e-handboek Duurzame energie voor corporaties



Vergelijkbare documenten
Energieprestaties grondgebonden woningen

Verduurzaming woningportefeuille: de woonbundel. 4 maart 2013

ENERGIEAKKOORD. Gevolgen, verplichtingen en kansen THOMAS KOKSHOORN

DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG

De Energie BV. 4 maart 2013

Stappenplan Zon op Huurwoning Amsterdam

Bijlage I Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven. 1 Inleiding

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Warmtewet vervolg. implementatie proces

De weg van de energietransitie d.d VEBOA - Alphen aan den Rijn Dhr. E.J. Reemst

Energiebesparing. Handleiding en stappenplan voor huurdersorganisaties

Kennissessie: CO 2 neutraal het echte verhaal

Helmonds Energieconvenant

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen.

Raymond Roeffel Directeur Trineco. Regelgeving, Organisatie en beheermodellen rondom Zonne

Meer huur voor minder huis. Gereguleerde huren in de commerciële sector

Wat is een nul-op-de-meter woning? Versie 1.2

Energie bv. Thema uitgewerkt voor de corporatiesector: >> Als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Van Energiebesparen naar CO2-neutraal

Businesscases zonne-energie: waar kan het, en wat levert het op?

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

BENG en NTA. Stand van zaken

Benchmark energetische kwaliteit sociale huursector 2011

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

Energieambities in strategisch voorraadbeleid

Productie van hernieuwbare energie in de woning/wijk

100% groene energie. uit eigen land

zoeken naar een bestuurlijke visie op de energietransitie

Energietransitie bij renovatie De nieuwe rol van energiebedrijven Ir D.G. Kalverkamp

Doelstelling en doelgroep

KLIMAATGARANT. Bewonershandleiding. Woningen met EnergiePrestatieVergoeding

Rendement duurzame energie verklaard

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt

De waarde van stadswarmte. Hoe komt de prijs tot stand?

Het kan minder! ing. P. Hameetman

Reactie van Eneco op vragen uit Regio Utrecht Dit document is het laatst bewerkt op

Technieken en financiering van de aardgasvrijoplossingen

Mogelijkheden voor energie coöperaties. Jeroen Leclercq

Verduurzaming Woningvoorraad. Agenda. Technisch Project Adviseur. Hans Wiessner, Lucht/water warmtepomp, ideaal voor renovatie en nieuwbouw

Warmteopwekking in de Muziekwijk. Duurzame warmte door houtsnippers 10 december 2014 M. Gehrels

Bestaande huizen van het aardgas af? Hans van Wolferen 18 april 2018 KIVI

Rendement duurzame energie verklaard

EPV FAQ versie BOUWERS

BuildDesk kennisdocument

Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning

Winst en comfort uit duurzaamheid. Bouw op onze kennis

Ook de zorg van het aardgas af? Frans Rooijers directeur CE Delft

Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op?

Toelichting. 1. Inleiding

Rotterdam. Stook je rijk Monitoring Energiebesparing Huursector

Bijlage bij uw huurovereenkomst (project EGW Arnhem Presikhaaf) versie tussenwoning

PLUS LEVEN. Wetgeving 2015; epc van 0,4 / Wij reeds energieneutraal in 2015 icm windenergie Wetgeving per : BENG

Bijlage nota gs: / Uitvoeringsregeling subsidie duurzaam renoveren Noord- Holland 2015

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas

Overijssel maakt werk van nieuwe energie!

Grootschalige PV, stimulansen voor, en vanuit het bedrijfsleven. Marc Kok, directeur Energie Service Noord West

FACTCHECKER OVER MORGEN

Begrippenlijst Naar groen is goed te doen

Hemelbestorming of aardverschuiving?

Energieprestatie in de toekomst Verdouw Beurs 2.0

AT OSBORNE. Practice what you preach: Hoofdkantoor AT Osborne 3 jaar later. 19 september Gerhard Jacobs Directeur Huisvesting & Vastgoed

100% Warmte, warm tapwater en koude. Comfortabel én milieuvriendelijk wonen. duurzame energie van eigen bodem

INNAX Gebouw & Omgeving

Dirk Vanhoudt. Onderzoeker. VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek)

ENERGIECONCEPTEN. Advies op maat. vandorp.eu

Overijssel maakt werk van nieuwe energie!

u kunt er niet omheen

Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager

SUGGESTIES VOOR INHOUD PRESTATIE-AFSPRAKEN. TUSSEN GEMEENTE en WONINGCORPORATIES en HUURDERS

Integrale energiestrategie UU. Fréderique Houben, Universiteit Utrecht

Randvoorwaarden van de warmtewet voor warmteleveranciers

Themablad Energie B.V.

100% Warmte, warm tapwater en koude. Comfortabel én milieuvriendelijk wonen. duurzame energie van eigen bodem

EEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING VOOR IEDEREEN

Groen? Het is te doen! Audit.Tax.Consulting.Financial Advisory.

Topprestaties in energiezuinige bouw

Verkoopbaarheid en verhuurbaarheid van vastgoed verhogen door Duurzame Energieopwekking

Martin Horstink & Albert Rodenboog. De woningbouw verduurzamen met warmtepompen

De Warmtewet, gaan we nu echt voor besparing en verduurzaming of hebben we een bureaucratisch monster?

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Brochure Zo gaat u voor nul! uitstoot 100% Uw nieuwe woning is EPC = 0. duurzame energie van eigen bodem

Nieuwe woningwaarderingsstelsel. (puntenstelsel) en het energielabel

Energielasten als een van de uitgangspunten bij nieuwbouw en renovatie

Energietransitie Utrecht: gebiedsgericht naar een aardgasvrije stad. Hier komt tekst Joop Oude Lohuis. Utrecht.nl

Raadsvoorsteltot het vaststellen van de kaders Duurzame-energiebedrijf

Gebruik en Beheer van WKO Systemen

De energieprestatievergoeding

Lijst Lammers. Papendrecht 21 januari 2013

Energieverspilling is zinloos

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Is Nederland duurzaam kabinetsbeleid?

Energietransitie. Bouw op onze kennis

MJA Workshop Wet & Regelgeving. Duurzaamheid, gebouwen en energiebesparing

Lijst Lammers. KORTE SAMENVATTING Papendrecht, 22januari Persbericht. Wordt Papendrecht de derde stadin Nederland met een zonatlas?

Samenwerken met agrariërs geeft kansen voor groene energie. Ton van Korven Projectleider Bio-economie

DUURZAAM WAGENINGEN PRESENTATIE LUCHT-WATER WARMTEPOMPEN. Arie Kalkman

Achtergrond Warmtewet

Frisse Lucht GREEN PACKAGE. Energie uit de lucht - 100% duurzaam

Transcriptie:

e-handboek Duurzame energie voor corporaties Auteurs: Simone Bosma (PwC) hoofdstuk 5 Miriam van Ee (Eversheds) hoofdstuk 6 Inge Frins-Suntjens (Deloitte Belastingadviseurs) hoofdstuk 5 Albert Koedam (Albert Koedam Consultancy) hoofdstukken 1 en 8 Hella Maessen (Atriensis) hoofdstuk 3 Dyon Noy (Atriensis) hoofdstukken 2, 4 en 9 Dorine Putman-Devilee (ASN Bank) hoofdstuk 8 Eindredactie: Albert Koedam Uitgave 1 September 2013 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze rapportage mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm en op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de auteurs. De auteurs zijn alleen verantwoordelijk voor de door henzelf geschreven hoofdstukken. Het betreft algemene informatie waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Het is de bedoeling het handboek jaarlijks te actualiseren. 1

Voorwoord Duurzame energie is toe aan een volgende fase. In de afgelopen jaren zijn op veel plaatsen initiatieven genomen, niet in de laatste plaats door corporaties, om projecten duurzaam te maken. Duurzame energie heeft daarbij een belangrijke rol, want zeker in de bestaande voorraad zijn de mogelijkheden voor isolatie onvoldoende om verregaand energiezuinige woningen te realiseren. Corporaties hebben ervaring opgedaan met het ontwerp, de ontwikkeling, de inrichting, het exploiteren en beheren van dergelijke installaties. Nu is het tijd om de ervaringen van de koplopers te bundelen en de corporaties die zich op dit pad willen begeven inzicht te geven in alle aspecten en de risico s die om de hoek komen kijken. Investeringen door corporaties staan onder druk. Risicomanagement staat hoog op de agenda. Daarnaast blijven de ambities op het gebied van energiebesparing en verduurzaming overeind. Projecten moeten nog beter dan vroeger worden beoordeeld op hun toegevoegde waarde. Prestaties moeten worden gemonitord en worden geleverd, zowel ten aanzien van de kwaliteit die de bewoners verwachten als op de financiële haalbaarheid. De rol van bewoners is van groot belang omdat duurzame energie vaak een verandering van gedrag betekent en het falen of slagen sterk beïnvloedt. Duurzame energie leeft volop bij corporaties, maar moet geen verlieslatende hobby van koplopers zijn. Duurzame energie moet volwassen worden. Het initiatief is genomen door een aantal partijen om deze kennis op een rij te zetten en corporaties een handboek of beter nog een hulpmiddel te bieden om het pad van duurzame energie op te gaan. 2

Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Systeemkeuze 15 3 Zelf doen of uitbesteden? 24 4 Exploitatie 33 5 Fiscale inrichting 45 6 Juridische aspecten 51 7 Financiering 62 8 Bewoners 71 9 Illustraties 75 3

1 Inleiding Albert Koedam, directeur Albert Koedam Consultancy a.koedam@ak-consultancy.nl 06-53444503 Auteur: Albert Koedam van Albert Koedam Consultancy 1.1 Vastgoed, milieu en woonlasten Energiekosten maken een substantieel deel van onze woonlasten uit. De afgelopen 15 jaar zijn de energietarieven ongeveer verdubbeld. De stijging van de gemiddelde huur in diezelfde periode is aanzienlijk lager, niet veel boven de inflatie. De verwachting dat de energieprijzen de komende jaren nog jaarlijks met gemiddeld 6% zullen stijgen, maakt dat energie een steeds grotere aanslag is op het besteedbare inkomen. Ook particuliere woningeigenaren ondervinden dit nadeel, maar het is toch vooral de sociale huursector waar de betaalbaarheid van het wonen zwaar onder druk wordt gezet. Voorspellingen dat de energiekosten de huurkosten op termijn evenaren, maken huurders, maar ook verhuurders onrustig. De ontwikkelingen rond energieprijzen en overheidsbeleid hebben woningcorporaties bewust gemaakt en ertoe aangezet om bij hun voorraad- of 4

vastgoedbeleid energie onderdeel te maken van hun afwegingkader. Het voorzien van woningen en gebouwen van een energielabel is bij de professionele vastgoedbezitters op grote schaal verricht. In de utiliteitsbouw hebben de milieu- en energieprestatie inmiddels ook invloed op de waarde van het vastgoed. Onderzoek toonde aan 1 dat goede energielabels invloed hebben op de waarde van het huis en dat deze woningen eerder verkocht worden. Dit effect zal alleen maar toenemen, hoewel de huidige woningmarkt momenteel helemaal in het slop zit. De druk om energie te besparen betekent allereerst isoleren. Het is echter volstrekt duidelijk dat hiermee niet voldoende resultaat bereikt kan worden om doelstellingen te halen, noch om woonlastenstijging te beteugelen. Gebouweigenaren kunnen niet om de toepassing van duurzame energie heen. In België heeft men voor nieuwbouw al de eis om een percentage duurzaam op te wekken. In Nederland is men zover nog niet, maar is dit een kwestie van tijd. Duurzame opwekking is ook interessant, omdat het een verschuiving betekent van energiekosten naar kapitaallasten. Duurzaam betekent gebruik van gratis bronnen: bodem, zon en water. De installaties zijn weliswaar duurder, maar exploitatiekosten hiervan stijgen naar verwachting de komende jaren veel minder dan de energietarieven. 1.2 Wettelijk kader Corporaties leveren op een enkele uitzondering na geen elektriciteit of gas. De levering van warmte komt wel vaak voor, met name bij blokverwarming in gestapelde complexen. Het leveren van duurzame energie lijkt in eerste instantie niet veel te verschillen van de gebruikelijke levering van warmte bij traditionele gasgestookte blokverwarming. Toch zijn er wel degelijk verschillen. Historisch gezien wordt de levering van warmte geregeld via de Huurprijzenwet en het Besluit servicekosten. Maar het huidige wettelijk kader is aan het veranderen. In hoofdstuk 6 komen de juridische aspecten uitgebreid aan bod. De belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het wettelijke kader komen in dit eerste hoofdstuk al aan de orde: a) Woningwet b) Servicekosten c) DAEB en niet-daeb d) Warmtewet e) Energielabels en woningwaarderingstelsel (WWS) 1 Bron: Brounen & Kok, Het energielabel op de koopwoningenmarkt, 2011 5

a) Woningwet De herziening van de Woningwet legt restricties op aan corporaties, meer dan in het verleden (zie ook 6.1). Naast het onderscheid bij financiering, zie hierna bij c DAEB en niet DAEB, stelt de herziening waarschijnlijk ook eisen aan de oprichting en inrichting van dochterondernemingen. Zoals het er nu uitziet, moeten commerciële activiteiten in dochterondernemingen bij voorkeur juridisch gescheiden zijn van de toegelaten instelling. Die energie-onderneming (BV) staat daarmee op grotere afstand dan tot op heden vaak het geval is. Dat kan een risico zijn voor de aansturing. De corporatie mag maar beperkt garant staan voor de risico's in de afgezonderde energie-onderneming. b) Servicekosten Als duurzame energie geleverd wordt vanuit de toegelaten instelling (TI), dan valt de tarifering onder de regulering van het Besluit servicekosten. Nog wel tenminste, want met de komst van de Warmtewet verandert dat met ingang van 1 januari 2014. De regeling van de servicekosten komt erop neer dat er niet meer in rekening gebracht mag worden dan de werkelijke kosten plus een opslag voor administratieve verwerking. Het toezicht hierop geschiedt door de huurcommissies. In de loop van de jaren is hier de nodige jurisprudentie over ontstaan. Als levering van energie door de TI in de servicekosten wordt doorberekend, zijn de investeringskosten gebruikelijk opgenomen in de huur. In dat geval zullen ook de onderhoudskosten uit de huuropbrengsten moeten worden betaald, net als het overige normale onderhoud. Als levering echter via een energie-onderneming van de corporatie of derden plaatsvindt, kan de investering in de kosten van energielevering worden doorberekend. De corporatie moet dus kiezen tussen investeren in de TI en vergoedingen via de kale huur innen of investeren via een eigen energie-onderneming en inkomsten genereren via de energielevering. Met de invoering van de Warmtewet wordt de puntentelling voor verwarmde ruimten beperkt. Hiermee wordt voorkomen dat een huurder dubbel betaalt en wordt er vanuit gegaan dat de kosten van investering en onderhoud in de warmtekosten zijn opgenomen. 6

c) DAEB en niet-daeb Het leveren van duurzame energie valt volgens (de herziening van) de Woningwet onder de commerciële activiteiten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de investering en de dienst. Als de installatie uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van sociale huurwoningen -DAEB ofwel de huurwoningen die aan de primaire doelgroep worden verhuurd- dan kan de financiering van de installaties nog wel met borging van het WSW plaatsvinden. Als de installatie voor zowel DAEB als niet-daeb vastgoed zoals vrije sector woningen of winkels wordt gebruikt, dan moet de financiering hiervoor worden gesplitst. Dit betekent dus extra administratieve rompslomp en een financieringsnadeel ten opzichte van de praktijk uit het verleden. d) Warmtewet De Warmtewet is met ingang van 1 januari 2014 van kracht. Deze wet stelt een maximum aan de prijs voor de warmte: een tarief per gigajoule en vastrecht per verbruiker. Het principe achter de wet is dat een verbruiker niet meer voor zijn energie betaalt bij levering van warmte dan het geval zou zijn bij een 'normale' gasgestookte individuele HR-ketel. Dit niet meer dan anders principe (NMDA) lijkt mooi, maar kan bij levering van duurzame warmte verkeerd uitpakken. De gedachte achter veel toepassingen voor duurzame energie, namelijk naast de klimaatdoelstelling de jaarlijks stijgende energiekosten vervangen door stabiele vaste kapitaallasten, is hier niet in beschouwing genomen. Dit kan dus betekenen dat er bij aanvang van een nieuwe installatie verlies wordt geleden, omdat dan door de beperking van het maximumtarief nog niet de werkelijke kosten in rekening gebracht kunnen worden. Door de stijging van de energieprijzen wordt dat later wel mogelijk, maar betekent dus een nadeel. Naast de eisen aan de tarifering stelt de Warmtewet ook allerlei eisen aan administratie en kan een vergunning nodig zijn. Dit heeft overigens ook gevolgen 7

voor warmtenetten bij reguliere gasgestookte blokverwarming. De mogelijke complicaties hierdoor blijven buiten het kader van dit handboek. De eerste berekeningen van corporaties laten zien dat de in rekening te brengen bedragen voor geleverde gigajoules niet erg verschillen van het verwachte maximumtarief. De problemen lijken meer te komen van de vastrechtbijdrage in relatie tot de overige exploitatiekosten. e) Energielabels en woningwaarderingstelsel (WWS) Duurzame energie wordt nu nog beperkt gewaardeerd in het energielabel. Onder meer door beroep op gelijkwaardigheid kunnen gebouwgebonden maatregelen worden meegenomen. Met de komende aansluiting van de labels voor de bestaande bouw aan de norm voor nieuwbouw (NEN 7120 2 ) komen ook gebiedsgerichte maatregelen in beeld. Een windturbine voor een complex levert dan ook een beter energielabel op. Dit betekent dat er een stimulans komt voor de verhuurder om gebiedsgerichte energiemaatregelen te treffen. Het energielabel is sinds 1 juli 2011 gekoppeld aan het woningwaarderingstelsel (WWS). De huur van sociale huurwoningen mag maximaal gelijk zijn aan de huurprijs op basis van de puntenberekening volgens dat WWS. Een woning kan dus door toepassing van duurzame energie, bij voorbeeld zonnepanelen, een beter energielabel krijgen. Hierbij kan de situatie ontstaan dat als levering via een energie-onderneming gebeurt, de woning ook door de vertaling van de betere energieprestatie via het energielabel naar een hogere waardering volgens het WWS een hogere huur krijgt. Hierdoor kan dubbeltelling ontstaan. Dit is met name relevant voor de maximale huur bij een mutatie van de huurder. Huurverhoging bij de zittende huurder is gebonden aan wettelijke beperkingen, zodat dit daar niet snel tot problemen zal leiden. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is opgenomen dat het kabinet de woningwaardering wil versimpelen en koppelen aan de WOZ-waarde. In de brief van minister Blok van 13 september 2013 over de aanpassing van het WWS, is de koppeling met het energielabel in stand gebleven naast de invoering van de WOZ als maatstaf, juist om de prikkel voor energiebesparing in stand te houden. Van administratieve lastenverlichting lijkt echter geen sprake. De volgende hoofdstukken gaan verder in op andere aspecten die voor duurzame energie relevant zijn, zoals btw en het juridisch eigendom van de voorzieningen. 2 NEN 7120:2011 nl, Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode 8

1.3 Relevante afspraken en convenanten Mondiaal, maar vooral Europees, zijn er concrete plannen om energie te besparen. De Europese doelstelling 3 20-20-20 in 2020 betekent een reductie van uitstoot van CO 2 met 20%, een toename van de energie-efficiëntie met 20% en een aandeel van 20% duurzaam in de energievoorziening. De Europese doelstellingen zijn niet alleen ingegeven door zorg om de klimaatverandering, maar ook door zorg om de afhankelijkheid van fossiele energie, die vooral zijn herkomst vindt in naar onze maatstaven politiek minder stabiele regio's. Omdat de gebouwde omgeving 38% van de totale energiebehoefte vraagt, is het logisch dat de focus van het beleid zwaar op deze sector gericht is. De eis dat in 2020 nieuwbouw bijna energieneutraal is, heeft in gang gezet dat woning- en gebouweigenaren in toenemende mate energieleverende gebouwen willen realiseren. Nederland heeft die oorspronkelijke doelstelling van 20% duurzaam enkele jaren geleden afgezwakt naar 14%. Het kabinet Rutte II heeft deze doelstelling weer opgekrikt naar 16%. Het is overigens nog niet duidelijk hoe de regering dit verwacht te realiseren. Het Energieakkoord voor duurzame groei van september 2013 legt de intenties vast. Dit spreekt weer over14% duurzame energie in 2020 en 16% duurzame energie in 2023. In de praktijk wordt echter het vliegwiel steeds meer overgenomen door consumenten en bedrijven. Zo zijn er inmiddels al honderden initiatieven voor lokale energiebedrijven. Dat betekent dat vrijwel elke gemeente in Nederland een dergelijk initiatief kent. Door de prijsdaling van zonnepanelen zijn deze erg populair geworden bij consumenten. Zeker als voor eigen gebruik geproduceerd kan worden tegen de kleinverbruikerstarieven bij een jaarlijks verbruik tot tot 5.000 kwh met een hoge 3 RICHTLIJN 2012/27/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 oktober 2012 9

energiebelasting, is de terugverdientijd aanzienlijk korter dan de levensduur van de installatie en ontstaat een beter rendement dan op spaarrekeningen. Voor de sociale huursector zijn convenanten afgesloten met doelstellingen voor energiebesparing. In het eerste convenant uit 2008 dat Aedes, Woonbond en het Rijk afsloten stonden nog geen expliciete doelstellingen voor duurzame energie. De focus lag op besparing en op draagvlak bij huurders. Hiervoor is de Woonlastenwaarborg bedacht, waardoor de huurder zich verzekerd weet dat zijn huurstijging door de lagere energierekening werd gecompenseerd. In 2012 is het convenant herijkt en uitgebreid met de particuliere huurwoningen 4 : het Convenant Energiebesparing Huursector. Hoewel het vernieuwde convenant geen expliciete resultaten vermeldt, zijn wel de intenties voor het stimuleren van duurzame energie toegevoegd. Zowel door plannen van verhuurders als van huurders. In 2013 is hard gewerkt aan het onder leiding van de SER opgestelde Energieakkoord voor duurzame groei, dat als het ware de bestaande deals moet overkoepelen. Op 6 september 2013 is dit akkoord gepresenteerd. In hoeverre dit akkoord werkelijk een versnelling geeft aan energiebesparing en duurzame energie is nog niet duidelijk. Het is wel duidelijk dat continu overal initiatieven worden genomen om de verduurzaming van de energievoorziening een boost te geven: van provinciale stimuleringsfondsen tot de Energiesprong met de energienotaloze woning. 1.4 Actuele situatie In Nederland werd anno 2012 ongeveer 4% van de energie duurzaam opgewekt. Voor de doelstelling van 16% in 2023 moet er nog heel veel gebeuren. De huidige verdeling van duurzame energie: Figuur 1.1 Aandeel hernieuwbare energie als percentage van het eindverbruik 4 Convenant Energiebesparing Huursector, 28 juni 2012, ondertekend door Aedes, Woonbond, Vastgoed Belang en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 10

Het grootste deel van groene en duurzaam opgewekte stroom is afkomstig van biomassa, namelijk 60%. Deze elektriciteit wordt vooral opgewekt door het mee verbranden van biomassa bij afvalverbranding en in elektriciteitscentrales. Een deel van die biomassa is overigens afkomstig uit het buitenland. De resterende 40% van de groene en duurzaam opgewekte stroom is afkomstig van vooral wind op het land. Van de opgewekte windenergie wordt 80% geproduceerd door windmolens, die vooral in Zeeland, Noord-Holland, Friesland, Groningen en Flevoland staan. De productie van groene stroom in Nederland blijft achter bij de vraag. De productie van duurzame warmte is vooral gebaseerd op biomassa, vergelijkbaar met de groene stroom. Deze warmte komt vooral beschikbaar als stadsverwarming. Verder is een opmerkelijk groot deel afkomstig van houtkachels bij huishoudens. Opvallende stijgers zijn warmte afkomstig uit de bodem en uit buitenlucht. Beiden nemen sterk toe sinds het begin van deze eeuw. 1.5 Toekomst Voorlopig is het nog een erg hoge ambitie in de complete energievoorziening op duurzame wijze te voorzien. De vraag is ook of dat echt nodig is. De energievoorraden zijn nog niet op. Veel aandacht is er de laatste tijd voor schaliegas, waar grote voorraden van zijn. Deze energiebron staat echter in ieder geval in Europa in een kwaad daglicht vanwege de effecten van de winning op het milieu. De weerstand hiertegen is erg groot bij de lokale bewoners. De aandacht voor het zelfvoorzienend zijn neemt toe. Het is echter de vraag of dat voor veel huishoudens een reële ambitie is. Los van de kosten vraagt het vooral veel ruimte. De wereldwijd toenemende trek naar de steden stelt ons wat dat betreft voor extra problemen. De nadruk zal dus blijven liggen op de Trias Energetica: dring allereerst de energievraag terug, voorzie vervolgens bij voorkeur in die resterende energievraag met duurzame energie en benut last but not least fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk voor de resterende energievraag. Voor de gebouwde omgeving is een vijftal duurzame energiebronnen van belang: In afnemende volgorde van betekenis op dit moment: a) Bodemwarmte b) Zonne-energie c) Lucht d) Kleinschalige toepassing windturbines e) Water 11

a) Bodemwarmte Er bestaat al een groot aantal systemen gebaseerd op warmte- koudeopslag, verdeeld over het hele land met een concentratie rond de steden Rotterdam en Den Haag. De systemen zijn populair omdat ze niet alleen verwarming maar ook koeling mogelijk maken. De behoefte aan koeling in woningen neemt toe, ook omdat door toenemende isolatie en afwezigheid overdag van bewoners adequate koeling door ventilatie steeds lastiger wordt. De belangstelling is zo toegenomen dat in 2013 regelgeving van kracht is geworden om onderlinge beïnvloeding van de verschillende bodemsystemen te voorkomen. Naast de ondiepe toepassing wordt ook warmte uit de diepe ondergrond steeds aantrekkelijker. Deze geothermische energie is op veel plaatsen in Nederland beschikbaar. De ontwikkeling wordt zichtbaar doordat tot 2012 slechts vier vergunningen zijn verleend, maar inmiddels al wel 104 opsporingsvergunningen. b) Zonne-energie De toepassing van zonnepanelen voor opwekking van stroom neemt een grote vlucht. De prijzen van de panelen zijn enorm gedaald en zullen naar verwachting de komende tijd alleen maar verder dalen. Bovendien wordt het rendement van de panelen steeds beter door toepassing van amorfe technieken en kunnen de zonnecellen nu ook flexibel worden toegepast. Hierdoor stijgen de toepassingsmogelijkheden. Bijkomend voordeel van zonnepanelen is dat het onafhankelijk van de gebruiker kan functioneren en dus presteren. Het levert direct zichtbaar resultaat op. In Nederland is de toepassing, na de positieve start in de jaren tachtig van de vorige eeuw, van zonthermische systemen, achtergebleven. Het handelde met name om zonneboilers voor opwarming van warm tapwater. In het buitenland is de toepassing van zonneboilers wel grootschalig door aan het breken. c) Lucht Toepassingen staan nu nog in de kinderschoenen. Toch is verdere toepassing van lucht-water warmtepompen voor gebouwen en woningen steeds aantrekkelijker. Terugwinning uit omgevingslucht, maar ook uit afgevoerde ventilatielucht. De systemen functioneren vooral goed in het voor- en najaar. Bij lage buitentemperaturen kan nog maar weinig warmte aan de lucht onttrokken worden. 12

d) Kleinschalige toepassing windturbines Er zijn al experimenten geweest met kleinschalige windturbines. Ook hier doet technologische innovatie de mogelijkheden toenemen en de kosten afnemen. e) Water Hoewel nog beperkt ontwikkeld, komen er steeds meer toepassingen om warmte terug te winnen uit oppervlakte- of afvalwater. 1.6 Allianties Traditioneel was energievoorziening iets voor energiebedrijven. Deze rol zijn de bedrijven in toenemende mate aan het verliezen. Een tweetal oorzaken: Er is in de energiemarkt een behoorlijke shake-out opgetreden, waarbij vooral de kleinere regionale nutsbedrijven zijn gefuseerd ofwel overgenomen door grotere bedrijven. Na de privatisering in de markt, nog versterkt doordat deze bedrijven met uitzondering van Eneco en Delta zijn verkocht aan buitenlandse partijen, is de nutsfunctie onder druk gekomen en lijkt het belang van de aandeelhouder preferent. De focus is daarmee steeds meer komen te liggen op grootschalige installaties, bij voorbeeld stadsverwarming en wind op zee Mede als reactie op die schaalvergroting hebben vaak nieuwe partijen het initiatief genomen. Voorbeelden zijn allerlei lokale initiatieven om te komen tot plaatselijke energiebedrijven. Belangrijk signaal hierbij is de grote betrokkenheid van de burgers. Ook corporaties hebbend op vrij grote schaal in de afgelopen jaren eigen energie-ondernemingen opgericht 13

Samenwerking is een belangrijke, zo niet dé belangrijkste voorwaarde voor succes. Kleinschaligheid heeft zijn voordelen, maar evenzeer nadelen: Mogelijk tekort aan deskundigheid Problemen met financiering. Los van de knelpunten voor corporaties met het borgen van leningen van hun eigen energie-onderneming, is soms ook de schaal te klein om commercieel interessant te zijn voor banken Aansprakelijkheid. De toenemende wetgeving, bijvoorbeeld de Warmtewet, maakt het moeilijker om als kleine partij de risico s alleen te dragen. Wie garandeert de levering en wat is de aansprakelijkheid bij claims voor schade na uitval Het ligt dus voor de hand dat in de praktijk en door deze praktijk, nieuwe allianties gaan ontstaan. Tussen corporaties onderling, corporaties met banken, aannemers met installateurs, bewoners en installateurs/aannemers, maar ook van bewoners onderling in de vorm van coöperatieve verenigingen. In Duitsland is deze ontwikkeling al een stuk verder. Zo zijn hier lokale energiebedrijven met boeren succesvol actief bij benutting van biomassa. 14

2 Systeemkeuze Ir. Dyon Noy, directeur Atriensis d.noy@atriensis.nl 040 2367859 Auteur: Dyon Noy van Atriensis Bij exploitatie van duurzame energie door woningcorporaties is het bereiken van energieneutraliteit het ultieme doel. In dit hoofdstuk komt eerst het stappenplan om te komen tot verduurzaming van de energievraag aan bod (2.1). Vervolgens volgt de beschrijving van de definitie van energieneutraliteit (2.2). Om tot systeemkeuze te komen speelt de vraag naar de vereiste capaciteit. Hoeveel energie moet er duurzaam opgewekt worden (2.3)? Erg bepalend is vervolgens het vraagstuk van de energiedrager. Welk medium ligt het meest voor de hand om de duurzaam opgewekte energie naar de gebruiker te transporteren (2.4)? Ten slotte een beschrijving van de in de sociale woningbouw meest gangbare installaties voor opwekking van duurzame energie (2.5). 2.1 Stappenplan Een belangrijke randvoorwaarde voor verantwoorde financiële exploitatie van installaties voor duurzame energie is schaalgrootte. Enerzijds schuilt dit in de organisatie. Zelf doen of uitbesteden middels samenwerking met anderen met gelijksoortige opgaven? Lees hierover meer in hoofdstuk 3. Anderzijds in het streven naar standaardisatie. Daarnaast gaat het om de schaal van het gebied dat van duurzame energie voorzien moet worden. Zet vanwege het belang van schaalgrootte alles op alles om, ook in de tijd, zoveel mogelijk aansluitingen te realiseren. Een gebiedsgericht denkkader is wenselijk. Breng daarom voor samenhangende gebieden in kaart: a) De ontwikkeling van de indicatieve energievraag in de tijd (2010, 2020, 2030, 2040 en 2050) van het eigen woningbezit in het gebied. Het gaat om ruimteverwarming, warm tapwater, vraag naar koeling en elektra 15

b) De energievraag van derden in de nabijheid van het eigen bezit, eveneens in de tijd bezien. Ook hier handelt het om ruimteverwarming, warm tapwater, vraag naar koeling en elektra c) Het aanbod van mogelijke duurzame energie binnen het eigen bezit. Denk aan platte en hellende daken voor zonnepanelen, oppervlakte- en bodemwater voor warmtepompen, aardwarmte of opstelplaatsen voor windturbines d) Het aanbod van mogelijke duurzame energie van derden in het gebied. Bijvoorbeeld bestaande of in voorbereiding zijnde installaties voor duurzame energie, duurzame stadsverwarming of afvalwarmte Dit gebiedsgerichte denkkader betekent een analyse van de energievraag van het eigen woningbezit (a) vermeerderd met de energievraag van derden (b) in het gebied. Zet deze energievraag op gebiedsniveau af tegen het mogelijke aanbod van duurzame energie vanuit het eigen bezit (c) vermeerderd met het eventuele aanbod van derden (d) in het gebied. Ook de factor tijd speelt bij dit gebiedsgerichte denkkader een rol. Resultaten moeten voor dat gebied zijn: Inzicht hoe de energievraag van het eigen woningbezit optimaal middels duurzame energie in de tijd in te vullen is Helderheid welk vastgoed of welke bedrijfsprocessen in de nabijheid van het eigen woningbezit tot een beter resultaat leiden door matching over en weer van energiebehoefte versus aanbod van duurzame energie Kader om alle beslissingen van de corporatie bij bouw en exploitatie af te stemmen op de toekomstvisie op energieneutrale woningvoorraad 16

2.2 Energieneutraliteit De corporatiesector beschikt over doelstellingen op de middellange termijn voor energiezuinigheid van het woningbezit. Zo stelt het Convenant Energiebesparing Huursector van juni 2012 5 het gemiddelde energielabel B ofwel energie-index 1,25 in het jaar 2020 als doel. Bij nieuwbouw daalt de eis voor de EPC naar 0 in datzelfde jaar. Maar daarmee is er nog geen sprake van energieneutraliteit. Het streven van veel woningcorporaties is wel degelijk gericht op het bereiken van energieneutraliteit voor het totale woningbezit op de langere termijn. Een enkele corporatie denkt dit doel al in 2030 te bereiken. Maar meer haalbaar lijkt het jaar 2050. De EU stelt ook dat in het jaar 2050 de uitstoot van broeikasgassen door de gebouwde omgeving met 80% tot 95% verminderd moet zijn ten opzichte van 1990. 6 Er circuleren veel definities van het begrip energieneutraliteit. Enerzijds handelt het over welke energievraag gaat het (1) en anderzijds over waar de grenzen van het gebied of systeem liggen (2). Voor die vastgestelde energievraag wordt binnen de systeemgrenzen op jaarbasis evenveel duurzame energie opgewekt. Als er al energie uit het openbare net betrokken wordt, dan wordt evenveel binnen de syteemgrenzen opgewekte duurzame energie teruggeleverd aan dat openbare net. (1) Energievraag Agentschap NL 7 heeft een heldere definitie op schrift gesteld. Energieneutraliteit heeft betrekking op zowel het gebouwgebonden als het gebruikersgebonden energieverbruik: a) Ruimteverwarming b) Warm tapwater c) Gebruikersgebonden energiegebruik: huishoudelijk elektraverbruik en koken d) Installaties voor ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie e) Energieverbruik van collectieve voorzieningen zoals hydrofoor, liften en galerijverlichting f) Koeling g) Bouwen, beheren en slopen (teruggerekend naar jaarverbruik) 5 Convenant Energiebesparing Huursector, 28 juni 2012, ondertekend door Aedes, Woonbond, Vastgoed Belang en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 6 Richtlijn 2012/27/EU van 25 oktober 2012, overweging 17 7 Energieneutraal Bouwen, hoe werkt dat, 4 oktober 2010, Agentschap NL 17

In het vervolg ligt de nadruk op de onderdelen a), b), c) en d). Met name bij eengezinswoningen speelt e) Energieverbruik van collectieve voorzieningen niet. Energievraag voor f) Koeling speelt momenteel nog niet in de bestaande voorraad. Voor g) Bouwen, beheren en slopen ontbreken eenduidige gegevens. De energievraag voor koken is overigens naar verhouding gering. Soms koken bewoners elektrisch en soms op gas. Veel onderzoeken en rapportages geven geen helderheid of het energieverbruik voor koken wel of niet inbegrepen is. In het vervolg wordt dit niet meer separaat benoemd, maar beschouwd als onderdeel van de totale energievraag voor de onderdelen a), b) en c). (2) Systeem, waarbinnen energieneutraliteit gerealiseerd wordt Corporaties dienen systeemgrenzen te definiëren als zij energieneutraliteit nastreven. Is het systeem de woning, het complex, een gebied of het totale corporatiebezit? Als aanbieders van duurzame energie of derden met substantieel energieverbruik binnen systeemgrenzen aanwezig zijn, dienen deze partijen bij afspraken en planvorming betrokken te worden. Strikt genomen verdient de gebiedsgerichte benadering de voorkeur. Vraag en aanbod van enerzijds corporatiebezit en anderzijds derden kunnen op elkaar afgestemd worden. 2.3 Omvang De Trias Energetica schrijft voor dat eerst de energievraag teruggedrongen moet worden. Dat vervolgens de resterende energievraag bij voorkeur duurzaam opgewekt wordt. En ten slotte dat een zo hoog mogelijk rendement met fossiele brandstoffen voor de eventuele resterende energievraag gerealiseerd wordt. Erg bepalend voor beleidskeuzen is daarmee de prognose van omvang en aard van de te verduurzamen energievraag. Per woning, complex, gebied of het voor het totale corporatiebezit is inzicht nodig. Zowel voor het heden als de toekomst. Ter illustratie de energievraag plus prognose van een gemiddelde woning. Het jaar 2030 fungeert als stip aan de horizon. Veel opwekkingsinstallaties hebben een technische levensduur van 15 tot 25 jaar. Nieuw te ontwerpen installaties dienen daarmee ook over 20 jaar nog te voorzien in de vraag van dat moment. Wat is het te verwachten warmte- en elektraverbruik van een gemiddelde Nederlandse corporatiewoning? De onderstaande figuur presenteert de werkelijke energievraag vanaf 1990 tot 2010 op basis van cijfers van het CBS van alle Nederlandse huishoudens. Vanaf 2010 gaat het om prognoses. 18

70 60 50 40 30 20 10 0 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030 Energievraag ruimteverw. en warm tapwater corp. geextrapoleerd Energievraag ruimteverw. en warm tapwater landelijk Energievraag huish. elektra en huish. installaties Figuur 2.1: Trend energievraag 1990 2030 (in gigajoule, gem. per woning per jaar) Vanaf 1990 tot 2010 daalde de energievraag voor ruimteverwarming en het warme tapwater van het gemiddelde Nederlandse huishouden (alle huishoudens) met ongeveer 25%. 8 De vraag liep terug van ongeveer 60 naar 45 gigajoule op jaarbasis. Per Nederlander was de feitelijke besparing helaas beduidend minder vanwege gezinsverdunning over diezelfde periode. In deze energievraag wordt bijna volledig voorzien door aardgas. Onderzoek van Aedes 9 wees uit dat de energievraag van een gemiddelde sociale huurwoning anno 2012 voor ruimteverwarming en het warme tapwater conform het landelijk gemiddelde naar verwachting nog ruim 40 gigajoule op jaarbasis bedraagt. Als deze dalende trend (rode lijn in bovenstaande figuur) zich voortzet, ontstaat een energievraag voor ruimteverwarming en het warme tapwater in 2030 voor het gemiddelde Nederlandse huishouden (alle huishoudens) van ongeveer 30 gigajoule op jaarbasis. Hiervan is ongeveer 20 gigajoule benodigd voor ruimteverwarming en 10 gigajoule voor opwarming van tapwater. 8 Bron: CBS, Energieverbruik door huishoudens 9 SHAERE, juni 2013, onderzoek van Aedes van energieverbruik van 1,4 miljoen sociale huurwoningen per eind 2012 19

Corporaties hebben middels het Convenant Energiebesparing Huursector toegezegd om eind 2020 een gemiddelde energie-index voor hun bezit van 1,25 te realiseren. Een versnelling ten opzichte van de bovenstaande trend. Als dit plaatsvindt door terugdringing van de energievraag, dan daalt deze in 2020 naar ruim 30 gigajoule per corporatiewoning (groene lijn in bovenstaande figuur). Continuering van deze trend vanaf 2020 leidt tot een energievraag van 20 gigajoule per corporatiewoning in 2030. Indicatief is de helft hiervan bestemd voor ruimteverwarming en de andere helft voor opwarming van tapwater. Vandaar dat voor verduurzaming van de energievraag voor ruimteverwarming en het warme tapwater van sociale huurwoningen deze 20 gigajoule per corporatiewoning, het ambitieuze besparingsscenario, als gemiddelde gekozen zou kunnen worden. Bij dimensionering van voorzieningen is helder zicht op de toekomstige energievraag van groot belang om overdimensionering en dus kapitaalvernietiging te vermijden. De huishoudelijke elektriciteitsmeter registreert het gebruikersgebonden energiegebruik en in de meeste gevallen ook het elektraverbruik voor de individuele installaties voor ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie. Dit elektraverbruik steeg de afgelopen twee decennia van 10 naar 12 gigajoule per gemiddeld Nederlands huishouden. Vanwege gezinsverdunning is de stijging omgerekend per Nederlander hoger. Voor het huishoudelijke elektraverbruik is de voorspelling in de bovenstaande figuur dat de jaarlijkse groei per huishouden van zo n 1,5% op jaarbasis omslaat in een daling van 1,5% per jaar tot 2030, leidend tot bijna 9 gigajoule in 2030 (blauwe lijn in bovenstaande figuur). Overigens nemen huurders gemiddeld ongeveer 20% minder elektriciteit af dan gemiddelde Nederlandse huishoudens 10. Dit zou betekenen dat in 2030 een gemiddeld Nederlands huishouden nog bijna 9 gigajoule afneemt en een huishouden in een corporatiewoning ongeveer 7 gigajoule. 10 Bron: door netwerkbedrijven in 2011 en 2012 aan Atriensis verstrekte verbruiksgegevens ten behoeve van diverse woningcorporaties en afgezet tegen het landelijk gemiddelde van alle huishoudens volgens het CBS 20