Boekverslag door M. 1345 woorden 21 februari 2012 6 34 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting economie hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Verzien in behoeften door goederen en diensten te kopen. Hiervoor offers - prijs De prijs van een product komt tot stand door ruil. Vrije tijd ruilen voor een inkomen inkomen ruilen voor goederen en diensten Ingrijpende beslissingen: Beroepsopleiding (is dit wat je wilt en kan je hier nog lang mee door) Gezinsvorming (+/- 20 jaar extra grote uitgaven) Eigen woning (veel geld lenen, 25-30 jaar schuld terug aan het betalen) Levensloop regeling: als je er een jaartje tussen uit wilt of eerder met pensioen. Bruto inkomen met 12% verminderen, 17.5 jaar om bij een te sparen. Financiële levensloop. Saldi: verschil tussen spaartegoeden en leningen. (na verloop van tijd kan saldo omslaan in schulden) Spaartegoeden overtreffen resterende schulden als, kinderen uit huis zijn. Na pensionering nemen spaartegoeden af. (inkomen is lager en goed van je vrije tijd genieten) Naast de (langlopende) hypothecaire schuld: Kortlopende schulden zoals, wasmachine, auto, televisie etc. Spaartegoeden om ergens voor te gaan sparen bijvoorbeeld ook de auto. Voorraadgrootheden op een bepaald moment aanwezig. (water in het stuwmeer) Stroomgrootheden ontwikkeling gedurende een bepaalde periode. (water dat er in en uit gaat) Stroomgrootheden beïnvloeden de voorraadgrootheden. Stroomgrootheid: uurloon, gekoppeld aan een bepaalde tijdseenheid. Voorraadgrootheid: banksaldo is aan het eind van de maand hoger doordat je salaris is gestort, het word op een bepaald moment gemeten. Paragraaf 2 Mogelijkheden om meer te kopen dat je inkomen toelaat: Sparen: nu minder uitgeven maar later meer Lenen: nu meer uitgeven maar later minder (schuld afbetalen + rente) SPAREN Inkomen gebruiken : Besteedbare inkomen = netto loon (bruto (loon- en inkomstenbelasting + sociale premis)) https://www.scholieren.com/verslag/40107 Pagina 1 van 5
Besteedbare inkomen gedeeltelijk of helemaal consumeren. Goederen en diensten kopen Sparen, het gedeelte van je besteedbare inkomen dat je niet consumeert Spaargeld uitlenen aan een bank: er komt rente bij. Hoe hoog uiteindelijk je spaartegoed word hangt af van: Bedrag Hoogte van de rente (in %) Looptijd van je spaartegoed (vol jaar heeft uitgestaan) Rente ontvangen als je niks aan je saldo verandert gedurende 1 jaar, maar kan ook dat je het een keer opheft en dat je dat rente krijgt om de 3 maanden. Ligt eraan wat je hebt afgesproken. LENEN Soorten leningen: Koop nu, betaal later (bij auto s, televisie etc.) Persoonlijke lening (bij de bank, afgesproken welk rente% per jaar over de schuld en wanneer de rente/aflossingen moeten worden betaald) Kortlopende leningen: binnen een paar jaar afgelost (persoonlijke leningen) Langlopende leningen: na 25-30 jaar afgelost (hypothecaire leningen) Paragraaf 3 Rente: Sparen: prijs voor het offer van de huidige consumptie Een prijs die we betalen Vermogensmarkt gebeurt de prijsvorming van geld- leningen of kredieten. Geldmarkt: kortlopende kredieten (1 a 2 jaar) Kapitaalmarkt: langlopende leningen/kredieten. (meer dan 2 jaar) De rente die dan betaald moet worden hangt af van de: Looptijd Risico, de zekerheid dat je het geld wel terug krijgt. Voorbeeld van een zekerheid: - Hypothecaire lening : het huis - Rekening-courantkrediet (doorlopend krediet) roodstand word dan weer groen door elke maand salaris dat gestort word. Hoe meer zekerheid de geldnemer kan geven dat hij het terug betaald, hoe lager de rente. Bij inflatie, als de kosten van levensonderhoud flink stijgen word er meer rente gevraagd. Omdat hij minder zekerheid heeft dat hij het terug krijgt. INFLATIE Positieve tijdsvoorkeur: toekomstig geld of huidig geld Sparen betekent niet altijd later meer geld door inflatie word alles duurder en heb je reëel niet meer. Als koste van levensonderhoud stijgen inflatie. Inflatie word gemeten met het CPI: consumentenprijsindex: geeft prijsverloop weer van goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door huishoudens. (prijsverandering heeft invloed op consumptiepakket huishoudens) Reële rente = nominale rente (indexcijfer)/algemeen prijspeil (indexcijfer) Inflatie (spiegeldbeeld) geldontwaarding https://www.scholieren.com/verslag/40107 Pagina 2 van 5
Inflatie voor spaarder een nadeel is voor lener een voordeel. Paragraaf 4 Eenmanszaak: 1 persoon is de eigenaar Kredietverschaffers, bijvoorbeeld een bank Balans: opstelling van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen van een onderneming op een bepaald tijdstip. BALANS 2 zijden: Acitva: bezittingen onderneming, kapitaal. Passiva: eigen vermogen en vreemd vermogen. ACTIVA Vast kapitaal: auto, winkelinrichting. (kan een paar jaar mee) Vlottend kapitaal: veranderd veel van omvang en samenstelling. (voorraad kleding) Liquide middelen: kasgeld en saldo bankrekening. (verkopen en betalingen) Voorraad aanvullen met de inkoopwaarde, pas winst als het artikel écht is verkocht. PASSIVA (geeft aan hoe de onderneming is gefinancierd) Eigen vermogen: wat de ondernemer zelf in het bedrijf heeft gestopt Vreemd vermogen: schulden van de onderneming. Wat gefinancierd is door de bank. - Kort vreemd vermogen: crediteuren (leveranciers) binnen enkele weken/maanden terugbetalen. - Kort vreemd vermogen: bank, een bankkrediet. (Kan ook langere tijd) - Lang vreemd vermogen: hypothecaire lening. (Kopen van een pand) Op de balans staat alleen het bankkrediet dat is gebruikt en dus een schuld is. Op de balans staat de stand van schulden op balansdatum Ontvangen leverancierskrediet: goederen leveren op krediet. RESULTATEN Resultatenrekening: een overzicht van de opbrengsten en kosten en het daaruit voortvloeiende resultaat over een bepaalde periode. (verschil tussen omzet en kosten) - winst Omzet: opbrengst Kosten van de omzet: kosten die gemaakt zijn om de omzet te realiseren. Afschrijvingskosten geven de waardevermindering van vaste kapitaalgoederen weer. VOORRAAD- EN STROOMGROOTHEDEN Balans: voorraadgrootheden, op een bepaald moment gemaakt de balansdatum Resultatenrekening: stroomgrootheden, omzet gedurende een bepaalde periode. Opofferingskosten van een eigen onderneming. Kijken wat die zijn door middel van vergelijken met inkomsten van 38 uur werkweek en de extra rente die ze dan zou krijgen op haar spaarrekening. Maandelijkse winst x12 En dan loon + rente eigen vermogen. Dan het verschil bekijken. Risico s eigen onderneming: Onderneming die niet met de tijd meegaat zal failliet gaan Gevolgen van een faillissement (maar ook als je in loondienst bent) https://www.scholieren.com/verslag/40107 Pagina 3 van 5
Hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Overheid financiert een belangrijk deel van je opleiding omdat je niet alleen jezelf ten goede doet maar ook de samenleving met jouw kennis. Human capital: bekwaamheden waarover je moet beschikken om deel te nemen aan de economie. Deels aangeboren Deels opvoeding,onderwijs en training Kosten van het onderwijs zijn hoog. De overheid betaalt het grootste deel maar eigenlijk zijn wij degene die het betalen: de belastingbetalers. Als je naar je vervolg opleiding gaat (MBO,HBO of WO) dan betaalt de overheid weer grotendeels, maar ook een eigen bijdrage in de vorm van: Collegegeld Huisvesting Levensonderhoud Gemis aan inkomen Extra bijdragen in de vorm van: Studiebeurs Lenen (schuld + rente in max. 15 jaar terugbetalen) Paragraaf 2 Eengezinswoningen verschillen van elkaar in prijs door: ligging, kwaliteit, grote etc. Koop van een woning gefinancierd met een hypothecaire lening. Hierbij onderscheid tussen de lening en de hypotheek. LENING Bedrag van de lening: lening + eigen geld moet voldoende zijn Rentepercentage: word berekend aan het begin van renteperiode (jaar) over de schuldrest - Per maand variërende rente, rente die hele looptijd vast ligt. (2 jaar vast/7 jaar vast etc.) Periodieke aflossingen: per jaar,maand,kwartaal afgelost worden in bedragen. (hierdoor word rente op den duur lager) - Aflossingsvrije leningen: periodiek, maandelijks alleen rente betaald HYPOTHEEK Bank wil zekerheid dat je rente/aflossingen betaalt. Word dan gekeken naar: Inkomen: hoog genoeg? Extra zekerheid: hypotheek Hypotheek: recht dat de eigenaar van de woning aan de geldgever (bank) verstrekt om de woning te verkopen en de opbrengst te gebruiken om de vordering te incasseren wanneer de geldlener niet aan zijn verplichtingen doet. Looptijd: na deze periode moet de lening terugbetaald zijn (vaak 30 jaar) In 1 keer betalen (dus elk jaar wat sparen) Ieder jaar wat aflossen Rente vast zetten voor als de rentes heel erg stijgen. Kort of lang vast zetten. Paragraaf 3 https://www.scholieren.com/verslag/40107 Pagina 4 van 5
Vergrijzing: in vergelijking tot het aantal jonger het aantal ouderen toeneemt. https://www.scholieren.com/verslag/40107 Pagina 5 van 5