SAMENVATTING UITSPRAAK



Vergelijkbare documenten
SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Commissie van Beroep HBO

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep PO

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep BVE

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de functie van werkneemster is vervallen en er geen andere passende functie voor haar is.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

Commissie van Beroep PO

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van beroep vo

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep HBO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

SAMENVATTING / Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden en tegen vrijstelling van werkzaamheden; HBO

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC B te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

SAMENVATTING Beroep tegen mededeling beëindiging verlengd tijdelijk dienstverband; HBO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid en wegens gewichtige redenen; BVE

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid/gewichtige redenen; HBO

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B. van Meurs

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G. Ham

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid/gewichtige redenen; HBO

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. S.A. van Lammeren

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden/plichtsverzuim/onbekwaamheid; BVE

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. J.J.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

105372/ Beroep tegen schorsing en ontslag wegens ongeschiktheid, subsidiair wegens redenen van gewichtige aard; BVE

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING / Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en ontslag wegens gewichtige redenen; VO

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. F

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. drs. C.A.H.

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim en onvoldoende functioneren: BVE SAMENVATTING

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

de Centrale medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

Transcriptie:

SAMENVATTING 105659 - Beroep tegen ontslag wegens opheffing betrekking/gewichtige reden; De werknemer kan na een periode van detachering niet terugkeren in zijn oude functie van manager bedrijfsvoering. Na een periode van een half jaar zegt de werkgever het dienstverband op wegens opheffing betrekking en gewichtige redenen. De werkgever stelt dat er ondanks alle inspanningen geen passende structurele functie voor de werknemer binnen de hogeschool is. Van opheffing van de betrekking is geen sprake omdat de functie van manager bedrijfsvoering nog bestaat. Wat betreft het ontslag wegens gewichtige redenen is niet gebleken dat de werkgever andere inspanningen heeft verricht om de werknemer in een passende functie te plaatsen dan het voeren van vier gesprekken met de werknemer en hem werkzaamheden laten verrichten bij een project. Het onder de aandacht brengen van de werknemer bij drie instituten en het aanbieden van outplacement, is niet aan te merken als inspanningen tot herplaatsing in een passende functie. Ook de argumenten van de werkgever dat wegens bezuinigingen sprake is van een vacaturestop, kunnen niet aan het ontslag ten grondslag worden gelegd. Er zijn geen gewichtige redenen op grond waarvan de werkgever het dienstverband heeft kunnen opzeggen. Beroep gegrond. in het geding tussen: UITSPRAAK de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: de heer C en het College van Bestuur van de Hogeschool D, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. drs. E 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 9 januari 2013, ingekomen op 10 januari 2013 en aangevuld bij brieven met bijlagen van 18 januari 2013 en 27 februari 2013, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 30 november 2012 om de arbeidsovereenkomst met hem op te zeggen op grond van artikel Q-2 lid 1 sub c (gewichtige reden) en sub a (opheffing betrekking) cao hbo. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 13 februari 2013. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 7 maart 2013 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer F, directeur Instituut voor Gezondheidszorg, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben een pleitnotitie overgelegd. Pagina 1 van 5

2. DE FEITEN A, is sinds 1 oktober 2002 werkzaam bij de Hogeschool D in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao hbo met looptijd 1 februari 2012 tot en met 30 september 2013. A was van zijn indiensttreding tot 1 december 2008 werkzaam als personeelsadviseur. Vervolgens was hij van 1 december 2008 tot 1 april 2009 werkzaam als manager bedrijfsvoering bij het Instituut voor Gezondheidszorg (IvG). In het functiehuis is deze functie per 1 januari 2012 aangeduid met de generieke functienaam manager 11. Op initiatief van A en met instemming van zijn leidinggevende is hij teruggetreden als manager bedrijfsvoering. Hij behield zijn formele functie van manager bedrijfsvoering (manager 11). In de periode 1 april 2009 tot 1 september 2009 heeft A op detacheringsbasis binnen de hogeschool als kerndocent werkzaamheden verricht. Van 1 september 2009 tot en met 31 december 2011 is hij op eigen verzoek binnen de hogeschool gedetacheerd geweest in de functie van business analist bij de afdeling Centrale Service Informatievoorziening (CSI). Wegens wijziging van de functie-inhoud van business analist, is de detachering beëindigd. A is vervolgens op eigen verzoek per 1 januari 2012 gedetacheerd bij G Hogeschool. Wegens persoonlijke omstandigheden heeft A, in samenspraak met G Hogeschool, besloten om deze detachering per 1 mei 2012 te beëindigen. A kon na de beëindiging van zijn detachering niet terugkeren in zijn eigen functie noch in een andere functie bij het IvG. A heeft tot 1 oktober 2012 feitelijk geen werkzaamheden voor de hogeschool verricht. Van 1 oktober tot 31 oktober 2012 heeft A voor drie dagen per week gewerkt bij het e-hrm project. Nadien heeft hij geen werkzaamheden meer verricht. Op verzoek van de werkgever heeft Bureau Berenschot, een managementadviesbureau, op 7 december 2012 een definitief concept advies uitgebracht over de balans tussen de omvang en waarde van de overhead van de hogeschool. Naar aanleiding van dit rapport ziet de werkgever zich genoodzaakt om de overhead te verkleinen. De werkgever heeft bij brief van 30 november 2012 de arbeidsovereenkomst met A opgezegd tegen 1 maart 2013 op grond van artikel Q-2 lid 1 sub c en sub a cao hbo. Tegen deze beslissing is het beroep gericht. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A stelt dat er feitelijk geen sprake is van opheffing van zijn functie. De functie van manager 11 bestaat nog steeds, zowel binnen de hogeschool als binnen het IvG. Het feit dat hij zijn functie thans niet uitoefent, maakt niet dat zijn betrekking is opgeheven. Bovendien blijkt nergens uit dat hij boventallig zou zijn. Tot aan de opzeggingsbrief van 30 november 2012 is ook nooit aan hem meegedeeld dat zijn functie zou zijn opgeheven. De werkgever heeft de opzegging wegens gewichtige reden niet geëxpliciteerd. Dat hij enige tijd geen invulling heeft kunnen geven aan zijn werkzaamheden als manager 11, kan geen gewichtige reden voor opzegging zijn. Ook geven zijn functioneren of de arbeidsrelatie geen aanleiding voor ontslag wegens gewichtige reden. Voorts heeft de werkgever, afgezien van vier gesprekken met zijn leidinggevende in 2012, geen inspanningen verricht om hem weer in de functie van manager 11 te plaatsen dan wel voor hem een passende functie te vinden. A heeft veel intern gesolliciteerd, maar werd steeds zonder nadere motivering afgewezen. Gelet op de grootte van de hogeschool en A s brede inzetbaarheid zijn er voor hem voldoende passende functies. Overigens heeft A zelf de functies bij G en het e-hrm-project gevonden. Bij het e-hrm-project was mogelijk sprake van een vervolg, maar hier is de leidinggevende van A niet op ingegaan. De werkgever heeft hem geen enkele functie aangeboden, geen voorrangspositie gegeven bij sollicitaties en hem geen cursus of opleiding aangeboden. Pagina 2 van 5

In plaats daarvan stuurde de werkgever steeds aan op een outplacementtraject. A heeft nooit geweigerd een dergelijk traject in te gaan of extern te solliciteren. Hij heeft dan ook regelmatig extern gesolliciteerd, wat niet wegneemt dat hij van mening blijft dat wel eerst de interne mogelijkheden goed moeten worden benut. A bestrijdt overigens dat hij op kosten van het IvG intern gedetacheerd is geweest; de kosten werden steeds door de betreffende afdeling aan het IvG vergoed. De werkgever stelt dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd omdat ondanks zeer actief zoeken door de werkgever er geen passende structurele functie is gevonden sinds 2009 respectievelijk 1 mei 2012 en de werkgever verwacht deze ook niet binnen afzienbare tijd te zullen vinden. A heeft sinds 2009 geen structurele functie meer vervuld. Sindsdien is hij diverse keren intern gedetacheerd geweest op kosten van het IvG in de hoop dat hij daarmee structureel een functie zou verwerven, maar dit is niet gelukt. De werkgever moest steeds op zoek naar een andere passende functie voor hem. A is voor een jaar bij G Hogeschool gedetacheerd met de intentie om daarna bij G Hogeschool in dienst te treden. Echter, na drie maanden besloot A de detachering te beëindigen. Hij kon toen echter niet terugkeren in zijn functie manager 11 (manager bedrijfsvoering) bij het IvG omdat zijn werkzaamheden inmiddels door iemand anders waren overgenomen. Daarnaast is de inhoud van deze functie de afgelopen jaren gewijzigd en zijn delen van de werkzaamheden inmiddels in andere functies ondergebracht. Daarmee is sprake van opheffing van de functie zoals A die uitoefende. A heeft weliswaar veel intern gesolliciteerd, maar regelmatig op functies waarvoor hij niet gekwalificeerd is. De werkgever was overigens tot de onderhavige beroepsprocedure niet op de hoogte van de (meeste) interne sollicitaties van A. Wanneer de werkgever dat wel was geweest, had hij wellicht nog iets voor A kunnen betekenen. De werkgever heeft diverse keren getracht om met A een extern mobiliteitstraject in te gaan, hetgeen het benutten van interne mogelijkheden niet uitsluit, maar A bleef dat steeds weigeren. Door bezuinigingen vanuit de overheid en aanpassing van de overhead naar aanleiding van het advies van het managementadviesbureau moet er de komende tijd voor ongeveer 200 medewerkers een andere functie worden gezocht binnen het bestaande aantal functies. Onvermijdelijk zal zijn dat ook de arbeidsovereenkomsten met een aantal medewerkers zullen moeten worden beëindigd. Ook binnen het IvG komen in totaal 27 functies te vervallen. Naast A solliciteren dus veel medewerkers op interne vacatures. De leidinggevende van A heeft hem bij drie instituten onder de aandacht gebracht, maar kan geen plaats voor hem afdwingen. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 4.7 lid 1 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Het ontslag De Commissie stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de functie van A, te weten manager 11, meer specifiek manager bedrijfsvoering, niet is opgeheven. De functie manager 11 maakt immers nog steeds onderdeel uit van het functiehuis van de hogeschool en wordt binnen het IvG ook feitelijk ingevuld. Dat de functie van A thans door iemand anders wordt vervuld, is gelet op de omstandigheden waaronder A bij G Hogeschool werd gedetacheerd niet onbegrijpelijk. Pagina 3 van 5

De werkgever heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat plaatsing van A in de functie manager bedrijfsvoering bij het IvG niet aan de orde was. Echter, het feit dat A gedurende een aantal jaren de werkzaamheden die tot de functie behoren niet heeft uitgeoefend, maakt niet dat er sprake is van opheffing van zijn functie. Dat is ook nergens uit gebleken. Daar komt bij dat A een arbeidsovereenkomst heeft met de hogeschool en niet met het IvG, zoals uit de arbeidsovereenkomst zelf blijkt. Dit is in overeenstemming met hetgeen artikel C-3 lid 2 en 3 cao hbo hierover voorschrijft. De Commissie oordeelt derhalve dat opheffing van de betrekking niet als geldige ontslaggrond kan worden aangemerkt. De werkgever heeft aan het ontslag tevens gewichtige redenen ten grondslag gelegd, te weten dat A sinds 2009 geen structurele functie heeft vervuld en dat er, ondanks alle inspanningen, binnen de hogeschool geen passende structurele functie voor A is. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting kan naar het oordeel van de Commissie niet staande worden gehouden dat sinds 2009 steeds naar een passende functie voor A moest worden gezocht. A is immers ruim twee jaar business analist geweest en is vervolgens op eigen initiatief bij G Hogeschool gedetacheerd met de intentie om daar in dienst te treden. Eerst vanaf 1 mei 2012, de datum waarop A terugkeerde van zijn detachering bij G Hogeschool, diende de werkgever invulling te geven aan haar verplichting om A in een passende functie te plaatsen. Vaststaat dat A nadien alleen in de periode 1 oktober 2012 tot 31 oktober 2012 werkzaamheden heeft verricht bij het e-hrm-project binnen de hogeschool. Dit betrof een door hem zelf gevonden plek. A had in dit project goed gefunctioneerd, er was sprake van een mogelijk vervolg tot begin 2013. Voorts staat vast dat A veel intern heeft gesolliciteerd, maar steeds is afgewezen. Niet gebleken is dat de werkgever na 1 mei 2012 andere inspanningen om A aan het werk te krijgen heeft verricht dan het voeren van vier gesprekken met hem en het laten verrichten van de werkzaamheden voor het e-hrmproject. Weliswaar heeft de leidinggevende van A hem bij drie instituten onder de aandacht gebracht, maar dit is, evenals het aanbieden van mogelijkheden tot outplacement, in het kader van de inspanningen tot herplaatsing in een passende functie op de hogeschool niet als zodanig aan te merken. De werkgever heeft aangevoerd dat wegens bezuinigingen als gevolg van overheids-maatregelen en het terugbrengen van de overhead er onder meer een vacaturestop is en de werkgever voor meerdere medewerkers op zoek is naar passende functies. Voor iedere vacature zijn er dus veel interne sollicitanten waar tussen gekozen moet worden. Deze argumenten zien echter op een situatie waarin sprake is van een reorganisatie. Dat is thans (nog) niet het geval. De werkgever verwijst ter onderbouwing van het ingenomen standpunt uitdrukkelijk naar het rapport Berenschot, waaruit de noodzaak tot reorganiseren blijkt. Dit kan echter niet aan het gegeven ontslag wegens gewichtige redenen ten grondslag worden gelegd aangezien de datum van het definitief concept rapport van het managementadviesbureau dateert van na de ontslagbeslissing. De Commissie komt dan ook tot het oordeel dat ook geen sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan de werkgever in redelijkheid tot opzegging van het dienstverband heeft kunnen overgaan. Dientengevolge zal de Commissie het beroep gegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Pagina 4 van 5

Aldus gedaan te Utrecht op 3 april 2013 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, mr. E.M.W.P. Hermans, drs. K.A. Kool, mr. C.H. Kemp-Randewijk en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. L.C.J Sprengers voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris Pagina 5 van 5