Zorgpad angststoornissen

Vergelijkbare documenten
Zorgpad stemmingsstoornis

Zorgpad Somatische symptoomstoornis en verwante stoornissen. Zorgpad Somatische symptoomstoornis

Handreiking signalering en begeleiding GGZ-problematiek bij diabetes

Behandeling informatie.

Zorgpad Angst. Angst. Behandelmethode

Zorgpad Psychotrauma (PTSS) 1. Zorgpad Psychotrauma

Cognitieve gedragstherapie bij problematisch alcoholgebruik

Depressie en angst bij de ziekte van Parkinson Rianne van Gool Verpleegkundig specialist

Zorgpad OSC. Inleiding

Handleiding bouwstenen zorgpaden basis ggz

Zorgpad Angststoornissen

Zorgprogramma Angststoornissen

EFFECTIVITEIT VAN METHODIEKEN VOOR SLACHTOFFERS

Cognitieve gedragstherapie

Inhoud. Nieuw in de NHG Standaard Angst. Vraag 2. Vraag 1. Vraag 3. Nieuw in de NHG standaard in beleid. Nieuw?! Diagnose en beleid RCT Implementatie

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest

Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ

Zorgpad Depressie. Depressie. Behandelmethode. 0 Cognitieve Gedragstherapie blended. Zorgpad Depressie 1

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Behandeling van ouderen in de eerste lijn

Cognitieve gedragstherapie. Afdeling Psychiatrie

Meer informatie MRS

Behandeling & Diagnostiek

Kennislacunes NHG-Standaard Depressie

PTSS - diagnostiek en behandeling. drs. Mirjam J. Nijdam psycholoog / onderzoeker Topzorgprogramma Psychotrauma AMC De Meren

Individuele coaching en groepsbijeenkomsten. Volwassenen met AD(H)D

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Cognitieve gedragstherapie een effectieve psychotherapie

Regionaal zorgpad Angststoornissen

E M D R een inleiding

Generalistische basis GGZ (GBGGZ)

Psychologische ondersteuning en behandeling bij interstitiële longaandoeningen

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding


Richtlijn Angst (2016)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

Zorgpad Intake. Aanmelding. Eerste gesprek door behandelaar. Bespreking in team. Psychodiagnostische screening (tweede intake)

Screen & Treat. Sjef Berendsen

Regionaal zorgpad Depressie Zorggroep Synchroon

Zorgpad Autisme Spectrum Stoornissen

Aardbevingen en psychische klachten

STAPPENPLAN ANGST IN DE EERSTE LIJN

Zorgpad Persoonlijkheidsproblematiek

Stepped care. Stappen bij stepped care

Bipolaire stoornissen PUNTP KAN U HELPEN

Langdurige slapeloosheid. Diagnose en behandeling van insomnie

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS

Hét Landelijk Online. Diagnostisch Centrum. voor cliënten met een. vermoeden van een. psychische aandoening. Informatie voor Verwijzers

De Stemmenpolikliniek

Cognitieve gedragstherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis: schematherapie en dialectische gedragstherapie

Voor kinderen die vastlopen in hun ontwikkeling, thuis en op school.

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

SAMENVATTING. Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift

Wij behandelen mensen poliklinisch, dat betekent dat je naar ons toe komt voor de hulp. Een enkele keer kan het zijn dat wij op huisbezoek komen.

Zorgpad Depressie. Herziene versie november Redactie Gerdien Franx en Peter van Splunteren, Trimbos-instituut

Brijder Verslavingszorg Hoofddorp

INTER-PSY Vechtdal Kliniek

Zorgpad Jeugd Intake

Posttraumatische stressstoornis na uitzending

INTER-PSY Vechtdal Kliniek

Samenvatting Richtlijn

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Aanpassingsstoornis bij patiënten met kanker

Behandelaanbod in groepen. Informatie voor verwijzers

EMOTIEREGULATIE DMV SURFEN OP EMOTIES DR CORINE FACHÉ KINDER- EN JEUGDPSYCHIATER UKJA

Vermoeidheid na kanker. Anneke van Wijk, GZ psycholoog Helen Dowling Instituut Utrecht

Behandeling van verslaving en comorbiditeit. de Noord Nederlandse ervaring

Psychologie Inovum. Informatie en productenboek voor cliënten, hun naasten en medewerkers

Stress, spanningen, en psychosociale problematiek na confrontatie met een hart- of longaandoening

Bipolaire stoornissen

Behandelaanbod in groepen. Informatie voor verwijzers

Indeling lezing. Stoornissen Randomised Controlled Trial (RCT) Implementatie minimale interventie

PersonaCura. Uw specialist in persoonlijkheid & gedrag bij senioren

Voorlichting Angst en Dwangstoornissen

De Riethorst GGZ-centrum voor doven & slechthorenden. Algemene informatie

EMDR. Eye Movement Desensitization and Reprocessing

Herstel en Balans. Kanker zet je leven op zijn kop. De rol van de psycholoog. Maria Poppe GZ-psycholoog De Vruchtenburg maart 2010

Cliëntbeoordelingen e-health

Inzicht in de praktijk van online therapie. Stijn Bornewasser Behandelcoördinatie Interapy

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Na vanmiddag. bij ouderen met een verstandelijke beperking

Staat uw leven in het teken van drank en drugs? Een opname biedt uitkomst!

Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten

Deeltijdbehandeling onbegrepen lichamelijke klachten

Landelijke dag VMDB 18 maart Ontwikkelen en implementeren van Zorgstandaarden

Wie zijn wij? Wie bent u? Waar bent u werkzaam? Welke setting en sector? Wat wilt u leren van deze workshop?

Een oplossing voor uw verslaving én uw psychische klachten

Centrum Autisme Haaglanden. Uitleg en overzicht zorgaanbod voor cliënten

Angststoornissen bij ouderen. Arjan Videler GGz Breburg SeneCure

Wat zijn angststoornissen en hoe worden ze behandeld?

Herkennen van en omgaan met. Angst en Depressie. Is er vaker sprake van angst en depressie in de palliatieve fase?

Kansrijke verbetersignalen uit de GGZ

De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie)

INDIGO ZORGPADEN. Wegwijzer voor hulpverleners in de POH-GGZ en Basis GGZ

Gegeneraliseerde angststoornis. Angststoornissen

PREVENTIE VOOR POH-GGZ

Deel 1 Waar angst voor bedoeld is Angst is een emotie 23 1 Zes basisemoties 24

Basistraining Psychiatrie. Psychische klachten na de bevalling Donderdag 19 oktober Voorschoten

Themabijeenkomst CCUVN 14 september 2017 Vermoeidheid en pijn bij IBD

Depressie bij ouderen

Transcriptie:

Zorgpad angststoornissen Inleiding BLG Psychologen is een kleinschalige psychologenpraktijk in Gorinchem voor Basis Generalistische GGZ (BGGZ) en Specialistische GGZ (SGGZ). Zorg in de BGGZ is gericht op lichtere psychische klachten en is hierdoor meer kortdurend van aard. Zorg in de SGGZ is gericht op meer complexe problematiek. Als kleinschalige zorgaanbieder binnen de Geestelijke Gezondheidszorg stelt BLG Psychologen zich tot doel een kwalitatief zorgaanbod te bieden voor cliënten uit Gorinchem en omstreken. Door middel van diagnostiek en behandeling wil BLG Psychologen bijdragen aan het vergroten van inzicht en begrip, het versterken van veerkracht en zelfvertrouwen, het verminderen van klachten en het op eigen kracht om kunnen gaan met toekomstige uitdagingen/problemen. We werken met evidence-based behandelmethoden en werken zo kort als kan en zo lang als nodig. Als organisatie zijn we voortdurend bezig met het bewaken en doorontwikkelen van de kwaliteit van onze dienstverlening. Regelmatig Multidisciplinair overleg (MDO) is hiervoor het centrale instrument. Bij BLG Psychologen vindt er onder andere diagnostiek en behandeling plaats bij mensen die te kampen hebben met angstklachten. Angst staat in zijn algemeenheid voor het ervaren van verlies van controle en het ervaren van dreiging. Angst is een subjectieve ervaring. Wat voor de een beangstigend is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Angst wordt een stoornis wanneer het het dagelijks functioneren in de weg staat of wanneer er sprake is van subjectief lijden. Angststoornissen komen veel voor in de Nederlandse bevolking. Jaarlijks krijgt 10,1% van de Nederlanders (18-64 jaar) last van problemen met angst en 19,6% van de Nederlanders heeft ooit een angststoornis gehad. Angststoornissen hebben een negatieve impact op het dagelijkse leven en veroorzaken hoge maatschappelijke kosten als gevolg van ziekteverzuim en ziektekosten. De term angststoornis is een verzamelnaam voor verschillende stoornissen waarbij sprake is van buitensporige of onevenredig lang aanhoudende angst (abnormale of pathologische angst) die aanleiding geeft tot aanhoudend subjectief lijden of tot een belemmering van het dagelijks functioneren. In totaal worden er zeven angststoornissen onderscheiden. Een korte beschrijving hiervan is te vinden onder cliënt informatie op onze website. Een angststoornis verdwijnt meestal niet vanzelf. Net als bij de behandeling van ande re psychische aandoeningen, zoals depressie, is bij de behandeling van angststoornissen sprake van een combinatie van matched care en stepped care. Stepped care staat voor: lichte interventies waar het kan, intensievere behandeling waar het moet, gevolgd door periodieke evaluatie. Bij matched-care gaat het om het afstemmen van de behandeling op cliëntvariabelen zoals ernst van het probleem, mentale vaardigheden en sociale rollen. Dit zorgpad is gericht op volwassenen vanaf 18 jaar met angst problematiek (angst klachten en/ of angststoornissen). Het zorgpad beschrijft de bouwstenen voor de ontwikkeling van evidence-based zorgprogramma s of zorgpaden voor de BGGZ en SGGZ. 1. Herkennen van klachten en risicofactoren Angstproblemen komen vaak voor. De prognose verbetert door een passende behandeling. Vandaar het belang van vroeg signalering en screening, waardoor een passende behandeling kan worden geboden en verergering van de klachten kan worden voorkomen. Mensen met angstklachten of een angststoornis vertellen niet altijd meteen over hun angst. Ook hebben cliënten niet altijd het idee dat ze met angstklachten bij de huisarts terecht kunnen. Het kan hierdoor lastig zijn angst te herkennen. Mensen geven soms andere klachten aan en verbergen hun klachten, bewust of

onbewust, of presenteren de angstproblematiek als een somatische aandoening. Ook zijn angstklachten soms moeilijk te onderscheiden van depressieve klachten. Omdat de cliënt zijn of haar angsten niet altijd zelf aankaart, moeten hulpverleners moeite doen om deze boven tafel te krijgen. Figuur 1.1 geeft een overzicht van signalen weer waarbij u aan een angstklacht of een angststoornis moet denken. Figuur 1.1. Signalering van angstklachten of een angststoornis Mijden van specifieke situaties (mogelijk een indicatie voor fobische stoornissen, maar het kan ook gaan om een indicatie van depressiviteit); Piekeren over hier en nu en toekomstige, negatieve gebeurtenissen (mogelijk een indicatie voor gegeneraliseerde angststoornis); Erg bezig zijn met nare gebeurtenissen uit het verleden en vermijden in het heden van vergelijkbare of gerelateerde gebeurtenissen (mogelijk een indicatie voor PTSS); Opvallend zoeken naar geruststelling (mogelijk een indicatie voor paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis of bij lichamelijke klachten voor hypochondrie); Opvallende waakzaamheid (eerder PTSS of acute stressstoornis) en controlebehoefte (mogelijk een indicatie voor dwangstoornis); Onzekerheid of angst met betrekking tot sociale interactie (mogelijk een indicatie voor sociale fobie); Geagiteerd gedrag, paniek of dwangmatig gedrag (mogelijk een indicatie voor een angststoornis door een middel). 2. Screenen en diagnose stellen 2.1. Screenen Bij het vermoeden van een angststoornis wordt een aantal vragen gesteld (klachtenanalyse). ENKELE RELEVANTE VRAGEN BIJ HET SCREENEN VAN ANGSTKLACHTEN OF EEN ANGSTSTOORNIS ZIJN: Durft u dingen niet meer te doen die u vroeger wel durfde of die anderen wel durven? Moet u dingen die u vroeger niet deed of die anderen niet doen, om daarmee onheil te voorkomen? Voelt u zich gespannen of angstig? Heeft u angsten zonder dat u weet waarvoor? Heeft u beklemmende gedachten? Belemmeren de gevoelens u in het dagelijks functioneren thuis, op het werk of in uw vrije tijd? 2.2. Diagnostiek Bij een nader vermoeden van een angststoornis informeert de therapeut naar somatische, cognitieve, emotionele, gedragsmatige en sociale dimensies (SCEGS), de context, en het functioneren van de cliënt die met de klacht kunnen samenhangen. RELEVANTE VRAGEN BIJ HET STELLEN VAN DE DIAGNOSE ZIJN (IN DEZE VOLGORDE):

1. De manifestatie van de angst: hoe ziet het eruit (gevoel, gedrag, gedachten)? 2. De omstandigheden waarin de angsten zich voordoen: waar en wanneer heeft u last van? 3. Waarop de angst is gericht: waar bent u precies bang voor? 4. Welke maatregelen de cliënt neemt om die angsten het hoofd te bieden: wat doet u als u het heeft; wat doet u om ervoor te zorgen dat u het niet krijgt? 5. De ernst: in hoeverre heeft u er last van en beïnvloedt de angst uw leven? 6. Het ontstaan en beloop: hoe en wanneer is het begonnen en hoe is het toen verder gegaan? 7. Zijn er andere klachten die de angstklachten mogelijk versterken of de behandeling ervan in de weg kunnen staan: heeft u nog andere klachten? Op basis van deze vragen geeft de hulpverlener een voorlopige classificatie. 8. Dan: wat heeft men geprobeerd aan behandelingen/maatregelen om te herstellen? 9. Wat is de hulpvraag: wat wilt u dat er gebeurt? De diagnostiek wordt uitgevoerd volgens de DSM IV criteria. De hoofd behandelaar is verantwoordelijk voor het stellen van de diagnose. 2.3. Bepaling van ernst en zorgvraagzwaarte Om een indicatie te stellen, is het mede van belang de ernst van de stoornis te bepalen. De ernst van de klachten bepaalt mede welke behandeling de cliënt nodig heeft, en in welke bouwstenen deze valt en dus ook welke kosten er aan verbonden zijn (zie model). Voor de ernst bepaling en typering van angststoornis kunnen uiteenlopende instrumenten gebruikt worden, waaronder semigestructureerde diagnostische interviews en/of psychologische vragenlijsten. Ernstbepaling vindt daarnaast zowel voor, tijdens als na de behandeling plaats door middel van routine outcome measurement (ROM). Het hiervoor gangbare instrument is de OQ-45 vragenlijst. In het geval van angstklachten kan overgegaan worden tot afname van de SCL-90, de 4DKL of een stoornisspecifieke vragenlijst, zoals de Y-BOCS in het geval van een dwangstoornis of de Schokverwerkingslijst voor PTSS. Er is sprake van abnormale angst of een angststoornis met milde tot gematigde symptomen wanneer de cliënt gedurende enige weken angstklachten ervaart en daarvan enige hinder ondervindt met beroepsmatig functioneren of sociale activiteiten of relaties met anderen. Verder moet er sprake zijn van een verhoogde angstscore op een screeningsinstrument (bij de 4DKL is de score > 8). Er is sprake van een angststoornis met ernstige symptomen wanneer tenminste één van de volgende aspecten speelt: Duidelijke ernstige interferentie van de klachten met het beroepsmatig functioneren of met de sociale activiteiten of relaties met anderen; De klachten niet verminderen na 6 18 weken van behandeling met 1 e stap interventies; Er sprake is van verschillende typen angststoornissen; Sprake is van hypochondrie; hiervoor wordt tijdens de diagnose de vraag gesteld: Bent u de laatste zes maanden overmatig bezorgd over uw gezondheid? Is het antwoord JA dan dient men door te vragen naar lichamelijke bezorgdheid; Er mogelijk sprake is van een PTSS; Wanneer de signalen kunnen passen bij een depressie, dient er depressiediagnostiek ingezet te worden. Tot slot wordt nagegaan of er andere psychische klachten of problemen bestaan door te vragen naar: Hallucinaties of wanen Deze kunnen duiden op een psychotische toestand. Verwijzing naar de SGGZ is dan aangewezen;

Alcohol- of drugsproblemen Hierbij is het belangrijk dat de cliënt in eerste instantie van de verslaving afkomt, omdat dan duidelijk wordt welke angstproblematiek overblijft. Als dat niet lukt, kan een gecombineerde behandeling worden overwogen. Verwijzing naar verslavingszorg is dan aangewezen. 2.4. Suïcidaliteit De therapeut kan te maken krijgen met cliënten met elke vorm van suïcidaal gedrag: gedachten aan de dood, suïcidegedachten, suïcideplannen, na een suïcidepoging, of met naasten van personen overleden door suïcide. Een therapeut dient dan ook geregeld proactief navraag te doen naar suïcidegedachten bij cliënten die in het (recente) verleden suïcidaal gedrag hebben vertoond. 2.5. Indicatiestelling Binnen BLG Psychologen vindt indicatiestelling plaats in het dagelijkse MDO, aan de hand van het formulier voor indicatiestelling van de LVVP. Als algemeen richtsnoer worden de volgende criteria gebruikt: 1. Behandeling in de BGGZ vindt plaats wanneer er sprake is van een DSM-stoornis en er niet aan de onderstaande criteria voor de SGGZ wordt voldaan. 2. Verwijzing naar de SGGZ is aan de orde bij een hoog risico en/of hoge complexiteit bij vermoeden van een DSM-benoemde stoornis. 3. Behandelinterventies De onderliggende mechanismen van angst kunnen bestaan uit primaire vermijding, maar kunnen ook heel complex zijn. Vermijding kan angst in stand houden. Via verschillende benaderingen kan tijdens de behandelfase geprobeerd worden het gevoel van controle terug te geven of de angst hanteerbaarte maken. Er worden vijf behandelinterventies - ook wel de bouwstenen voor het zorgpad - voorgeschreven voor angst, bestaande uit: 1) basisinterventies; 2) begeleide zelfhulp, fysieke inspanning, en psychosociale interventies; 3) kortdurende psychologische behandeling; 4) medicatie; 5) psychotherapie. Afhankelijk van de ernst van de klachten worden bouwstenen ingezet. Hieronder worden de verschillende behandelinterventies verder uitgelegd. 3.1. Basisinterventies De volgende basisinterventies worden aanbevolen: 3.1.1. Psycho-educatie Psycho-educatie bestaat uit het planmatig aanbieden van informatie aan de cliënt afgestemd op zijn/haar kennis en belevingswereld. De cliënt ontvangt informatie over de verschijnselen die horen bij een angststoornis, de complexiteit van de klachten, de behandelmogelijkheden, het belang van thera piet rouw bijdebehandelingende risico s op terugval of herhaling. Het gaat hier om psycho-educatie als zelfstandige interventie. Een goede uitleg van de behandelmogelijkheden is noodzakelijk om de cliënt in staat te stellen te komen tot een weloverwogen keuze. Bovendien bevordert een goede voorlichting de therapietrouw. Bijvoorbeeld,

ten aanzien van medicatie is een goede uitleg nodig over de werking, het doseringsschema en de te verwachten bijwerkingen. Psycho-educatie wordt bij herhaling gegeven, afhankelijk van de behoefte aan informatie en de noodzaak, en kan ook gegeven worden aan partner of familieleden van cliënten. 3.1.2. Advisering Het is inmiddels algemeen bekend dat een gezonde leefwijze met gezonde voeding en regelmatige beweging het herstel van ziekte en psychische klachten bevordert. Het is goed mogelijk om cliënten te helpen bij het realiseren van een gezonde leefstijl, hetgeen bijdraagt aan de veerkracht. Voorbeelden van websites waar adviezen te vinden zijn over een gezonde leefstijl zijn: www.mentaalvitaal.nl en www.thuisarts.nl. Naast psycho-educatie kunnen praktische adviezen of leefstijladviezen over dagbesteding en activiteiten, slaap- en waakritme, ontspanning en beweging, voeding en middelengebruik, de cliënt helpen om weer beterte worden. 3.2. Begeleide zelfhulp Begeleide zelfhulp is een effectieve en goed toepasbare eerste stap voor het behandelen van angststoornissen. De cliënt werkt zelfstandig, eventueel met beperkte begeleiding, met een zelfhulpboek met huiswerkopdrachten. Indien er gekozen wordt om zelfhulpinterventies in te zetten, dan is het van belang dat de cliënt in contact blijft met de zorgverlener om het effect van de interventie te evalueren en te bespreken of andere interventies nodig zijn. 3.2.1. Ontspanningsinterventie De ontspanningsinterventie, Applied Relaxation, geldt als een bewezen effectieve interventie voor het behandelen van paniekstoornis. Het behelst meer dan alleen ontspannen van het lichaam. Het is gericht op het verbeteren van de interne zelfregulatie/eigen controle van een cliënt en werkt onder andere op lichaamsbewustwording, functionele ademhaling, de capaciteiten om te ontspannen en het onder controle krijgen van angstreacties en de cognities en attributies van lichaamssignalen en -klachten. 3.2.2. Psychosociale interventies Het gaat bij deze interventies om begeleiding bij psychosociale problemen, met veelal een combinatie van materiële en immateriële problematiek. Praktische hulp wordt gegeven vanuit het psychosociale model. De laagdrempelige hulp is vooral gericht op het verbeteren van sociaal functioneren. Het gaat om ondersteunen bij het leven van alledag, adviseren over instanties, bemiddelen met instanties en aanleren van praktische vaardigheden. Hiervoor kan doorverwezen worden naar het algemeen maatschappelijk werk (AMW). Het AMW begeleidt cliënten met psychosociale problemen (waaronder rouwverwerking, eenzaamheid en relatieproblemen), opvoedingsproblemen, en sociaal-materiele problemen (waaronder financiën en huisvesting). 3.3. Kortdurende psychologische behandeling Er zijn verschillende varianten van kortdurende psychologische behandeling (KPB), de gekozen aanpak is afhankelijk van de klachten van de cliënt. De kortdurende behandeling gebeurt op basis van principes uit de cognitieve gedragstherapie en de oplossingsgerichte therapie. Ook acceptance commitment therapie (ACT) en eye movement desencitisation reprocessing (EMDR) behoren tot de mogelijkheden. 3.3.1. Problem solving treatment (PST) PST kan nuttig zijn voor de behandeling van angstklachten, die voortkomen uit levensproblemen en waar de cliënt moeilijk uitkomt. PST is een behandeling waarbij met behulp van een beperkte inzet van therapeutische middelen, via een zich snel ontwikkelende werkrelatie, de competentie van de cliënt in het omgaan met problemen en in het gebruiken van sociale steun zodanig wordt bevorderd of hersteld, dat hij of zij in staat is weer richting aan het eigen leven te geven. Doel is om meer en verbeterde controle over de klacht te verkrijgen. De behandeling richt zich op het hier en nu. Een belangrijk kenmerk is de snelle start.

PST is erop gericht cliënten een gestructureerde methode aan te leren om hun problemen in het dagelijks leven op te kunnen lossen. Daaraan ligt de aanname ten grondslag dat psychologische symptomen van angst of depressie vaak veroorzaakt worden door praktische problemen. Tijdens de PST werkt de cliënt aan onderstaande doelen: Meer begrip over verband tussen symptomen en problemen; Betere omschrijving van huidige problemen en stellen van realistische doelen; Aanleren en oefenen van procedure om problemen aan te pakken; Stimuleren dat cliënt meer positieve ervaringen met probleem oplossen ervaart, waardoor zelfvertrouwen toeneemt. PST is niet bewezen effectief voor de behandeling van angststoornissen en kan worden toegepast voor cliënten die angstgevoelens hebben door levensproblemen of levensomstandigheden. 3.3.2. KOP-model De behandeling van angstklachten kan ook plaatsvinden met het KOP-model. Behandeling met het KOPmodel (Klachten = Omstandigheden x Persoonlijke stijl) is gericht op het aangeven van grenzen en het zoeken naar steun en rust/ontspanning. Doel hiervan is zicht krijgen op draagkracht/ draaglast en balanstussen mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Daarnaast is een belangrijke doel het vergroten van effectieve en verminderen van niet effectieve vaardigheden. Er wordt gebruik gemaakt van een draagkracht-draaglast overzicht, de Utrechtse Coping Lijst, psycho- educatie, het oefenen van nieuwe vaardigheden tijdens de sessie, het oefenen in de praktijk d.m.v. opdrachten. Eventueel volgt een verwijzing naar specifieke sociale vaardigheidstraining. KOP is niet bewezen effectief voor de behandeling van angststoornissen en kan worden toegepast voor cliënten die angstgevoelens hebben door levensproblemen of levensomstandigheden. 3.3.3. Cognitieve gedragstherapeutische (CGT) interventies Hieronder volgt een korte omschrijving van de belangrijkste CGT-interventies die kunnen worden toegepast. Voor de genoemde interventies bestaat enige tot veel evidentie voor specifieke behandeling van angststoornissen. De interventies betreffen de volgende categorieën: exposure in vivo; cognitieve herinterpretatie/ cognitieve herstructurering, sociale vaardigheidstrainingen en training in vaardigheden in het omgaan met angst en paniek. Exposure in vivo: hierbij wordt de cliënt stelselmatig blootgesteld aan die situaties die irreële verwachtingen activeren om zo te kunnen ervaren dat de verwachtingen niet uitkomen en dus inderdaad irreëel zijn. Cognitieve herinterpretatie: hierbij gaat het om het stelselmatig identificeren, onderzoeken en corrigeren van allerlei irreële angstwekkende opvattingen. Sociale vaardigheidstraining: deze interventie is vooral relevant bij sociale fobie. cliënten leren zich sociaal adequaat te gedragen waardoor sociale situaties als minder angstwekkend worden ingeschat. Exposure in vivo (namelijk aan sociale interactie) is altijd impliciet onderdeel van sociale vaardigheidstrainingen. Vaardigheden in omgaan met angst en paniek: paniekmanagementtraining, waarvan er diverse, onderling verwante vormen bestaan en waarvan ontspanning- en ademhaling training dikwijls onderdeel uitmaakt, evenals exposure in vivo (namelijk aan gevreesde lichamelijke sensaties en/ of gevreesde omstandigheden waarin paniek dikwijls voorkomt). Ook anti-piekertraingen horen bij deze categorie interventies. Anti-piekertrainingen lijken vooral van waarde bij gegeneraliseerde angststoornis.

Bij PTSS en andere trauma gerelateerde problematiek zijn effectief gebleken psychologische interventies: imaginaire exposure, EMDR en imaginaire rescripting. Voor stress inoculatietraining is de effectiviteit bij PTSS in bescheiden mate aangetoond. Als specifieke psychologische interventie bij sociale fobie kunnen we Taak Concentratie Training noemen, waarvoor enige evidentie bestaat bij het behandelen van sociale fobie, zoals bloos- en zweetangst. 3.3.4. Oplossingsgerichte therapeutische interventies De oplossingsgerichte therapie is een zo beknopt mogelijke, toekomst- en doelgerichte vorm van therapie. Een van de uitgangspunten van de oplossingsgerichte therapie is dat de oplossing niet per se in verband hoeft te staan met het probleem. Oplossingsgerichte therapie brengt eerst in kaart wat er veranderd zal zijn wanneer het probleem opgelost is en werkt vanuit deze situatie weer terug om dat doel te bereiken. Bij oplossingsgerichte therapie verdiept de therapeut zich dus in de aard van de oplossingen in plaats van in de aard van de problematiek. Er wordt daarbij van uitgegaan dat de cliënt onbewust het begin van de oplossingen al hebt, in de vorm van uitzonderingen op het probleem. Het doorvragen van uitzonderingen kan aanknopingspunten geven over wat er vaker/meer moet gaan gebeuren. 3.3.5. Technieken uit de Acceptance & commitment therapie Acceptance & commitment therapie (ACT) leert de cliënt om zich vooral te richten op zaken die op directe wijze beïnvloedt kunnen worden, zoals het eigen gedrag. Dit betekent dat geleerd wordt onvermijdelijke zaken, nare gevoelens en vervelende gedachten te accepteren in plaatst van er tegen te vechten. De kern van ACT is de filosofie dat het vechten tegen onvermijdelijke zaken uiteindelijk ten koste gaat van een waardevol leven. ACT kan bijdragen aan een afname van angstklachten, die onder invloed van stress verergeren. 3.3.6. Eye movement desencitisation reprocessing (EMDR) EMDR is één van de meest succesvolle methoden bij de behandeling van getraumatiseerde cliënten. Er wordt bij de behandeling gebruik gemaakt van afleidende prikkels, zoals het uitlokken van oogbewegingen. Dit terwijl iemand zich richt op een beeld uit de traumatische ervaring dat hem of haar het meest heeft geraakt in negatieve zin. Hoewel het precieze werkingsmechanisme nog niet bekend is, heeft wetenschappelijk onderzoek het effect van EMDR aangetoond. Men denkt dat door een EMDR behandeling traumatische ervaringen beter in het geheugen worden opgeslagen, waardoor de klachten verminderen en verdwijnen. Bij eenmalige traumatische ervaringen is het effect van EMDR snel zichtbaar, bij meerdere traumatische ervaringen wordt naast EMDR ook van alternatieve behandelinterventies gebruik gemaakt. 3.4. Psychotherapeutische technieken Onder psychotherapie wordt een groep behandelmethodes verstaan waarin met behulp van gesprekken en/of cognitieve en gedragsoefeningen wordt getracht de cliënt tot nieuwe, meer functionele inzichten en/of gedragingen te stimuleren. Gesprekken tussen de cliënt en de zorgverlener staan centraal. De cliënt kan een individu, een paar, een gezin of groep zijn. Het doel is het verminderen of beter hanteerbaar maken van klachten. Daarbij is de inzet van de cliënt essentieel. Het resultaat is daarmee dus niet alleen afhankelijk van de aard van het probleem, maar ook iemands eigen kunnen. Voor intensieve psychotherapie (> 750 minuten) is verwijzing naar de SGGZ nodig. 3.4.1. Cognitieve gedragstherapie (CGT) Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een combinatie van twee vormen van psychotherapie: cognitieve therapie en gedragstherapie. Bij CGT gaat het om het beïnvloeden van gedrag en emoties door middel van het beïnvloeden van gedrag in combinatie met het beïnvloeden van (negatief) denken over het

gedrag. Cognitieve gedragstherapie richt zich, met andere woorden, op het gedrag en de negatieve gedachten die de problemen in stand houden. CGT is onder meer effectief bij angsten, depressie, verslaving en eetstoornissen. 3.4.2. Gedragstherapie (GT) Gedragstherapie is een vorm van therapie met als doel ongewenste gedragingen en emoties te doen verdwijnen of te veranderen, door de prikkel hiervan te koppelen aan ander, constructiever gedrag. Het is een techniek om op een opbouwende wijze gedrag te veranderen. Gedragstherapie wordt veelvuldig toegepast bij fobieën, zoals niet de straat op durven of bij dwangstoornissen, zoals smetvrees, en zogenaamde impulsstoornissen, zoals het dwangmatig uittrekken van haren en eetstoornissen. Vaak is het een onderdeel van een bredere therapeutische aanpak, waarbij ook gesprekstherapie en directieve therapie worden toegepast. 3.4.3. Schematherapie Schematherapie gaat niet in op de actuele klacht, maar op de onderliggende denkpatronen en gedragspatronen die als een rode draad door het leven lopen. Elk kind heeft basisbehoeften, zoals veiligheid, verbondenheid, autonomie, waardering en realistische grenzen. Wanneer niet aan deze basisbehoeften wordt voldaan, ontwikkeld een kind negatieve schema s. Schema s vormen de interne blauwdrukken die bepalen hoe iemand kijkt naar zichzelf, anderen en de wereld om zich heen. Het doel van de schematherapie is het opsporen van negatieve schema s en het leren beseffen hoe schema s zijn ontstaan en in stand worden gehouden. Vervolgens leert de cliënt in het volwassen leven beter voor zichzelf te zorgen en anderen toe te staan om voor de cliënt te zorgen. 3.5. Medicatie Bij de behandeling van angststoornissen met medicatie worden antidepressiva voorgeschreven door huisarts of psychiater. Serotonineheropnameremmers (SSRI s) zijn de moderne antidepressiva. Deze worden zo genoemd omdat ze recenter zijn dan de klassieke antidepressiva zoals tricyclische antidepressiva (TCA). Onderzoek heeft aangetoond dat de oude en nieuwe depressiva in de praktijk even effectief zijn. De keus voor het ene of het andere middel berust daarom meestal op een afweging van de bijwerkingen, gevaar voor overdosering, bijkomende psychische en lichamelijke stoornissen en op kosten. Als advies bij farmacotherapie bij angststoornissen (ter overbrugging van behandeling in de tweedelijn GGZ) geldt dat SSRI de voorkeur heeft boven TCA. In verband met de grote kans op toename van angstgevoelens bij het starten van een SSRI wordt meestal aanbevolen om voor korte tijd een benzodiazepine te geven. Het is belangrijk dat gevraagd wordt naar het gebruik van alternatieve geneesmiddelen, zoals passiflora, valeriaan en sint-janskruid, omdat door combinatie van deze middelen met reguliere medicijnen interacties kunnen ontstaan. Sommige interacties kunnen gevaarlijk zijn, zoals die tussen Sint-janskruid en een SSRI. Er is periodiek contact tussen apotheek en huisarts ingeval van keuze voor farmacotherapie over het verloop van de behandeling. 4. Monitoren en terugvalpreventie Er wordt geadviseerd de voortgang van de behandeling periodiek bij voorkeur eens in de zes tot acht weken te monitoren met behulp van een meetinstrument, bijvoorbeeld de Core-34. Na uiterlijk vier maanden vindt de behandelevaluatie plaats. Wanneer de score gedurende de behandeling niet verbetert (bijvoorbeeld na 18 weken met periodieke monitoring, bij voorkeur een keer per 6 of 8 weken), volgt een herbeoordeling van de ernst van de stoornis door middel van vervolg anamnese en hernieuwde toepassing van de DSM-IV criteria. Bij voldoende respons vindt terugvalpreventie plaats. Behandelaars stellen elkaar op de hoogte over het verloop van de behandeling.