Europees Mededingingsrecht



Vergelijkbare documenten
Vereniging voor Arbeidsrecht

2 Drie pijlers nader verklaard

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht

2. WAS - Civiele ketenaansprakelijkheid (loonbetaling)

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat

rbeidsrechtelijke beschertning

LIJST VAN VERKORT AANGEHAALDE WERKEN

Arbeids- en medezeggenschapsrecht Cursusprogramma 2013

Arbeidsrelatie of opdrachtrelatie? Bernard Bongaards & Jean-Paul van t Hof (Courdid) 24 april 2012

Payrollconstructie - en andere driehoeksrelaties - doorgeprikt?

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017

Achtergrond. VAR wordt afgeschaft. Redenen afschaffing VAR:

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Model Overeenkomst Van Opdracht

Johan Zwemmer. Payrolling: maatschappelijke functie en juridische vormgeving

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

COLLECTIE ARBEIDSRECHT (ADVOCATUUR)

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

Inleiding. Plaatsbepaling en definitie sociaal recht Drie pijlers nader verklaard Individueel arbeidsrecht Collectief arbeidsrecht

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr

JURIDISCH MAATPAKKET ARBEIDSRECHT

FREELANCEOVEREENKOMST. <naam contractant1>, gevestigd te <vestigingsplaats contractant1>, hierna te noemen Opdrachtgever,

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

1. De arbeidsovereenkomst 1.1. Inleiding De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst teneinde de positie van de werknemer te beschermen.

Hierna geef ik een toelichting op mijn beoordeling. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

1. Geen privaatrechtelijke dienstbetrekking Werken volgens de bijgevoegde overeenkomst leidt niet tot een privaatrechtelijke dienstbetrekking.

Arbeidsrechtelijke positie van de tennisleraar

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

Onduidelijkheden met betrekking tot het gezagscriterium bij het definiëren van de arbeidsovereenkomst

2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3

VOORBEELDOVEREENKOMST ARTIESTENREGELING INDIVIDUEEL Beoordeling Belastingdienst nr

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

Wat u moet weten over schijnzelfstandigheid

2.1 Het werknemersbegrip

Flexibele arbeid na de Wet DBA

Wijziging Wet minimumloon

2 Wie kan een Verklaring arbeidsrelatie aanvragen? 3

Workshop flexibiliteit in het arbeidsrecht 19 september 2013 Hoe flexibel is flexibel?!"

Regionale collega s op weg naar nieuwe arrangementen in samenwerkingen

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

BEN IK EIGENLIJK WEL ZZP ER? Verschil tussen Arbeidsovereenkomst en Opdrachtovereenkomst.

Casus 10 Om ziek van te worden

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr

HR in de Zorg Nieuw Ontslagrecht & Vergoeding 2 december 2014

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding

Bewijslastverdeling in het Nederlandse en Belgische arbeidsrecht

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

Artikel 9 Herplaatsing

INHOUDSOPGAVE. Lijst van afkortingen /XI. HOOFDSTUK 1 Inleiding /1

NIEUWSBRIEF. Nineyardslaw/sectie arbeidsrecht

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Managementvergoedingen in strijd met artikel 2:207c BW: beroepsfout advocaat

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Huurrecht Arbeidsrecht

Doorlening, toezicht en leiding en de uitzendovereenkomst

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

ALGEMENE MODELOVEREENKOMST GEEN WERKGEVERSGEZAG Opgesteld door de Belastingdienst nr OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

Het werken met arbeidsovereenkomsten. Arbeidsovereenkomsten informatie

Bahialaan WC Rotterdam

Hoge Raad der Nederlanden

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Masterclass Arbeidsrecht: ZZP ers 21 november 2017

ECLI:NL:CRVB:2013:2805

Tweede Kamer der Staten-Generaal

immix advocaten DE FLEXIBELE SCHIL Solveigh Bijkerk Susanne de Neeve 8 april 2014

partijen zijn op de hoogte van de Richtlijn/Adviesregeling Arbeidsvoorwaarden Bestuurder kinderopvang van de NVTK (hierna: de Richtlijn).

FAQ s Wet beoordeling deregulering arbeidsrelaties (WDBA) VAR verdwijnt in 2016

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

ECLI:NL:CRVB:2017:221

De goede werkgever. G.J.J. Heerma van Voss Leiden Vereniging voor arbeidsrecht - 26 mei Leiden University. The university to discover.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

INHOUDSOPGAVE. Veel gebruikte afkortingen / XI. HOOFDSTUK 1 Inleiding en onderzoeksvragen / 1

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

VOORBEELDOVEREENKOMST KUNST EN CULTUUREDUCATIE Beoordeling Belastingdienst nr

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

Tweede Kamer der Staten-Generaal

FHI HRM Actualiteitenseminar 8 november 2007 Mr. Michiel van Dijk

Werknemers en insolventie Een rechtsvergelijkende studie naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van hun werkgever

Bovib informatiesessie: De WDBA; hoe nu verder?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Het ontslagrecht per 1 juli 2015

De Verklaring arbeidsrelatie

Master Arbeidsrecht. 11 maart 2016 prof. mr. B. Barentsen. Universiteit Leiden. Bij ons leer je de wereld kennen.

Casus 3 Het zal je werk maar zijn

Welkom

Transcriptie:

5554 Katern 106 sociaal-economisch recht verhuur, die onder zeer gunstige voorwaarden had plaatsgevonden, onder het kartelverbod valt omdat het tot een verstoring van de concurrentie zou kunnen leiden. Daarnaast zou de gemeente aldus misbruik van haar economische machtspositie hebben gemaakt. De NMa had de klacht afgewezen omdat de verhuur een vorm van subsidieverlening zou betreffen die mogelijk als staatssteun kon worden gekwalificeerd, hetgeen buiten de reikwijdte van de Mededingingswet valt. Het CBB is echter in navolging van de Rechtbank Rotterdam van oordeel dat de NMa voor de toepasselijkheid van de Mededingingswet had moeten beoordelen of het gedrag van de gemeente als een activiteit van een onderneming kan worden gekwalificeerd. Desondanks is het CBB van oordeel dat de NMa de klacht terecht heeft afgewezen omdat de bepaling van een lage of symbolische prijs bij de verhuur van grond behoudens bijzondere omstandigheden niet leidt tot de afstemming van marktgedrag dat ertoe strekt de concurrentie te beperken. Evenmin zijn er volgens het CBB aanwijzingen dat de gedraging in het onderhavige geval als misbruik van een economische machtspositie kan worden aangemerkt. E. Jutten, J. Rosenstok, Nieuwe Boetecode, nieuwe clementierichtsnoeren: effectieve handhaving met stok en wortel, AM, nr. 9, p. 169-177; R. Mahler, Uitspraak van het CBB over televisie, AM, nr. 10, p. 204-209; G.J.K. Elsen, Feitelijk leidinggeven en opdrachtgeven, M&M, nr. 8, p. 211-218; C.C. Meijer, Beleidsregel AMM in de zorg een groeimodel, M&M, nr. 8, p. 219-225; R.W.E. van Leuken, Zo. Nu eerst een passing-verweer?, WPNR, nr. 6734, p. 1024-1031. Europees Mededingingsrecht Handhaving Boete verbreken verzegeling De Europese Commissie heeft voor het eerst een boete opgelegd voor het verbreken van een zegel bij een bedrijfsbezoek. In verband met een onderzoek naar mededingingsbeperkende gedragingen op de Duitse energiemarkt had de Europese Commissie bij het energiebedrijf E.ON de kamer verzegeld waarin alle door de Europese Commissie bij E.ON aangetroffen gevoelige documenten werden bewaard, teneinde te voorkomen dat deze documenten s nachts zouden worden weggehaald. Toen de Europese Commissie de volgende dag terugkwam om het bedrijfsbezoek te hervatten was de zegel verbroken. Volgens de Europese Commissie is er geen andere mogelijkheid dan dat de zegel door E.ON zelf is verbroken. Om deze reden is aan E.ON een boete van maar liefst 38 miljoen opgelegd (www.europa.eu). Richtsnoeren niet-horizontale concentraties De Europese Commissie heeft richtsnoeren voor de beoordeling van niet-horizontale concentraties gepubliceerd. Hierin wordt de mededingingsrechtelijke problematiek uiteengezet van fusies en overnames van ondernemingen die op verschillende markten actief zijn. In de Richtsnoeren wordt onder andere aangegeven bij welk marktaandeel en welke mate van marktconcentratie de fusie of overname niet geacht wordt de concurrentie te kunnen beperken. Ook wordt in de Richtsnoeren uiteengezet onder welke omstandigheden dergelijke transacties wel tot marktuitsluiting van derden of tot de afstemming van marktgedrag tussen concurrenten kunnen leiden (www.europa.eu). R. Groen, J. Houben, M. Visser, Verticale prijsbinding en de rule of reason, AM, nr. 8, p. 154-157; J. Fanoy, H. Speyart, Akzo: Capita selecta van het legal privilege, AM, nr. 10, p. 214-220; H.M. Cornelissen, De Spaanse federatie van tankstationhouders tegen CEPSA, NTER, nr. 12, p. 265-271; C.C. van Dam, Aansprakelijkheid van de Europese Commissie en de NMa voor falen toezicht op fusies en overnames, NTER, nr. 12, p. 272-283; A. Albors-Llorens, The role of objective justification and efficiencies in the application of Article 82 EC, CMLR, vol. 44, nr. 6, p. 1727-1762. * Op het terrein van het Europees mededingingsrecht worden in de rubriek Europees recht van Katern ook belangrijke uitspraken en regelgeving opgenomen. Sociaal recht Mr.drs. J. Heinsius Wetgeving Een stille revolutie? Er is de afgelopen jaren het een en ander geschreven over de toekomst van het Sociaal recht. Zonder andere schrijvers tekort te willen doen vallen wat dat betreft bijvoorbeeld P.F. van der Heijden en F.M. Noordam (De waarde(n) van het sociaal recht. Over beginselen van sociale rechtsvorming en hun werking, Preadvies Handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging deel 2001-I, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink), F. Koning (Het arbeids- en medezeggenschapsrecht in de 21e eeuw (afscheidsrede), Rotterdam: Erasmus Centre for Labour Law and Industrial Relations 2000) en M.G. Rood (Naar een nieuw sociaalrechtelijk denkraam, Den Haag: CAOP 1997 (afscheidsrede)) te noemen. Over deze toekomst wordt daarenboven ook op bovennationaal niveau nagedacht. Zo heeft de Europese Commissie eind 2006 een zogenoemd Groenboek gepubliceerd waarin over deze toekomst een aantal vragen wordt gesteld. Eén daarvan

sociaal-economisch recht Katern 106 5555 is die naar de exacte status van de zogenoemde self employed. In Nederland betreft het hierbij de zogenoemde ZZP ers de zelfstandigen zonder personeel. Deze laatste vraag is een terechte. Kijken wij alleen al naar ons land, dan valt immers niet uit te sluiten dat het aantal ZZP ers de komende twee jaren wel eens zou kunnen toenemen van enkele honderdduizend nu tot één miljoen (1.000.000)(!) in 2010 (bron: persbericht FNV dec. 2006). Daarbij is dan inderdaad de vraag, of al deze mensen werkzaam (zullen) zijn op basis van één of meerdere overeenkomsten van opdracht dan wel toch op basis van één of meerdere arbeidsovereenkomsten. Deze vraag wordt op dit moment in zekere zin beantwoord aan de hand van een samenspel van wetgeving en rechtspraak, waarbij de rechtspraak vooral die van de Hoge Raad zie nader hieronder de eerste viool lijkt te spelen. Overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst Artikel 7:400 e.v. BW bevatten de regels ten aanzien van de overeenkomst van opdracht. Het betreft daarbij kort gesteld de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt werkzaamheden te verrichten anders dan op grond van arbeidsovereenkomst. Hoewel de opdrachtgever de opdrachtnemer op basis van artikel 7:402 BW wel aanwijzingen kan geven betreffende de uitvoering van de opdracht, geschiedt dit niet op basis van ondergeschiktheid één van de drie kernelementen van de definitie van de arbeidsovereenkomst. Deze in artikel 7:610 BW vastgelegde definitie kent drie essentiële elementen: de plicht voor de werknemer om arbeid te verrichten, dit te doen in ruil voor loon en in dienst van de werkgever. In geval van een arbeidsovereenkomst moet er wat dat betreft sprake zijn van een gezagsrelatie; van ondergeschiktheid. Nu deze in geval van een overeenkomst van opdracht afwezig is, is er bij deze overeenkomst geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de overeenkomst op grond waarvan een zelfstandig vertaler zich verplicht een vertaling te maken ten behoeve van zijn klant. Ook al mag deze laatste als opdrachtgever bij de uitoefening van de opdracht aanwijzingen geven, bijvoorbeeld betreffende een bepaald lettertype waarin het eindresultaat dient te worden aangeleverd, dan geschiedt dat niet op basis van gezag. Ondergeschiktheid valt immers ex artikel 7:660 BW te karakteriseren als de bevoegdheid van de werkgever om de werknemer met betrekking tot het verrichten van de arbeid in het voorbeeld: het vertalen als zodanig en/of de handhaving van de orde in zijn arbeidsorganisatie in het voorbeeld: het vertaalbureau aanwijzingen te (kunnen) geven. Daarvan zal geen sprake zijn in de verhouding vertaler-klant, zodat er nauwelijks een argument lijkt te kunnen worden aangevoerd tegen de kwalificatie van de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst als overeenkomst van opdracht. Onduidelijkheid kwalificatie In andere gevallen kan er desalniettemin onduidelijkheid bestaan over voornoemde kwalificatie. Iemand, die meent op basis van een arbeidsovereenkomst te werken dan wel dit gedaan te hebben, kan zich dan op grond van artikel 7:610a BW erop beroepen, dat er door hem gedurende drie opeenvolgende maanden gedurende minimaal twintig uren per maand of wekelijks ongeacht een specifiek aantal uren derhalve arbeid is verricht. In een dergelijk geval geldt dan het vermoeden, dat de arbeid plaatsvond op basis van een arbeidsovereenkomst. Tegenbewijs voor de vermoede gezagsverhouding is dan echter mogelijk. Een gezagsverhouding behoeft bij een beroep op artikel 7:610a BW immers niet te worden aangetoond. De vermeende werkgever kan dan ook de afwezigheid van arbeidsovereenkomst veelal de ondergeschiktheid bewijzen. Slaagt hij in dit bewijs, dan is er geen arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden ex artikel 7:610a BW (b)lijkt in de praktijk overigens geen grote rol te spelen. De rechter kijkt bij de beantwoording van de vraag, of er in een bepaald geval sprake is van een arbeidsovereenkomst naar het voldaan zijn aan alle drie criteria. Hoe partijen hun overeenkomst noemen, is daarbij op zichzelf traditioneel niet doorslaggevend (HR 8 april 1994, NJ 1994 704 (AGFA-arrest)). Wel houdt de rechter rekening met wat partijen beoogden (HR 14 november 1997, NJ 1998, 149, JAR 1997/263 (Groen/Schoevers)), waarmee we bij de rechtspraak zijn gekomen. Rechtspraak Dit laatste arrest Groen/Schoevers vormde iets meer dan tien jaar geleden het eerste van een aantal arresten, waarin de Hoge Raad, ook al zagen niet al diens arresten technisch-juridisch beschouwd specifiek op deze vraag diens licht liet schijnen over de kwalificatievraag ZZP er of werknemer?. Achtereenvolgens betrof het HR 5 april 2002, JAR 2002/100 (ABN AMRO/Malhi), HR 10 oktober 2003, JAR 2003/263 (Van der Male/ Den Hoedt), HR 10 december 2004, JAR 2005/15 (Groot/Diosynth), HR 14 april 2006, JAR 2006/119 (UvA/beurspromovendi) en HR 15 september 2006, JAR 2006/244 (ANWB/slipinstructrice). Gemeenschappelijke noemer van deze arresten leek, dat bij voornoemde kwalificatie in de eerste plaats acht dient te worden geslagen op de bedoeling van de partijen, waarbij de omstandigheden van het geval deze echter kunnen doorkruisen. De visie van de A-G bij de Hoge Raad, dat het bij de kwalificatie leek te gaan om een soort van holistische analyse van de arbeidsverhouding leek op basis van de arresten aanvechtbaar te zijn. Zeker op grond van het Diosynth viel te verdedigen, dat toch echt de partijbedoeling op de eerste plaats zou komen men kijke daartoe naar de woorden in de eerste plaats van de A-G in diens conclusie. Te noemen zijn in dit kader bijvoorbeeld E. Verhulp, Een arbeidsovereenkomst? Dat maak ik zelf wel uit!, Sociaal Recht 2005/3, p. 29 e.v. en M.S.A. Vegter, Arbeidsovereenkomst of opdrachtovereenkomst en het belang van de partij-

5556 Katern 106 sociaal-economisch recht bedoeling, Sociaal Recht 2005 3, p. 25 e.v. De HR-arresten van 15 december 2006, JAR /19 (Van Houdts/ BBO) en zeker 13 juli, JAR /231 (Stichting Thuiszorg Rotterdam) lijken echter tot een andere conclusie te moeten leiden. Het meest interessante lijkt daarbij het laatste arrest te zijn. In een poging dit op deze plaats kort samen te vatten leek het daarin blijkens de feiten zo te zijn, dat een natuurlijk persoon A optredend namens een eigen vennootschap, A Holding, met de Stichting Thuiszorg Rotterdam een overeenkomst van opdracht sloot of kijkend naar het arrest wellicht beter: beoogde te sluiten om in de daardoor in stand gehouden organisatie namens de B.V. de functie van algemeen directeur uit te oefenen. Blijkens de statuten van de stichting was het echter zo, dat die functie slechts mocht worden uitgeoefend door een natuurlijk persoon in dienst van de stichting. En handelend alsof daaraan was voldaan, werd de overeengekomen management fee lees: het overeengekomen honorarium door de stichting niet (inclusief btw) aan A Holding uitbetaald, maar rechtstreeks aan A. De kwalificatievraag beantwoordend cassatie-technisch netter: nagaand of het Hof deze goed beantwoord had bepaalde de Hoge Raad, dat de rechter een onderzoek dient te verrichten naar hetgeen partijen werkelijk beoogden af te spreken [onderstreping JH], daarmee de partijautonomie tussen de vertegenwoordigers van de Holding B.V. en de Stichting Thuiszorg Rotterdam zie daarover helder onderdeel 2 van het cassatiemiddel voor wat betreft de kwalificatie van een arbeidsverhouding zo niet volledig verontachtzamend, dan toch ogenschijnlijk in aanzienlijke mate reducerend. In normaal Nederlands leidde dit er immers toe, dat de partijen A Holding en Stichting Thuiszorg Rotterdam een managementovereenkomst afspraken, maar natuurlijk persoon A en Stichting Thuiszorg Rotterdam van de rechter, die ook nog eens ondergeschiktheid aanwezig oordeelde tussen A en de Stichting, een arbeidsovereenkomst kregen. Dat is dus uitkijken voor partijen, die ( )echt( ) beogen om geen arbeidsovereenkomst te sluiten. Men leze over de betekenis van het arrest kernachtig nader Heerma van Voss en van Slooten in hun Kroniek in NJb 35 (p. 1-2). In de literatuur is daarenboven de afgelopen jaren overigens ook door anderen over de onderhavige thematiek geschreven. Zie bijvoorbeeld O. v.d. Kind, Partijbedoeling versus feitelijke uitvoering: een nieuwe ronde?, Sociaal Recht 3, J.J. Trap, De Hoge Raad na Groen/Schoevers: what s new?, ArbeidsRecht 4 en tot slot M.C.M. Aerts, De zelfstandige in het sociaal recht (diss.), Deventer: Kluwer, i.h.b p. 121-170. Stand van het recht Tot welke stand van het recht, als deze anno al kan worden geformuleerd, leidt het voorgaande nu? Te verdedigen valt de navolgende: Iemand kan op basis van één of meerdere elkaar opvolgende overeenkomsten van opdracht, als ZZP er aan de slag gaan en blijven, als dit (pre-contractueel en) contractueel expliciet is besproken, werkelijk [zie vlgde volzin, JH] is beoogd en afgesproken en partijen zich bij die overeenkomst(en) consequent en structureel dienovereenkomstig dus niet huiselijk gedragen. Omstandigheden van het geval kunnen de ZZP er immers toch tot werknemer maken. Ook kunnen partijen volgens de rechter de door hem bepaalde werkelijke bedoeling hebben gehad om toch een arbeidsovereenkomst te sluiten. Het antwoord op de vraag ZZP er of werknemer? kan op dit moment derhalve niet met 100% zekerheid worden gegeven. Aldus kan dan ook worden geconcludeerd, dat de huidige stand van het recht zich kenmerkt door onzekerheid. Om daaraan een einde te maken, valt te denken aan het ingrijpen van de wetgever, die daartoe in de eerste plaats een blik zou kunnen werpen op enkele vreemde rechtsstelsels. Naarmate rechtsvergelijkende kennis toeneemt, kunnen er immers meer alternatieven worden ontdekt voor de oplossing van juridische problemen. Rechtsvergelijking vergroot met andere woorden de voorraad oplossingen waaruit kan worden geput door degenen die een bijdrage leveren aan de rechtsontwikkeling, of dat nu de wetgever is, de rechter of de wetenschapsbeoefenaar is. (Bron: Th.M. de Boer, Vergelijkenderwijs: De inspiratie van buitenlands recht. Rede uitgesproken bij de opening van het academische jaar van de Universiteit van Aruba op vrijdag 13 september 1991.)(Zie in dit kader overigens tevens het meer dan lezenswaardige Lost in translation van J.H. Nieuwenhuis in NJb 37.) Leest men teruggekeerd naar deze bijdrage aangaande de vraag ZZP er of werknemer over het Belgische recht, dan kan men in eerste instantie hoopvol gestemd raken: Het bepalen van de ware toedracht van een professionele samenwerking is tot dusver steeds onderworpen geweest aan de grillen van de beoordelingsvrijheid van hoven en rechtbanken. Hoewel het enigszins in de sterren stond geschreven dat via wettelijke interventie paal en perk zou worden gesteld aan de fluctuerende wisselwerking tussen arbeidsen andere overeenkomsten, werd einde 2006 in allerijl de knoop doorgehakt: het concept <<aard van de arbeidsrelatie>> zag het levenslicht. (J. Lorré, Advocaat balie Brugge, Aard van de arbeidsrelatie als deus ex machina, Rechtskundig Weekblad 2006-07 nr 41 9 juni, p. 1662) Leest men echter door, dan maakt zich spoedig teleurstelling van de lezer meester: Met de Arbeidsrelatieswet is meteen een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het verbintenissenrecht ingeluid. De introductie van een wettelijke kapstok om te komen tot een coördinerende ordening inzake professionele samenwerkingsverbanden is inderdaad een curiosum. Via criteria allerhande poogt de wetgever autonome rechtssubjecten naar de meest adequate juridische omkadering van hun arbeidsrelatie te loodsen. De wet zelf biedt echter geen antwoord op individuele problemen: de concrete beoordeling wordt overgelaten aan hetzij een administratieve commissie, hetzij aan de rechterlijke macht. (J. Lorré, Aard van de arbeidsrelatie als deus ex machina, Rechtskundig Weekblad 2006-07 nr 41 9 juni, p. 1676) Een blik op het Duitse recht is dan hopelijk veelbelovender: Wo es Arbeitnehmer gibt, liegt es schon nach allgemeinem Verständnis nahe, daß es Personen geben muß, die orientiert an den vorgegebenen Kriterien des Arbeitnehmerbegriffs diesen ähneln, ohne ihnen zu gleichen. Dies sind die auch in der Gesetzesterminologie zum festen Begriff gewordenen arbeitnehmerähnlichen Personen. Sie können aber nicht verdrängt werden. Jede neue Definition verschiebt nur die Grenzen. Sie hebt nicht das eigentliche Problem der fehlenden Trennschärfe zwischen beiden Begriffen auf. (Dr. F. Rost, Richter am BAG, Arbeitnehmer und arbeitnehmerähnliche Personen im Betriebsverfassungsgesetz, NZA 1999, Heft 3, S. 113.) Typisch Duitse zinnen, waarbij vooral de derde volzin opvalt hoezo Sie können aber nicht verdrängt werden?

sociaal-economisch recht Katern 106 5557 Het zegt wellicht; een verkeerde interpretatie is niet uit te sluiten iets over de Duitse arbeidsverhoudingen van rond de eeuwwisseling met hun kenmerk van een hoge mate aan werknemersbescherming. Het is tegen die achtergrond dan ook hoopgevend, dat verschillende Duitse wetten nadien een verankering kennen van de zogenoemde Ich AG de Duitse variant van ZZP ers inhoudende een arbeitnehmerähnliche Person, die diens legislatieve plaats lijkt te hebben gevonden tussen de Arbeitnehmer en degene die echt op basis van een overeenkomst van opdracht werkt, zoals bijvoorbeeld de Rechtsanwalt als vrije beroepsbeoefenaar (G. Schaub, Arbeitsrechts-Handbuch, München: Beck 2005, p. 83-86). Een mooi voorbeeld voor de Nederlandse wetgever? Meent men dat deze tussencategorie slechts tot nog meer rechtsonzekerheid kan leiden en wijst men na nadere bestudering ook het Belgische systeem af, dan kan men kiezen voor een nieuw artikel 7:610a BW: Hij die ten behoeve van een ander op basis van een daarmee schriftelijk aangegane, als overeenkomst van opdracht gekwalificeerde overeenkomst tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijks dan wel gedurende ten minste twintig uren per maand arbeid verricht, verricht deze arbeid op basis van een overeenkomst van opdracht. Op deze overeenkomst zijn de bepalingen uit deze titel niet van toepassing. Aanvaarding hiervan voor velen anno 2008 ongetwijfeld een revolutie brengt dan tevens de vraag met zich naar een wijziging van het werknemerschap in de werknemersverzekeringswetten. Deze kennen immers een werknemersbegrip, dat aanhaakt bij de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:610 BW en derhalve tot problemen kan leiden. Daargelaten dat inhoudingsplicht voor niet-werknemers kan bestaan de zogenoemde fictieve dienstbetrekking geldt dat een besluit van het bestuursorgaan UWV en/of de rechter dat voldaan is aan de voorwaarden van het werknemerschap uit de werknemersverzekering voor de civiele rechter niet bindend is, zodat deze laatste dus zelfstandig moet beoordelen, of er sprake is van werknemerschap ex artikel 7:610 BW. Hierdoor bestaat er een niet-denkbeeldig gevaar van tegenovergestelde beoordelingen van de bestuurs- en civiele rechter met als consequentie, dat een persoon lees een werknemer ex bestuursrecht, maar niet ex civiel recht tussen wal en schip geraakt, als er sprake is van een toekenning van rechten door de bestuursrechter, die in de kille werkelijkheid van het civiele proces niet bestaan zie de zeer lezenswaardige conclusie van de A-G voor het HR-arrest ANWB/slipinstructrice. Wil men ook dit probleem oplossen, dan valt daarbij te denken aan navolgende bepaling: Hij die arbeid verricht op basis van een overeenkomst van opdracht, verricht deze arbeid op basis van een overeenkomst van opdracht en is derhalve geen werknemer in de zin van deze wet. Beide voorgestelde wetsbepalingen mogen gezien de aan het arbeidsovereenkomstenrecht ten grondslag liggende ongelijkheidscompensatie en dito traditie voor zeer velen zeer ver gaan. De fundamenten van deze poging tot compensatie liggen echter een eeuw achter ons. In onze huidige tijd is het nogmaals niet ondenkbaar, dat er in ons land binnen afzienbare tijd een miljoen ZZP ers zijn. De vraag ligt in de rede, of deze personen in sommige gevallen nog langer door een rechter een contractuele verhouding moet kunnen worden gegeven, die zij niet hebben beoogd. Als deze vraag niet positief wordt beantwoord, ontstaat daaruit de vervolgvraag of de wetgever hen niet veel meer kan beschermen door hen in ieder geval zekerheid te geven betreffende hun rechtspositie. Een status waarvoor mondige personen anno 2008 beter kunnen kiezen dan de onmondige en/of machteloze natuurlijke personen een eeuw geleden. Een mooi master scriptie-onderwerp? Beantwoordt de lezer deze vraag positief, dan maar zeker ook overigens valt te wijzen op het SMA-themanummer Honderd jaar Wet op de Arbeidsovereenkomst van met daarin bijdragen met veelzeggende titels als Honderd jaar definitie van de arbeidsovereenkomst: moet het anders? (C.J. Loonstra, M. Westerbeek) en De spanning van de contractsband in de arbeidsovereenkomst (W.L. Rozendaal, A.T.J.M. Jacobs). En last but not least zij tot slot of wellicht beter: om te beginnen: te wijzen op Kamerstukken II /08 31 311, nr. 1; een brief van 17 december vorig jaar van de Staatssecretarissen van EZ, SZW en Financiën met een visie op het belang van zelfstandig ondernemerschap voor onze economie. Algemeen A.G. Castermans, Rol en betekenis van de Commissie gelijke behandeling, SMA 10 P.S. Fluit, W.A. Zondag, Godsdienst in arbeidsverhoudingen, SMA 11/12 Y. van Gemerden, R.J. van der Ham, Kroniek Arbeidsrecht, Advocatenblad 15 C.S. Kehrer-Bot, Jong geleerd, oud gedaan: leeftijds(fase)bewust personeelsbeleid, ArbeidsRecht 12 G.W. van der Voet, A.R. Houweling (red.), Wat doen we met de oudere werknemer? De arbeidsrechtelijke positie van Abraham en Sara (lib. serv. C.J. Loonstra), Meppel: Boom Juridische uitgevers Internationaal arbeidsrecht T. Messiaen, Klokkenluiders. Overzicht van wetgeving, Nieuw Juridisch Weekblad nr. 173 F.J.L. Pennings, Nederlands arbeidsrecht in een internationale context (Monografieën Sociaal Recht), Deventer: Kluwer Arbeidsomstandigheden- en -tijdenrecht B.H. Festen-Hoff, De nieuwe ARBOwet en de preventie van RSI, Sociaal Recht 12 A.L.M. Keirse, Een rookgordijn in de horeca; wie heeft de langste adem?, WPNR nr. 6730 Arbeidsovereenkomstenrecht H.J.W. Alt, Werkgeversaansprakelijkheid ex art. 7:658 BW anno : persoonlijke predispositie, de zorgplicht van de werkgever en de stelplicht van de werknemer, Arbeids- Recht 12

5558 Katern 106 sociaal-economisch recht J.H. Bennaars, De nieuwe werkgever: de lachende derde of toch niet, ArbeidsRecht 11 H. Dammingh, E. Schoenmaker- Tijsseling, Eenzijdige functiewijziging bij disfunctioneren: wanneer mag dat wel, wanneer niet?, ArbeidsRecht 10 R.A. Heida, D.J. Buijs, Het deskundigenoordeel (on)geschiktheid tot werken kritisch beschouwd, Sociaal Recht 12 M.S. Houwerzijl, Administratieve verplichtingen bij grensoverschrijdende detachering van werknemers: noodzaak of Red Tape?, SMA 10 C.S. Kehrer-Bot, De zieke werknemer: een stappenplan, in themanummer De zieke werknemer, Arbeid Integraal 3 D.E. Pauw, De werkvloer; het thuis van de werknemer?, Praktisch Procederen 6 A.D. Putker-Blees, (Pre-)employment screening: his past is your future, ArbeidsRecht 12 C.V.E. Roeloff, De geluidsopname als bewijsmiddel in een arbeidsgeschil, ArbeidsRecht 10 W.L. Roozendaal, Over productie en reproductie. De spanning tussen bedrijfsbelang en privébelang in het licht van het recht op privacy, Sociaal Recht 10 D.J. Rutgers, Overgang van onderneming en informatieplicht (HR 26 oktober, C06/118HR), Bb 26 Ontslagrecht M.J. Aantjes, P. Stibbe, (Wils)gebreken in de beëindigingsovereenkomst, ArbeidsRecht 10 M.P. van Broeckhuijsen, W.C.M. Broersma, Outsourcing: een rechtvaardiging voor wijziging van arbedisvoorwaarden?, ArbeidsRecht 11 F. van der Hoek, M.V. Ulrici, Naar een nieuw ontslagstelsel of nieuwe kantonrechtersformule?, SMA 10 J.L.A. Nicolai, Ontslag van een stichtingsbestuurder op grond van art. 2:298 BW enkele arbeidsrechtelijke complicaties, Tijdschrift voor Ondernemingsbestuur 6 J.P. Quist, Procesrechtelijke aspecten van de gezichtspuntenrechtspraak bij ontslag op staande voet, Sociaal Recht 9 C.J. Smitskam, Ontduiking ontslagrecht, of handig gebruik van ketenregeling?, PS documenta 17 E. Verhulp, Herziening ontslagrecht, het is nooit goed of het deugt niet, Sociaal Recht 10 J.P.H. Zwemmer, De ontslagvergoeding en de corrigerende werking van arbeidsmarktperspectieven, ArbeidsRecht 10 Collectief arbeidsrecht W.C.M. Broersma, Groen licht voor verplichte ouderenregeling in het sociaal plan?, ArbeidsRecht 11 F.B.J. Grapperhaus, M.A.S.M. Veenstra, Toelating tot cao-onderhandelingen en de positie van kleine vakbonden, Sociaal Recht 9 Medezeggenschapsrecht P.F. van der Heijden, Medezeggenschap en het gat van de globalisering (Vooraf), NJb 42 C. Nekeman, E. Knipschild, Het recht op informatie en de plicht tot geheimhouding van de ondernemingsraad, ArbeidsRecht 11 Socialezekerheidsrecht E.J. Kronenburg-Willems, Activering van vangnetters met ziekengeld, PS Documenta 18 A. Loof-Donker, Huisbezoeken in het socialezekerheidsrecht: efficiënte handhaving versus privacybescherming, NCJM Bulletin 6 M.J. Toet, J.N. van de Vrie, PS-special 6: Wet werk en bijstand N.J. van de Vrie, Ketensamenwerking, naar één loket voor werk en inkomen, PS Documenta 15 M.M.T. Wickenhagen, Aldewereld: vloek of zegen voor de socialezekerheidspositie van offshorewerknemers?, Weekblad fiscaal recht nr. 6745 Pensioenrecht E. Schop, Wijzigen van arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder pensioen (Monografieën Sociaal Recht), Deventer: Kluwer Belastingrecht Prof.mr.drs. H.P.A.M. van Arendonk Wet- en regelgeving Fiscale rechtshandhaving: Op 25 september is het Wetsvoorstel Wet versterking fiscale rechtshandhaving door het parlement aanvaard en per 1-1-2008 in werking getreden. Als gevolg van de Vinkenslag-affaire is in artikel 64 AWR een zgn. doelmatigheidsbepaling opgenomen. Contra legemhandelingen van de fiscus (opleggen aanslag of bestuurlijke boete) kunnen dan toch worden gesanctioneerd door deze wettelijke regeling. Degene aan wie een dergelijke aanslag of boete wordt opgelegd moet instemmen met toepassing van artikel 64 AWR. Verder is in deze wet geregeld dat er een vereenvoudigd derdenbeslag op banktegoeden (art. 19 Invorderingswet 1990) kan worden gelegd. Via artikel 36b Invorderingswet 1990 is een verdere uitbreiding van de bestuurdersaansprakelijkheid geregeld. Een bestuurder kan nu ook aansprakelijk worden gesteld voor belastingschulden van andere lichamen (bijv. bestuurder inlener wordt ook aansprakelijk voor belastingschulden uitlener). De toepassing van het anoniementarief van artikel 26b Wet LB 1964 wordt uitgebreid: indien geen of een onjuist sociaal-fiscaalnummer is afgegeven en wanneer het een werknemer niet is toegestaan in Nederland arbeid te verrichten. De fiscale beslistermijnen weken fors af van de bestuursrechtelijke, zoals bij uitspraak doen op bezwaar een termijn van een jaar met mogelijkheid van verlenging met een jaar, terwijl de Awb een termijn van acht weken hanteert. Per 1-1-2008 gelden voortaan Awb-conforme beslistermijnen. Voor deze en andere onderwerpen kan worden verwezen naar J.J. van Dam en J.A.R. van Eijsden, Fiscale rechtshandhaving en rechtsbescherming anno 2008, Maandblad Belastingbeschouwingen januari 2008. In dit artikel wordt ook ingegaan op het initiatiefwetsvoorstel Dezentjé-Ham-