EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.06.2001 SG (2001) D/ 289305 BETREFT: E 1/2001 - BELGIË WET VAN 30 DECEMBER 1970 BETREFFENDE DE ECONOMISCHE EXPANSIE (ARTIKELEN 1, 2B, 3-9, 18-25, 30-48) Excellentie, Ik kan U meedelen dat, op basis van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag, de Commissie oordeelde dat de horizontale maatregelen uit de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie bestaande steun vormen. Daarom heeft de Commissie besloten Uw regering dienstige maatregelen voor te stellen ten aanzien van de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie. De nadere bepalingen van dit besluit worden hierna gegeven. I. PROCEDURE 1. Bij schrijven nr. SG(87) D/10314 van 6 augustus 1987 keurde de Commissie de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie (hierna: "de wet van 1970") goed als steunmaatregel van de Staten nr. C 39/81. Deze wet betreft zowel regionale steunmaatregelen (investeringssteun uitsluitend bestemd voor steungebieden) als horizontale steunmaatregelen (van toepassing in heel het land). 2. Sinds 6 augustus 1987 heeft de Commissie dienstige maatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het Verdrag voorgesteld ten aanzien van de regionale steun 1 en de reddings- en herstructureringssteun. De Belgische autoriteiten hebben met deze dienstige maatregelen ingestemd. 2 1 Schrijven van de Commissie nr. SG(98) D/1666 van 24.2.1998. 2 Bij brieven nr. P11-5320-66.879 van 26.5.1998 respectievelijk nr. P11-533-77.005 van 12.4.2000. Zijne Excellentie de Heer Louis MICHEL Minister van Buitenlandse Zaken Karmelietenstraat 15 B - 1000 BRUSSEL Wetstraat 200, B-1049 Brussel - België - Kamer: Telefoon: centrale (+32-2) 299.11.11. Telex: COMEU B 21877. Telegramadres: COMEUR Brussel.
3. Bij schrijven nr. D/54062 van 28 juli 2000 hebben de diensten van de Commissie de Belgische autoriteiten hun voornemen meegedeeld om de in artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag bedoelde samenwerkingsprocedure in te leiden ten aanzien van die delen van de wet van 30 december 1970 welke niet onder de toepassing vielen van voornoemde dienstige maatregelen. Tevens verzochten zij de Belgische autoriteiten inlichtingen te verstrekken omtrent de vraag in hoeverre steun kon, en werd toegekend op basis van een van deze artikelen. 4. Op 15 september 2000 en 16 februari 2001 vond een bijeenkomst plaats tussen de Belgische autoriteiten en de diensten van de Commissie om bepaalde punten die ter sprake waren gekomen in de brief van 28 juli 2000, te verduidelijken. 5. Bij brieven van 9 november 2000 en 21 februari 2001 hebben de Belgische autoriteiten de door de diensten van de Commissie gevraagde inlichtingen meegedeeld. De Belgische autoriteiten deelden ook mee dat ze op basis van die artikelen nog steeds rechtstreeks overheidssteun konden toekennen, en dat op basis van een aantal van die artikelen inderdaad nog rechtstreeks steun werd toegekend. II. BESCHRIJVING VAN DE STEUN 6. Artikelen uit de wet van 1970 waarop de onderhavige beschikking betrekking heeft Doel van de wet van 1970 is de economische expansie van België te bevorderen en bij te dragen tot een rechtmatige verdeling van deze expansie over de Belgische gewesten. Om deze doelstellingen te bereiken zijn in de wet een uiteenlopend aantal steuninstrumenten vastgesteld. Meerdere artikelen uit deze wet betreffen investeringssteun die uitsluitend wordt toegekend in steungebieden (regio's die op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag in aanmerking komen voor nationale regionale steun); deze onderdelen van de wet kunnen dus worden beschouwd als "regionale steuninstrumenten". Voorts bevat de wet artikelen die steuninstrumenten betreffen welke van toepassing zijn in heel het land, en die dus kunnen worden beschouwd als "horizontale instrumenten". Ten slotte bevat de wet een aantal algemene artikelen die van toepassing zijn op zowel regionale als andere steuninstrumenten ("algemene bepalingen"). Deze uiteenlopende artikelen worden in onderstaande tabel 1 ingedeeld bij de categorie waartoe ze behoren: 2
Tabel 1: Regionale steun, horizontale steun en algemene bepalingen Bepalingen regionale steun Bepalingen horizontale steun Artikel 2, onder a) Bepalingen inzake Artikel 10 herstructureringssteun Artikel 11 Artikel 26 Artikel 12 Artikel 27 Artikel 13 Artikel 28 Artikel 14 Artikel 29 Artikel 15 Bepalingen inzake de Artikel 16 overige horizontale steunmaatregelen: Artikel 5 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 41 Artikel 42 Algemene bepalingen Artikel 1 Artikel 2, onder b) Artikel 3 Artikel 4 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 18 Artikel 35 Artikel 36 Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40 Artikel 43 Artikel 44 Artikel 45 Artikel 46 Artikel 47 Artikel 48 Voor de artikelen in verband met regionale steun en herstructureringssteun zijn al dienstige maatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het Verdrag van toepassing (zie supra, punt 2). De onderhavige beschikking betreft dus niet de bepalingen inzake regionale steun of herstructureringssteun, maar enkel de bepalingen in verband met de overige horizontale steunmaatregelen en de algemene bepalingen uit deze wet, zoals die in bovenstaande tabel 1 zijn gegeven. 7. Autoriteiten die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de wet van 1970 Tot en met 8 augustus 1980 waren de federale autoriteiten verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de wet van 1970. Overeenkomstig de wetten van 8 augustus 1980 en van 8 augustus 1988 betreffende de hervorming van de instellingen valt de toepassing van de belangrijkste delen van de wet thans onder de bevoegdheid van de drie gewesten. 8. De diverse vormen van steun De wet van 1970 voorziet in een groot aantal steunmaatregelen, waaronder: (a) (b) rentetoelagen en kapitaalpremies voor investeringen in materiële en immateriële activa en voor het heropbouwen van bedrijfskapitaal dat door de vroegere financiering van dergelijke investeringen werd uitgeput; mogelijkheid tot versnelde afschrijving gedurende een periode van drie jaar (het dubbele van het normale lineaire afschrijvingspercentage); 3
(c) (d) (e) (f) (g) vrijstelling van de onroerende voorheffing gedurende vijf jaar; een staatswaarborg voor de terugbetaling van leningen (hoofdsom en verschuldigde rente) en aandelen; faciliteiten inzake overheidsbestellingen; faciliteiten inzake export, delcredere en andere vergelijkbare domeinen (met bijvoorbeeld wisselkoersgaranties); renteloze voorschotten. 9. In aanmerking komende activiteiten De bovenstaande steunmaatregelen kunnen worden toegekend voor een aantal activiteiten: (a) (b) (c) (d) (e) (f) volgens artikel 5 van de wet van 1970 kunnen de Belgische autoriteiten de steun toekennen voor "sectorale of technologische verwezenlijkingen van bijzonder belang"; volgens de artikelen 22 en 23 van de wet van 1970 kunnen de Belgische autoriteiten diverse soorten steun toekennen in het kader van "vooruitgangscontracten" die tussen de Staat en de individuele ondernemingen worden afgesloten. In deze contracten zeggen ondernemingen toe om een over meerdere jaren gespreid programma voor technologische, industriële en/of commerciële ontwikkeling uit te voeren. Deze contracten kunnen de volgende activiteiten betreffen: onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe producten of productieprocédés, verkoopbevordering, organisatie en rationalisatie van het beheer, fusies tussen ondernemingen, investeringen enz. Voor dit soort vooruitgangscontracten kunnen alle in punt 8 genoemde vormen van steun worden toegekend met uitzondering van renteloze voorschotten; volgens artikel 24 kunnen de Belgische autoriteiten renteloze voorschotten toekennen voor uitgaven van ondernemingen in verband met extern advies inzake aspecten van organisatie, beheer en promotie; volgens artikel 25 van de wet van 1970 kan steun worden toegekend om ondernemingen te stimuleren uitgaven te doen inzake onderzoek naar of ontwikkeling van prototypes, nieuwe producten of productieprocédés. Deze steun wordt toegekend onder de vorm van renteloze voorschotten die enkel moeten worden terugbetaald indien het nieuwe product of productieprocédé commercieel succesvol is gebleken. Deze voorschotten kunnen tot 80% bedragen van de betrokken uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling; in artikel 30 zijn de voorwaarden beschreven waarop de nationale, provinciale en gemeentelijke autoriteiten en andere openbare rechtspersonen gronden kunnen verwerven voor industrieel of commercieel gebruik. In de artikelen 31, 32, 33 en in artikel 42 zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder deze autoriteiten industrieterreinen en bedrijfsgebouwen kunnen ontwikkelen en deze kunnen verkopen of verhuren aan individuele ondernemingen; volgens artikel 33 kan aan ondernemingen steun worden toegekend voor de verwezenlijking van infrastructuurwerken die nodig zijn om een "tijdelijke 4
(g) lokalisatiehandicap" te overwinnen. De steun mag niet hoger liggen dan het plafond voor regionale investeringssteun die ondernemingen in steungebieden kunnen krijgen; volgens artikel 41 kunnen de Belgische autoriteiten steun toekennen aan industriële, handels- of dienstenondernemingen die sterk te lijden hebben van een openbare ramp, die als dusdanig door de regering is erkend. 10. Begunstigden: (a) Met uitzondering van de bepalingen inzake industrieterreinen en bedrijfsgebouwen, hebben de bepalingen uit de wet van 1970 betrekking op iedere onderneming uit de industriële of dienstensector. (b) 11. Looptijd: De bepalingen inzake industrieterreinen en bedrijfsgebouwen gelden uitsluitend voor overheidsinstanties. De betrokken regeling is goedgekeurd voor onbepaalde duur. III. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGELEN TOEPASSINGSBEREIK VAN DE ONDERHAVIGE BESCHIKKING 12. De onderhavige beschikking heeft geen betrekking op de bepalingen uit de wet van 1970 die handelen over regionale steun, noch op die welke handelen over herstructureringssteun (zie supra tabel 1). Deze steunmaatregelen vallen onder de dienstige maatregelen inzake regionale steun en herstructureringssteun die de Belgische autoriteiten zijn meegedeeld bij brieven nr. SG(98) D/1666 van 24 februari 1998 en SG(99) D/7308 van 19 september 1999. De Belgische autoriteiten hebben deze dienstige maatregelen aanvaard bij brieven nr. P11-5320-66.879 van 26 mei 1998 en nr. P11-533-77.005 van 12 april 2000. 13. De onderhavige beschikking heeft uitsluitend betrekking op de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 van de wet van 1970. DE VRAAG OF SPRAKE IS VAN STEUN 14. De Belgische autoriteiten kunnen op grond van de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 aan individuele ondernemingen steun verlenen in de vorm van subsidies, rentesubsidies, renteloze voorschoten en diverse fiscale voordelen. Voorts kunnen ze met deze regeling ook steun verlenen in de vorm van overheidsgaranties waarvan de voorwaarden voordeliger kunnen zijn dan die welke op de markt van toepassing zijn. Ten slotte kunnen de Belgische autoriteiten gronden en gebouwen kopen en verkopen tegen prijzen die niet noodzakelijk de marktwaarde weergeven. Met elk van deze instrumenten wordt aan de begunstigde onderneming steun verleend uit overheidsmiddelen, hetzij rechtstreeks (via uitgaven ten laste van de overheidsbegroting), hetzij indirect (doordat de lidstaat verzaakt aan belastingopbrengsten of aan inkomsten uit de verkoop van gronden). 5
15. De steun die op grond van deze artikelen uit de wet van 1970 wordt toegekend, is ook selectief meer bepaald omdat hij niet automatisch op basis van objectieve criteria wordt toegekend en omdat de Belgische autoriteiten over een belangrijke marge beschikken bij de keuze van de begunstigde ondernemingen of de voorwaarden waaronder de financiële steun wordt toegekend. 16. Door de steun die op basis van deze regeling wordt toegekend, kunnen de productiekosten van de begunstigde ondernemingen worden verlaagd. Bijgevolg verzekert deze regeling hun van een aanmerkelijk voordeel ten opzichte van hun concurrenten en kan zij ten goede komen aan ondernemingen die deelnemen aan het handelsverkeer tussen lidstaten; daarom dient de regeling dus te worden beschouwd als een maatregel die het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt. 17. Gelet op het bovenstaande concludeert de Commissie dat artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag van toepassing is. DE VRAAG OF HET RECHTMATIGE STEUN BETREFT 18. Na een formele onderzoeksprocedure die was ingeleid overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag, besloot de Commissie bij schrijven nr. SG(87) D/10314 van 6 augustus 1987 geen bezwaar te maken tegen de wet van 1970. Voor de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 van de wet van 1970 zijn geen dienstige maatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het Verdrag voorgesteld. Bijgevolg mag worden geconcludeerd dat deze artikelen bestaande steun vormen in de zin van artikel 1, onder b), punt ii), van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag. 3 DE VRAAG NAAR DE VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN 19. Nu is komen vast te staan dat de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 uit de wet van 1970, die het voorwerp uitmaakten van een positieve beschikking in 1987, overheidssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, is de Commissie nagegaan in hoeverre deze bepalingen in aanmerking komen voor een van de afwijkingen uit artikel 87, leden 2 en 3, rekening houdend met de geleidelijke ontwikkeling en de werking van de gemeenschappelijke markt. 20. De Commissie is van oordeel dat de afwijkingen uit artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag niet gelden voor de meeste maatregelen uit de wet van 1970 die handelen over de horizontale steun waarop de onderhavige beschikking betrekking heeft; met de meeste van deze artikelen wordt immers geen van de in bewust artikel genoemde doelstellingen nagestreefd. De enige uitzondering is artikel 41 van de wet van 1970, volgens welk artikel de Belgische autoriteiten steun kunnen toekennen aan industriële, handels- en dienstenondernemingen die sterk te lijden hebben van een "openbare ramp". Deze maatregel zou onder de toepassing kunnen vallen van artikel 87, lid 2, onder b), van het EG-Verdrag, waarin bepaald is dat "steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen" met de gemeenschappelijke markt verenigbaar 3 PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. 6
zijn. 21. Artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag is niet van toepassing, omdat geen enkele regio in België de voorwaarden vervult om in aanmerking te komen voor regionale steun op grond van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. 4 22. De steun die op grond van de betrokken regeling wordt toegekend, dient niet om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen; evenmin is hij bedoeld om de cultuur of de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. Daarom is volgens de Commissie artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag noch artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag van toepassing op de horizontale steunmaatregelen uit de wet van 1970. 23. Gelet op het bovenstaande toetste de Commissie de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 et 30-48 uit de wet van 1970 aan artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. Daarbij kwam zij tot de bevinding dat een groot aantal van deze bepalingen niet in overeenstemming leek te zijn met de huidige communautaire regels inzake overheidssteun: (a) (b) (c) (d) de bepalingen inzake de staatswaarborg (afdeling IV) zijn niet voldoende precies opdat de Commissie kan concluderen dat de maatregel in overeenstemming is met de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties 5 ; volgens de wet van 1970 kan steun worden toegekend voor "sectorale of technologische verwezenlijkingen van bijzonder belang" (artikel 5), voor "over meerdere jaren gespreide programma's voor technologische, industriële of commerciële ontwikkeling" (artikelen 22 en 23) en voor de verwezenlijking van "infrastructuurwerken die nodig zijn om een tijdelijke lokalisatiehandicap te overwinnen" (artikel 33). In de wet worden geen criteria genoemd waarop de Belgische autoriteiten zich moeten baseren om uit te maken welke maatregelen in aanmerking komen voor steun op grond van deze bepalingen. Bijgevolg kan de Commissie ook de verenigbaarheid van deze steunmaatregelen niet nagaan; een aantal steunmaatregelen dat kan worden gebruikt om de sub b) genoemde activiteiten te steunen, kan exploitatiesteun en zelfs exportsteun vormen. Dit geldt met name voor de faciliteiten inzake overheidsbestellingen en de faciliteiten inzake export, delcredere en andere vergelijkbare domeinen. De informatie waarover de Commissie beschikt, doet vermoeden dat deze bepalingen gebruikt werden, en nog steeds worden als rechtsgrondslag om wisselkoersgaranties te geven; de steun voor consultancyactiviteiten (artikel 24) wordt niet alleen toegekend aan KMO's, maar aan alle ondernemingen, ongeacht de omvang ervan, 4 De Belgische regionale-steunkaart voor de periode 2000-2006, die door de Commissie werd goedgekeurd als Steunmaatregel van de Staten nr. N 799/99 (goedgekeurd bij schrijven nr. SG(2000)D/107850 van 25.10.2000) bevat geen enkel steungebied ex artikel 87, lid 3, onder a). 5 PB C 71 van 11.3.2000, blz. 14. 7
(e) (f) (h) hetgeen niet in overeenstemming is met de bestaande regels inzake overheidssteun, volgens welke dergelijke steun enkel is toegestaan voor KMO's (Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen) 6 ; de bepalingen uit artikel 25 die steun betreffen ter financiering van uitgaven ten behoeve van onderzoek naar of ontwikkeling van prototypes, nieuwe producten of nieuwe productieprocédés, zijn niet in overeenstemming met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) 7. In dit artikel wordt niet gedefinieerd welke O&Ofasen voor steun in aanmerking komen, noch welke O&O-uitgaven worden gebruikt om de steunintensiteit te berekenen. Ten slotte is de in dit artikel bepaalde steunintensiteit niet in overeenstemming met de plafonds die in de communautaire kaderregeling zijn vastgesteld; de bepalingen uit de artikelen 30, 32, 33 en 42 die handelen over de verwerving en de verkoop van commerciële gronden, zijn onvoldoende duidelijk opdat de Commissie kan nagaan of deze bepalingen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt in het licht van de mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties; 8 ; volgens artikel 33 kunnen de Belgische autoriteiten steun toekennen voor de verwezenlijking van infrastructuurwerken die nodig zijn om een "tijdelijke lokalisatiehandicap" te overwinnen. Dit artikel is veel te vaag opdat de Commissie zich zou kunnen uitspreken over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. 24. Op basis van de in punten 19 tot en met 23 gemaakte analyse is de Commissie van oordeel dat de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 uit de wet van 1970 onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. IV. DIENSTIGE MAATREGELEN 25. Onderstaande maatregelen zijn volgens de Commissie dienstige maatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag, en worden bij dezen aan de Belgische autoriteiten voorgesteld: (a) na 30 september 2001 mag geen enkele steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag nog worden toegekend rechtstreeks op grond van de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-24, 33-41 en 43-48 van de wet van 1970; (b) na 31 december 2001 mag geen enkele steun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag nog worden toegekend rechtstreeks op grond van de artikelen 25, 30, 31, 32 en 42 van de wet van 1970; 6 PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33. 7 PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5. 8 PB C 209 van 10.7.1997, blz. 3. 8
(c) uiterlijk op 31 december 2003 worden de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 van de wet van 1970 ingetrokken. 26. De Belgische autoriteiten wordt verzocht om, binnen één maand vanaf de dagtekening van dit schrijven, aan de Commissie mee te delen of zij dit voorstel van dienstige maatregelen accepteren. Accepteren zij de voorgestelde maatregelen (of bepaalde elementen daarvan) niet binnen die termijn, dan kan de Commissie de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag inleiden. 27. Voorts deelt de Commissie de Belgische autoriteiten mee, dat zij de belanghebbenden door de bekendmaking van dit schrijven en van een samenvatting ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen in kennis zal stellen. Tevens zal zij de belanghebbenden in de lidstaten van de EVA die partij zijn bij de EER-Overeenkomst door de bekendmaking van een mededeling in het EER- Supplement van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen in kennis stellen, alsmede de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA door haar een afschrift van dit schrijven te zenden. 28. Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt U verzocht de Commissie daarvan binnen 15 werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids. Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie Overheidssteun Wetstraat 200 B-1049 Brussel. Faxnummer: (+32) (0)22.96.12.42 Inmiddels verblijf ik met gevoelens mijner bijzondere hoogachting, Voor de Commissie, Mario MONTI Lid van de Commissie 9
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 07.03.2002 C (2002)929fin BETREFT: Steunmaatregel nr. E 1/2001 - België De wet van 30.12.1970 betreffende de economische expansie (de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25, 30-48) Ref.: Brief nr. P11-533-86.656 van 21 december 2001 Excellentie, De Commissie wenst de Belgische autoriteiten ervan in kennis te stellen dat zij instemt met de voorwaarden voor de aanvaarding van de dienstige maatregelen, zoals weergegeven in de bovengenoemde brief van de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie. België heeft de volgende dienstige maatregelen aanvaard: a) Na 30 september 2001 zal er niet langer rechtstreeks staatssteun in de zin van Artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden verleend op grond van de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-24, 33-41 en 43-48 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie (hierna: de wet ). b) Na 31 december 2001 zal er niet langer rechtstreeks staatssteun in de zin van Artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden verleend op grond van de artikelen 30, 31, 32 en 42 Zijne Excellentie de heer Louis MICHEL Minister van Buitenlandse zaken Karmelietenstraat 15 B-1000 BRUSSEL Europese Commissie - B-1049 Brussel - België- Telefoon: doorkiesnummer 299.11.11. Telex: COMEU B 21877. Telegramadres: COMEUR Brussel
van de wet van 1970. Na die datum zal er niet langer rechtstreeks staatssteun worden verleend op grond van artikel 25 van de wet in de regio s van het niveau NUTS I in Vlaanderen en Wallonië. c) Na 31 mei 2002 zal er niet langer rechtstreeks staatssteun in de zin van Artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden verleend op grond van artikel 25 van de wet in de regio van het niveau NUTS I Brussel. d) Tegen 31 december 2003 worden de artikelen 1, 2b, 3-9, 18-25 en 30-48 van de wet opgeheven. Ik zou de Belgische autoriteiten willen verzoeken de Commissie op de hoogte te willen houden van de voortgang in de tenuitvoerlegging van de hierboven weergegeven dienstige maatregelen. Met de meeste hoogachting, Namens de Commissie Mario Monti Lid van de Commissie 2