Cees Oudshoorn. Verdienen met een ondernemende samenleving. Grenzeloos groeien



Vergelijkbare documenten
Inleiding en samenvatting

Doel is om voor deelnemers een beeld te schetsen van hoe het pensioen in elkaar steekt en hoe hun eigen pensioen er voorstaat.

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening. Position paper: Toekomst pensioenstelsel

Algemene beschouwing

Topsectoren. Hoe & Waarom

Investeren in vertrouwen. Samenvatting Meerjarenbeleidsplan

1. De detailhandel in Nederland

Cao Metalektro: die deal doen we samen

Pensioenbijeenkomst Abvakabo FNV Het pensioen van nu en de toekomst in zicht November Welkom

DE INDUSTRIE: MOTOR VAN VERNIEUWING. Drie acties voor een nieuw Kabinet. Manifest 2017

De wereld van overmorgen

Langer werken voor het pensioen

3x3 voor de technologische industrie

Ontbijtbijeenkomst De Maatschappij. Hartelijk welkom

STRATEGISCH PLAN Excellent onderwijs voor een innovatieve regio

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein

Wat is de essentie van het 6 miljard pakket? Waarom is er besloten om te bezuinigen? Wordt de economie kapot bezuinigd?

VISIE OP WERK. Jeroen Zwinkels 23 november 2015

Oudedagsvoorziening nu en straks. Casper van Ewijk Netspar & Universiteit van Amsterdam

Van belang. Het verhaal van de Nederlandse Vereniging van Banken

Manifest Moderne Arbeidsmarkt

Prinsjesdag Stand van zaken MKB. Rabobank Nederland, september 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Roads to recovery. George Gelauff, Debby Lanser, Albert van der Horst, Adam Elbourne. Centraal Planbureau 1

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Het creëren van een innovatieklimaat

Economische vooruitzichten

INLEIDING. 1 Inleiding

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Tweede Europese Forum over de cohesie Georganiseerd door de Europese Commissie

Suriname: een potentiële outsourcing

Kortetermijnontwikkeling

Conclusies enquête The Future Group. November 2015

De stelling die vandaag voorligt is: Het pensioen van de toekomst vergt meer dan een stelselherziening.

We zijn op ontdekkingsreis, in een gebied waar de huidige systemen leidend zijn maar onvoldoende werken. Bij een ontdekkingsreis hoort ruimte.


Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Een Werkende Arbeidsmarkt

Mededelingen De voorzitter: Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld: Madlener.

TNO Bouwprognoses SAMENVATTING op basis van de CPB decemberraming 2011

Naar een inclusieve regio

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Naar een nieuw pensioencontract

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Dit nieuwe verkiezingsjaar volgt op het bijzondere politieke jaar 2017.

'Maak werk van Vrije tijd in Brabant'

Wat is er aan de hand moet onze pensioenen?

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

INDUSTRIE EN SAMENLEVING HET VIZIER OP De bijdrage van de industrie aan de kwaliteit van leven in 2025

Martin Gast. Edmond Halley BV Increase PensioenKnowHow BV. Increase Pensioen KnowHow

Industrie & innovatie

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Eindexamen vwo economie 2014-I

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken?

Sectorprognoses 2015 en MKB- Visie zonder grenzen

Van baan naar eigen baas

HALFJAARLIJKS ONDERZOEK. Conjunctuurenquête voorjaar 2015

Agenda. De Rit van Rutte II. De kool en de geit

Economische scenario s West-Friesland

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

ZELFVOORZIENEND: TRENDS, MOGELIJKHEDEN EN GRENZEN

Samenvatting Economie Toetsweek 2

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND

B en W nummer ; besluit d.d

ARBEIDSMARKT. in de Vlaams-Nederlandse Delta Van knelpunt naar slimme kracht. Dick van der Wouw Joris Meijaard

61e Ondernemerspanel. MKB-Nederland TNS NIPO

Bijlage: Technische invulling Stabiliteit en Groeipact verdrukt onbedoeld publieke investeringen

Miljoenennota door René Boon

UIT de arbeidsmarkt

Naar gezonde financiële verhoudingen en vertrouwen

Armoede en Arbeidsmarkt

Samenvatting. economy.

Toekomst voor verzekeraars

Convenant Metropoolregio Amsterdam, FNV Finance, kennisinstellingen en cluster Financiële en Zakelijke Dienstverlening

Ageing Tomorrow, Innovation Today*

CEP 2009 Oorzaken en gevolgen van de kredietcrisis

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

Krachten bundelen, kennis delen en allianties vormen

Model van Sociale Innovatie

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

Presentatie voor de PVGE Best Roel Fonville Best, 10 maart 2017

Toespraak commissaris van de Koning Max van den Berg, seminar 'Wetenschap middenin de samenleving', Groningen, 30 mei 2013

Reactie Stichting van de Arbeid op het Groenboek Pensioenen van de Europese Commissie [EU/7 juli 2010; COM(2010)365 final; SEC(2010)830]

Speech van Klaas Knot bij het congres Ambitie loont Amsterdam, Wibauthuis, 10 november 2016

Meer koopkracht door echte banen

Nederlandse economie. Welvaart onder druk

BIJLAGE EXPO 2025 COMMITMENT

De Rotterdamse haven na 2030

Techniekpact Twente: wat is dat ook alweer? Waarom een techniekpact in Twente? Programmalijnen

eca Manifest FNV Hor 2015

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

De vaste baan bereikbaar voor alle werknemers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Cees Oudshoorn Verdienen met een ondernemende samenleving Grenzeloos groeien

Verdienen met een ondernemende samenleving Grenzeloos groeien Deze notitie verschijnt op het moment van de wisseling van het voorzitterschap van VNO- NCW. Zowel Bernard Wientjes als Hans de Boer hebben een bijzondere belangstelling voor het verdienvermogen van Nederland. Dit thema is in Nederland op veel plaatsen in discussie. Het houdt ook mij al een heel professioneel leven bezig. Met plezier heb ik daarom eens een keer op persoonlijke titel mijn bijdrage geleverd. Cees Oudshoorn

2

inhoud Lijst met figuren en afbeeldingen... 5 Voorwoord... 6 Inleiding en samenvatting... 8 1 Uitgangssituatie... 16 2 Global change... 22 3 Ondernemerschap... 28 4 Groeibrengers... 38 5 Verdienen... 42 6 Groeiprojecten... 54 7 Stabiliteit... 56 8 Slot... 60 Bijlagen... 62 3

4

Lijst met figuren en afbeeldingen Figuur 1: Cumulatieve beleidsmatige lastenontwikkeling en pensioenlasten bedrijven vanaf 2002...18 Figuur 2: Verdeling typen contracten...19 Figuur 3: Aantal internet-ondernemingen per 1 miljoen inwoners...24 Figuur 4: Verdeling bruto vermogen huishoudens over decielgroepen naar inkomen...26 Figuur 5: Aandelen toegevoegde waarde en fulltime banen in twee sectoren... 31 Figuur 6: Aantal werkzame hoger opgeleiden naar sector... 31 Figuur 7: Toegevoegde waarde van export... 31 Figuur 8: Toegevoegde waarde in bruto basisprijzen...32 Figuur 9: Productie en binnenlands geproduceerde uitvoer...33 Figuur 10: Uitgaande buitenlandse investeringen...33 Figuur 11: Aandeel omzet uit innovatie, industrie...34 Figuur 12: Vier typen onderzoek...45 Figuur 13: Exposure sectoren aan internationale concurrentie...63 Figuur 14: Dienstenuitvoer naar type product...63 Figuur 15: Waar gaat ons talent heen?... 64 Figuur 16: Werkgelegenheid in arbeidsjaren als percentage van de bevolking... 64 5

Voorwoord door: Wiebe Draijer, voorzitter SER 6

Nederland is een van de meest welvarende plekken op aarde. En onze kinderen behoren, zo vertellen onderzoekers ons, tot de gelukkigste in de wereld. Dat willen wij graag zo houden. Maar die welvaart is geen gegeven, maar moet steeds weer verdiend worden. De financieel-economische crisis van de afgelopen jaren heeft ons weer eens met de neus op dat feit gedrukt. Ons nationaal inkomen is nog steeds lager dan in 2008; de werkloosheid en de staatschuld liggen daarentegen veel hoger dan zes jaar geleden. Dat verlies werken we niet vanzelf weg. De groeivooruitzichten blijven voorlopig mager: 1 tot 1,5% per jaar. Dat is te weinig om de werkloosheid duidelijk te gaan terugdringen en om de draagkracht voor financiering van collectieve voorzieningen veilig te stellen. Meer groei is nodig en gewenst. Niet als doel op zich, maar als middel om maatschappelijke welvaart te realiseren. Dan gaat het niet om het forceren van een tijdelijke groeispurt, maar om het versterken van het structurele groei- en verdienvermogen van de Nederlandse economie en samenleving. Hoe kunnen wij een structureel groeipad bevorderen dat past bij onze ambities, verwachtingen en mogelijkheden? Dat is ook de vraag die centraal staat in deze brochure over het verdienvermogen van ons land. Met deze brochure levert Cees Oudshoorn een belangwekkende en inspirerende bijdrage aan het gesprek over een groeiagenda. Een bijdrage die heel herkenbaar vanuit het perspectief van ondernemend Nederland het belang van dynamiek en ondernemerschap als motor voor de welvaart onderstreept. Tegelijkertijd benadrukt Oudshoorn ook de behoefte aan economische en maatschappelijke stabiliteit op macro-niveau, ook als voorwaarde om tot meer dynamiek op meso- en micro-niveau te komen. Cees Oudshoorn zet ons aan tot nadenken over ons fundamentele verdienvermogen, wat er de laatste jaren is verschoven, welke uitdagingen er op ons afkomen als globale trends, en wat deze betekenen voor onze agenda voor de toekomst. Hij is op zoek naar logica en onderbouwing, niet alleen opinie en debat. Een goede dialoog kan pas plaatsvinden als er een basis wordt gelegd waarin een knelpunt onderbouwd wordt uiteengezet. Zodat keuzes transparant zijn, en afwegingen besproken kunnen worden. In die zin is dit ook een waardevol document. Het poogt die basis te zijn van een discussie over groei, de noodzaak, de omvang van de uitdaging, en de keuzes en afwegingen die daar, hierbij vanuit het perspectief van werkgevers, maar met het belang van Nederland als geheel in het achterhoofd, bij gemaakt kunnen worden. Aan de overlegeconomie, aan het voeren van overleg ontlenen wij kracht. Dat ziet men in het buitenland heel goed. Eerder dit jaar was ik in Zweden, op uitnodiging van de familie Wallenberg, om te spreken met voorzitters van werkgevers- en werknemersorganisaties over de vraag hoe dat land in een versnelling te brengen. Ons beeld van Zweden is dat het de zaakjes goed op orde heeft. Maar naar hun eigen inzicht ontbreekt er iets: een overlegmodel. Zo n overlegmodel moet natuurlijk wel kunnen leveren. Het Energieakkoord van september vorig jaar is een mooi product. Het Sociaal Akkoord ook. In de afgelopen twee jaar bewees de overleg economie opnieuw zijn waarde bij het aanpakken van complexe vraagstukken. Er zijn juist nu echter nog de nodige onderwerpen waarbij overleg een cruciale rol kan spelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan arbeidsmarkt, pensioenen, circulaire economie gezondheidszorg. Niet in de minste plaats natuurlijk, groei. Een gezamenlijke groeiagenda, gebaseerd op overleg en draagvlak, als basis voor richting en ruimte aan een maatschappij. Rest mij in deze introductie iets te zeggen over Cees Oudshoorn. In zekere zin is dit ook een uniek document, want hier spreekt Cees Oudshoorn, de econoom, de Nederlander, de analyticus, de professional. Hier spreekt daarmee niet per definitie VNO-NCW en MKB- Nederland als geheel. Dat biedt inzicht en ruimte voor een eigen geluid. Het is natuurlijk gebruikelijk dat VNO-NCW en MKB-Nederland tot een gezamenlijk standpunt komen gedeeld en gesteund met en door alle achterbannen. Cees zal zeker met het belang van werkgevers indachtig geschreven hebben, maar toch. Vergelijk deze publicatie in dat opzicht met het artikel dat de hoogste ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken eens per jaar schrijft in het ESB magazine. Persoonlijk vind ik dit ook mooi omdat het zo scherp de waarde van het perspectief en de bijdrage van Cees Oudshoorn zelf in beeld brengt, een zeer waardevolle kracht binnen VNO-NCW/MKB-Nederland. Het komt niet vaak voor dat de professional achter deze belangrijke pijler in de overlegeconomie zelf in beeld komt. De overlegeconomie biedt fenomenale waarde van gedragen veranderingen op complexe vraagstukken. Versterken van ons groeivermogen is zo n vraagstuk. Overleg is echter bovenal gedreven mensenwerk. Wiebe Draijer 7

8 Inleiding en samenvatting

De vraag hoe het staat met het Nederlandse verdienvermogen, voor welke uitdagingen we staan en wat de verdienstrategie voor de komende jaren en de langere termijn moet zijn, houdt velen bezig: de overheid, nationale en internationale adviesorganen, consultants. En terecht, want er is reden tot zorg. De groeivooruitzichten na vijf jaar crisis zijn mager, op korte en langere termijn. Er is veel verdienvermogen verloren gegaan terwijl onomkeerbare economische, technologische, ecologische en maatschappelijke ontwikkelingen juist een groot beroep op het verdienvermogen doen. Tegelijkertijd leeft een gemeenschappelijk gevoel dat Nederland in staat is opnieuw bakens te verzetten. Velen zijn ons voor gegaan, die niet alleen veranderingsgezind waren, maar ook veranderingsbereid zijn gebleken. Van het bedrijfsleven mag worden verwacht dat het een visie heeft op het verdienvermogen van Nederland en in woord en daad aan versterking daarvan wil bijdragen. Of, hoeveel, waar en waarmee we ons geld verdienen wordt uiteindelijk door het ondernemerschap bepaald. Ondernemers en ondernemingen opereren echter binnen daarvoor gecreëerde mogelijkheden en randvoorwaarden, waarover zij maar ten dele beslissen. Hun beoordeling daarvan is wel beslissend voor het eindresultaat, voor het welvaartsniveau en de werkgelegenheid. Juist hun visie op het verdienvermogen van ondernemers dus is essentieel. Deze notitie beoogt aan de totstandkoming daarvan bij te dragen. Groei als doel en middel Vergelijken we de Nederlandse economie anno 2014 met die van 2008 dan valt op dat de krimp van de economie sinds 2008 nog altijd niet is ingelopen. Wel zijn er 800.000 uitkeringsgerechtigden bijgekomen en zijn de collectieve lasten en de staatsschuld veel hoger. Nederland heeft in de afgelopen vijf jaar van crisis een jasje uitgedaan. Pas in 2016 of 2017 mag worden verwacht dat de groeischade is weggewerkt. De groei voor de kortere en langere termijn zal niet veel meer bedragen dan gemiddeld 1 tot maximaal 1,5 procent per jaar. Mijn vertrekpunt is dat Nederland zich daar niet bij kan neerleggen. Er is meer groei nodig, niet alleen om vaak genoemde redenen als de instandhouding van essentiële publieke voorzieningen of het opvangen van de gevolgen van vergrijzing. En niet uitsluitend als doel op zichzelf. De enorme economische veranderingsprocessen uit hoofde van disruptieve (IT-)technologie, verdergaande globalisering, mondiale verschuivingen en de voedsel-, grondstoffen-, energie- en klimaatproblematiek zullen een zeer groot beroep doen op het aanpassingsvermogen van Nederland. De Nederlandse economie moet hoogwaardig kennisintensief, hoogproductief, uitzonderlijk dynamisch en schokbestendig zijn. Daarmee wordt een hogere groei gerealiseerd, maar die hogere groei is net zo hard een middel om te kunnen veranderen. Groei is kip en ei tegelijk. Verdienen als Leitmotiv; nodig is een dynamische, ondernemende grondhouding Voor een beter groeiperspectief is een gemeenschappelijke focus nodig, als Leitmotiv voor ons doen en handelen. Die focus ligt besloten in het woord VERDIENEN. Dat veronderstelt dynamiek en ondernemerschap als grondhouding, op alle niveaus, op macroniveau, op het mesoniveau van sectoren en regio s en op het microniveau van burger en bedrijf. Hoe staat het daarmee? Is niet een hoofdprobleem van Nederland, dat een dynamische en ondernemende grondhouding onvoldoende tot zijn recht komt? Is een samenleving waar zekerheid en risicomijding de intrinsieke motivatie lijkt te zijn nog wel in staat tot verdienen? Haalt de veelheid aan op zekerheid en op herverdeling gerichte regulering en collectieve arrangementen (van publieke en private herkomst) niet de spirit uit de economie? Is er daardoor een te grote afhankelijkheid van de overheid en werkgevers voor de verschaffing van voorzieningen en beheersing van (bestaans)risico s? Hoofdstelling van deze bijdrage is dat het Nederlandse model van collectieve risicodeling en -beheersing een te grote wissel trekt op het individuele aanpassingsvermogen en de bewegingsruimte van burgers en ondernemingen. Het model is zeker niet fit for the future. Het schiet tekort in de ontwikkeling en benutting van talent, haalt de dynamiek uit de economie en veronderstelt onvermogen tot het nemen van eigen initiatief terwijl zeer velen daartoe wel in staat zijn en de ruimte daarvoor claimen. Bij onvoldoende benutting van veel potentiële verdiencapaciteit blijven groeikansen liggen. Zo wordt teveel ingeleverd op welvaart respectievelijk het perspectief daarop van met name jongere generaties. 9

Naar een groter individueel aanpassingsvermogen Een systeemaanpassing naar verdienen appelleert aan een veel groter individueel aanpassingsvermogen van burgers en bedrijven. De aanpassing van de collectieve verzorgingsstaat naar een verdienende samenleving vraagt ambitie en het nemen van eigen verantwoordelijkheid, maar óók de mogelijkheid van opbouw van voldoende eigen vermogen en verdiencapaciteit voor de broodnodige veerkracht. Collectieve publieke en private arrangementen, hoge lasten en regulering staan dat nu teveel in de weg. Welke vernieuwingen in instituties zijn nodig om de Nederlandse economie de responsiviteit te bezorgen die de WRR noodzakelijk acht? Is het verwonderlijk dat gevraagde transities in de Nederlandse politieke en maatschappelijke context vaak complex zijn en traag verlopen, vanwege de vereenzelviging met (posities in) bestaande instituties? Maar kunnen we daarop nog wel wachten? De economie en de samenleving niet. Men wacht noodzakelijke aanpassingen (gelukkig) niet af en zet wel stappen vooruit. Men vernieuwt om de bestaande ordening heen of verlaat deze. Dat geldt voor ondernemingen, maar ook op individueel niveau. De opkomst van de zelfstandig professional (met vertrouwen in het vakmanschap als eigen vermogen) 1 is een goede illustratie van veranderingsbereidheid. Het is de beste institutionele vernieuwing die Nederland sinds lange tijd is overkomen. Nederland moet voorkomen dat talent verloren gaat. Wanneer de excellenten na hun studie Nederland verlaten en Nederland er niet in slaagt voldoende buitenlands talent aan te trekken en te binden, gaat zeer veel verdiencapaciteit verloren. Internationaal verdienen Laat één ding buiten discussie staan: om te kunnen verdienen in een land met een kleine binnenlandse economie moet als vanouds de blik naar buiten. Voor élke economische activiteit moet de vraag worden gesteld wat de verdienkansen zijn voor Nederland. Oftewel: verdienen voor Nederland (in toenemende mate) buiten Nederland. Het aantal sectoren dat niet bloot staat aan internationale concurrentie wordt door ICT en globalisering met de dag kleiner. Ook voor traditionele bin- nenlandse sectoren zullen de kansen op groei buiten de landsgrenzen toenemen. Daarbij ook dit: Nederland investeert in de upgrading en scholingsgraad van de beroepsbevolking, de economie vraagt daarom. Die investeringen renderen matig op een afgeschermde kleine Nederlandse thuismarkt, in het bijzonder in de publieke sector. Dat weten wij al sinds mensenheugenis. Nederland behoort niet voor niets tot de meest geglobaliseerde landen van de wereld. Niettemin is in de volle breedte van de economie nog een wereld te winnen. Met grenzeloze groei. Met de wereld als afzetgebied mogen het niet anderen zijn die de welvaart of de structurele groei van ons land bepalen. Het eigen optreden en het vermogen tot een voortdurende innovatieve en snelle aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen bepalen de welvaart en groei 2. Opzet In deze notitie beoordelen wij eerst op hoofdlijnen de Nederlandse uitgangspositie. Hoe staat het met het verdienvermogen na een periode van vijf jaar crisis (hoofdstuk 1)? Vervolgens komen de grote veranderingsprocessen aan de orde: in de wereldeconomie, bij de technologie, bij Grand Challenges ten aanzien van klimaat, energie-, grondstoffen-, water- en voedselvoorziening, en in de samenleving (hoofdstuk 2). Daarna onderzoeken wij een spade dieper de Nederlandse welvaartsmotor: wat is er nodig om onze verdienmogelijkheden te verzilveren (hoofdstuk 3)? In de paragrafen 4 tot en met 7 wordt een voorstel ontwikkeld voor een nieuwe verdienstrategie inclusief de daarbij behorende beleidsaanpak. Ondernemerschap als welvaartsmotor Ondernemers vormen de welvaartsmotor van Nederland. Alleen met dynamisch en ambitieus ondernemerschap kunnen we hogere groei bereiken. Het ondernemerschap in Nederland is veelzijdig met veel groeikansen De welvaartsbepalende sectoren, die internationaal concurreren en met innovatie aan de technology frontier actief zijn, opereren in een netwerk van kleine, middelgrote en grote ondernemingen, profiteren zo optimaal van specialisatie en kunnen flexibel zijn. Hun kracht ligt in innovatieve producten (componenten) en eraan verbonden diensten, vaak in niches. Onze hoogproductieve ondernemingen in de topsectoren exporteren, 1 Zelfstandig professional geeft een betere duiding van de economische functie van de betrokken professionals dan de (fiscaal)- juridische aanduiding zelfstandige zonder personeel. In algemeenheid geldt overigens dat de sterke juridisering van economische samenwerkingsrelaties vernieuwing daarvan bemoeilijkt. 2 Zie het verhaal over Argentinië in The Economist van 15 februari 2014: What other countries can learn from a century of decline. 10

maar vullen dat meer en meer aan met investeringen in het buitenland. Groeikansen liggen in meer innoveren om grenzen te verleggen en telkens nieuwe producten via de opgebouwde internationale afzetkanalen te verkopen over de hele wereld. Innoveren en internationaliseren dus, met grote mogelijkheden bij de internationale Grand Challenges. De nu nog binnenlandse sectoren, waaronder semipublieke en afgeschermde sectoren opereren niet aan de technology frontiers en maken veel gebruik van flexibele arbeid. Voor ondernemers in deze sectoren liggen de groeikansen door bredere toepassing van bestaande technologie en door meer internationalisatie. Schaalvergroting en verdergaande specialisatie leiden tot productiviteitsverbetering. Bemoedigend is de nieuwe kraamkamer van het ondernemerschap, de opkomst van de zelfstandig professional. Met snellere doorgroei van ondernemingen van klein naar midden en groot is echter nog veel winst te boeken. Groeikansen blijven onbenut door verzwakt verdienvermogen De crisis heeft blootgelegd dat onze instituties en systemen inherente zwaktes vertoonden. Met procyclische beleidsreacties is bovendien het herstel vertraagd. De binnenlandse economie komt niet uit het slop. De combinatie van dalende huizenprijzen en vermogensverliezen met lastenverzwaringen van overheid en pensioensector hebben tot jarenlange krimpende consumptie geleid. De collectivisering via verplichte sociale verzekeringen en pensioenen, arbeidsmarktinstituties en afgedwongen eenvormigheid van aanbod in de semipublieke sectoren verstikt het eigen initiatief en ambitie. De besparingen van bedrijven en burgers zoeken beleggingsrendement buiten Nederland. De financiering van de economie is zwak en kan al op korte termijn een serieuze belemmering vormen voor groei. Regelgeving en toezicht bemoeien zich gedetailleerd met de bedrijfsvoering en maken van ondernemen steeds meer een bureaucratie. Door de focus op terugdringing van het overheidstekort is ingeleverd op investeringen in de fysieke- en kennisinfrastructuur. Nog altijd blijft teveel kennis op de plank liggen en laat de aansluiting van wetenschap op innovatie te wensen over. Kenniswerkers in Nederland werken voor het overgrote deel niet voor verdienen op internationale markten. Investeringen in onderwijs krijgen zo een te laag rendement. Er is teveel onvoldoende renderend en zelfs veel onderbenut talent op de arbeidsmarkt. Onvoldoende uitdagend onderwijs gericht op talentontwikkeling en ondernemerschap en participatiebelemmerende instituties dragen daaraan bij. Het investeringsklimaat voor de energie-intensieve industrie is dramatisch verslechterd door hoge energieprijzen en gebrek aan coördinatie in het Europese energiebeleid. Kortom: het verdienvermogen van Nederland is ernstig verzwakt. Grote veranderingsprocessen vragen juist om versterking van het verdienvermogen De internationale economische integratie zal verder toenemen: grotere markten met meer afzetmogelijkheden, maar ook wereldwijde kennisintensieve productie in mondiale productieketens. De golf aan technologische ontwikkelingen zet bestaande businessmodellen onder druk. ICT biedt enorme kansen voor innovatie door ondernemers, juist ook in de binnenlandse sectoren. Klimaat, energie, beschikbaarheid van grondstoffen, water- en voedselvoorziening zijn de grote uitdaging bij een groei van de wereldbevolking van 7 miljard nu naar 9 miljard mensen in 2050. Al deze veranderingsprocessen zijn vooral geweldige uitdagingen en groeikansen voor Nederlandse ondernemers. Dat vraagt in essentie van de Nederlandse economie maar twee dingen: aanpassings- en vernieuwingsvermogen, versterking van het verdienvermogen dus. Ze maken het nog urgenter om de zwaktes in ons verdienvermogen aan te pakken. Instituties en systemen van het verleden worden anders belemmeringen voor toekomstige groei. Verdienstrategie We hebben onze toekomst en welvaart dus in eigen hand. Met dynamisch ondernemerschap in alle haarvaten van de samenleving en op alle niveaus kunnen we duurzame groei verdienen. Dat vergt een gezamenlijke aanpak, aanpassing van onze instituties om ons verdienvermogen te versterken. Verdienkansen benutten door dynamisch ondernemerschap Met internationaliseren kunnen steeds meer ondernemers hun markt vergroten en groeien. Ook in de nu nog semi-publieke sectoren. Met die grenzeloze groeimogelijkheden moeten we meer kunnen verdienen dan de huidige 30 procent van ons bbp: een ambitie van 40 procent moet op termijn haalbaar zijn. Open markten zijn daarvoor een vereiste. Dat bereiken we door handels- en investeringsbarrières te slechten met verdragen. Markten openen is ook handwerk, dat veel meer aandacht behoeft; de economische diplomatie, de ronde tafels tijdens missies en staatsbezoeken, de publieke en private handelsbevordering. De Europese markt is nog lang niet onze thuismarkt. Vooral het vrij verkeer van diensten en personen kent teveel grenzen. Hier blijven groeikansen onbenut en zegeviert nationaal protectionisme nog te veel. De kosten 11

van non-europe zijn aanzienlijk, zeker voor landen als Nederland met een kleine thuismarkt. Daar is nog veel te verdienen. Het gemiddelde kleine Nederlandse mkb moet veel harder doorgroeien, naar een Europees niveau van mkb. Onze internationale positie als Gateway to Europe is iets om trots op te zijn. Het fiscale stelsel en de excellente financiële, juridische en internationale dienstverlening zijn voortgekomen uit het internationaal ondernemerschap waarmee Nederland groot is geworden. Versterking is nodig waar anderen ons stelsel maar al te graag kopiëren. Zo moeten dividendstromen bevrijd blijven van dubbele belasting en de tarieven van de belastingen op winst en arbeidsinkomen internationaal competitiever. Sleutels voor het benutten van de groeikansen voor ondernemingen in de topsectoren zijn innovatie en kenniscirculatie. De wetenschappelijke onderzoekswereld opereert nog veel te geïsoleerd en kan en moet beter verbonden zijn met het innoverende bedrijfsleven. De afname van bèta-technologisch onderzoek, dat essentieel is voor ons verdienvermogen, moet gekeerd worden. Dat vraagt ook publieke en private investeringen in wetenschappelijk toegepast onderzoek en innovatie: van nu 2 naar 2,5 á 3 procent bbp. Investeren om te groeien vraagt financieringskapitaal: voor het Nederlandse bedrijfsleven, voor langjarige investeringen in infrastructuur, in de energievoorziening, in huizen, schoolgebouwen en zorginstellingen. Nederland staat voor de opgave het financieringsaanbod voor investeringen te vernieuwen en te verbreden. Een belangrijke stap is gezet met de Nationale Investeringsinstelling (NII), die (institutioneel) vermogen uit binnen- en buitenland zal gaan verbinden aan investeringen door marktpartijen. En met de Nationale Hypotheekinstelling die voor stabiele hypotheekfinanciering kan zorgen, indien uitgebreid naar ook niet-nhg hypotheken. De Ondernemerskredietdesk zal (moeten) uitgroeien tot een financiële ANWB, die de financieringsmogelijkheden voor de ondernemer ontvouwt. De sterk achtergebleven investeringen in infrastructuur van de afgelopen jaren moeten ingehaald worden met een uitdagend investeringsplan met een stabiele private financiering. Er zal moeten worden geïnvesteerd in een aantrekkelijk leef- en cultureel klimaat met veel meer private huurwoningen in de grote steden om internationaal talent te binden. Het toerisme kan zo ook een impuls krijgen. Duurzaamheid als groeikans en kernwaarde. Duurzame groei in de zin van sustainable in financieel, economisch, ecologisch en sociaal opzicht is uitgangspunt van deze groeistrategie. Het is een kernwaarde en tegelijk een groeikans. Juist ondernemingen kunnen door innovatieve oplossingen wereldwijd toe te passen een belangrijk deel van de oplossing vormen van de global challenges. Het klimaat- en energiebeleid moet het wel mogelijk maken om die groeikansen in en vanuit Nederland te benutten. Nu leidt voor de energie-intensieve industrie in Europa het gebrek aan internationale coördinatie tot grote concurrentienadelen. Dure Europese energie zorgt ervoor dat nieuwe investeringen, met hoge kapitaalintensiteit, niet meer hier plaatsvinden. Het is zaak op Europees niveau over te stappen op uitsluitend een CO 2 -doelstelling en geen subdoelstellingen voor energie-efficiency en hernieuwbare energie. Overheid, bedrijfsleven en milieubeweging zullen in het verlengde van de goede samenwerking bij het Energieakkoord op korte termijn oplossingsrichtingen moeten formuleren voor de te hoge energieprijzen. Verdienkansen verzilveren door beter verdienvermogen Het verzwakte verdienvermogen vraagt een transitie van een collectieve verzorgende staat naar een verdienende ondernemende samenleving. Lagere collectieve lasten zijn nodig om bedrijven en burgers hogere bestedings- en investeringsruimte te geven. De hoge (marginale) lastendruk ontmoedigt ambitie, investeringen in human capital en dus ondernemerschap. Een concrete doelstelling voor terugdringing van de uitgavenquote naar 40 á 45 procent bbp en de lastendruk naar 35 procent van het bbp is noodzakelijk. Een nieuwe loon- en inkomstenbelasting moet leiden tot substantieel lagere tarieven en wig. Maar alleen met een flinke netto lastenverlichting is een belastingherziening zinvol. Lastenverschuivingen leveren niets op. Verlaging naar een basistarief van 35 á 40 procent 3 en boven 100.000 euro een toptarief van 45 procent is haalbaar en vergelijkbaar met omringende landen. Met de moderne technologie zijn de Heerediensten van werkgevers als onbezoldigde belasting- en premieinner voor de Staat niet meer van deze tijd. Aan de intransparantie van de hoge lasten kan dan een einde komen. 3 Resp. 35 procent exclusief en 40 procent inclusief zorgpremie ZVW (zie paragraaf 5). 12

Investeren in eigen verdiencapaciteit door talentontwikkeling. Ons onderwijssysteem zal op alle niveaus veel uitdagender onderwijs aan moeten gaan bieden. Excellentie, talentmanagement en maatwerkdiploma s zijn nodig om het talent van leerlingen en studenten maximaal te ontwikkelen. Het beroepsonderwijs en vakmanschap verdienen een beter imago. Mensen zullen zelf moeten blijven investeren in hun eigen verdiencapaciteit. Dat is essentieel voor inkomens- en werkzekerheid. Meer aandacht voor informatica en ondernemerschap in het onderwijs equipeert de professional op een carrière. De emanciperende functie van het onderwijs kan zo plaatsmaken voor de economische functie ervan. Het economisch belang van het opleiden van meer bèta-technici is evident. Dynamiseren van collectieve besparingen. Pensioenvermogen is verplicht, collectief en niet vrij opneembaar. Via de eigen woning en verplichte pensioenregelingen bouwen mensen twee keer vastzittend vermogen op. Dat vermogen onttrekken we aan investeringsmogelijkheden in onze eigen verdiencapaciteit. Individualisering van opbouw in collectieve pensioenen maakt investeren in een eigen huis, scholing of een eigen bedrijf mogelijk. Dat vergt aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen. Dynamiseren van de sociale instituties. Met de doorbraak van de zelfstandig professionals komt er een ondernemender cultuur in Nederland. Ons sociale stelsel is nog geënt op de vaste arbeidsrelatie met inkomensbescherming via de werkgever. Voor ondernemers wordt werkgeverschap zo een te zware last, wat pregnant zichtbaar is in de ook internationaal bijzonder lange periode van loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer. Het stelsel ontmoedigt beweging en investering in eigen verdiencapaciteit en zet ondernemers en werkenden vast. Een basis sociaalzekerheidsstelsel waarin de werkende en niet de werknemer centraal staat 4 is een fundamentele vernieuwing die het verdienvermogen van werkenden en ondernemers kan versterken. Zo kan de huidige werknemersverzekering voor dekking van het volledige arbeidsongeschiktheidsrisico (IVA) worden omgezet naar een voorziening voor alle werkenden, inclusief zelfstandig professionals. De flexibilisering van de aanvullende pensioenen maakt deze voor zelfstandig professionals toegankelijk. Ook de huidige werkgeverspremie voor ziektekosten past 4 Zie in deze zin ook M.R.P.M.Camps, Sturen op de toekomst, Economische Statistische Berichten, 10 januari 2014. niet bij een basisverzekering tegen ziektekosten. Sectorcao s zijn knellende kaders geworden met weinig individuele aanpassingsruimte voor bedrijven, maar ook voor werkenden. Een moderniseringsslag naar veel meer decentrale ruimte is hier wenselijk. Inclusieve participatie past goed in de gedachte om 100.000 mensen die niet het minimumloon kunnen verdienen aan de slag te helpen. Maar waarom de faciliteiten van de Participatiewet beperken tot mensen met een arbeidshandicap? De individuele behoefte aan persoonlijke dienstverlening biedt goede perspectieven voor veel meer groepen die nu nog niet participeren en maakt tegelijkertijd ruimte vrij voor nu onderbenut talent om meer dan parttime te werken. Dynamiseren door re-inventing government. Koester de essentiële voorwaarden voor ondernemerschap: lage corruptie, onafhankelijke rechtspraak en ordentelijk zakelijk verkeer. Maar verander de risicocultuur naar high trust, high penalties. Dat werkt lastenverlichtend en ook hier biedt ICT alle mogelijkheden. Risicofobie verlamt de economie. Het streven naar zekerheid in elk facet van het bestaan kannibaliseert opportunities voor groei. Groei op gang brengen met groeiprojecten Wachten op de juiste condities ligt niet in de aard van ondernemers en ondernemersorganisaties. Ondernemers pakken aan. Vaak in nieuwe samenwerkingsverbanden. Voorbeelden van groeiprojecten die allemaal het praatstadium voorbij zijn: het topsectorenbeleid, het smart industry project, de green deals voor green growth, de ICT-doorbraakprojecten, het Techniekpact, Shopping 2020, en nieuwe en vernieuwde regionale groeiprojecten. De woningmarkt is essentieel voor herstel: op korte termijn kunnen we de binnenlandse economie in beweging brengen met een tijdelijke tax credit op de koop van een nieuwbouwhuis. Ook kan worden gedacht aan het verlagen van schulden op onder water staande woningen door middelen af te tappen van de eigen pensioenopbouw. Stabiele basis om vanuit te ondernemen De dynamiek van het ondernemen en werken vergt een stabiele basis om de macro-risico s te beheersen, die voor ondernemingen en werkenden niet goed beïnvloedbaar zijn: monetair-financiële, geopolitieke ontwikkelingen en veiligheidsvraagstukken als de bestrijding van internationaal terrorisme en cybercriminaliteit. De stabiliteit van de eurozone voor economieën blijft kwetsbaar. Om de zone duurzaam bij elkaar te kunnen houden, zal de afdwingbaarheid van aanpassingen moeten toenemen. Uiteindelijk kan een muntunie al- 13

leen succesvol bestaan wanneer over essentialia van het economische beleid op het federale niveau kan worden besloten. Op kortere termijn kan dit vorm krijgen met de optie van de zogenaamde hervormingscontracten in aanvulling op strikte restricties aan schuldenopbouw. Voor de stabiliteit is ook een toename van grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit van groot belang. Dat kan worden bevorderd door Engels als tweede te leren taal in de EU verplicht te stellen. Sociale stabiliteit bereikten we in Nederland eeuwenlang door te polderen. Dat zal zo blijven, maar wel in nieuwe vormen. In een ondernemende samenleving zal wat ooit het maatschappelijk middenveld werd genoemd, zich moeten vernieuwen. Die veranderingsprocessen zijn al zichtbaar. Traditionele werkgeversorganisaties zijn ondernemingsorganisaties geworden met een veel grotere variëteit aan samenwerkende partners. Het vizier is gericht op het leveren van toegevoegde waarde door het verbeteren van condities voor het ondernemen op de productmarkten. Ook de vakbeweging probeert zich her uit te vinden. En de overheid presenteert zich tegenwoordig als netwerkpartner. Tenslotte: juist in een ondernemende samenleving met grote betrokkenheid en inzet voor het welvaren van een sterk Nederland hoeft niet te worden getwijfeld aan verlies aan sociale stabiliteit. Bij de voorbereiding van dit document is weer eens ervaren dat die grote betrokkenheid er is bij de ondernemers van Nederland, van kleine tot zeer grote ondernemingen. Dat is meer dan bemoedigend. Het biedt perspectief om in Nederland met vereende krachten het pad naar hogere groei terug te vinden. 14

15

1. Uitgangssituatie Een verzwakt verdienvermogen na vijf jaar crisis 16

De Nederlandse economie is na ruim vijf jaar macroeconomische stilstand absoluut niet in slaap. Niet op ondernemingsniveau, niet op het niveau van het overheidsbestuur. Onder moeilijke omstandigheden is in ondernemingen doorgewerkt aan behoud en versterking van concurrentiekracht. De overheid heeft met het nieuwe bedrijfsleven- en topsectorenbeleid erkend dat uitsluitend ondernemingen economische groei brengen 5. De vijf jaar stilstand heeft het Nederlandse verdienvermogen niettemin verzwakt. Vele arrangementen van publieke, semipublieke en private makelij bleken slechts te kunnen functioneren bij groei. Bij eb zijn op onderdelen wrakken zichtbaar geworden. Een korte opsomming van de meest saillante ontwikkelingen geeft het volgende beeld: De binnenlandse economie liep vast Met dalende huizenprijzen bleek de woningmarkt niet om te kunnen gaan. De vermogensverliezen hebben de effecten op de consumptie van procyclische lastenverzwaringen van overheid en pensioensector versterkt. Dit heeft de binnenlandse economie ernstig geschaad. Met te hoge schulden ten opzichte van de waarde van de woning staat niet alleen het consumeren op de rem. Ook de verhuis- en arbeidsmobiliteit worden erdoor geschaad. De aanpassing van de instituties op de woningmarkt is in gang gezet en heeft rust gebracht. Herstel gaat echter zeer traag. Een overreactie in de vorm van gedetailleerde regelgeving rond hypotheekverstrekking en -aflossing, het belasten en beperken van de actieradius van woningcorporaties en de nog bestaande molensteen van grondposities bij gemeenten zijn belemmeringen voor snel herstel. De detailhandel is in een tijd van krimpende consumptie ook in transitie vanwege de sterke opkomst van e-commerce. De nieuwe digitale afzetkanalen bieden onmiskenbaar veel perspectief, ook voor buitenlandse expansie. Het herstructureringsproces ontbeert echter goede regie op gemeentelijk en provinciaal niveau, wat bijdraagt aan kapitaalvernietiging (het onroerend goed in steeds meer verlaten winkelcentra neemt zienderogen in waarde af). Dat belemmert de mogelijkheden voor een doorstart van deze ondernemers naar nieuwe activiteiten. De collectieve sector is een veel te groot beslag gaan leggen op de economie De collectieve uitgaven bleken uit te gaan van groei die er niet kwam, met als gevolg veel te hoge collectieve lasten. De onzichtbaarheid van vele collectieve lasten maken de lasten een sluipmoordenaar voor het verdienvermogen. Sinds de laatste belastingherziening in 2001 zijn de wettelijke collectieve lasten verhoogd met in totaal 20 miljard 6. In aanvulling hierop zijn de collectief verplichte (aanvullende) pensioenpremies toegenomen met circa 15 miljard euro in de periode 2001-2013 (van 11 naar 16 procent van het brutoloon). In totaliteit (wettelijke collectieve lasten en pensioenpremies) is sinds 2001 de lastentoename maar liefst 35 miljard (bijna 6 procent van het bbp). Is het verwonderlijk dat de welvaartsmotor is stil gevallen? 5 Op politiek niveau en het niveau van de vakdepartementen is dat besef er overigens maar ten dele. Het bedrijfslevenbeleid wordt soms eerder gedoogd dan gesteund. Dit terwijl het beleid als doel heeft om met uitstekende initiatieven kennis, kunde en verdienen beter dan ooit te verbinden en om de onmetelijk vele kansen in de wereldeconomie te grijpen. Dat zijn langetermijninvesteringen in onze gezamenlijke toekomst. 6 De belastingherziening in 2001 bracht nog verlichting, maar voor het uitbreken van de financiële crisis in 2008 waren de gunstige effecten hiervan door continue lastenverzwaringen in de jaren daarna al weggenomen. Daarna zijn de lasten geëxplodeerd. Bron: CPB, De beleidsmatige lastenontwikkeling 1998-2013, maart 2014. 17

Ons pensioenstelsel heeft zijn glans verloren Pensioenfondsen bleken grote collectieve tankers met onvoldoende aanpassingsvermogen. We hebben er jaren over gedaan om te bereiken dat er geen automatische, procyclische premiestijgingen meer hoeven plaats te vinden. Nederland heeft in tegenstelling tot de rest van de wereld te lang vastgehouden aan de fictie van zekere, aan het loon gerelateerde, pensioenuitkeringen (Defined Benefit). De transitie naar een houdbaar stelsel op collectieve leest, zoals overeengekomen tussen sociale partners in Pensioenakkoorden van 2010 en 2011, is nog steeds niet afgerond. Wel is het taboe op verhoging van de pensioenleeftijd doorbroken en wordt deze (na het bereiken van de 67 jaar) automatisch aangepast aan de ontwikkeling van de levensverwachting. De pensioenpremies kunnen nu als gevolg van fiscale ingrepen in het zogenoemde Witteveenkader naar een houdbaarder niveau. Vanzelfsprekend is deze premieverlaging in de door sociale partners bestuurde pensioenfondsen echter niet. Fundamenteler is de vraag of, en op welke wijze, kapitaalopbouw voor pensioen kan worden verbonden met kapitaalopbouw in het privédomein van wonen, ondernemen, scholing en voor zorgfinanciering. Dat biedt kansen op productinnovaties, waarmee de uitvoerders van de pensioenfondsen (met veel kenniswerkers!) ook grensoverschrijdend actief kunnen worden en meer toegevoegde waarde kunnen gaan leveren (zie hoofdstuk 5). Aanpassing van pensioenwetgeving verloopt echter zeer traag. Het vernieuwingsvermogen van de Nederlandse pensioensector mag ook naar een hoger niveau. Bestel rond cao en vast contract biedt onvoldoende flexibiliteit Op de arbeidsmarkt is gebleken dat het vigerende arbeids- en sociale zekerheidsbestel rondom de cao en het vaste contract steeds minder in staat is de vereiste flexibiliteit te bieden aan ondernemingen. Andere vormen van economische samenwerking (scheiding Figuur 1: Cumulatieve beleidsmatige lastenontwikkeling en pensioenlasten vanaf 2002 (in miljarden euro s) 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: CPB Achtergronddocument. De beleidsmatige lastenontwikkeling 1998-2013 18

4% 4% 1% 2% 3% 1% 2% 3% 1% 6% 1% 6% 13% 12% 13% Vast contract Tijdelijk contract Uitzend/detacheringscontract Overig flexibel contract 80% Vast contract Tijdelijk Vast contract Uitzendcontract Tijdelijk Detacheringscontract Uitzendcontract Detacheringscontract ZZP'er/freelance ZZP'er/freelance Oproep- /min- maxcontract Oproep- /min- maxcontract Payrollcontract Payrollcontract 74% 74% Figuur 2: Verdeling typen contracten Bron: TNO (2014), De toekomst van Flex, een onderzoek naar fl exstrategieën van Nederlandse bedrijven ondernemen en werkgeven, zelfstandige professionals, tijdelijke contractvormen) zijn in opkomst om daar wel aan tegemoet te komen. De flexibele schil in de Nederlandse economie omvat anno 2013 25 procent van de werkzame beroepsbevolking tegen bijna 20 procent in 2007, met een perspectief op verdere toename. Ook in binnenlandse sectoren, die de afgelopen jaren onder afzet- of budgettaire druk hebben gestaan, is de flexibele schil toegenomen 7. Een andere oplossing, zoals in de industrie zichtbaar, is uitbesteding van werk aan gespecialiseerde ondernemingen (contracting). Het aantal zelfstandige professionals is in de afgelopen vijf jaar met bijna 15 procent toegenomen tot 780.000 personen (bij een afname van de totale werkgelegenheid (inclusief overheid en zorg met een kleine 3 procent). Voor de crisis had zich al een toename van zelfstandige 7 Zie rapport TNO in opdracht van ABU, mei 2014. Voor driekwart bestaat volgens dit onderzoek naar gebruik van flexibele arbeid in sectoren de flexibele schil uit werknemers met een tijdelijk en nulurencontract. Voor 25 procent betreft het uitzendwerk, detachering, zelfstandige professionals en payrollen. Dit laatste aandeel is het kleinst in de industrie, handel en financiële dienstverlening en het grootst bij bouw en horeca. professionals met gemiddeld bijna 5 procent per jaar voorgedaan (gemiddeld 20 tot 25.000 personen per jaar in de periode 1996-2008). Bestaande vaste contractrelaties en de sectorale collectieve inkadering daarvan (de cao) gaan steeds meer knellen. In diverse sectoren wordt de noodzaak onderkend van modernisering, deregulering en bij sectorcao s het bieden van veel meer maatwerk op ondernemingsniveau. Maar de werkelijke aanpassingen laten nog op zich wachten. De wijziging van het ontslagrecht zal bij een goede landing in de praktijk een stap vooruit zijn. Dat is het geval indien de matiging van de ontslagvergoeding niet gepaard gaat met nieuwe juridisering en wanneer de wijziging in benaming transitievergoeding meer dan semantisch is. De toekomstige arbeidsmarkt moet het immers hebben van veel meer arbeidsmobiliteit dan de huidige. Transities van werk naar werk, in welk samenwerkingsverband met opdrachtgevers of werkgevers dan ook, zullen de norm worden in plaats van de baan voor het leven. Investeringen in transitie en moderne vormen van dienstverlening om transities te faciliteren, zullen daarbij van grotere betekenis worden. 19

Ook in Nederland heeft zich een stille uitdunning van de functies in het midden van de arbeidsmarkt voorgedaan. Het aandeel hoger betaalde banen is sterk toegenomen. In mindere mate geldt dit voor de lager betaalde banen 8. Per saldo is op macro niveau sprake van een upgrading, met op meso- en microniveau echter tekorten aan bètaopgeleiden. Niettemin is het aantal inactieven jonger dan 65 jaar met een uitkering door de toegenomen werkloosheid opgelopen naar 1,8 miljoen (uitkeringsjaren). Daarbij komen ongeveer 3 miljoen AOW-ers. De totale omvang aan uitkeringsgerechtigden komt dit jaar op 4,8 miljoen, dat is 20 procent hoger dan in 2008. Tegenover 100 werkenden staan nu 76 niet-werkenden met een uitkering. In 2008 waren dit er nog 62 á 63. De toegenomen uitkeringslasten worden gedragen door de werkenden. De sterk opgelopen werkloosheid is zorgelijk, zeker naarmate de langdurigheid ervan (langer dan 1 jaar) toeneemt. Hiervan is sprake voor zowel werklozen in de leeftijdsklasse 25 tot 45 jaar als voor oudere werklozen 9. Tijdelijke werkloosheid wordt zo blijvende werkloosheid. Nederland heeft een uitzonderlijk hoog nationaal spaaroverschot en een laag niveau van bedrijfsinvesteringen Dit hoge nationaal spaaroverschot (10 procent van het bbp) is de resultante van hoge collectieve besparingen voor het aanvullend pensioen, hoge bedrijfsbesparingen (onder meer winsten op buitenlandse deelnemingen), relatief lage investeringen door het bedrijfsleven in de nationale economie (al jaren rond de 10 procent bbp) en tekorten bij de overheid. Pensioen- en bedrijfsbesparingen worden in hoge mate geïnvesteerd en belegd in het buitenland. De pensioenfondsen beleggen 85 procent van de 1.000 miljard aan belegd vermogen in het buitenland, waarvan ruim 30 procent in ondernemingen. Zo gaan de collectieve pensioenbesparingen op zoek naar rendement het land uit en is het 8 Zie American Economic Review, Explaining Job Polarization: Routine-biased Technological Change and Offshoring, 2014, waarin 16 West-Europese landen zijn onderzocht. Tegenover een verlies in werkgelegenheidsaandeel in de periode 1993-2010 van 8%-punt van banen in het midden is volgens dit onderzoek het aandeel lager betaalde banen in Nederland met 2%-punt toegenomen en het aandeel hoger betaalde banen met 6%-punt. Dit brengt de aandelen laag-, gemiddeld- en hoogbetaald in 2010 op resp. 19%, 30% en 51%. 9 Zie CBS (2013). Bij jongeren tot 25 jaar is 25% van werklozen langer dan een jaar zonder werk. Bij 25- tot 45-jarigen zat in 2013 bijna 40% van de werklozen meer dan 1 jaar zonder werk, bij de 45- tot 65-jarigen gaat het om 65%. Totaal 300.000 mensen. onvoldoende aangesloten op investeringsmogelijkheden in het eigen land. De buitenlandse investeringen van Nederlandse ondernemingen zijn van 328 miljard (2000) naar 760 miljard (2013) meer dan verdubbeld sinds 2000. De financiële sector is in een hevige crisis gekomen en de financiering van het mkb in problemen Problemen rond de financiële sector en financiering spelen niet alleen hier. Maar specifiek Nederlands zijn wel de vergrote balansen van banken door de hypotheekschuldenberg en de hoge afhankelijkheid van banken van kapitaalmarktfinanciering (voor zogenoemde funding gap). Evenals in andere Europese landen is daarnaast het Nederlandse bedrijfsleven (in het bijzonder het mkb) sterk afhankelijk van bankfinanciering. Door hogere buffereisen, hogere risico s en doorschietende detailregulering is het vermogen van de banken tot kredietverlening en financiering van bedrijfsinvesteringen sterk gelimiteerd. Volgens DNB is de kredietvraag van bedrijven bij een hogere economische groei dan 1,2 procent per jaar onder de huidige condities niet financierbaar door de Nederlandse banken. Daarmee is sprake van een ernstige groeiblokkade. Mogelijk kan na de zogenoemde Asset Quality Review later dit jaar meer zicht ontstaan voor beleggers op de financiële soliditeit van de banken. Dat kan ruimte bieden voor de banken om met aanwas van extern risicodragend kapitaal de kapitaalpositie te verstevigen en de mogelijkheden voor kredietverlening te verruimen. Duidelijk is ook dat het Nederlandse bedrijfsleven te afhankelijk is gebleken van het kanaal van bankfinanciering. De totstandkoming van alternatieve kanalen van voldoende omvang al op korte termijn moet een topprioriteit zijn. Er ligt ook een opdracht de transparantie voor de ondernemer van de inmiddels vele initiatieven te verbeteren. De Nederlandse Investeringsinstelling moet de toegang van institutionele beleggers naar de financiering van het mkb ontsluiten. Met de Nederlandse Hypotheekinstelling moet financiering van hypotheken, voorshands die met NHG-garantie, worden verbonden aan de pensioenbeleggingen. Structureel moeten ondernemingen het aandeel van risicodragende financiering vergroten. In een economie met veel meer dynamiek dan we gewend zijn, is dit noodzakelijk voor financiering van groei en het beter kunnen opvangen van tegenvallers in slechte tijden. De markt voor risicokapitaal is in Nederland echter relatief onderontwikkeld. Hierdoor worden kansen gemist. Nederland blijkt uitzonderlijk kwetsbaar met lange balansen Nederlandse huishoudens hebben veel schulden (850 miljard), maar gelukkig nog meer bezittingen. Per saldo is er netto vermogen (circa 2.500 miljard van ge- 20

zinnen) maar het is kwetsbaar gebleken. Dit vermogen is in vijf jaar tijd ongeveer tien procent gedaald door vermogensschokken, terwijl de schulden wel blijven oplopen. Vermogensverlies blijkt een flinke negatieve impact te hebben op de consumptie. Elke crisis leidt tot regel- en toezichtdrift Dat is in de financiële sector het geval, maar ook in de chemie, bij de voedselverwerkende industrie, de privacy, de zorgsector, de cao-handhaving en de bestrijding van de zogenaamde schijnconstructies op de arbeidsmarkt. Daarbij wordt voortdurend de fout gemaakt om complexiteit te bestrijden met complexiteit. Dit verlamt ondernemingen, zorgt voor hoge toetredingsdrempels voor kleinere ondernemingen en uiteindelijk tot frustratie omdat de overheid het marktgedrag nooit kan bijbenen. Voor de crisis was de weg ingeslagen naar regulering op basis van targeted rules, high trust, high penalties, horizontaal toezicht en van middel- naar doelregulering. Nu wordt teruggevallen op oude reflexen van detailregulering met middelvoorschriften en daarop gebaseerd toezicht met steeds grotere aantallen (werknemers bij) toezichthouders. Eurocrisis afgewend maar overheidsinvesteringen in de knel Verder geen exclusief Nederlandse zaak, maar wel zeer wezenlijk zijn we langs de rand van de afgrond gegaan in de eurozone. Daarmee dreigde een belangrijk stabiel fundament voor het ondernemen weg te vallen. Voorlopig is dat afgewend, maar het kan verkeren. De nadruk op (een snelle terugkeer naar) structureel gezonde overheidsfinanciën in lidstaten, mede op straffe van vertrouwensverlies op financiële markten, werkt disciplinerend. Het voorkomt uitbundig, niet-effectief, budgettair beleid in tijden van crisis. Het politieke onvermogen om betrouwbaar onderscheid te maken tussen investerings- en consumptieve uitgaven maakt echter ook dat overheden onderinvesteren in het opbouwen van de earning capacity van de economie. In de EMU-tekortnormering worden alle uitgaven immers over één kam geschoren. Investeringen in infrastructuur fysieke- en kennisinfrastructuur worden zelfs vaak achtergesteld omdat de politieke pijn van het snijden op het moment van snijden niet wordt gevoeld 10. In 2011 is in het kader van het bezuinigingsbeleid het Fonds Economische Structuurversterking opgeheven. De filosofie om het ondergrondse (gas)vermogen om te zetten in bovengronds vermogen is daarmee verlaten. Het doel was gasbaten in te zetten voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken, vooral de (kennis-)infrastructuur. Nu vloeien gasbaten weer naar de reguliere uitgaven van de overheid. Hierdoor zijn veel investeringen in de economie in de knel gekomen. Zichtbaar is dat geworden in het innovatiebeleid. Investeringsklimaat energie-intensieve industrie onder druk door relatief hoge energieprijzen De recente ontwikkeling van exploitatie op grote schaal van schaliegas en schalieolie maakt de energieprijs in Europa veel minder concurrerend ten opzichte van de Verenigde Staten. Dit verslechtert de positie van het energie-intensieve bedrijfsleven, in het bijzonder die van de chemie waar gas en olie ook als grondstof wordt gebruikt. Nieuwe kapitaalintensieve investeringen in Nederland blijven uit en verdwijnen naar andere delen van de wereld. Nederland kan zo het comparatieve voordeel van het hebben van eigen gas niet meer benutten. Dit is een typisch voorbeeld van een creeping crisis. Op enig moment zullen de uitgebleven investeringen leiden tot achtergebleven economische clusters, zoals in het Rotterdamse havengebied. Conclusie is dat de crisis vele zwaktes heeft blootgelegd en op onderdelen heeft geleid tot verkeerde beleidsreacties. De binnenlandse economie komt niet uit het slop. De collectivisering is doorgeslagen. De besparingen zoeken beleggingsrendement buiten Nederland. De financiering van de economie is zwak en zonder modernisering al op korte termijn een serieuze belemmering voor groei. De op risicomijding gebaseerde regelgeving en toezicht maken van ondernemen steeds meer een bureaucratie. Tenslotte lag de politieke focus in de afgelopen jaren vooral op terugdringing van het overheidstekort. Dat is nu in hoge mate op orde, zeker wanneer door de conjunctuursluier heen naar het structurele overheidssaldo wordt gekeken. Er is ingeleverd op investeringen in de fysieke- en kennisinfrastructuur. Het investeringsklimaat voor de energieintensieve industrie is dramatisch verslechterd. Onze overall conclusie kan niet anders dan de volgende zijn: het verdienvermogen van Nederland is ernstig verzwakt. 10 Schrale troost is dat in de nieuwe Europese methode van berekening van het bbp worden de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling nu wel gezien worden als investeringen. 21