Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs

Vergelijkbare documenten
Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs

Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs

Children with Emotional and Behavioral Disorders in Special Education: Placement, Progress, and Family Functioning. Introductie

Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs

Richtlijnen Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) Samenwerkingsverband De Liemers po

Kinderen met gedragsproblemen in het speciaal onderwijs. Regina Stoutjesdijk

Algemene voorschriften voor het vaststellen van stoornis en beperking. onderzoek is uitgevoerd door een daartoe bevoegde deskundige

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

2.10 Resultaten van het ITS onderzoek naar leerlingen met autisme in het primair en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Experts in diagnostiek

Naar een nieuw perspectief. M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator

TOELAATBAARHEIDSCRITERIA VOOR HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

Preventieve Ambulante Begeleiding

2

Toelaatbaarheidscriteria voor het Speciaal Voortgezet Onderwijs

Inhoud Inleiding Gedragsproblemen Psychosociale vaardigheden Emotionele vaardigheden Leervaardigheden De rol van het gezin Literatuur

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

Nederlandse samenvatting

Vragenlijst leerlingonderzoek onderbouw Informatie voor BVS

Leerlingdossier ONL Dyslexie Onderzoek en behandeling van ernstige dyslexie

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

H 8 Cito Eindtoets 2014

Oudertevredenheidsonderzoek 2015 Eindrapportage Panta Rhei

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

Deel 1: informatie over de leerling en de school

Richtlijn Toelaatbaarheid tot het Voortgezet Speciaal Onderwijs

Oost, West, Pleegzorg Best? Welke criteria voorspellen wat de eerst aangewezen zorgvorm bij uithuisplaatsing is

Kenniskring Entree van zorg

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Het verzoek is niet-ontvankelijk omdat er (nog) geen sprake is van een situatie die op één lijn is te stellen met verwijdering.

Het Eemsdeltacollege Onderwijskundig Rapport PO - VO

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Resultaten entreetoets ,6 254,5 Conclusies entreetoets Verklaring behaalde resultaten

Veelgestelde vragen (FAQ) EED Ernstige Enkelvoudige Dyslexie-ondersteuning SWV Brabantse Wal

Protocol De overstap naar het voortgezet onderwijs. versie 1.7

Ontwikkelingsperspectief Opgesteld door: (naam en functie)

Protocol zittenblijven/doubleren

Prevention of cognitive decline

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.

Ontwikkelingsperspectiefplan

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A te B, vader van C, leerling op de D-school, klager. tegen

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Samenvatting rapportage tevredenheidsonderzoek leerlingen schooljaar 14-15

RICHTLIJNEN TOELAATBAARHEIDSVERKLARING ALMERE

Regeling indicatoren voor toelaatbaarheid VSO Cluster 3: Zeer moeilijk lerend (ZML)

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

toegelaten wordt. Uiteraard zal er in overleg met de ouders altijd naar een oplossing worden gezocht.

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Onderzoek Passend Onderwijs

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Deel D Trajectgroepen

Stappenplan schoolverlaters (welke kinderen komen in aanmerking voor de NIO?) afname laatste week september, eerste week oktober 2012

Gerichte instructie in lezen en spellen voorkomt lees- en spellingproblemen bij (vrijwel) alle leerlingen op Het Kofschip

Oudertevredenheidsonderzoek 2013 Eindrapportage Panta Rhei

Protocol Doublure. Doublure protocol Basisschool De Zonnewijzer Diepenveen

Informatie voor ouders. Mindfulness voor kinderen met ADHD en mindful ouderschap

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

School ONDERSTEUNINGSPROFIEL

Handleiding Gezinsvragenlijst (GVL)

Oudertevredenheidsonderzoek 2013 Eindrapportage De Vrijheit

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Oudertevredenheidsonderzoek 2015 Eindrapportage De Ark

Onderwijskundig Rapport Deel D

Oudertevredenheidsonderzoek 2015 Eindrapportage De Hoeksteen

Vraag waarop het verschil in gemiddeld groter dan 0,2 is Er is toezicht op het schoolplein voor en na schooltijd 2,8 3,1

Schoolondersteuningsprofiel. 23 Dr. Theun De Vriesskoalle

Schoolondersteuningsprofiel

OVERZICHT VAN STUDIES GEDAAN NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN DE METHODE COMMUNITY SUPPORT

Rotterdam Lekker Fit! Gezinsaanpak draagt bij aan vermindering consumptie gezoete dranken door kinderen.

Groepsleraar praktijkonderwijs (docent LB)

Procedure Aanvraag TLV

het fundament christelijke basisschool genderen Protocol Leerlingenzorg Speciale Leergroep ~ huidige situatie ~

6 Psychische problemen

SAMENVATTING Klacht over o.a. onderwijskundige begeleiding en informatieverstrekking; PO

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Cor Emousschool. School Ondersteunings Profiel (SOP) SO Cor Emousschool Twickelstraat PW Den Haag tel

Regeling indicatiecriteria en aanmeldingsformulier leerlinggebonden financiering

Op weg naar Passend Onderwijs in Zuidwest Friesland

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Oudertevredenheidsonderzoek 2015 Eindrapportage De Westbroek

Factsheet Pilotonderzoek Gezin Centraal

Centraal in ons advies staat de kwaliteit van onderwijszorg voor kinderen met beperkingen.

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Gedrag en leren van kinderen met psychiatrische problemen en/of gedragsstoornissen. Jan Bijstra (RENN4) Henderien Steenbeek (RUG)

Oudertevredenheidsonderzoek 2015 Eindrapportage De Wilgeroos

Richtlijn Toelaatbaarheid tot het Voortgezet Speciaal Onderwijs

BEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE

Oudertevredenheidsonderzoek 2015 Eindrapportage De Sleutelbloem

Oudertevredenheidsonderzoek 2013 Eindrapportage De Lunetten

Schoolondersteuningsprofiel CBS de ster Harkstede

COOL Speciaal Cohortonderzoek onderwijsloopbanen in speciaal (basis)onderwijs in 2010/11. Kohnstamm Instituut/ITS September 2012

Het gemiddelde rapportcijfer dat de personeelsleden van onze kindcentrum bij de vorige peiling gaven is 8.0.

Het Eemsdeltacollege Onderwijskundig Rapport PO - VO

Schoolondersteuningsprofiel

Introductie Registratieformulieren SMW-MBO

Transcriptie:

Samenvatting Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs Deel III: de resultaten van de tweede effectmeting Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. Drs. H. Leloux-Opmeer

2

Inhoudsopgave 1. Introductie 5 2. Ontwikkeling van de leerlingen in het cluster 4 onderwijs. 6 2.1 Sociaal-emotionele ontwikkeling.. 6 2.2 Leervorderingen.. 7 3. Pedagogische begeleiding.. 7 3.1 Doelen, pedagogisch klimaat en aanvullende interventies... 7 3.2 Factoren die samenhangen met een gunstige ontwikkeling 7 4. Gezinnen van de leerlingen in het cluster 4 onderwijs 8 4.1 Betrokkenheid van de ouders. 8 4.2 Ontwikkeling van het gezinsfunctioneren. 8 5. Oudertevredenheid.. 9 6. Conclusies en enkele voorlopige aanbevelingen.... 9 3

4

Overzicht onderzoeksresultaten Cluster 4 onderwijs Universiteit Leiden in samenwerking met Stichting Horizon en Dienst Amber 1. INTRODUCTIE In Nederland is het speciaal onderwijs voor kinderen met ernstige beperkingen onderverdeeld in clusters. Cluster 4 biedt onderwijs aan kinderen met sociaal-emotionele problematiek. Sinds de invoering van de Leerlinggebonden financiering in 2003 (Besluit Leerlinggebonden financiering, 2006), waarmee de keuze tussen een speciale school of het rugzakje mogelijk werd gemaakt, is het aantal kinderen binnen het cluster 4 onderwijs explosief gestegen (De Greef & Van Rijswijk, 2006). Door de toenemende groei en de diversiteit aan problemen die binnen deze groep voorkomt, staan zowel de reguliere als de speciale scholen voor de opgave om de kinderen met sociaal-emotionele problematiek een passende en effectieve begeleiding te bieden zodat ook zij de beste ontwikkelingskansen binnen het onderwijs kunnen krijgen. Als instelling die hulpverlening biedt aan kinderen met uiteenlopende sociaal-emotionele problematiek, erkent Stichting Horizon het belang van een deskundige en doelmatige begeleiding van deze doelgroep. Daartoe heeft Horizon het mogelijk gemaakt hier onderzoek naar te doen. In dit verband is bij de Universiteit Leiden een bijzondere leerstoel Orthopedagogiek ingesteld van waaruit in samenwerking met Horizon wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd wordt naar de cluster 4 speciale onderwijsscholen en de ambulante begeleidingsdienst van Horizon. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn: het in kaart brengen van de problematiek en achtergronden van de kinderen in het cluster 4 onderwijs en de begeleiding die hen geboden wordt, evenals het bepalen van de effectiviteit van deze professionele hulp en ondersteuning. Daarbij wordt tevens gekeken naar verschillen die eventueel bestaan tussen kinderen op scholen voor speciaal onderwijs en kinderen die op reguliere scholen ondersteuning krijgen vanuit het speciaal onderwijs (rugzakleerlingen). Het betreft een longitudinaal onderzoek, wat inhoudt dat de kinderen gedurende een aantal jaar gevolgd zullen worden in hun ontwikkeling (follow-up). De resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek zullen bouwstenen kunnen geven voor praktische richtlijnen om de doelmatigheid en effectiviteit van de geboden hulpverlening aan kinderen met sociaal-emotionele problematiek te bevorderen. In 2008 is in dit kader de doelgroepenrapportage Op weg naar effectiviteitonderzoek in het cluster 4 onderwijs: een verkenning van de doelgroep en de werkwijze opgesteld (Stoutjesdijk & Scholte, 2008). Hierin wordt een uitgebreide inventarisatie gegeven van de specifieke kenmerken van de cluster 4 populatie en de begeleiding die geboden wordt. In 5

2009 is de rapportage Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs. Deel II: de resultaten van de eerste effectmeting verschenen waarin de eerste follow-up resultaten met betrekking tot de ontwikkeling van de kinderen in het cluster 4 onderwijs gepresenteerd werden. Nu, in 2011, is de afsluitende rapportage Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs. Deel III: de resultaten van de tweede effectmeting afgerond. Dit document betreft een samenvatting van deze onderzoeksresultaten, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontwikkelingen die de kinderen uit de onderzoeksgroep na twee jaar begeleiding vanuit het cluster 4 onderwijs, in de ogen van leerkrachten en ouders/verzorgers, hebben doorgemaakt op het gebied van de gedragsproblematiek en het sociaal-emotionele en cognitieve functioneren. 2. ONTWIKKELING VAN LEERLINGEN IN HET CLUSTER 4 ONDERWIJS Om te zien hoe de leerlingen zich op de lange termijn in sociaal-emotioneel opzicht ontwikkeld hebben, worden de gegevens uit de vragenlijsten die leerkrachten en ouders ten tijde van de nulmeting en de eerste follow-up meting hebben ingevuld, vergeleken met de gegevens van de tweede follow-up meting om te zien hoe de ontwikkeling van de leerlingen zich heeft voortgezet. Allereerst zal de sociaal-emotionele ontwikkeling volgens leerkrachten en ouders aan bod komen, waarna ingegaan wordt op de leervorderingen van de leerlingen over een periode van twee jaar. 2.1 Sociaal-emotionele ontwikkeling Wat betreft de gedragsproblematiek komt uit de resultaten naar voren dat leerkrachten in twee jaar tijd een algehele daling waarnemen wat betreft het internaliserend en externaliserend probleemgedrag en de totaalschaal van de TRF. Wel is gebleken dat deze positieve ontwikkeling zich vooral in de eerste periode heeft voorgedaan en tijdens de tweede periode is gestabiliseerd. Op het gebied van stoorniskenmerken wordt eenzelfde beeld gevonden. Volgens de leerkrachten laten de leerlingen over een periode van twee jaar minder kenmerken zien van autistisch gedrag, aandachtstekort en hyperactiviteit, angstproblematiek en sociaal probleemgedrag, wel wordt deze vermindering voornamelijk waargenomen op de korte termijn. Ouders zijn minder positief dan de leerkrachten. Zij rapporteren geen algehele daling in probleemgedrag wat betreft internaliserend en externaliserend gedrag en het totale probleemgedrag. Alleen op de korte termijn is door de ouders een daling in externaliserend gedrag waargenomen. Verder zien de ouders de kenmerken van sociaal probleemgedrag en aandachtstekort en hyperactiviteit over een periode van twee jaar afnemen, waarbij ook hier weer de grootste daling tijdens het eerste meetmoment heeft plaatsgevonden. 6

2.2 Leervorderingen Naast de ontwikkeling van gedragsproblematiek en de sociaal-emotionele ontwikkeling is de cognitieve ontwikkeling onderzocht. De resultaten tonen aan dat er sprake is van een absolute vooruitgang van de leerprestaties, maar ook dat deze vooruitgang niet voldoende was om de bestaande leerachterstanden tijdens de nulmeting en de eerste follow-up meting in te lopen. Wel wordt uit de resultaten duidelijk dat de leerachterstand niet significant verder is toegenomen tijdens de tweede follow-up periode wat betreft begrijpend lezen, spelling en rekenen. Een nadere blik op de ontwikkeling op didactisch gebied wijst verder uit dat het percentage leerlingen met een sterke leerachterstand is afgenomen voor deze drie vakken en dat voor spelling zelfs een toename van het percentage leerlingen op het normale niveau kan worden waargenomen. Deze resultaten illustreren dat het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen op didactisch gebied kennelijk geen eenvoudige taak is, maar dat er zich in ieder geval wel een stabilisatie heeft voorgedaan wat betreft het merendeel van de vakken. 3. PEDAGOGISCHE BEGELEIDING Voor een professionele begeleiding van leerlingen en eventueel de ouders is het belangrijk dat naar aanleiding van de hulpvragen van de kinderen en gezinnen doelstellingen geformuleerd worden. Hiervoor wordt vaak een handelingsplan opgesteld waarin staat wat de doelen zijn waaraan gewerkt moet worden en hoe deze doelen bereikt kunnen worden. Het handelingsplan wordt meestal in overleg met de ouders gemaakt en één of meerdere keren per jaar besproken. In dit hoofdstuk wordt bekeken of er gedurende een jaar tijd verschillen zijn in de doelen die gesteld worden en de aanpak die gebruikt wordt om deze doelen te behalen. 3.1 Doelen, pedagogisch klimaat en aanvullende interventies De meest gebruikte pedagogische doelstellingen tijdens het laatste gedeelte van de onderzoeksperiode zijn het verbeteren van sociaal gedrag, het verbeteren van het emotioneel functioneren, het verbeteren van de communicatieve competentie en het zelfstandig uitvoeren van (school)taken. Om deze doelstelling te bereiken wordt het vaakst gebruik gemaakt van het oefenen van sociale vaardigheden, het structureren van de leeromgeving en het positief benadrukken van gewenst gedrag. Sociale vaardigheidstraining, remedial teaching, psychodiagnostisch onderzoek en het toedienen van/ toezien op de inname van medicatie zijn de meest gebruikte aanvullende interventies gedurende het onderzoek. 3.2 Factoren die samenhangen met een gunstige ontwikkeling Daarnaast kwam uit de resultaten naar voren dat het verbeteren van het emotionele functioneren en het bieden van emotionele ondersteuning een redelijk sterke, positieve samenhang met het hoogste aantal probleemgedragingen vertoont, zowel van 7

externaliserende als internaliserende aard. Van een aantal doelstellingen en methoden, zoals het bevorderen van creatieve vaardigheden en het oefenen van sociale vaardigheden, zijn geen statistisch significante effecten gevonden met betrekking tot een gunstige ontwikkeling van de leerlingen. Uit de analyses kwam verder naar voren dat de leeftijd van de leerlingen ook een significante samenhang vertoont met de positieve ontwikkeling die zij doormaken, wat inhoudt dat deze ontwikkeling niet alleen aan de inzet van de betreffende pedagogische doelstellingen en methoden toegeschreven kan worden, maar dat ook het ouder worden een rol speelt. 4. GEZINNEN Omdat ouders een belangrijke rol spelen in de begeleiding van hun kinderen, worden er tijdens het onderzoek ook vragen gesteld over de betrokkenheid van de ouders bij de school en de gezinssituatie. In dit hoofdstuk zal hier nader op ingegaan worden. 4.1 Betrokkenheid ouders Naar aanleiding van de gegevens die verstrekt zijn door de scholen en ambulant begeleiders van de leerlingen in de totale onderzoeksgroep, kan een beeld gevormd worden van de betrokkenheid van de ouders bij de (begeleiding van) de school. Hieruit blijkt dat er regelmatig besprekingen van het handelingsplan plaatsvinden: 93 % van de ouders heeft twee keer per jaar of vaker een bespreking over het handelingsplan. Het aantal rapportbesprekingen is beduidend minder. Ongeveer 74 % van de scholen geeft aan dat dit niet gebeurt of in ieder geval niet apart gebeurt (vaak worden de rapporten met ouders doorgesproken tijdens de bespreking van het handelingsplan). Daarnaast wordt aangegeven dat ongeveer 49 % van de ouders contact heeft met de school om overige zaken te bespreken. Het gemiddeld aantal overige besprekingen ligt rond de twee keer per jaar. De aard van deze contacten bestaat voornamelijk uit het verstrekken en verwerven van informatie en het geven van inzicht en het verhelderen van de problematiek. 4.2 Ontwikkeling van het gezinsfunctioneren Met behulp van de Gezinsvragenlijst (GVL) kan bepaald worden hoe het staat met het gezinsfunctioneren van de gezinnen op de gebieden communicatie, partner relatie, sociaal netwerk, responsiviteit en organisatie. Uit de resultaten kwam naar voren dat, uitgaande van de totaalscore op de GVL, uiteindelijk bijna 40 % van het totale aantal gezinnen risicovol functioneert. Wel is over een periode van twee jaar een daling waarneembaar in het problematisch gezinsfunctioneren. Deze daling is alleen statistisch significant gebleken voor het onderdeel communicatie. 8

5. OUDERTEVREDENHEID Naast vragenlijsten over het functioneren van het gezin en de problematiek van de kinderen, werd ouders ook hun mening gevraagd over de hulpverlening of ambulante begeleiding die hun kinderen het afgelopen jaar van Horizon of Amber hebben gekregen al dan niet in samenwerking met de reguliere school. Uit de resultaten kwam naar voren dat ouders over het algemeen tevreden zijn met de begeleiding en als rapportcijfer gemiddeld een 8,1 gaven. Ouders laten weten vooral tevreden te zijn over het met respect behandeld worden, het terecht kunnen met vragen, het gevoel veel gehad te hebben aan de aangeboden hulp en het aanraden van Horizon of Amber aan andere ouders met kinderen met soortgelijke problematiek. Ouders scoren wat minder hoog op de vragen het grondig onderzoeken van het probleem van hun kind en het vragen naar mogelijke oplossingen voor het probleemgedrag volgens de ouders. Wel zijn ouders hierover nog voldoende tevreden. 6. CONCLUSIES EN ENKELE VOORLOPIGE AANBEVELINGEN De resultaten die uit het tweede follow-up onderzoek naar voren zijn gekomen geven inzicht in de problematiek en ontwikkeling van leerlingen in het cluster 4 onderwijs en bieden perspectief voor nader onderzoek. Naar aanleiding hiervan kunnen een aantal aanbevelingen worden gedaan. Allereerst is naar voren gekomen dat de leerlingen over een periode van twee jaar over het algemeen een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt op het gebied van het sociaalemotioneel functioneren. Deze gunstige ontwikkeling heeft zich voornamelijk al voorgedaan tijdens de eerste follow-up periode, waarna het gedrag zich in het daaropvolgende jaar heeft gestabiliseerd. Een mogelijke reden voor deze stabilisatie zou een zogenaamd bodemeffect kunnen zijn. De leerlingen die begeleid worden binnen deze specialistische onderwijssetting zijn immers bijna allemaal gediagnosticeerd met een emotionele- of ontwikkelingsstoornis. Een diagnose voor een dergelijke stoornis wordt alleen afgegeven wanneer de stoorniskenmerken gedurende een langere periode aanwezig zijn en in een bepaalde mate van ernst voorkomen. Dit impliceert dat de leerlingen voor een groot deel van hun kindertijd, en bij sommige stoornissen hun gehele leven, in meer of mindere mate last zullen hebben van de stoorniskenmerken en dat deze nooit geheel zullen verdwijnen. Vandaar dat begeleiding gericht op probleemgedrag dat voortkomt uit een dergelijke stoornis dit probleemgedrag niet helemaal weg kan nemen, maar wel tot een aanvaardbaar niveau kan terugbrengen. De resultaten van het onderzoek geven dan ook aan dat de leerlingen baat hebben bij de begeleiding die geboden wordt vanuit het cluster 4 onderwijs. Wel moet hierbij niet uit het oog worden verloren dat de gunstige ontwikkeling niet zonder meer alleen aan de begeleiding vanuit het cluster 4 onderwijs toegeschreven kan worden, aangezien binnen dit onderzoek niet gecontroleerd kon worden voor alle externe factoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van de leerlingen, zoals medicijngebruik en veranderende gezinsomstandigheden. Wat externe factoren betreft, is uit het onderzoek in ieder geval naar 9

voren gekomen dat de leeftijd van de leerlingen deels van invloed is op de effectiviteit van de begeleiding: oudere kinderen maken een grotere positieve ontwikkeling door dan jongere kinderen. Daarnaast is duidelijk geworden dat ouders iets minder positief zijn over de vooruitgang van hun kinderen op sociaal-emotioneel gebied dan de leerkrachten. Dit geeft aan dat situationele aspecten mede een belangrijke rol spelen. Om de ontwikkeling van de leerlingen op meerdere levensgebieden positief te stimuleren en daarmee de kans op verbetering van de sociaal-emotionele gedragsproblematiek te vergroten, is het belangrijk dat de ouders niet alleen betrokken worden bij de begeleiding van de leerlingen, maar dat ouders van leerlingen die dat behoeven extra ondersteuning en pedagogische instructies krijgen om de omgang met het kind thuis in optimale banen te leiden. Een ander punt van aandacht zijn de problemen die voorkomen met betrekking tot het gezinsfunctioneren. Bijna de helft van de gezinnen van de cluster 4 leerlingen heeft gedurende de gehele looptijd van het onderzoek een tamelijk problematisch beeld laten zien op het gebied van sociaal netwerk, partnerrelatie en ouder-kind communicatie. Wat betreft dit laatste aspect is weliswaar enige verbetering waargenomen gedurende het onderzoek, maar nog is de communicatie tussen ouder en kind in veel gezinnen problematisch. Aangezien de ouder-kind communicatie een van de belangrijkste voorspellers is voor probleemgedrag, zou ook vanuit de school wellicht meer aandacht voor dit aspect van het gezinsfunctioneren wenselijk zijn. Een intensivering van de contacten tussen school en jeugdzorg is hierbij noodzakelijk, ook gezien het grote percentage leerlingen binnen het cluster 4 onderwijs dat begeleid wordt vanuit de hulpverlening. Een belangrijk aspect van de ontwikkeling is daarnaast de cognitieve ontwikkeling. Binnen dit onderzoek wordt hieronder de leerontwikkeling op het gebied van het rekenen, taal en spelling verstaan. Uit de resultaten kwam naar voren dat de leerlingen, naast een absolute vooruitgang, op alle drie de meetmomenten een leerachterstand op alle vakken lieten zien. Tijdens de eerste follow-up meting was deze leerachterstand significant toegenomen, maar tijdens de tweede follow-up meting is deze achterstand voor de meeste vakken gestabiliseerd. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de leerlingen meer toe komen aan het leren, doordat het probleemgedrag dat zij laten zien is afgenomen en gestabiliseerd en zij daardoor beter kunnen voldoen aan leervoorwaarden als motivatie, concentratie en taakgerichtheid. Ook de verhoogde aandacht voor de leerachterstanden van de leerlingen vanuit de speciale scholen kan hier aan bijgedragen hebben. Naar aanleiding van de resultaten van de eerste follow-up meting is namelijk actief op zoek gegaan naar mogelijkheden om de leerachterstand te verkleinen, aangezien het belangrijk is dat de bagage van leerlingen vanuit het speciaal onderwijs aansluit bij de eisen die hieraan gesteld worden door het voortgezet onderwijs en de arbeidsmarkt. Welke veranderingen op dit gebied precies verantwoordelijk zijn gebleken voor de stabilisatie van de leerachterstanden, zou in toekomstig onderzoek nader bekeken moeten worden. 10

Om te bepalen of de leerlingen qua leerprestaties voldoende op niveau zijn, is in het huidige onderzoek uitgegaan van bestaande normen die hiervoor zijn opgesteld, namelijk dat de leerlingen in een jaar tijd voor elk vak 10 DL vooruit moeten gaan (1 DL staat gelijk aan één maand genoten onderwijs). Gezien de differentiatie in ernst van de problematiek, wordt voor een behoorlijk aantal leerlingen in de onderzoeksgroep daarentegen een aangepaste leerlijn gehanteerd, waarbij tot doel wordt gesteld dat deze leerlingen per schooljaar 50 % of 75 % van de aangeboden leerstof moeten beheersen. Dit maakt dat zij per definitie een leerachterstand oplopen wanneer uitgegaan wordt van de bestaande normen. Met dit in het achterhoofd kunnen de leerachterstanden die bij de leerlingen in dit onderzoek worden waargenomen iets genuanceerd worden, aangezien het mogelijk is dat zij wel voldoen aan de doelstelling van de voor hen aangepaste leerlijnen. Hieruit voortvloeiend volgt de aanbeveling om nader onderzoek te doen naar de vraag of de vooraf ingestelde leerlijn de mate van relatieve groei bepaald. Met andere woorden: is het mogelijk dat een aantal leerlingen meer vooruitgang hadden gemaakt als er op een hogere leerlijn was ingestoken? Aan de andere kant is onderzoek naar (mogelijkheden voor) een aangepast curriculum voor leerlingen met emotionele en gedragsproblematiek ook een belangrijk aspect. Hoewel bij het grootste deel van de leerlingen een IQ binnen de normale range is vastgesteld, blijkt namelijk uit de praktijk dat middelen en methoden die in het reguliere onderwijsprogramma worden gebruikt niet voldoende aansluiten bij de voorkomende problematiek en de beperkingen die daarmee samenhangen, waardoor volgens de bestaande normen een leerachterstand wordt opgelopen. Voor de complete rapportage Op weg naar effectiviteit in het cluster 4 onderwijs. Deel III: de resultaten van de tweede effectmeting kunt u terecht bij Stichting Horizon (www.horizonjeugdzorg.nl). Drs. Regina Stoutjesdijk (Universiteit Leiden, email: rstoutjesdijk@fsw.leidenuniv.nl) Prof. Dr. Evert Scholte (Universiteit Leiden) M.m.v. Drs. Harmke Leloux-Opmeer (Stichting Horizon) 11