Consumentenprikkels voor efficiënt betalen Deelrapport 5

Transcriptie

1 Consumentenprikkels voor efficiënt betalen Deelrapport 5 Prikkels bij de geldautomaat Datum 20/09/2012 auteur(s) Jorna Leenheer Millie Elsen Rik Pieters Natalia Kieruj versie 1.0 classificatie Conceptversie, niet verspreiden

2

3 CentERdata, Tilburg, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

4 Inhoudsopgave 1 Inleiding Vraagstelling Opzet Belangrijkste conclusies experimenten geldautomaat Voorstudie in het consumerlab Instructies experiment Resultaten Experiment in het LISS panel Instructies Resultaten Respons en totaaloverzicht Effect van design betaalautomaat Invloed van de snelkeuzetoets Effectiviteit voor verschillende segmenten en groepen Segmentatie volgens betalingsgedragsegmenten Segmentatie naar normaal opnamegedrag...16 Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 1/15

5 1 Inleiding 1.1 Vraagstelling Uit het gevulde portemonnee experiment (zie deelrapport 2) blijkt dat wanneer mensen contant geld op zak hebben, ze eerder geneigd zijn contant te betalen. Het is dus zinvol om ervoor te zorgen dat mensen minder contant geld opnemen uit een geldautomaat (d.w.z. minder vaak en kleinere bedragen), zodat ze in winkels vaker zullen gaan betalen met behulp van hun pinpas. Met behulp van een aantal experimenten onderzoeken we de invloed van de keuzetoetsen van de geldautomaat op de grootte van het bedrag dat gekozen wordt. Ook de invloed van het de snelkeuze wordt daarbij onderzocht. Dit rapport bespreekt de belangrijkste resultaten en conclusies. 1.2 Opzet Het onderzoek bestaat uit twee deelstudies: een voorstudie in het consumerlab en een hoofdstudie in het LISS panel. (1) Voorstudie: Consumerlab Onder een kleine groep studenten (N = 275) wordt getest of het voorleggen van opnameschermen met verschillende voorkeuzeschermen een effect heeft op de gekozen opnamebedrag. Daarbij zijn twee designs gekozen die in de praktijk in Nederland voorkomen (waarbij variant 2 het meest veelvoorkomend is) en een alternatief design met veel lagere weergegeven bedragen. (2) Experimenten in LISS panel Een beperking van een studie in het consumerlab is dat studenten niet representatief zijn voor de Nederlandse bevolking. Zij nemen gemiddeld relatief kleine geldbedragen op (het blijkt dat ongeveer een derde van de studenten 20 per keer pint). Het is daarom zinvol om de studie te repliceren voor een representatieve steeproef van de bevolking. Een andere beperking is dat maar een beperkt aantal schermen kan worden getest. Uit de voorstudie wordt wel duidelijk dat de op het scherm van de geldautomaten bedragen een effect heeft op de gekozen opnamebedragen, maar nog niet duidelijk is waar dat precies door komt. Zo is niet duidelijk of het gemiddelde weergegeven bedrag van belang is (in onze varianten respectievelijk 74, 107 en 56) of het hoogste weergegeven bedrag (in onze varianten 130, 250 en 100) of wellicht het bedrag links onderin de hoek (in onze varianten 70, 100 en 150). Om dit te testen is in het experimenten in het LISS panel een groter aantal varianten getest, alsmede het effect van snelkeuzescherm onderzocht, onder 2198 Nederlanders die een representatief beeld vormen van de Nederlandse bevolking. 1.3 Belangrijkste conclusies experimenten geldautomaat In de voorstudie vinden we significante verschillen in gemiddeld opnamebedrag en percentage lage opgenomen bedragen (onder 50) tussen de condities. De twee Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 2/15

6 varianten die op dit moment in de praktijk worden getoond, verschillen in het gemiddelde keuzebedrag. Ook een variant met lage voorkeuzebedragen heeft potentie. Het gemiddeld opnamebedrag kan met ruim 9 worden verlaagd onder studenten (die van zichzelf al weinig opnemen). Uit de hoofdstudie blijkt dat voor de Nederlandse bevolking als geheel geen enkele van de elf getoonde designs tot een lager gemiddeld opnamebedrag leidt dan de uitgangsconditie, de conditie die het meest voorkomt in Nederland (gelijk aan conditie 2 van de voorstudie). Wel is het zo dat bij een beperkt aantal designs het percentage kleine opgenomen bedragen significant toeneemt. Het toevoegen van een snelkeuze (van 40 of 70) heeft geen noemenswaardige effecten. Ook de positie van de bedragen doet er niet veel toe; zo is het niet zo dat een bedrag linksonder in alle condities het meest wordt gekozen. Als veelgekozen bedragen ontbreken op het scherm, dan zijn mensen geneigd vaker voor een ander bedrag te kiezen. Zonder deze optie werkt het veranderen van het design waarschijnlijk wel, want we vinden significante effecten als we enkel naar de voorkeuzebedragen kijken. Uit nadere analyses blijkt dat het veranderen van design wel effect heeft op bepaalde delen van de Nederlandse bevolking. De condities 6, 7 en 8 doen het steeds het beste; bij deze designs zijn de lage bedragen allemaal verlaagd, terwijl de verschillen met name zitten bij de hoge bedragen. Ieder van deze drie design bevat de bedragen 20, 40, 50 en 100. In termen van de betaalgedragsegmenten gaat het vooral om de sectorkiezers (17% van de bevolking). Voor hen blijkt het design dat getoond is onder conditie 6 het gunstigst. Deze groep neemt ongeveer 43 minder op dan bij de uitgangsconditie. Voor de andere segmenten vinden we geen significante effecten. Duidelijke verschillen vinden we ook als we kijken naar het normale opnamegedrag van mensen. Het blijkt dat het veranderen van designs effect heeft op mensen die normaal gesproken tussen 40 en 100 opnemen (39% van de bevolking). Voor deze groep vinden we de beste resultaten voor conditie 7; ze nemen hier 10 minder op dan in de uitgangsconditie. Voor mensen die normaal al weinig opnemen of juist gewend zijn heel veel op te nemen, vinden we geen effecten van designaanpassingen. Als we kijken naar leeftijd, dan blijken jongeren tot 24 jaar redelijk goed te beïnvloeden en de andere leeftijdsgroepen veel minder. Jongeren hebben het laagste opnamebedrag bij conditie 8, gemiddeld 14 lager dan in de uitgangsconditie. Belangrijkste conclusie: het veranderen van het design van een geldautomaat kan effectief zijn om het opnamebedrag van een deel van de bevolking (circa de helft) te beïnvloeden. Daarbij is het zaak om de lage bedragen op de voorkeuzetoetsen te verlagen en daarbij de breekangst weg te nemen. Met het verlagen van de hoge bedragen moet worden uitgekeken, omdat het risico bestaat dat deze bedragen aantrekkelijker worden en daarom meer gekozen door mensen die anders een wat lager bedrag hadden gekozen (bv. ze kiezen nu voor 120 in plaats van 100, op het moment dat 150 wordt vervangen door 120). Ook het verwijderen van de optie om een ander bedrag te kiezen is waarschijnlijk effectief, wij zijn er echter vanuit gegaan dat dit geen reële optie is voor de banken. De grootte van de effecten kunnen in een veldexperiment zowel hoger als lager uitvallen. Enerzijds bestaat er in een echte opnamesituatie meer ruis (het regent, men heeft haast, e.d.), anderzijds kunnen er leereffecten optreden nadat men meerdere keren is geconfronteerd met het nieuwe scherm. Hierdoor kunnen habits beter worden doorbroken. Ook kan het zo zijn dat mensen minder gaan opnemen, maar wel vaker. Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 3/15

7 2 Voorstudie in het consumerlab 275 Studenten hebben deelgenomen aan het experiment. Het design is een 3-group between-subjects design. 2.1 Instructies experiment Het experiment bestaat uit 6 schermen die achtereenvolgens aan de proefpersoon worden getoond. Bij scherm 4, 5 en 6 dient de proefpersoon een keuze te maken. Scherm 1 Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 4/15

8 Scherm 2 Scherm 3 Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 5/15

9 Scherm 4: 3 between-subjects condities Scherm 4.1: Standaard 1 Scherm 4.2: Standaard 2 Scherm 4.3: Alternatief Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 6/15

10 Scherm 5: Indien ander bedrag gekozen bij scherm 4 Scherm 6: Afsluiting experiment 2.2 Resultaten Tabel 1 toont de frequentie van de gekozen bedragen voor ieder van de drie schermdesigns. Bij de niet vetgedrukte bedragen gaat het om deelnemers die voor een alternatief bedrag kozen. Het blijkt dat bij variant 1 en het alternatieve design 20 het meest gekozen bedrag is. Bij variant 2 (met gemiddeld hogere bedragen), is 50 het meest gekozen alternatief, terwijl 20 ook hier als voorkeuzetoets beschikbaar was. Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 7/15

11 Tabel 1. Frequenties voorstudie Bedrag Standaard (1) Standaard (2) Alternatief Opmerking: vetgedrukt = voorkeuzetoets Tabel 2 laat de belangrijkste resultaten zien van het experiment. Hieruit blijkt dat het gemiddeld keuzebedrag significant verschilt tussen de drie designs (F(2, 272) = 3,79; p < 0,05), waarbij het gemiddeld gekozen bedrag bij variant 2 ( 50,66) significant hoger ligt dan bij de twee varianten met lagere gemiddelde bedragen ( 41,87 en 41,29). Dit effect vinden we ook als we enkel de observaties beschouwen van proefpersonen die een voorkeuzebedrag kozen (en niet ander bedrag ) (F(2, 234) = 4,11; p < 0,05). Wel is het zo dat in alternatief 2 significant vaker voor een ander bedrag wordt gekozen: 22% tegen 14% en 5% in de andere condities. Het percentage proefpersonen dat een bedrag kiest lager of gelijk aan 50 verschilt niet tussen de varianten en ligt bij alle drie de designs rond 80%. Tabel 2. Resultaten voorstudie Standaard Standaard (1) (2) Alternatief Gemiddeld bedrag 41,87 a 50,66 b 41,29 a F(2, 272) = 3,79; p <.05 Gemiddeld bedrag 40,90 a 53,24 b 42,05 a F(2, 234) = 4,11; p <.05 keuzetoetsen % ander bedrag 14% a 22% a 5% b χ²(2) = 9.47; p <.01 % 50 87% 75% 83% χ²(2) = 4.46; p =.11 Meest gekozen bedrag N Opmerking: analyses op ln(bedragkeuze) vanwege scheve verdeling Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 8/15

12 3 Experiment in het LISS panel 3.1 Instructies De instructies voor het experiment in het LISS panel zijn hetzelfde als bij voorstudie met de volgende wijzigingen: Een groter aantal voorkeuzeschermen (10) die verschillend zijn wat betreft de spreiding in bedragen, het gemiddelde bedrag, de hoogste en laagste bedragen op het scherm Een deel van de respondenten krijgt ook een snelkeuzescherm te zien. Voordat zij het scherm met de voorkeuzetoetsen te zien krijgen (zie 2.2), krijgen ze eerst één van de twee volgende schermen getoond: Figuur 1. Snelkeuzetoetsen Tabel 3. Overzicht condities Snelkeuze Positie Positie Positie Positie Positie Positie Gem bedrag 1 Nee ,67 2 Nee ,00 3 Nee ,67 4 Nee ,00 5 Nee ,00 6 Nee ,67 7 Nee ,67 8 Nee ,67 9 Nee ,00 10 Nee , euro , euro ,67 Het experiment heeft een 12-group (between-subjects) design (zie tabel 3). Bij tien condities zijn de voorkeuzetoetsen gevarieerd. De controleconditie (conditie 1) omvat het design dat op dit moment in de praktijk het meest voorkomt (dit is alternatief 2 in de voorstudie in het Consumerlab). Bij twee condities is de snelkeuzetoets gemanipuleerd. Deze condities zijn genest in de controleconditie van de voorkeuzemanipulatie, d.w.z. één groep deelnemers zag het controlescherm (meest voorkomende design) zonder Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 9/15

13 snelkeuzetoets, één groep zag datzelfde scherm met een snelkeuze van 40 en één groep met een snelkeuze van 70. Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 10/15

14 3.2 Resultaten Respons en totaaloverzicht Aan het experiment hebben respondenten deelgenomen. Twee deelnemers kozen een opnamebedrag van 1000; deze twee waarnemingen zijn uit de analyses gehouden, omdat het niet mogelijk is om in een keer 1000 op te nemen uit een geldautomaat en omdat deze waarnemingen de gemiddelden sterk beïnvloeden (het zijn outliers). Ruim 90% van de deelnemers deed ook mee aan de vragenlijst in april en is (onder meer) te koppelen aan de segmentindeling. Behalve voor het segment contante betalers dat klein in omvang is (7,3% van totaal), bevat iedere combinatie van segment en geldautomaatdesign minimaal 19 deelnemers. Tabel 4. Respons experiment geldautomaat in LISS panel Conditie Respons Koppelbaar aan segmenten ,4% ,9% ,4% ,6% ,3% ,4% ,4% ,9% ,3% ,3% ,1% ,6% Totaal ,8% De externe validiteit is het best te bekijken door het normale opnamebedrag zoals opgegeven in de vragenlijst te vergelijken met de gemiddeldes van condities 12 (deze hebben dezelfde bedragen als op veel bestaande geldautomaten in Nederland plus een snelkeuzetoets van 70). Het blijkt dat deze groep een gemiddeld opnamebedrag van 92 opgeeft in de vragenlijst, terwijl in het experiment een gemiddelde van 74 geldt. Dit verschil wordt vooral bepaald door een aantal zeer grote waardes. Kijken we naar het percentage gekozen bedragen onder 51 dan is dit 54% volgens het experiment en 46% volgens de vragenlijst en bij bedragen onder 71 zijn de percentages 73% en 59% We concluderen daarom dat de keuzes die proefpersonen maakten in het experiment behoorlijk waarheidsgetrouw zijn Effect van design betaalautomaat In Tabel 5 is weergegeven wat het meest gemiddelde en meest gekozen bedrag is (kolom 2 en 3) bij iedere conditie. In kolom 4 tot en met 6 is weergegeven wat het gemiddeld en meest gekozen bedrag is voor enkel die respondenten die de voorkeuzetoetsen hebben gebruikt (en dus niet de snelkeuze of ander bedrag ), dus één van de zes getoonde bedragen. Uit tabel 5 blijkt dat geen van de alternatieve condities het beter doet dan uitgangsconditie (conditie 1) in termen van het gemiddelde opgenomen bedrag. Weliswaar is het gemiddeld bedrag voor de condities 5 tot en met 10 en 12 gemiddeld Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 11/15

15 iets lager, maar de verschillen zijn statistisch insignificant en kleiner dan 5 per opname. De verschillen in het meest gekozen opnamebedrag worden grotendeels bepaald door de getoonde bedragen binnen de verschillende condities. Wat wel opvalt is dat het meest gekozen bedrag niet sterk gebonden lijkt aan de positie van het bedrag op het scherm. Het meest gekozen bedrag stond op vier verschillende posities op het scherm (zie meest rechterkolom); ook andere analyses duiden erop dat de positie op het scherm geen noemenswaardige effecten teweeg brengen. Tabel 5. Gekozen bedrag geldautomaat voor 12 verschillende designs Conditie Gemiddeld bedrag Meest gekozen bedrag Gemiddeld bedrag (voorkeuze) Meest gekozen bedrag (voorkeuze) Positie meest gekozen bedrag 1 75, ,53 50 LM 2 79, ,43 70 LO 3 76, ,54 50 LO 4 77, ,78 70 LO 5 70, ,54 40 LO 6 70, ,09 50 LO 7 71, ,27 50 LO 8 70, ,06 50 RB 9 68, ,64 20 LB 10 69,51 20/ 40 64,57 70 RB 11 76, ,95 50 LM 12 73, ,44 50 LM Totaal 73, , Totaal Excl. conditie 11 en 12 F=0,63 (p=0,80) F=0,67 (p=0,74) F=2,96 (p<0,001) F=2,63 (p<0,01) LB: linksboven, LM: linksmidden, LO: linksonder, RB: rechtsboven, RM: linksmidden, RO: rechtsonder Uit tabel 6 blijkt dat 86,2% voor een bedrag op een voorkeuzetoets kiest. Ongeveer 16% kiest voor een ander bedrag. De percentages verschillen significant tussen de condities, ook als condities 11 en 12 buiten beschouwing worden gelaten. Wat opvalt is dat in de uitgangsconditie de minste mensen voor een ander bedrag kiezen (4,7%). Het lijkt erop dat sommige mensen in de andere condities (nieuwe designs) toch op zoek gaan zijn naar hun normale bedrag. Wellicht spelen habits ook bij geldopname een duidelijke rol bij de Nederlandse bevolking, sterker dan bij studenten. Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 12/15

16 Tabel 6. Keuze geldopnameautomaat voor 12 verschillende designs Conditie % snelkeuze % voorkeuze % ander bedrag 1 0,0% 95,2% 4,7% 2 0,0% 83,1% 16,9% 3 0,0% 93,3% 6,8% 4 0,0% 89,9% 10,1% 5 0,0% 83,6% 16,4% 6 0,0% 90,2% 9,8% 7 0,0% 89,8% 10,2% 8 0,0% 90,6% 9,4% 9 0,0% 88,8% 11,2% 10 0,0% 87,6% 12,4% 11 17,1% 73,7% 9,1% 12 23,0% 68,5% 8,4% Totaal 3,4% 86,2% 10,4% χ 2 (p-value) 395,5 (<0,001) Dat er over het geheel genomen weinig verschillen zijn tussen de condities en dat alternatief 1 niet veel slechter scoort dan de andere condities, wil niet zeggen dat het experiment geen effect heeft. Zo worden de gemiddelde waardes sterk bepaald door grote waardes. Als vooral de kleine bedragen naar beneden worden getrokken, dan is het goed mogelijk dat dit pas zichtbaar wordt door juist naar de lage bedragen te kijken. Tabel 5 laat zien dat hiervan waarschijnlijk sprake is. Toch doet ook hier conditie 1 het zeker zo goed als gemiddeld en scoren slechts enkele condities beter. Tabel 7. Gekozen bedragen geldautomaat voor 12 verschillende designs Conditie % 50 % 70 % 100 % > ,7% 74,3% 86,0% 14,0% 2 38,4% 64,0% 82,0% 18,0% 3 63,2% 65,0% 81,0% 19,0% 4 44,0% 66,7% 86,2% 13,8% 5 56,3% 61,4% 86,9% 13,1% 6 63,4% 68,3% 86,3% 13,7% 7 54,0% 74,3% 86,1% 13,9% 8 66,1% 69,0% 85,4% 14,6% 9 56,7% 78,7% 80,3% 19,7% 10 46,0% 76,8% 80,5% 19,5% 11 53,7% 66,9% 82,3% 17,7% 12 47,8% 72,0% 86,5% 13,5% Totaal 54,1% 69,9% 84,1% 15,9% χ 2 (p-value) 56,1 (<0,001) 26,9 (0,005) 10,1 (0,52) Invloed van de snelkeuzetoets Het effect van de snelkeuzeschermen toetsen we middels twee hypotheses. H1: Een snelkeuzescherm met een lage breekbare waarde ( 40) verhoogt het gemiddelde aantal lage opnamebedragen (kleiner dan 50) en het gemiddeld opnamebedrag. Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 13/15

17 Deze hypothese is getest door het gemiddelde opnamebedrag van conditie 1 en 11 te vergelijken. Het gemiddeld opnamebedrag ligt bij de snelkeuzetoets van 40 juist iets hoger ( 76,97) dan in de uitgangsconditie ( 75,20), maar dit verschil niet significant (F=0,07; p=0,79). Ook is het niet zo dat er significant meer mensen een laag bedrag kiezen ( 50 of lager) bij de snelkeuzetoets van 40 (53,7%) dan zonder (59,7%) (χ 2 =4,96; p<0,03). H2: Een snelkeuzescherm met een hoge breekbare waarde ( 70) verkleint het aantal lage opnamebedragen aantal gemiddelde opnamebedrag. Deze hypothese is getest door het gemiddelde opnamebedrag van conditie 1 en 12 te vergelijken. Het gemiddeld opnamebedrag ligt bij de snelkeuzetoets van 70 juist iets lager ( 73,31) dan in de uitgangsconditie ( 75,20), maar dit verschil niet significant (F=0,09; p=0,76). Wel is het zo dat er significant minder mensen een laag bedrag kiezen ( 50 of lager) bij de snelkeuzetoets van 70 (47,8%) dan zonder (59,7%) (χ 2 =4,96; p<0,03). Wellicht worden juist consumenten die normaal gesproken rond de 50 opnemen nu tot het snelkeuzebedrag van 70 verleid. Tussen de snelkeuzecondities van 40 en 70 bestaan er geen verschillen in gemiddeld opnamebedrag. Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 14/15

18 4 Effectiviteit voor verschillende segmenten en groepen Uit Hoofdstuk 3 blijken de veranderingen in de designs het percentage gekozen lage bedragen voor enkele designs wel te verlagen ten opzichte van de uitgangsconditie, maar nergens is er een significant effect op het gemiddeld opnamebedrag. Dit zou kunnen komen omdat een verandering van design enkel op bepaalde delen van de bevolking een effect heeft. Om dit na te gaan onderzoeken we in dit hoofdstuk het effect van de verschillende designs voor de verschillende betalingsgedragsegmenten (4.1) en het normale opnamegedrag van de consument (4.2). Ook onderzoek naar leeftijd en opleidingsniveau, maar voor specifieke opleidingsniveaus of leeftijdsgroepen vinden we geen significante effecten. Alleen voor de groep onder 24 jaar (ongeveer de leeftijdgroep van de studenten in het consumerlab) zijn de verschillen marginaal significant (p<0,09). Conditie 8 doet het voor de deze groep het beste; het gemiddelde opnamebedrag is 31,76 tegen een gemiddeld opnamebedrag van 45, Segmentatie volgens betalingsgedragsegmenten Uit Tabel 8 blijkt dat het veranderen van het design enkel effect heeft op de sectorkiezers (F=2,08; p=0,02). Deze groep maakt 17,4% van de bevolking uit. Voor de overige 82,6% heeft het experiment geen effect op het gemiddeld opnamebedrag. In Tabel 8 zijn de verschillen voor de sectorkiezers en de totaalgemiddeldes weergegeven. Voor de sectorkiezers vinden we dat condities 6,7 en 8 een significant lager bedrag wordt opgenomen dan bij conditie 1. Het meest gunstige design is dat onder conditie 7. Men neemt bij dat design gemiddeld 43 minder op dan bij de uitgangsconditie. Als de sectorkiezers worden vergeleken met de totale bevolking, dan valt op dat zij gemiddeld ongeveer evenveel opnemen als de Nederlandse bevolking, maar dat zij sterk worden beïnvloed door het design dat hen is getoond. Tabel 8. Gemiddelde opnamebedrag van sectorkiezers versus alle segmenten Conditie Sectorkiezers Alle segmenten 1 94,62 75, ,55 79, ,21 76, ,40 77, ,72 70, ,00 70, ,38 71, ,67 70, ,84 68, ,07 69, ,58 76, ,60 73,31 Totaal 74,03 73,28 F-waarde (p-waarde) 2,08 (0,02) 0,63 (0,80) Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 15/15

19 4.2 Segmentatie naar normaal opnamegedrag In Tabel 9 is het opnamegedrag onder de verschillende condities opgesplitst naar mensen die normaal minder dan 40 opnemen (24,0% van de bevolking), tussen (39,3% van de bevolking) en meer dan 100 opnemen (36,7% van de bevolking). De informatie hierover is ontleend aan de vragenlijst die in april is afgenomen. Hieruit blijkt heel duidelijk dat het experiment enkel aangrijpt op consumenten die gewend zijn tussen 40 en 100 op te nemen. Conditie 6 doet het hier het beste en gemiddeld neemt men ongeveer 10 minder op dan gewend onder conditie 1. Voor de andere twee groepen is het opnamebedrag ook iets lager bij conditie 6 dan bij de uitgangscondities. Ook bij de sectorkiezers deed design 6 het goed en significant beter dan conditie 1. Tabel 9. Gemiddelde opnamebedrag afhankelijk van normaal opnamebedrag Normaal opnamebedrag Conditie Minder dan > ,21 55,07 120, ,97 60,89 118, ,67 52,00 116, ,24 64,29 109, ,07 58,57 105, ,69 45,89 113, ,71 58,97 105, ,07 53,27 95, ,53 56,00 97, ,42 52,46 103, ,56 54,26 110, ,90 56,10 104,04 Totaal 34,53 55,30 108,14 F-waarde (p-waarde) 0,66 (0,77) 1,88 (0,04) 0,56 (0,86) Consumentenprikkels voor efficiënt betalen deelrapport 5: Prikkels bij de geldautomaat 16/15