SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

Vergelijkbare documenten
SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

Commissie van Beroep HBO

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

SAMENVATTING. het bestuur van de A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Commissie van Beroep BVE

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep BVE

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING UITSPRAAK

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep VO

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van beroep vo

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van obs A, te G, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: de heer mr. W.D. Berkhout

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. J.J.

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim en onvoldoende functioneren: BVE SAMENVATTING

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer F. Verschuren

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

105372/ Beroep tegen schorsing en ontslag wegens ongeschiktheid, subsidiair wegens redenen van gewichtige aard; BVE

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. J.M. Frons

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

De aangeboden school voor so is voor de leerling voldoende nabij, waardoor op dit punt is voldaan aan de zorgplicht van de school.

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de functie van werkneemster is vervallen en er geen andere passende functie voor haar is.

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B. van Meurs

Adviesgeschil over het ontslag van een schoolleider, na mediation. UITSPRAAK

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

SAMENVATTING / Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden en tegen vrijstelling van werkzaamheden; HBO

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS- SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. W. Brussee

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

de Centrale medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

SAMENVATTING / Beroep tegen opschorting bezoldiging, berisping en ontslag op staande voet PO.

Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

Transcriptie:

SAMENVATTING 104994 t/m 104997,104999 t/m 105002 en 105007 - Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; De werknemers voeren aan dat voortzetting van de school mogelijk is, dat de werkgever verzuimd heeft uitvoering te geven aan het Sociaal Statuut en dat sprake is van ongelijke behandeling ten opzichte van reeds eerder ontslagen werknemers die van de werkgever een schadevergoeding ontvingen. De bekostiging van de school is door het ministerie van OCW beëindigd. Niet gebleken is dat de werkgever over zodanige eigen middelen beschikt dat een voortzetting van de school voor eigen rekening mogelijk zou zijn. De noodzaak tot ontslag staat hiermee voldoende vast. Van onjuiste toepassing van het Sociaal Statuut is niet gebleken. Voorts is geen sprake van ongelijke behandeling van de werknemers ten opzichte van de werknemers die een jaar eerder met gebruikmaking van het Sociaal Plan met ontslag gingen. Van gelijke gevallen kan niet worden gesproken omdat de werknemers die het nu betreft een jaar langer in dienst zijn gebleven met alle (financiële) gevolgen van dien. De beroepen van de werknemers zijn ongegrond. in het geding tussen: mevrouw A, mevrouw B, de heer C, mevrouw D, de heer E, de heer F de heer G, verder te noemen A, gemachtigde: de heer mr. D.F. Lansbergen de heer H, verder te noemen H, gemachtigde: mevrouw F.F. van Norel en mevrouw I, mevrouw J, mevrouw K, mevrouw L., de heer M, de heer N, de heer O, mevrouw P, de heer Q, de heer R, mevrouw S, mevrouw T, mevrouw U, UITSPRAAK Pagina 1 van 6

de heer V, de heer W, de heer Y, mevrouw Z, mevrouw A1, de heer A2, mevrouw A3, de heer A4 en de heer A5, verder te noemen I, gemachtigde de heer mr. J.T. Klinkhamer tegen het College van Bestuur van het X, gevestigd te X, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. P.A.A. Lelijveld Pagina 2 van 6

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschriften met bijlagen van 3 juni 2011, ingekomen op 6 juni 2011, hebben appellanten beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 27 april 2011 om hun dienstverband op te zeggen tegen 1 augustus 2011, op grond van artikel 9.a.5 lid 3 CAO, wegens opheffing van de school. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 2 augustus 2011 en aangevuld op 22 september 2011. De mondelinge behandeling vond plaats te Utrecht op 3 oktober 2011. Voor appellanten zijn in persoon verschenen de heer M en de heer W, vergezeld door de gemachtigden Klinkhamer en Lansbergen. H is met afzegging niet ter zitting verschenen. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer A6, rector van het X, de heer A7, financial controller en de heer A8, beleidsmedewerker, bijgestaan door de gemachtigde. A en I hebben een gezamenlijke pleitnotitie overgelegd. De werkgever heeft eveneens een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN De werknemers zijn allen werkzaam bij het X (ICA) in een vast dienstverband. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-. Het ICA heeft sinds 2006 te maken met terugloop van het leerlingenaantal. Dit heeft er toe geleid dat het ICA in 2008 een bezuinigingsplan heeft opgesteld. In verband hiermee is in overleg met de vakbonden en de MR een Sociaal Statuut opgesteld met een notitie Flankerend beleid. Over het Sociaal Plan is toentertijd geen overeenstemming met de vakorganisaties bereikt. Op 28 januari 2010 heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) de beslissing genomen dat de bekostiging van de school beëindigd zou worden met ingang van 1 augustus 2010, omdat het leerlingenaantal van de school drie achtereenvolgende jaren onder de opheffingsnorm was. De werkgever heeft op 5 maart 2010 bezwaar tegen de beëindiging van de bekostiging gemaakt en hij heeft een verzoek ex artikel 1 08 lid 4 W aan de staatssecretaris van het ministerie van OC&W gedaan met het verzoek de bekostiging van de school voort te zetten. Per brief van 30 maart 2010 heeft de staatsecretaris de werkgever bericht dat voor toepassing van artikel 108 lid 4 W geen grond was en dat het verzoek van de werkgever werd afgewezen. Tegen het besluit van 30 maart 2010 heeft de werkgever bezwaar gemaakt bij de Raad van State en daarbij heeft hij op 20 april 2010 een verzoek om een voorlopige voorziening bij de Raad van State ingediend. Bij uitspraak van 26 mei 2010 heeft de Raad van State het verzoek van de werkgever afgewezen. Als gevolg hiervan heeft de werkgever op 24 juni 2010, in samenspraak met de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente X en de Xse Scholenbesturen, besloten om nog één jaar onderwijs aan te bieden om dan tot sluiting van de school aan het eind van het schooljaar 2010-2011 over te gaan. Op 16 juli 2010 heeft de staatssecretaris het bezwaar van de werkgever tegen de beslissing van 30 maart 2010 voor zover deze de beëindiging van de bekostiging betreft ongegrond verklaard. Naar aanleiding van deze beslissing heeft een eerste ontslagronde plaatsgevonden aan het eind van het schooljaar 2009-2010. Vanwege het ontbreken van overeenstemming met de vakorganisaties over de vaststelling van een Sociaal Plan heeft de werkgever zelf voor de werknemers die het aanging een regeling getroffen (de regeling flankerend beleid), welke regeling volgens de werkgever zoveel als mogelijk aansloot bij het concept-sociaal Plan. Voor het schooljaar 2010-2011 heeft de werkgever een nieuwe begroting bij het ministerie van OC&W ingediend. Het ministerie heeft vervolgens voor het schooljaar 2010-2011 een aanvullende bekostiging verschaft. Een deel van de bekostiging is ter beschikking gesteld om de leerlingen in het laatste jaar te faciliteren om de opleiding af te maken. Pagina 3 van 6

In het voorjaar van 2011 heeft de werkgever overleg gevoerd met de betrokken vakorganisaties over een Sociaal Plan. In het overleg tussen de vakorganisaties en de werkgever van 15 april 2011 is geconstateerd dat van een noodsituatie zoals genoemd in het Sociaal Statuut sprake is. Daarbij is besloten om geen Sociaal Plan vast te stellen omdat daarvoor geen ruimte was; de middelen waren zeer beperkt en er was niet meer dan 20.000,- beschikbaar voor het Sociaal Plan. De werkgever heeft de werknemers aangeboden dit bedrag te besteden aan een sollicitatietraining. Op 27 april 2011 heeft de werkgever de werknemers ontslag aangezegd per 1 augustus 2011 op grond van opheffing van de school. Tegen deze beslissing hebben de werknemers beroep bij de Commissie ingesteld. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A voeren aan dat het ontslag niet onderbouwd is; er wordt door de werkgever slechts aangegeven dat er geen bekostiging voor nieuwe leerlingen aan het ICA wordt gegeven. Voorts heeft de werkgever verzuimd een voornemen tot ontslag aan de werknemers kenbaar te maken zodat A zich niet tegen het voornemen tot ontslag hebben kunnen verweren. Daarenboven heeft de werkgever zich niet gehouden aan zijn eigen Sociaal Statuut. Zo kent het Sociaal Statuut drie fases, namelijk een eerste met vrijwillige mobiliteit, een tweede met de aanwijzing als boventallige en een derde waarin gedwongen ontslag aan de orde is. Van een dergelijke toepassing hebben A niets gemerkt. Ook is verzuimd de werknemers in aanmerking te laten komen voor een ontslagvergoeding, hetgeen wel onderdeel van het Sociaal Plan uitmaakt. Hierdoor is het ontslag in zijn gevolgen onredelijk. Tot slot voeren A aan dat de werkgever de afgelopen jaren wanbeleid heeft gevoerd. Er zijn financiële middelen verdwenen en financiële middelen zijn aangewend voor oneigenlijke doelen, aldus A. H voert aan dat het personeel ontslag is aangezegd zonder enige vorm van begeleiding naar ander werk. Evenmin is een Sociaal Plan gemaakt, dit terwijl uit rapportage van een accountantsonderzoek blijkt dat er financiële middelen zijn voor een dergelijk plan. Voorts heeft de werkgever niet aangetoond dat er geen financiële middelen zijn voor (tijdelijke) continuering van de arbeidsovereenkomsten, zodat voortzetting van het dienstverband mogelijk is, aldus H. I voeren aan dat het ontslagbesluit onvoldoende is onderbouwd. De werkgever geeft slechts aan dat er geen bekostiging voor nieuwe leerlingen aan het ICA wordt gegeven. Voorts is het afgelopen schooljaar een soortgelijke procedure geweest waarbij meerdere werknemers met een schadevergoeding afscheid hebben genomen. Nu is hiervoor geen ruimte, zodat sprake is van ongelijke behandeling. Er zijn onvoldoende leerlingen ingeschreven omdat de werkgever slecht beleid heeft gevoerd. Bij goed beleid waren de ontslagen te voorkomen geweest. Voorts is het Sociaal Statuut niet uitgevoerd; fase 1 en 2 van het plan zijn overgeslagen. Evenmin is een billijke vergoeding verbonden aan het ontslag, zodat op deze grond het ontslag kennelijk onredelijk is. Tot slot voeren I aan dat het niet zeker is of de activiteiten van het ICA worden voortgezet. Als dat het geval is, dan is mogelijk sprake van een overgang van onderneming. Dit zou kunnen inhouden dat de nieuwe onderneming verplicht zou zijn om de huidige werknemers die werkzaam zijn op het ICA over te nemen. De werkgever voert aan dat rechtmatig is opgezegd, met een geldige reden. Het ICA heeft immers geen leerlingen meer, het schoolgebouw wordt ontruimd en de stichting wordt geliquideerd. Bij de ontslagen is de wettelijke opzegtermijn in acht genomen. Een voornemenprocedure is volgens de CAO bij een ontslag wegens opheffing van de betrekking niet vereist. Er zijn twee ontslag rondes geweest. Voor de eerste ronde was meer geld beschikbaar dan voor de tweede ronde. De werkgever erkent dat dit zuur is voor bepaalde werknemers, maar hier valt niets aan te doen, omdat er immers geen geld meer is. Het Sociaal Statuut waarnaar de werknemers verwijzen Pagina 4 van 6

is nooit tot Sociaal Plan geworden waarover overeenstemming met de vakorganisaties is bereikt. De werkgever heeft gepoogd zo veel als mogelijk in de geest van het concept Sociaal Plan te handelen. De werknemers zijn altijd op de hoogte gesteld van de situatie, zij hebben het ontslag ook zien aankomen. Dat er nog financiële middelen beschikbaar zouden zijn hetgeen zou blijken uit een accountantsonderzoek is niet waar. De werkgever kent een dergelijk onderzoek niet en weerspreekt dat er nog financiële middelen zijn. Ook de vakorganisaties hebben erkend dat er geen financiële middelen waren. Tot slot weerspreekt de werkgever dat er van wanbeleid sprake is geweest. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en de beroepen zijn gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 52 W en binnen de daartoe geldende termijn zijn ingesteld, is de Commissie bevoegd van de beroepen kennis te nemen en zijn de beroepen ontvankelijk. De ontslagen Voorop staat dat voor de werkgever geen noodzaak bestond tot het voeren van de voornemenprocedure uit de CAO omdat dit op grond van artikel 9.a.8. CAO niet vereist is in het geval van een ontslag wegens opheffing van de instelling. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is de Commissie gebleken dat de bekostiging voor het ICA door het ministerie van OC&W is beëindigd per 1 augustus 2010. Voor het schooljaar 2010-2011 is nog een aanvullende bekostiging gegeven ter hoogte van 270.600,- Niet gebleken is dat de werkgever over zodanige eigen middelen beschikt dat een voortzetting van de school voor eigen rekening mogelijk zou zijn. Het accountantsrapport waar van werknemerszijde naar is verwezen is niet overgelegd en een nadere onderbouwing van het standpunt van de werknemers waaruit blijkt dat er voldoende middelen resteren is niet verschaft. De Commissie is van oordeel dat de werkgever het ontslagbesluit voldoende heeft onderbouwd door gemotiveerd aan te geven dat de activiteiten van het ICA beëindigt worden, dat geen bekostiging meer voor nieuwe leerlingen wordt ontvangen en dat het ICA per 1 augustus 2011 wordt gesloten. Onder deze omstandigheden staat de noodzaak tot ontslag voor de Commissie voldoende vast. Over de werking van het Sociaal Statuut overweegt de Commissie het volgende. Bij de werkgever geldt een Sociaal Statuut. Dit Sociaal Statuut dat blijkens de preambule dient om de gevolgen van dreigende werkgelegenheidseffecten zo goed mogelijk op te vangen, treedt in werking in het geval van een reorganisatie en kent drie fases, namelijk een eerste fase met vrijwillige mobiliteit, een tweede met de aanwijzing als boventallige en een derde waarin gedwongen ontslag aan de orde is. De uitwerking van het Sociaal Statuut geschiedt in een Sociaal Plan. In het Sociaal Statuut is aangegeven dat indien zich een calamiteit voordoet waardoor de continuïteit van de school wordt bedreigd in een zo vroeg mogelijk stadium Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) plaats vindt. Dit overleg kan er dan toe leiden dat wordt afgeweken van de indeling en duur van de fasen die in het Sociaal Statuut worden benoemd. In het hiervoor genoemde overleg tussen de vakorganisaties en de werkgever van 15 april 2011 is geconstateerd dat van een noodsituatie sprake is. Daarbij is besloten om niet tot vaststellen van een Sociaal Plan te komen, omdat daarvoor geen ruimte is. Hiermee heeft de werkgever geen onjuiste toepassing aan het Sociaal Statuut gegeven. De Commissie begrijpt dat het ontbreken van een financiële regeling verbonden aan het ontslag teleurstellend is voor de werknemers, maar zij overweegt - dat wat er ook zij van de mogelijkheden die Pagina 5 van 6

de werkgever heeft om financiële vergoedingen aan werknemers te verschaffen - de Commissie hieraan in deze procedure geen gevolgen kan verbinden. De Commissie oordeelt louter of de werkgever in redelijkheid tot beëindiging van het dienstverband heeft kunnen komen op grond van opheffing van de instelling. Een oordeel over de hoogte van de vergoeding die aan de beëindiging van het dienstverband is verbonden behoort niet tot de bevoegdheid van de Commissie. Overigens is naar het oordeel van de Commissie voldoende gebleken dat er onvoldoende financiële middelen bij de werkgever zijn zodat geen sprake kan zijn van het toekennen van een ontslagvergoeding of van flankerende maatregelen anders dan een sollicitatietraining. De Commissie overweegt dat er geen sprake is van ongelijke behandeling van de werknemers ten opzichte van de werknemers die een jaar eerder met gebruikmaking van het Sociaal Plan met ontslag gingen. Immers, van gelijke gevallen kan niet worden gesproken omdat de werknemers die het nu betreft een jaar langer in dienst zijn gebleven met alle (financiële) gevolgen van dien. De Commissie betrekt evenmin in haar beoordeling het beleid dat de werkgever de afgelopen jaren heeft gevoerd. Het toetsen van dit beleid als zodanig behoort niet tot de bevoegdheid van de Commissie. Nu door het opheffen van de instelling vaststaat dat van voortzetting van het dienstverband van de werknemers geen grond is, kan voorts een beoordeling van het beleid van de werkgever door de Commissie in die context niet tot een ander oordeel leiden. Het geheel overziend verklaart de Commissie de beroepen van de werknemers ongegrond. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie de beroepen ongegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 21 november 2011 door prof. mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, mr. E.M.W.P. Hermans, mr. C.H. Kemp-Randewijk, drs. P. Koppe en drs. K.A. Kool, leden, in aanwezigheid van mr. JA Breunesse, secretaris. prof. mr. L.C.J. Sprengers voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Pagina 6 van 6