107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

Vergelijkbare documenten
De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

UITSPRAAK. de heer [appellant], wonende te [plaatsnaam], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. R.H.M.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

het College van Bestuur van Stichting B, gevestigd te F, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. A.H.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Beroep tegen overplaatsing en berisping wegens weglopen leerlingen gegrond. Beroep tegen schorsing niet-ontvankelijk.

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

Commissie van Beroep VO

ADVIES / advies d.d. 6 februari 2018 pagina 1 van 5

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan; VO

UITSPRAAK IN VOORLOPIGE VOORZIENING

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

Commissie van Beroep VO

Commissie van Beroep BVE

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

UITSPRAAK. [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellante] gemachtigde: mevrouw mr. E. Geven

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

Geschil over verwijdering wegens een incident met fysiek geweld. Gezien de ernst van het incident is de voorgenomen verwijdering redelijk.

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. G. Deibel

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

[appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. H.J. Weekers

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs en Hoger Beroepsonderwijs

105372/ Beroep tegen schorsing en ontslag wegens ongeschiktheid, subsidiair wegens redenen van gewichtige aard; BVE

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Commissie van beroep vo

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet en Hoger Beroepsonderwijs

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. J.J.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

ADVIES. Stichting Scholengroep D voor voortgezet onderwijs te C, het bevoegd gezag van het E te C, verweerder gemachtigde: de heer mr. M.R.A.

Geschil over verwijdering leerling. De veiligheidssituatie van de leerling is van invloed op het vinden van een andere passende school.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

De leerling is terecht verwijderd wegens ernstig wangedrag bij een vechtpartij voor de school. ADVIES. inzake de klacht van:

Klacht over informatieverstrekking gescheiden ouder zonder ouderlijk gezag, en over weigering rechtstreeks met hem te communiceren.

Commissie van Beroep PO

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC B te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden/plichtsverzuim/onbekwaamheid en tegen schorsing; BVE

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Verzoek voorlopige voorziening, doorbetaling salaris; VO.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. D. Ramsoedh

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. K.A.P. Moonen

ADVIES /advies d.d. 14 november 2018 pagina 1 van 5

De aangeboden school voor so is voor de leerling voldoende nabij, waardoor op dit punt is voldaan aan de zorgplicht van de school.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Geen voorlopige voorziening in het kader van schorsing als ordemaatregel; PO

Commissie van Beroep HBO

SAMENVATTING. de heer A te B, ouder van C, een leerling op de regionale scholengemeenschap D, klager

SAMENVATTING. inzake de klacht van: mevrouw A te D, moeder van B, oud-leerling van basisschool C te D, klaagster gemachtigde: mevrouw mr. E.

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim/gewichtige omstandigheden en tegen schorsing als ordemaatregel; PO

Transcriptie:

107991/108080 Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. in het geding tussen: UITSPRAAK [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: mevrouw mr. L.N. Gringhuis en het College van Bestuur van [naam Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. H.A.A. Berendsen 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 27 november 2017, aangevuld op 1 december 2017, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de besluiten van de werkgever van 23 oktober 2017 en van 14 november 2017 om hem als ordemaatregel te schorsen (dossier 107991). In het besluit van 23 oktober 2017 schorst de werkgever [appellant] op grond van artikel 10.a.7 lid 1 cao vo met ingang van 18 oktober 2017 voor de duur van vier weken (besluit 1). In het besluit van 14 november 2017 schorst de werkgever [appellant] op grond van artikel 10.a.7 lid 2 sub f cao vo tot uiterlijk 18 januari 2018 (besluit 2). De werkgever heeft op 24 januari 2018 een verweerschrift ingediend. Bij beroepschrift van 30 januari 2018 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het besluit van de werkgever van 19 januari 2018 om de schorsing op grond van artikel 10.a.7 lid 2 sub f cao vo te verlengen tot uiterlijk 18 april 2018 (besluit 3, dossier 108080). De werkgever heeft op 22 februari 2018 een aanvullend verweerschrift ingediend en voorts verwezen naar het eerder op 24 januari 2018 ingediende verweerschrift. De mondelinge behandeling van de beroepen, die gevoegd werden behandeld, vond plaats op 8 maart 2018 te Utrecht. [appellant] verscheen, vergezeld van zijn partner, in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde en haar kantoorgenoot. Namens de werkgever verschenen ter zitting de voorzitter College van Bestuur en het hoofd P & O. Zij werden bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben een pleitnotitie overgelegd. 107991/ uitspraak d.d. 23 maart 2018 pagina 1 van 6

2. DE FEITEN [appellant] is sinds 1 augustus 1984 werkzaam bij [verweerder] in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. [appellant] was tot augustus 2016 docent Economie op [school2]. Sinds 1 augustus 2016 is hij werkzaam op het [school1] te [vestigingsplaats]. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo. [appellant] is van 19 oktober 2015 tot 15 februari 2016 geschorst geweest na signalen over grensoverschrijdend gedrag. Uit het politieonderzoek dat is verricht, zijn geen strafbare feiten naar voren gekomen. [appellant] is aansluitend voor de rest van het schooljaar vrijgesteld van werkzaamheden. Hij is per 1 augustus 2016 werkzaam op [school1], een van de andere scholen van [verweerder], om daar een nieuwe start te maken. Op 4 september 2017 informeerde de directeur van [school1] [appellant] dat hij van een collega docente had gehoord dat het verhaal rond gaat dat [appellant] zijn dochter seksueel misbruikt zou hebben. Op 6 september 2017 heeft [appellant] bij de politie aangifte gedaan tegen zijn ex-vrouw. In oktober 2017 werd bekend bij de werkgever dat de eerdere signalen over grensoverschrijdend gedrag inmiddels hadden geleid tot twee aangiften tegen [appellant]. Daarbij werd aangegeven dat een derde aangifte nog zou volgen. Op 18 oktober 2017 heeft de werkgever [appellant] het voornemen meegedeeld om hem bij wijze van ordemaatregel te schorsen voor de duur van vier weken. Nadat [appellant] in datzelfde gesprek zijn zienswijze tegen dit voornemen had gegeven, heeft de werkgever de schorsing bij brief van 23 oktober 2017 bevestigd en hem op grond van artikel 10.a.7 lid 1 cao vo met ingang van 18 oktober 2017 geschorst voor de duur van vier weken. Bij brief van 30 oktober 2017 heeft de werkgever [appellant] het voornemen kenbaar gemaakt om de schorsing te verlengen met een periode van maximaal drie maanden. [appellant] heeft op 1 november 2017 schriftelijk verweer gevoerd tegen dit voornemen. Vervolgens heeft de werkgever [appellant] bij besluit van 14 november 2017 bericht de schorsing op grond van artikel 10.a.7 lid 2 sub f cao vo te verlengen tot uiterlijk 18 januari 2018. Bij brief van 29 december 2017 volgt wederom een voornemen tot verlenging van de schorsing met een periode van maximaal drie maanden. Nadat [appellant] hiertegen bij brief van 5 januari 2018 verweer had gevoerd, heeft de werkgever hem bij besluit van 19 januari 2018 meegedeeld de schorsing op grond van artikel 10.a.7 lid 2 sub f cao vo te verlengen tot uiterlijk 18 april 2018. Op 9 februari 2018 volgt een derde aangifte tegen [appellant]. Het beroep van [appellant] is gericht tegen de drie besluiten tot schorsing. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt [appellant] [appellant] is onschuldig en de aangiften zijn afkomstig van zijn ex-vrouw. Zij lijdt aan borderline en voert een jarenlange lastercampagne tegen hem. 107991/ uitspraak d.d. 23 maart 2018 pagina 2 van 6

De beschuldigingen die nu zijn geuit, zijn niet nieuw en zijn in 2015 al door de politie onderzocht. Er is toen al vastgesteld dat [appellant] zich niet schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. [appellant] is niet bekend met de aangiften die nu zijn gedaan, maar weet wel dat er twee aangiften zijn die afkomstig zijn uit de familiekring. De politie heeft aangegeven dat de feiten waarvan aangifte is gedaan, verjaard zijn en niet kunnen leiden tot vervolging. Van wie de derde aangifte afkomstig is, weet [appellant] niet. Maar omdat zijn ex-vrouw tevens oud-leerling van [verweerder]is, sluit [appellant] niet uit dat zij een leerling en/of collega zover heeft gekregen om aangifte tegen hem te doen. De werkgever heeft [appellant] in 2016 gerehabiliteerd en aangegeven dat hij met een schone lei kon beginnen op [school1]. De ophef en commotie uit 2015 mogen nu dan ook niet meewegen in de besluitvorming. Omdat de directeur in het gesprek op 4 september 2017 adviseerde om aangifte te doen tegen zijn ex-vrouw, heeft [appellant] aangifte gedaan. Hij heeft de indruk dat de aangiften die daarop tegen hem volgden, zijn gedaan in tegenreactie hierop. De redenen die de werkgever aan de schorsingen ten grondslag heeft gelegd, zijn onduidelijk, gebaseerd op aannames en lijken al voor te sorteren op mogelijke consequenties in de toekomst. Afronding van het politieonderzoek levert echter nog geen duidelijkheid op over de vraag of [appellant] schuldig is. Dat is aan de rechter. Het standpunt van de werkgever dat een terugkeer van [appellant] op school tot teveel onrust zou leiden bij personeel en leerlingen wordt niet verder onderbouwd. Er is nu eerder onrust door de langdurige afwezigheid van [appellant]. Bovendien moet het belang van de school de schorsing vorderen en niet het belang van [werkgever]. De door de werkgever gemaakte belangenafweging is niet duidelijk en moet nader worden toegelicht. Standpunt werkgever Na de meldingen van de politie over mogelijk grensoverschrijdend gedrag, heeft de werkgever mede op advies van de vertrouwensinspectie besloten [appellant] buiten het arbeidsproces te houden. De schorsingen zijn niet alleen in het belang van de instelling maar ook in het belang van [appellant], omdat te voorzien is dat als [appellant] terugkeert op school, er veel onrust zal ontstaan. Te verwachten is dat de ex-vrouw van [appellant] ook de media zal benaderen over deze kwestie. Dat heeft ze ook al eerder gedaan en zeer recent leek een landelijk dagblad ruchtbaarheid aan deze kwestie te willen geven. Dit kan leiden tot veel imagoschade bij [werkgever] en onrust binnen de school. De werkgever heeft geen ruchtbaarheid aan de schorsingen gegeven. Aan de collega s en de leerlingen is gezegd dat [appellant] ziek is. Omdat sprake is van ernstige beschuldigingen dient eerst het onderzoek door de politie te worden afgewacht. Op 9 februari 2018 is een nieuwe aangifte gedaan tegen [appellant] en ook deze aangifte wordt inmiddels onderzocht. Naar verwachting zal op korte termijn duidelijk worden of overgegaan wordt tot verdere strafvervolging. Volgens de politie is sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag van [appellant] naar meerdere personen toe. Meer kan de politie vanuit privacy-oogpunt niet zeggen. Naast deze aangiften is er intern, op school, ook meerdere malen geklaagd over het onvoldoende afstand houden door [appellant]. Als blijkt dat [appellant] zich daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf betreffende seksueel grensoverschrijdend gedrag, kunnen aan hem, als docent, geen leerlingen meer worden toevertrouwd. Indien blijkt dat [appellant] ten onrechte is beschuldigd, zal hij worden 107991/ uitspraak d.d. 23 maart 2018 pagina 3 van 6

gerehabiliteerd. Dat heeft de werkgever eerder, in 2015, ook gedaan. Het is vreemd dat [appellant] zich beroept op verjaring, terwijl hij stelt dat hij vals wordt beschuldigd. Commissie van beroep 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de beroepen zijn gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 20 lid 1 onder b cao vo, is de Commissie bevoegd van de beroepen kennis te nemen. De werkgever heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat het beroep tegen de schorsingsbesluiten 1 en 2 (van 23 oktober en 14 november 2017) niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de termijn waarvoor deze schorsingen zijn opgelegd inmiddels zijn verstreken. Daardoor heeft [appellant] geen belang meer bij een behandeling van dit beroep. De Commissie volgt de werkgever niet in dit standpunt. Hoewel het juist is dat de schorsingen van 23 oktober en 14 november 2017 feitelijk zijn geëindigd doordat de periode waarvoor de schorsingen zijn opgelegd inmiddels zijn verstreken, heeft [appellant] belang bij zijn beroep. Hij is feitelijk nog steeds geschorst en artikel 10.a.7. lid 5 cao vo bepaalt dat de werkgever de werknemer naar vermogen moet rehabiliteren indien er geen redenen zijn die de schorsing konden dragen. Omdat [appellant] de beroepen voorts binnen de daartoe geldende termijn heeft ingesteld, zijn de beroepen ontvankelijk. De schorsing als ordemaatregel De Commissie stelt vast dat de werkgever bij het opleggen van de schorsingen en de verlenging daarvan in overeenstemming met de bepalingen van de cao vo heeft gehandeld. De eerste schorsing van 23 oktober 2017 betreft een schorsing op grond van artikel 10.a.7 lid 1 cao vo. Voordat de werknemer wordt geschorst wordt deze in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen omtrent de voorgenomen schorsing kenbaar te maken. Dat is gebeurd; [appellant] heeft zijn opvattingen over de voorgenomen schorsing kenbaar gemaakt in het gesprek van 18 oktober 2017. De schorsing van 14 november 2017 en de verlenging daarvan op 19 januari 2018 zijn gebaseerd op artikel 10.a.7 lid 2 sub f cao vo. [appellant] is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze tegen de voorgenomen besluiten kenbaar te maken, zodat is voldaan aan het vereiste van artikel 10.a.9 lid 1 cao vo. Inhoudelijk toetst de Commissie een schorsing als ordemaatregel, waarvan hier sprake is, terughoudend. Bij het bepalen van de gang van zaken in de school, dus ook bij het beoordelen of het belang van de instelling het opleggen van de schorsing vordert, komt immers aan de werkgever een grote mate van vrijheid toe. De Commissie toetst of de werkgever in redelijkheid heeft mogen overgaan tot het opleggen van deze schorsing en overweegt daartoe als volgt. 107991/ uitspraak d.d. 23 maart 2018 pagina 4 van 6

[appellant] is geschorst in het belang van de instelling. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting acht de Commissie het niet onbegrijpelijk dat de werkgever [appellant] gedurende het politieonderzoek niet op school wil toelaten. Dit neemt niet weg dat de Commissie begrijpt dat de ontstane situatie zeer moeilijk is voor [appellant]. Zowel [appellant] als de werkgever worden geconfronteerd met het gegeven dat er sprake is van aangiftes tegen de heer [appellant], die te maken hebben met zijn prive-situatie, al dan niet ingegeven door rancuneus handelen door de ex-echtgenote van [appellant]. De werkgever heeft mede op grond van extern advies van de vertrouwensinspectie besloten om niet zelf onderzoek te gaan instellen naar de inhoud en juistheid van de aangiftes, maar dit over te laten aan de officiële instanties, politie en openbaar ministerie. [appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat van de werkgever verlangd mag worden om zelfstandig nader onderzoek te (laten) verrichten. De Commissie deelt deze opvatting niet, juist ook omdat het gaat om voorvallen in de privésfeer van [appellant]. Gezien het gegeven dat er drie aangiften tegen [appellant] zijn gedaan vanwege grensoverschrijdend gedrag, is schorsing als ordemaatregel in deze situatie een passende en gerechtvaardigde maatregel. Daarbij speelt een rol dat er bij de werkgever een reële vrees bestaat voor onrust en publiciteit op het moment dat [appellant] weer terugkeert op school. Een dergelijke negatieve publiciteit is niet in het belang van de instelling als zodanig. Dat belang is breder dan het belang van de school zelf. Gezien de ervaringen in 2015 en een recente dreiging van een publicatie over deze zaak in een groot landelijk dagblad, acht de Commissie de vrees voor commotie reëel. Dat de werkgever dit argument, samen met de ernst van de beschuldigingen, heeft meegewogen bij het opleggen van de schorsing als ordemaatregel, acht de Commissie dan ook niet onredelijk. De door de werkgever onvoldoende onderbouwde stelling dat [appellant] onvoldoende afstand zou houden naar de leerlingen, laat de Commissie bij haar oordeel buiten beschouwing. De werkgever heeft voor het overige de belangen van [appellant] voldoende meegewogen door hem gedurende de schorsing zijn salaris door te blijven te betalen en door uitdrukkelijk te benadrukken dat [appellant] gerehabiliteerd gaat worden als hij ten onrechte blijkt te zijn beschuldigd. Alles overziende heeft de werkgever naar het oordeel van de Commissie in redelijkheid kunnen komen tot de achtereenvolgende besluiten om [appellant] te schorsen als ordemaatregel. De Commissie zal de beroepen derhalve ongegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie de beroepen van [appellant] tegen de hem opgelegde schorsingen ongegrond. 107991/ uitspraak d.d. 23 maart 2018 pagina 5 van 6

Vastgesteld te Utrecht op 23 maart 2018 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge MA en mr. M.J. van Dasselaar, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. L.C.J. Sprengers voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris 107991/ uitspraak d.d. 23 maart 2018 pagina 6 van 6