services aan een onderneming, de jaarverslagen niet vaker moeten worden herzien, wat bewijs is dat er geen sprake is voor verminderde onafhankelijkheid (Raghunandan e.a., 2003). Als laatste worden hier de bevinden van Bloomfield en Shackman (2008) besproken. In dit onderzoek werd ook gekeken of bedrijven die hun jaarverslagen aanpassen een hoger level van non-audit services vergoedingen hebben dan bij bedrijven die deze vergoedingen niet hebben. De bevindingen van het onderzoek zijn dat de karakteristieken van de accountant meer invloed hebben dan de vergoedingen voor non-audits services wat is gemeten door te kijken naar de restatements die bedrijven maken. Het resultaat is in overeenstemming met eerdere studies. Het totaal aan vergoedingen van audit services en non-audit services heeft wel een kleine invloed. Verder merken ze op dat volgens hun non-audit services niet verder gelimiteerd moeten worden door regelgeving ( Bloomfield en Shackman, 2008). Uit de onderzoeken die restatements als maatstaaf voor de onafhankelijkheid gebruiken met betrekking tot het verlenen van non-audit services kan worden geconcludeerd dat er geen positief verband bestaat. In tegenstelling tot de andere maatstaven die zijn gebruikt is er weinig verschil in de bevindingen. Een reden 15

hiervoor kan zijn dat onderzoek naar vergoedingen voor non-audit services in de context van de daarop volgende restatements een directe test is tussen non-audit services en audit kwaliteit/ onafhankelijkheid (Raghunandan e.a., 2003). Er is dus weinig ruimte voor verschil in het onderzoeksontwerp van de verschillende studies. Wat moet worden vermeld is dat alle studies in de Verenigde Staten plaats vonden en dus niet kan worden vergeleken of in landen met andere regelgeving de bevindingen hetzelfde zullen zijn. Bloomfield en Shackman (2008) geven aan dat in vergelijking met het onderzoek van Raghunandan e.a (2003) de grootte van hun onderzoek verdubbeld was ten opzichte van het eerdere onderzoek. Alhoewel de resultaten beide geen verband zien, is het onderzoek van Bloomfield en Shackman (2008) beter omdat zij een grotere populatie onderzochten. Nu de literatuur is besproken en vergeleken die het verband tussen het verlenen van non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant testen aan de hand van restatements, wordt als laatste de literatuur besproken en vergeleken die het verband bekijkt aan de hand van going concern opions. 7.3 Non-audit services en going concern opinions als maatstaaf voor onafhankelijkheid Defond e.a., (2002), onderzoeken in hun artikel de relatie tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant, waarbij voor onafhankelijkheid als maatstaaf de geneigdheid om een going concern verklaring af te geven wordt gebruikt. In tegenstelling tot de zorgen van regelgevers met betrekking tot het verstrekken van non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant, vinden de auteurs geen associatie tussen de vergoedingen van non-audit services en neiging om een going concern verklaring te geven. Ook vinden ze geen relatie tussen het totaal van vergoedingen voor audits en de neiging om een going concern verklaring te geven. De bevindingen suggereren dat markt gebaseerde prikkels zoals reputatieverlies en kosten die ontstaan door eventuele procesvoering zwaarder wegen dan de afhankelijkheid gecreëerd door hogere vergoedingen. In het onderzoek van Callaghan e.a., (2009), wordt onderzocht of verschillende audit vergoedingen een bedreiging zijn voor de onafhankelijkheid. De onderzochte 16

bedrijven bestaan uit ondernemingen die vervolgens faillissement aanvragen tegenover bedrijven die grotendeels alleen in financiële nood verkeren. En daarom is het waarschijnlijk dat de onderzochte populatie ondernemingen bevat die eigenlijk een going concern verklaring hadden moeten krijgen. Ze concluderen dat er geen significant verband bestaat tussen de kans op een going concern verklaring en nonaudit services. Wat impliceert dat de onafhankelijkheid niet in het gevaar komt door het verlenen van non-audit services. Als laatste merken ze op dat een onderzoek naar de verschillen binnen verschillende jurisdicties voor toevoegende inzichten zouden zorgen (Callaghan e.a., 2009). Basioudis e.a., (2008), onderzoeken de associatie tussen non-audit service vergoedingen, vergoedingen voor audits en besluiten die worden gemaakt ten aanzien van de accountantsverklaring bij ondernemingen in financiële nood in het Verenigd Koninkrijk. Ze onderzoeken ondernemingen die in financiële nood zitten omdat dit juist de ondernemingen zijn waar de accountant een onafhankelijk professioneel oordeel moet uitoefenen. In hun analyse komen ze tot de conclusie dat er bewijs is voor een verband tussen non-audit service vergoedingen en de kans dat een onderneming geen going concern verklaring ontvangt. Meer specifiek, het bewijs suggereert dat ondernemingen die in financiële nood zitten en hoge non-audit service vergoedingen betalen minder waarschijnlijk een going concern verklaring krijgen van het accountantskantoor, en dus is de onafhankelijkheid verminderd (Basioudis e.a., 2008). Geiger e.a., (2003), onderzoeken ook de relatie tussen non-audit services en audit verklaringen voor ondernemingen in financiële nood. Ook zij stellen dat dit situaties zijn waarin een accountant een significant deel van zijn professionele oordeel moet uitoefenen. Uit de analyse van audit verklaringen bij bedrijven die in financiële nood verkeren komt geen significant bewijs voor een associatie tussen vergoedingen van non-audit services en de kans dat een onderneming een going concern verklaring krijgt. De steekproef was in dit onderzoek niet erg groot van formaat, maar de bevindingen versterken die van Defond e.a. (2002). Alleen waar Defond e.a. (2002) geen associatie vinden tussen vergoedingen voor audits en de rapportage van de accountant vinden zij hier wel een positieve relatie (Geiger e.a., 2003). De resultaten van het onderzoek van Firth (2002) indiceren dat hoge vergoedingen voor non-audits services gepaard gaan met schone accountantsverklaringen. Er zijn hiervoor twee redenen te noemen. De eerste is een gebrek aan onafhankelijkheid van 17

de accountant. Maar als tweede stellen ze dat door het verstrekken van non-audit services, meningsverschillen en andere onzekerheden worden opgeruimd voordat de audit gedaan wordt en dus kennis wordt opgedaan door het verstrekken van non-audit services (Firth, 2002). Nu verschillende onderzoeken op een rij zijn gezet die het verband tussen non-audit services en de onafhankelijkheid van de accountant testen aan de hand van going concern opinions wordt besproken waardoor de onderzoeken verschillende bevindingen hebben. Allereerst moet opgemerkt worden dat going concern opinions een goede maatstaaf zijn voor onafhankelijkheid. Dit omdat als een accountant geen going concern verklaring geeft terwijl later blijkt dat de onderneming bankroet gaat, hij faalt in zijn onafhankelijke oordeel. Het is dus een directe maatstaaf voor onafhankelijkheid (Defond e.a.,2002). Een verklaring voor de verschillende bevindingen in de onderzoeken komt voort uit het feit dat sommige onderzoeken plaats vonden in de Verenigde Staten deze concludeerden allen geen verband tussen non-audit services en verminderde onfhankelijkheid. De overige onderzoeken vonden plaats in het Verenigd Koninkrijk, deze concludeerden juist wel een verband tussen non-audit services en verminderde onafhankelijkheid. Basioudis e.a. (2008). geven aan dat doordat er in het Verenigd Koninkrijk minder kans bestaat op vervolging in vergelijking met de Verenigde Staten, accountants zich daar minder druk maken om geen going concern verklaring te geven als dat eigenlijk wel zou moeten. Ze zijn daar dus bereid hun onafhankelijkheid eerder op te geven. Nu ook de laatste literatuur is besproken die het verband van het verlenen van nonaudit services en de onafhankelijkheid van de accountant onderzoekt aan de hand van going concern opinons volgt in de volgende paragraaf een samenvatting van de bevindingen en worden de resultaten van de onderzoeken in een tabel weergegeven. 7.4 Conclusie In deze paragraaf zal worden samengevat wat de bevindingen in het algemeen zijn. Vervolgens worden alle onderzoek in een tabel weergegeven om een overzicht te geven wat de bevindingen per onderzoek zijn. Zoals te zien in de tabel verschillen de conclusies van de onderzoeken. In het Verenigd Koninkrijk is het effect van het verlenen van non-audit services een 18

verminderde onafhankelijkheid van de accountant terwijl tegenstellend in de Verenigde Staten dit meestal niet het geval is. Als reden hiervoor wordt de kans op vervolging en de daarmee samenhangende kosten groter zijn in de Verenigde Staten. Daarom zal een accountant daar zijn onafhankelijkheid minder snel opgeven. Verder moet gezegd dat restatements en going concern opinions een betere en directe maatstaaf zijn om de onafhankelijkheid te testen dan dit te doen aan de hand van earnings management. Earnings management Land Conclusie Ferguson, Seow en Young Verenigd Koninkrijk + (2004). Frankel, Johnson en Nelson Verenigde Staten + (2002). Ashbaugh, Lafond en Mayhew Verenigde Staten - (2003). Chung en Kallapur (2003). Verenigde Staten - Restatements Conclusie Kinney JR., Palmrose en Scholz Verenigde Staten - (2004). Raghunandan, Read en Verenigde Staten - Whisenant (2003). Bloomfield en Shackman(2008). Verenigde Staten - Going concern opinions Conclusie Defond, Raghunandan en Verenigde Staten - Subramanyam (2002). Callaghan, Parkash en Singhal Verenigde Staten - (2009). Basioudis, Papakostantinou en Verenigd Koninkrijk + Geiger (2008). Geiger en Rama (2003). Verenigde Staten - Firth (2002). Verenigd Koninkrijk + 19

Een plus in de tabel geeft aan dat het verlenen van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant verminderd, een min geeft aan dat dit niet het geval is. 8. Conclusie Onafhankelijkheid is een belangrijk begrip voor accountants. Ze moeten een objectief oordeel vellen over de financiële condities van een onderneming. Het is belangrijk dat de verklaring die wordt afgegeven een eerlijk beeld schept van de onderneming omdat regelgevers en andere gebruikers afhankelijk zijn van de informatie die de accountant verschaft (Ashbaugh, 2004). Non-audit services staan al lang ter discussie, dit omdat ze een economische band zouden creëren tussen klant en accountant. Waardoor de account afhankelijk wordt van zijn klant en bereid is om zijn onafhankelijkheid op te geven in ruil voor de grote vergoedingen die de non-audit services met zich meebrengen. Regelgevers hebben hun zorgen geuit door een aantal non-audit services bij wet te verbieden. In dit onderzoek stond de vraag centraal, of het verstrekken van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant aantast? Omdat onafhankelijkheid zelf moeilijk te meten is, is er gekeken naar wat voor verschillende maatstaven in de literatuur zijn onderzocht, en zijn deze vervolgens met elkaar vergeleken. Om zo te kijken of er een eenduidig antwoord op de vraag gegeven kan worden. Er is gekeken naar non-audit services en earnings management, restatements en going concern opinions. Als we naar de tabel in hoofdstuk 6.4 kijken zien we dat per maatstaaf verschillende conclusies worden getrokken. Bij de onderzoeken die naar earnings management keken kan er geen eenduidig antwoord gevonden worden. Dit kan worden verklaard door verschillen in het onderzoek ontwerp. Het onderzoek naar restatements heeft het meest duidelijk antwoord gegeven dat er geen verband bestaat tussen non-audit services en verminderde onafhankelijkheid van de account. Er wordt soms wel een kleine invloed gevonden. Ook moet geconcludeerd worden dat hier alleen onderzoeken zijn vergeleken die in de Verenigde Staten zijn uitgevoerd. Als laatste de going concern opinions, waar het merendeel van onderzoek concludeert dat het geen afbraak doet aan de onafhankelijkheid, concluderen de auteurs die onderzoek deden in het Verenigd Koninkrijk wel een positief verband. Het is dan ook niet mogelijk om tot een eenduidige conclusie te komen. Wel moet gezegd dat er in de Verenigde Staten geen tot nauwelijks een positief verband wordt gevonden tussen het verstrekken van non-audit services en verminderde 20

onafhankelijkheid van de accountant. Verder onderzoek zal nodig zijn. Dit onderzoek zal zich moeten richten op de regelgeving binnen verschillende jurisdicties om te kijken wat dit voor invloed heeft op het verband. Verder moet gezegd dat doordat onafhankelijkheid niet direct te meten valt, het hoe dan ook moeilijk blijft om dit verband te onderzoeken. 21

9. Referenties Arens, Elder en Beasley (2012). Auditing and assurance services. Pearson. Ashbaugh, H., R. LaFond and B.W. Mayhew (2003). Do Nonaudit Services Compromise Auditor Independence? Further Evidence. The Accounting Review. 78, (3). 611-639 Ashbaugh, H. (2004). Ethical Issues Related to the Provision of Audit and Non-Audit Services: Evidence from Academic Research. Journal of Business Ethics. 52. 143-148 Basioudis, I.G., E. Papakonstantinou, en A.M. Geiger (2008). Audit fees, non-audit fees and auditor going-concern reporting decisions in the united kingdom. ABACUS. 44. (3). 284-309 Bloomfield, D. en J. Shackman (2008). Non-audit service fees, auditor characteristics and earnings restatements, Managerial Auditing Journal. 23. (2). 15-141 Brandon, D.M., A.D. Crabtree en J.J. Maher (2004). Nonaudit fees, auditor indepence and bond rating. Auditing: A journal of practice & theory. 23. (2). 89-103 Callaghan, J., M. Parkash, en R. Singhal (2009). Going-concern audit opinions and the provision of nonaudit services: implications for auditor independence of bankrupt firms. Auditing: A Journal of Practice & Theory. 28. (1). 153-169 Chung, H en S. Kallapur (2003). Client importance, nonaudit services, and abnormal accruals. The Accounting Review. 78. (4). 931-955 Craswell, A.T. (1999). Does the Provision of Non-Audit Services Impair Auditor Independence? International Journal of Auditing. 3. 29-40 Deangelo, L.E. (1981). Auditor size and audit quality. Journal of accounting and economics. 3. (3) 183-199 Defond, M.L., K. Raghunandan en K.R. Subramanyam (2002). Do non-audit service fees impair auditor independence? Evidence from going concern audit opinions. Journal of Accounting Research, 40. (4). 1247-1274 Ferguson, M.J., Seow, G.S. and Young, D. (2004). Nonaudit services and earnings management: UK evidence, Contemporary Accounting Research, 21, (4), 813-841 Firth, M. (2002). Auditor-provided consultancy services and their associations with audit fees and audit opinions. Journal of business finance & accounting. 29. (5). 661-693 Francis, J.R. (2004). What do we know about audit quality? The British Accounting 22

Review. 36. (4). 345-368 Frankel, R.M., M.F. Johnson and K.K. Nelson (2002). The relation between auditors fees for nonaudit services and earnings management. The Accounting Review. 77. 71-105 Geiger, M.A. en R.V. Rama (2003). Audit fees, nonaudit fees, and auditor reporting on stressed companies. Auditing: a Journal of Practice and Theory. 22. (2). 53-69 Kinney, W.R., Z. Palmrose, S. Scholz (2004). Auditor Independence, Non-Audit Services, and Restatements: Was the U.S. Government Right? Journal of Accounting Research. 42. (3). 561-588 Knapp, M.C. (1985). Audit Conflict: An Empirical Study of the Perceived Ability of Auditors to Resist Management Pressure. The Accounting Review. 60. (2). 202-211 Lennox, C.S. (1999). Non-audit fees, disclosure and audit quality. The European Accounting Review. 8. (2). 239-252 Lim, C. and H. Tan (2008). Non-Audit Service Fees and Audit Quality: The Impact of Auditor Specialization. Journal of Accounting Research, 46, (1), 199-246 Raghunandan, K., W.J. Read, J.S. Whisenant (2003). Initial evidence on the association between nonaudit fees and restated financial statements. Accounting Horizons. 17. (3). 223-234 Watts, R.L., J.L. Zimmerman (1983). Agenceny problems, auditing, and the theory of the firm: some evidence. Journal of Law Economics. 26. (3). 613-633 23