SAMENVATTING. de heer A te B, ouder van C, een leerling op de regionale scholengemeenschap D, klager

Transcriptie

1 SAMENVATTING Klacht over schorsing; VO Een vader klaagt erover dat de school zijn zoon op onjuiste gronden heeft geschorst en voor deze schorsing geen eenduidige reden heeft aangevoerd. De school heeft gehandeld in overeenstemming met het protocol cameratoezicht en er is voldaan aan de procedurele regels die gelden bij het opleggen van een schorsing. Het was niet zorgvuldig dat in de eerste schorsingsbrief stond dat klagers zoon wegens diefstal is geschorst, omdat niet vaststond dat hij had gestolen maar er een vermoeden bestond dat hij betrokken was bij een diefstal op school. Het getuigt van zorgvuldigheid dat de gemaakte fout een dag later zowel mondeling als schriftelijk is rechtgezet. Als er een vermoeden van diefstal wordt geuit, moet voor betrokkenen duidelijk zijn waarop dit vermoeden is gebaseerd. Ook dient er vervolgens onderzoek naar te worden gedaan. Daaraan is voldaan. Wat betreft de andere schorsingsgrond, "overtreden schoolregels" is voldoende aannemelijk geworden dat daarvan sprake was. Alles bij elkaar oordeelt de Commissie dat de schorsingsgronden niet onjuist zijn en dat de school - alleen al op grond van het overtreden van de schoolregels - in redelijkheid de schorsing heeft kunnen opleggen. Klacht is ongegrond. inzake de klacht van: ADVIES de heer A te B, ouder van C, een leerling op de regionale scholengemeenschap D, klager tegen de heer E, rector van regionale scholengemeenschap D, verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij klaagschrift met bijlagen van 8 maart 2013, ingekomen op 8 maart 2013 en aangevuld d.d. 21 april, 13 mei en 18 juni 2013, heeft klager op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerder ingediend met de volgende inhoud: Klager klaagt erover dat de school zijn zoon C op onjuiste gronden heeft geschorst en voor deze schorsing geen eenduidige reden heeft aangevoerd. Na ontvangst van de klacht is de klachtbehandeling aangehouden in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure die klager aanhangig had gemaakt bij het bevoegd gezag. Nadat het bevoegd gezag het bezwaar tegen het schorsingsbesluit op 9 april 2013 ongegrond had verklaard, heeft klager de Commissie 21 april 2013 verzocht om zijn klacht in behandeling te nemen. De Commissie heeft klager op d.d. 25 april 2013 verzocht nadere informatie te verstrekken. Pagina 1 van 5

2 De Commissie heeft deze informatie op 23 mei 2013 ontvangen. Daarop heeft de Commissie verweerder op 23 mei 2013 alle ontvangen stukken gestuurd met het verzoek om uiterlijk 14 juni 2013 een verweerschrift in te dienen. Het verweerschrift d.d. 12 juni 2013 heeft de Commissie op 14 juni 2013 ontvangen. Op verzoek van de Commissie heeft ook het bevoegd gezag toelichtende schriftelijke informatie verstrekt. Alle stukken zijn over en weer in afschrift aan partijen gestuurd. De mondelinge behandeling van de klacht vond plaats op 3 juli 2013 te Utrecht. Klager was ter zitting aanwezig. Verweerder was ook ter zitting aanwezig, vergezeld door mevrouw F, conrector van RSG D, als informant Onder handhaving van hun standpunten hebben partijen een nadere toelichting gegeven. Aan het einde van de zitting hebben partijen afgesproken dat verweerder naar aanleiding van de klacht een aanvullende brief aan klager zou sturen. Dat is dezelfde dag nog gebeurd. Bij brief van 3 juli 2013 heeft verweerder conform afspraak aan klager bericht dat een van de schorsingsgronden, ernstig vermoeden van betrokkenheid bij diefstal op school, is komen te vervallen. Naar aanleiding van deze brief heeft de Commissie klager op 5 juli en op 22 juli 2013 verzocht door te geven of hij aanleiding zag om zijn klacht in te trekken. Op 23 juli 2013 ontving de Commissie het bericht van klager dat hij zijn klacht niet intrekt. 2. DE FEITEN C zat het schooljaar in de 4 e klas van de havo. Begin maart 2013 is C in verband met veelvuldig spijbelen en te laat komen een "vierkant rooster" opgelegd. In verband daarmee moest C op 6 maart 2013 na zijn lessen in de studiezaal aanwezig zijn. C is op het moment dat hij in de studiezaal behoorde te zijn samen met twee medeleerlingen naar de kleedkamer bij het gymlokaal gegaan. Op camerabeelden is te zien dat C en twee andere jongens de kleedkamer ingaan. Er zijn geen beelden van de periode dat zij in de kleedkamer waren. Dezelfde dag hebben enkele leerlingen de rector gemeld dat er geld uit de kleedkamer is verdwenen. Op 7 maart 2013 heeft de plaatsvervangend rector de ouders van C per brief bericht dat C conform artikel 74 van het huishoudelijk reglement voor een dag is geschorst wegens diefstal. Op 8 maart 2013 hebben C en zijn ouders gesproken met verweerder. Bij dit gesprek was de conrector ook aanwezig. Verweerder heeft de ouders naar aanleiding van het gesprek op 8 maart 2013 een brief gestuurd. In deze brief is vermeld dat C is geschorst vanwege een ernstig vermoeden van betrokkenheid bij diefstal op school en vanwege het overtreden van schoolregels en afspraken. Op 3 juli 2013 heeft verweerder de ouders van C schriftelijk bericht dat onder handhaving van de overige gronden, ernstig vermoeden van betrokkenheid bij diefstal op school als grond van het schorsingsbesluit is komen te vervallen. 3. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De Commissie zal naar aanleiding van de klacht over de schorsing nagaan of de school de procedurele regels met betrekking tot schorsen in acht heeft genomen. De Commissie zal verder beoordelen of de school het besluit tot schorsing in redelijkheid heeft kunnen nemen. De Commissie stelt vast dat RSG D een leerlingenstatuut heeft waarin is beschreven welke rechten en plichten de leerlingen hebben. Voor bepaalde onderwerpen heeft RSG D een protocol opgesteld. Voor deze kwestie zijn de protocollen spijbelen, te laat komen en cameratoezicht van belang. Zowel het leerlingenstatuut als de protocollen zijn te vinden op de website van de school. Pagina 2 van 5

3 Op grond van het leerlingenstatuut kunnen er verschillende disciplinaire maatregelen, waar- onder schorsing en verwijdering, opgelegd worden als een leerling in strijd handelt met de voorschriften en regels die in en om de school gelden. Eén van de regels is dat leerlingen op tijd op school moeten komen en niet mogen spijbelen. In het protocol spijbelen is beschreven dat bij 9 keer spijbelen er contact wordt opgenomen met de ouders en met Leerplicht en dat er een dag interne schorsing opgelegd wordt. Een dag interne schorsing wordt ook opgelegd als een leerling meer dan 10 keer te laat komt. Volgens het leerlingenstatuut zijn gronden voor definitieve verwijdering bijvoorbeeld het bij herhaling de voorschriften van de school overtreden. Ook diefstal is een grond om een leerling van school te verwijderen. Volgens het leerlingenstatuut is de schoolleiding bevoegd om een leerling voor ten hoogste één dag te schorsen en heeft de rector de bevoegdheid om een leerling voor hooguit één week te schorsen. Het besluit tot schorsing moet aan de leerling en indien de leerling minderjarig is ook aan de ouders meegedeeld worden, onder opgaaf van reden. Ouders of leerlingen kunnen tegen deze beslissing binnen één week in beroep gaan bij het bevoegd gezag. Hangende het beroep geldt de genomen beslissing. De Commissie stelt vast dat enkele leerlingen op 6 maart 2013 naar de schoolleiding zijn gekomen om te vertellen dat er eigendommen van hen weg waren die in de kleedkamer lagen. Naar aanleiding daarvan heeft de schoolleiding camerabeelden van die dag bekeken. Dat is in overeenstemming met het protocol cameratoezicht waarin staat dat camerabeelden met toestemming en in het bijzijn van een lid van de schoolleiding kunnen worden bekeken. Op grond van het protocol is er geen toestemming van ouders nodig om de camerabeelden te bekijken. Nadat de beelden waren bekeken heeft de schoolleiding gesproken met C en de andere twee leerlingen. C is toen mondeling op de hoogte gebracht dat hij een dag zou worden geschorst. Vervolgens heeft de plaatsvervangend rector in een brief d.d. 7 maart 2013 aan de ouders van C bevestigd dat C voor een dag geschorst zou worden wegens diefstal. Daarbij zijn de ouders gewezen op de mogelijkheid om tegen het besluit in beroep te gaan bij het bevoegd gezag. Dit alles is in overeenstemming met hetgeen is beschreven in het leerlingenstatuut. Vervolgens heeft de rector de ouders van C op 8 maart 2013 verteld dat er voorafgaande aan het opleggen van de schorsing camerabeelden zijn bekeken en dat het verzoek van de politie om de beelden te mogen zien, is gehonoreerd. Dat is in overeenstemming met het protocol cameratoezicht waarin staat dat de schoolleiding ouders moet informeren als een leerling op grond van camerabeelden als dader wordt geïdentificeerd. Alhoewel de rector C op 8 maart 2013 als vermoedelijke dader heeft aangeduid, is het terecht dat de rector de ouders van C heeft verteld over het bekijken van de camerabeelden omdat in de brief van 7 maart 2013 stond dat C wegens diefstal was geschorst. Volgens het protocol hebben ouders in dat geval ook het recht om de camerabeelden te zien. Nadat klager via zijn advocaat had verzocht om de beelden te zien, heeft de rector op 20 maart 2013 schriftelijk bericht dat de ouders de beelden kunnen zien. Daarmee heeft de rector de ouders binnen de bewaartermijn die geldt volgens het protocol in de gelegenheid gesteld om de beelden te bekijken. Op grond van het bovenstaande komt de Commissie tot de conclusie dat de school heeft gehandeld in overeenstemming met het protocol cameratoezicht en dat is voldaan aan de procedurele regels die gelden bij het opleggen van een schorsing. Wat betreft klacht dat de schorsingsgronden niet eenduidig zijn, overweegt de Commissie dat het niet zorgvuldig was van de plaatsvervangend rector dat hij in de brief van 7 maart 2013 heeft opgenomen dat C wegens diefstal is geschorst, omdat niet vaststond dat C had gestolen maar er een vermoeden bestond dat C betrokken was bij een diefstal op school. Het is naar het oordeel van de Commissie echter niet klachtwaardig dat de rector dit daags Pagina 3 van 5

4 erna heeft aangepast door de schorsingsgrond te nuanceren en aan te vullen. Integendeel, de Commissie vindt het juist van zorgvuldigheid getuigen dat de rector een gemaakte fout zo snel zowel mondeling als schriftelijk heeft rechtgezet. Naar aanleiding van de klacht dat de schorsingsgronden onjuist zijn, overweegt de Commissie als volgt. C is geschorst wegens een ernstig vermoeden van betrokkenheid bij diefstal op school en vanwege overtreding van schoolregels. De Commissie overweegt dat als er een vermoeden van diefstal wordt geuit, voor betrokkenen duidelijk moet zijn waarop dit vermoeden is gebaseerd. Ook dient er vervolgens onderzoek naar te worden gedaan. De Commissie stelt vast dat de schoolleiding camerabeelden heeft bekeken na een melding van vermiste spullen uit de kleedkamer. Op de beelden is te zien dat C en twee andere jongens de kleedkamer binnengaan. Na het zien van de beelden zijn C en de twee jongens gehoord. Toen heeft een van de jongens verklaard dat zij door de zakken van kleding waren gegaan en tassen hadden opgemaakt. Naar het oordeel van de Commissie heeft de school, gezien de camerabeelden en de afgelegde verklaring, begin maart 2013 in redelijkheid als een van de gronden voor schorsing kunnen formuleren dat er een ernstig vermoeden van diefstal bestond. Dat de verklaring van de bewuste leerling op een later moment weer werd ingetrokken, maakt dit niet anders. Temeer omdat de politie nog bezig was met een onderzoek naar de vermeende diefstal en verweerder de ouders van C hierover heeft geïnformeerd. Uiteindelijk heeft de politie de zaak geseponeerd. Door klager op 3 juli 2013 te berichten dat ernstig vermoeden van diefstal op school als grond van het schorsingsbesluit is komen te vervallen, heeft de rector gehoor gegeven aan het verzoek van klager. Naar het oordeel van de Commissie heeft de school, mede gezien het sepot, correct gehandeld. Wat betreft de andere schorsingsgrond stelt de Commissie op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen vast dat C op 6 maart 2013 op het moment dat hij vanwege een opgelegde straf in de studieruimte moest zijn, daar niet was. Bovendien was C aanwezig in de kleedkamer bij de gymzaal terwijl hij geen gym had en dus ook niet in de kleedkamer behoorde te zijn. Dat C daarmee schoolregels heeft overtreden is voor de Commissie voldoende aannemelijk geworden. C had eerder in het schooljaar al meerdere malen schoolregels overtreden en had daarvoor al diverse sancties gekregen. Dat de school nu heeft besloten tot een zwaardere sanctie, een schorsing, is niet onbegrijpelijk. Alles bij elkaar oordeelt de Commissie dat de schorsingsgronden niet onjuist zijn en dat de school - alleen al op grond van het overtreden van de schoolregels - in redelijkheid de schorsing heeft kunnen opleggen. 4. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De Commissie komt op grond van bovenstaande overwegingen tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. 5. AANBEVELINGEN VAN DE COMMISSIE Naast hetgeen voortvloeit uit het bovenstaande oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, ziet de Commissie geen aanleiding tot het doen van aanbevelingen. Pagina 4 van 5

5 Aldus gedaan te Utrecht op 18 september 2013 door mr. dr. L.P.M. Klijn, voorzitter, W. Happee, drs. W.D. Hajonides van der Meulen, leden, in aanwezigheid van mr. A.A. Veraart, secretaris. mr. dr. L.P.M. Klijn voorzitter mr. A.A. Veraart secretaris Pagina 5 van 5