Vlakke Analytische Meetkunde

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vlakke Analytische Meetkunde"

Transcriptie

1 Vlakke Analytische Meetkunde L. Van Maldeghem L. Van Hyfte Handleiding voor 3 Latijn-Wiskunde, 3 Grieks-Latijn 5 3 Moderne Talen-Wiskunde, 3 Economie-Wiskunde

2 2

3 Hoofdstuk 1 Vectoren en transformaties 1.1 Plaatsvectoren in Π O Plaatsvector van een punt In de figuur 1.1 kiezen we een vast punt O dat we de oorsprong van het vlak Π noemen. We duiden op de figuur tevens een punt P aan. Het punt P correspondeert met de vector OP, die we de plaatsvector van het punt P Π O noemen. Op die manier correspondeert met elk punt P Π O een plaatsvector OP en omgekeerd, wijst elke vector OP naar een punt P van ΠO. Bijzondere plaatsvector: De oorsprong O correspondeert met de zogenaamde nulvector o van Π O. Figuur 1.1: De plaatsvector 3 OP van het punt P

4 4 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Tabel 1.1: de vector Coördinaat van een plaatsvector OP met coördinaat (3, 5) We kiezen door O twee verschillende georiënteerde (geijkte) rechten, die we de x-as en de y-as noemen (assenstelsel of coördinatenstelsel). Hierbij hoeven x-as en y-as niet loodrecht op elkaar gekozen te worden. We beschouwen in tabel 1.8 bijvoorbeeld het punt P met coördinaat (3, 5). Het koppel (3, 5) noemen we de coördinaat van de plaatsvector OP en we schrijven OP (3, 5). De coördinaat van de nulvector o is (0, 0) De som van plaatsvectoren Definities We definiëren de plaatsvector we schrijven OC als de som van de twee plaatsvectoren OA + OB = OC We onderscheiden twee gevallen voor ligging van de punten O, A, B en C: OA en OB en Als de punten O, A, B niet op eennzelfde rechte liggen dan is de figuur OACB een parallellogram waarvan [OC] een diagonaal is (teken in figuur 1.2).

5 1.1. PLAATSVECTOREN IN Π O 5 Figuur 1.2: Som van twee plaatsvectoren Als de punten O, A en B op eenzelfde rechte liggen dan ligt C ook op deze rechte (teken in figuur 1.3). Figuur 1.3: Som van twee plaatsvectoren Een plaatsvector OP is de tegengestelde plaatsvector van OP de nulvector oplevert (teken in figuur 1.4). OP als hij opgeteld bij Figuur 1.4: Tegengestelde plaatsvector We schrijven: OP + OP = o OP = OP

6 6 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Tabel 1.2: som van twee plaatsvectoren en de tegengestelde vector met coördinaten Met coördinaten We kiezen een assenstelsel in tabel 1.2 en we beschouwen de plaatsvectoren van twee punten A( 1, 2) en B(3, 4). OA + OB = OC We maken de som van de twee plaatsvectoren en kijken wat de coördinaat is van OC. De coördinaatgetallen van C zijn precies de som van de overeenkomstige coördinaatgetallen van A en B. We kunnen dus schrijven ( 1, 2) + (3, 4) = ( 1 + 3, 2 + 4) = (2, 6) Algemeen geldt als definitie van de som van koppels: (x 1, y 1 ) + (x 2, y 2 ) = (x 1 + x 2, y 1 + y 2 )

7 1.1. PLAATSVECTOREN IN Π O 7 De tegengestelde vector van OA( 1, 2) is de vector OA (1, 2) want (in tabel 1.2) ( 1, 2) + (1, 2) = (0, 0). Algemeen geldt voor de definitie van het tegengesteld koppel van een koppel (x 1, y 1 ): (x 1, y 1 ) = ( x 1, y 1 ) Het verschil van twee plaatsvectoren Definitie Het verschil van twee plaatsvectoren is de som van de eerste plaatsvector en de tegengestelde plaatsvector van de tweede plaatsvector. Met symbolen: OB OA = OB + ( OA) Met coördinaten Voorbeeld: Bepaal de coördinaat van OB OA met B(1, 2) en A(2, 1) (in tabel 1.3). OB OA = (1, 2) + ( (2, 1)) = (1, 2) + ( 2, 1) = (1 2, 2 + 1) = ( 1, 3). Tabel 1.3: verschil van twee plaatsvectoren

8 8 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES OPGAVEN 1 Werk uit en stel voor in tabel ( 2, 3) + ( 1, 1) = 2. (4, 4) ( 3, +4) = 3. (2, 5) + ( 1, 6) = 4. ( 2, 3) + (2, 3) = 5. ( 2, 3) = Tabel 1.4: opgave 1 DELTA 3B (oud) p.168 nr.51 DELTA 3B (nieuw) p.178 nr Ontbinding van een plaatsvector in componenten We beschouwen het punt P met coördinaat (3, 5) in tabel 1.5. We trekken door P een rechte y evenwijdig met de y-as en een rechte x evenwijdig met de x-as. Het snijpunt

9 1.1. PLAATSVECTOREN IN Π O 9 Tabel 1.5: ontbinding van een vector in componenten van y met x noemen we P van x met y noemen we P. De absissen van P en P op x-as en y-as zijn resp. 3 en 5. De plaatsvector OP kan op die manier ontbonden worden in zijn zogenaamde componenten langs x-as en y-as nl. OP resp. OP. OP = OP + Voor de coördinaat van deze plaatsvector geldt: OP (3, 5) = (3, 0) + (0, 5) Veelvoud van een plaatsvector Het begrip We tekenen enkele positieve reële veelvouden van een plaatsvector (in figuur 1.5). Om een negatief veelvoud te tekenen van een vector, tekenen we eerst de tegengestelde vector en dan nemen we het positief veelvoud van deze tegengestelde vector (in figuur 1.6).

10 10 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Figuur 1.5: positief veelvoud van een plaatsvector Figuur 1.6: negatief veelvoud van een plaatsvector Met coördinaten We kiezen een assenstelsel in tabel 1.6 en we beschouwen de plaatsvector 3 OA. De coördinaat van 3 OA is gelijk aan (6, 3) (bekijk dit in tabel 1.6). 2 3 (2, 1 2 ) = (3 2, 3 ( 1 2 )) = (6, 3 2 ) OA(2, 1 2 ) en Teken nu ook 2 OA in de tabel 1.6. We zien dat de coördinaat gelijk is aan ( 4, 1). 2 (2, 1 2 ) = (( 2) 2, ( 2) ( 1 )) = ( 4, 1) 2 Algemeen geldt voor de definitie van veelvoud van een koppel: r (x 1, y 1 ) = (rx 1, ry 1 ) met r R DELTA 3B (oud) p.168 nr.52 DELTA 3B (nieuw) p.178 nr.52

11 1.1. PLAATSVECTOREN IN Π O 11 Tabel 1.6: coördinaat van een veelvoud van een plaatsvector De plaatsvector van het midden van een lijnstuk Voorbeeld: We beschouwen de punten A(1, 3) en B(9, 4). Bepaal het midden M van het lijnstuk [AB] in tabel 1.7. Beschouwen we het parallellogram OACB dan is OC = OA + OB. De diagonalen zijn de lijnstukken [AB] en [OC] die elkaar middendoor delen in het punt M. Er geldt OC = 2 OM OM = 1 2 OC OM = 1 2 ( OA + OB) Hieruit volgt dat de coördinaat van M gelijk is aan (x M, y M ) = 1 2 ((1, 3) + (9, 4)) = 1 2 (10, 7) = (5, 7 2 ), hetgeen we reeds uit de figuur konden afleiden. Besluit: De coördinaat van het midden van een lijnstuk [AB] is de helft van de som de coördinaten van A en B. Met symbolen: De coördinaat van het midden M van het lijnstuk [AB] met A(x 1, y 1 ) en B(x 2, y 2 ) is gelijk aan (x M, y M ) = ( x 1 + x 2 2, y 1 + y 2 ) 2

12 12 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Tabel 1.7: plaatsvector van het midden van het lijnstuk [AB] OPGAVEN 2 Bepaal de middens van de zijden van de driehoek ABC met A(2, 2), B(10, 0) en C(6, 4). (Maak de tekening in tabel 1.8). Tabel 1.8: zwaartepunt van ABC van opgave 2 DELTA 3B (oud) p.84 nrs ; p.104 nr.57 DELTA 3B (nieuw) p.94 nrs p.114 nr.57

13 1.2. VERSCHUIVINGEN Verschuivingen Definitie Het punt A is het beeld van het punt A onder de verschuiving of translatie t met vector v = OC als en slechts als Notatie: t v (A) = t OC (A) = A OA = OA + v = OA + OC Omdat de plaatsvector van A gelijk is aan de som van de plaatsvector van A en de vector van verschuiving OC, is de figuur OAA C een parallellogram of een lijnstuk (zie figuur 1.7). Gevolg van de definitie: t OC (A) = A = AA = OC en AA OC Figuur 1.7: verschuiving met vector v = OC

14 14 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Het beeld van een lijnstuk STELLING 1.1 Het beeld van een lijnstuk onder een verschuiving is een evenwijdig lijnstuk met dezelfde lengte. Gegeven: A = t OC (A) en B = t OC (B). Te bewijzen: AB A B en AB = A B. Bewijs: A = t OC (A) = AA OC en AA = OC B = t OC (B) = BB OC en BB = OC AA OC BB OC AA = OC BB = OC } = AA BB of AA = BB } = AA = BB Uit 1 en 2 volgt dat de figuur ABB A een parallellogram of een lijstuk vormt waaruit volgt dat AB A B en AB = A B. Omgekeerd: hebben twee lijnstukken dezelfde lengte en zijn ze evenwijdig dan bestaat er juist één verschuiving die het ene lijnstuk afbeeldt op het andere lijnstuk. Figuur 1.8: beeld van een lijnstuk onder een verschuiving

15 1.2. VERSCHUIVINGEN Beeld van een figuur Met CABRY kunnen we het beeld bepalen van een veelhoek onder een verschuiving met vector v. STELLING 1.2 Een verschuiving zet een figuur om in een congruente figuur De transformatieformules Is (x, y) de coördinaat van OP dan is de coördinaat (x, y ) van het beeld verschuiving v(x 0, y 0 ) gegeven door (x, y ) = (x, y) + (x 0, y 0 ) OP onder de of { x = x + x 0 y = y + y 0 Deze formules drukken het verband uit tussen de coördinaatgetallen (x, y) van een punt P en de coördinaatgetallen (x, y ) van zijn beeld P. Ze worden de transformatieformules voor een verschuiving genoemd. Voorbeeld: Bepaal het beeld van de driehoek ABC met A( 3, 3), B(1, 4) en C(2, 1) onder de verschuiving met vector v( 2, 3). Teken in tabel 1.9. De beelden van de hoekpunten van de driehoek zijn D( 3 2, 3 3) = ( 5, 0), E(1 2, 4 3) = ( 1, 1), F (2 2, 1 3) = (0, 2).

16 16 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Tabel 1.9: DEF = t OC ( ABC) Bijzondere verschuivingen: 1. Verschuiving in de richting van de x-as Een verschuiving in de richting van de x-as is een verschuiving met vector (x 0, 0). De transformatieformules zijn: (x, y ) = (x, y) + (x 0, 0) of { x = x + x 0 y = y Bij een verschuiving in de richting van de x-as verandert de y-coördinaat niet. Teken in tabel 1.10 het beeld A B C van de driehoek ABC uit tabel 1.9 onder de verschuiving met vector ( 2, 0). 2. Verschuiving in de richting van de y-as Een verschuiving in de richting van de y-as is een verschuiving met vector (0, y 0 ). De transformatieformules zijn: (x, y ) = (x, y) + (0, y 0 )

17 1.2. VERSCHUIVINGEN 17 of { x = x y = y + y 0 Bij een verschuiving in de richting van de y-as verandert de x-coördinaat niet. Teken in tabel 1.10 het beeld A B C van de driehoek A B C onder de verschuiving met vector (0, 3). We bekomen de driehoek DEF uit de tabel 1.9. Tabel 1.10: verschuiving van ABC als opeenvolging van twee verschuivingen Opmerking: Uit de vorige voorbeeldjes kunnen we besluiten dat de verschuiving met vector ( 2, 3) de opeenvolging is van twee verschuivingen nl. de verschuiving met vector ( 2, 0) gevolgd door de verschuiving met vector (0, 3). ( 2, 3) = ( 2, 0) + (0, 3) Veralgemening: We ontbinden de vector van verschuiving v(x 0, y 0 ) in zijn componenten langs x-as en -y-as. (x 0, y 0 ) = (x 0, 0) + (0, y 0 ) De verschuiving met vector v(x 0, y 0 ) is de opeenvolging van twee verschuivingen, een verschuiving in de richting van de x-as met vector (x 0, 0) gevolgd door een verschuiving in de richting van de y-as met vector (0, y 0 ). DELTA 3B (oud) p.150 nrs.4 DELTA 3B (nieuw) p.160 nrs.4

18 18 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Het begrip vector Definitie We breiden het begrip van plaatsvector uit. Wordt het puntenkoppel (A, B) afgebeeld op het puntenkoppel (A, B ) onder een verschuiving dan bepalen ze dezelfde vector. Ofwel is de figuur ABB A een parallellogram ofwel liggen de vier punten op dezelfde rechte. We schrijven: AB = A B. Omgekeerd, als twee puntenkoppels dezelfde vector voorstellen dan is het ene puntenkoppel het beeld van het andere puntenkoppel onder een verschuiving. Figuur 1.9: vector AB = A B algemeen geval en speciaal geval Omdat het beeld onder een verschuiving van een lijnstuk een evenwijdig lijnstuk is met dezelfde lengte kunnen we schrijven: AB = A B AB A B AB = A B de puntenkoppels (A, B) en (A, B ) hebben dezelfde zin DELTA 3B (oud) p.161 nr DELTA 3B (nieuw) p.171 nr Een vector als verschil van twee plaatsvectoren Elk puntenkoppel (A, B) kan men verschuiven zodat het beeld van A gelijk is aan de oorsprong O. We noemen C het beeld van B onder deze verschuiving (zie figuur 1.10). De figuur OACB is dan een parallellogram ofwel vallen de punten A, B en C langs eenzelfde rechte door O. Er geldt: AB = OC (1.1)

19 1.2. VERSCHUIVINGEN 19 Volgens de definitie van som van plaatsvectoren geldt OB = OA + OC OB OA = OC. (1.2) Uit 1.1 en 1.2 volgt dat AB = OB OA Figuur 1.10: vector AB = OC = OB OA De formule van Chasles-Möbius Beschouwen we de driehoek ABC (zie figuur 1.11) dan geldt: De formule AC + CB = ( OC OA) + ( OB OC) = OB OA = AB AC + CB = AB is de formule van Chasles-Möbius. We zeggen dat we in de vector C tussenvoegen. AB het punt Figuur 1.11: formule van Chasles Möbius Twee manieren om de som van twee vectoren praktisch uit te voeren 1. We verschuiven het ene puntenkoppel zodat zijn beginpunt samenvalt met het beginpunt van het ander koppel. De som wordt dan uitgevoerd zoals de som van twee plaatsvectoren (zie figuur 1.12). 2. We verschuiven het ene puntenkoppel zodat zijn beginpunt samenvalt met het eindpunt van het ander koppel. De som wordt dan uitgevoerd zoals aangegeven door de formule van Chasles Möbius (zie figuur 1.12).

20 20 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Tegengestelde vectoren De vectoren Figuur 1.12: som van twee vectoren AB en BA zijn tegengestelde vectoren want de som is de nulvector. AB + BA = AA = o BA = AB. We zien ook in dat AB = o als A = B. Figuur 1.13: de tegengestelde vectoren AB en BA = CD = AB DELTA 3B (oud) p.162 nr.30-31; p.163 nr ; p.171 nr DELTA 3B (nieuw) p.172 nr.30-31; p.173 nr ; p.181 nr Veelvoud van een vector Figuur 1.14: positief veelvoud van AB Als we een positief veelvoud nemen van een vector AB dan verkrijgen we een vector die dezelfde richting en zin heeft van AB. Voorbeeld: Teken in figuur 1.14 een puntenkoppel (C, D) zodat CD = 2, 5 AB.

21 1.3. EVENWIJDIGE PROJECTIES OP EEN RECHTE 21 Figuur 1.15: negatief veelvoud van Als we een negatief veelvoud nemen van een vector AB dan verkrijgen we een vector die dezelfde richting maar de tegengestelde zin heeft van AB. Voorbeeld: Teken in figuur 1.15 een puntenkoppel (C, D) zodat CD = 0, 75 AB. AB DELTA 3B (oud) p.164 nr ; p.172 nrs DELTA 3B (nieuw) p.174 nr ; p.182 nrs Evenwijdige projecties op een rechte Definities We beschouwen twee rechten x en d en x d. Het punt A x is de evenwijdige projectie van A op x volgens de richting van d als en slechts als AA d. De projectierichting is de richting van d (direction) en de projectierechte is de rechte x waarop we projecteren. Notatie: A = p d x(a) Figuur 1.16: De evenwijdige projectie van A op x volgens d

22 22 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES De projectie van een lijnstuk STELLING 1.3 De evenwijdige projectie op x volgens de richting van d van een lijnstuk [AB] is 1. een lijnstuk, als [AB] d; 2. een punt, als [AB] d. Teken in de figuur 1.17 de twee mogelijkheden voor de projectie van een lijnstuk [AB] op x volgens de richting van d. Figuur 1.17: De evenwijdige projectie van een lijnstuk DELTA 3B (oud) en DELTA 3B (nieuw) p.8 nrs.1-2; p.9 nr.3; p.10 nrs.5-6; p.24 nr De loodrechte projectie Het punt A is de loodrechte projectie van A op x als en slechts als A het voetpunt is van de loodlijn uit A op x. Notatie: p x (A) = A = AA x p x (A) = A = AA x p x (B) = B = BB x } = AA BB Hieruit volgt dat de loodrechte projectie een evenwijdige projectie is waarvan de projectierichtng de loodrechte richting is. Figuur 1.18: De loodrechte projectie van A en B op x

23 1.3. EVENWIJDIGE PROJECTIES OP EEN RECHTE 23 Opgaven: 1. Teken in figuur 1.19 de volgende projecties p b c(p ) = P, p a c(q) = Q, p c b (R) = R, p a b ([P R]) = [P R ] Figuur 1.19: evenwijdige projectie 2. Teken in figuur 1.21 de projectie p a x( ABC); benoem de beeldpunten met index 1. Teken in figuur 1.21 de projectie p x a( ABC); benoem de beeldpunten met index 2. Figuur 1.20: evenwijdige projectie

24 24 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES 3. Construeer twee verschillende lijnstukken [AB] en [CB] waarvan hun lengten gelijk zijn aan de lengte van hun projectie [A B ] op een rechte x volgens de richting van een rechte d. Figuur 1.21: evenwijdige projectie DELTA 3B (oud) en DELTA 3B (nieuw) p.24 nr.44; p.25 nr De projecties van twee gelijke en evenwijdige lijnstukken STELLING 1.4 De evenwijdige projecties van twee evenwijdige lijnstukken met gelijke lengte zijn twee lijnstukken met gelijke lengte. Gegeven: AB = CD en AB CD A = p d x(a), B = p d x(b), C = p d x(c), D = p d x(d) Te bewijzen: A B = C D. Bewijs: 1. Zijn de evenwijdige lijnstukjes [AB] en [CD] evenwijdig met d dan is A = B en C = D. Er geldt dan A B = C D = 0

25 1.3. EVENWIJDIGE PROJECTIES OP EEN RECHTE De lijnstukken [AB] en [CD] zijn niet evenwijdig met d. De vectoren AB en CD zijn gelijk of tegengesteld. We onderstellen dat AB = CD BB ([AB]) = [EB ] = AB = EB DD ([CD]) = [F D ] = CD = = EB = F D. F D t t In A B E en C D F geldt tevens dat a) B = D als overeenkomstige hoeken bij EB F D en snijlijn x. b) A = C als overeenkomstige hoeken bij AA CC en snijlijn x. EB = F D B = D A = C AB = CD. ZHH = A B E = C D F = A B = C D. Figuur 1.22: De evenwijdige projecties van de gelijke en evenwijdige lijnstukken [AB] en [CD]

26 26 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES 1.4 De stelling van Thales STELLING 1.5 (De stelling van Thales) De evenwijdige projectie behoudt de verhouding van de lengten van evenwijdige lijnstukken. Gegeven: AB CD d. We noemen A, B, C en D de projecties van resp. de punten A, B, C en D op x volgens d. Te bewijzen: We bewijzen de stelling van Thales voor een rationale verhouding van de lengten van twee lijnstukken. AB CD = A B C D = m n met n, m N Voor een irrationale verhouding aanvaarden we de stelling van Thales zonder bewijs. Bewijs: Om het bewijs concreet te maken stellen we dat AB CD = 3 7 (1.3) Als AB = 3 AE met E AB dan is CD = 7 CF met F CD en er geldt dat AE = CF en AE CF omdat AB CD. De gelijke en evenwijdige lijnstukjes [AE] en [CF ] worden in gelijke lijnstukjes geprojecteerd. A E = C F De drie gelijke lijnstukjes waarin [AB] verdeeld is, worden geprojecteerd in drie gelijke lijnstukjes die een verdeling in drie gelijke delen vormen van [A B ]. Analoog is Uit 1.4 en 1.5 volgt en omdat 1.3 geldt, is A B = 3 A E (1.4) C D = 7 C F = 7 A E (1.5) A B C D = 3 A E 7 A E = 3 7 AB CD = A B C D = 3 7. OPGAVEN 3 Toon aan dat in een rechthoekige driehoek de lengte van de zwaartelijn op de schuine zijde gelijk is aan de helft van de lengte van de schuine zijde. DELTA 3B (oud) en DELTA 3B (nieuw) p.14 nrs ; p.15 nr 16; p.24 nr.45; p.26 nrs 51-52; p.27 nrs

27 1.4. DE STELLING VAN THALES Constructies Figuur 1.23: De stelling van Thales 1. Verdeling van een lijnstuk in n gelijke delen Om een gegeven lijnstuk [AB] in bijvoorbeeld 7 gelijke delen te verdelen, brengen we een willekeurige rechte a aan door één van de punten A of B, bijvoorbeeld door A. We passen met de passer op a, vertrekkende van A, 7 lijnstukjes [AA 1 ], [A 1 A 2 ], [A 2 A 3 ], [A 3 A 4 ], [A 4 A 5 ], [A 5 A 6 ] en [A 6 A 7 ] af met gelijke willekeurige lengte. Vervolgens projecteren we alle verdelingspunten A 1, A 2, A 3, A 4, A 5, A 6 en A 7 op de rechte AB volgens de richting van A 7 B. De gelijke lijnstukjes worden in gelijke lijnstukjes geprojecteerd. Figuur 1.24: Verdeling van een lijnstuk in 7 gelijke delen

28 28 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES 2. Constructie van de vierde evenredige Construeer hierboven het lijnstuk [AB] zodat a b = 3. Ijk overbrengen c. AB

29 1.4. DE STELLING VAN THALES Constructie van een rationaal getal op de getallenas Construeer hieronder de breuken 2 3, 7 4 en 2 7. Construeer hieronder de breuk 25 7.

30 30 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES 5. Een lijnstuk inwendig verdelen in twee stukken die een gegeven verhouding hebben Construeer hieronder het punt C [AB], zodat AC BC = 1 4 We verdelen het lijnstuk [AB] in = 5 gelijke delen. Zo één deel noemen we v. C ligt op het lijnstuk [AB] en op een afstand v van A of 4v van B. Construeer hieronder het punt D [AB], zodat AD BD = 3 4 We verdelen het lijnstuk [AB] in = 7 gelijke delen. Zo één deel noemen we u. D ligt op het lijnstuk [AB] en op een afstand 3u van A of 4u van B.

31 1.4. DE STELLING VAN THALES De verhouding van twee evenwijdige vectoren Is CD = r AB met AB o dan zeggen we dat r = evenwijdige vectoren. Voorbeelden: CD AB de verhouding is van de Is CD AB = 3 dan hebben de evenwijdige vectoren AB en CD dezelfde zin, de lijnstukken [AB] en [CD] zijn evenwijdig en er geldt CD AB = 3. De figuur ABDC is een trapezium. Teken hieronder. Is CD AB = 0, 6 dan hebben de evenwijdige vectoren AB en CD tegengestelde zin, de lijnstukken [AB] en [CD] zijn evenwijdig en er geldt CD AB = 0, 6. De figuur ABCD is een trapezium. Teken hieronder. CD Is AB = 1 dan is AB = CD. De vectoren AB en CD hebben dezelfde zin, de lijnstukken [AB] en [CD] zijn evenwijdig en hebben dezelfde lengte. De figuur ABDC is een parallellogram. Teken hieronder. CD Is AB = 1 dan is AB = CD. De vectoren AB en CD hebben tegengestelde zin, de lijnstukken [AB] en [CD] zijn evenwijdig en hebben dezelfde lengte. De figuur ABCD is een parallellogram. Teken hieronder.

32 32 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES AB CD = 3 2 AB CD } AB = CD = 3 2 of AB CD = 3 2 Teken in figuur 1.25 deze twee mogelijkheden voor de gegeven lijkstukken [AB] en [CD]. Figuur 1.25: Verhouding van evenwijdige vectoren Omdat de projecties van twee evenwijdige vectoren met gelijke (tegengestelde) zin twee vectoren zijn met gelijke (tegengestelde) zin, kunnen we nu de stelling van Thales met vectoren formuleren: De evenwijdige projectie bewaart de verhouding van evenwijdige vectoren. Figuur 1.26: evenwijdige projectie STELLING 1.6 (Omgekeerde stelling van Thales) Is de deelverhouding van een punt C t.o.v. (A, B) gelijk aan de deelverhouding van C t.o.v. (A, B ) en is AA BB dan is CC AA (voor de definitie van deelverhouding zie volgende paragraaf).

33 1.4. DE STELLING VAN THALES Deelverhouding van een punt t.o.v. een puntenkoppel Definities Drie punten zijn collineair als en slechts als ze op eenzelfde rechte gelegen zijn. We beschouwen een puntenkoppel (A, B) en een punt C van de rechte AB. De punten A, B en C zijn dus collineair. De deelverhouding van een punt C t.o.v. een puntenkoppel (A, B) is de verhouding van de vectoren CA en CB. CA (A B C) = CB Deze verhouding levert een reëel getal op dat positief is als C buiten het lijnstuk [AB] ligt en dat negatief is als C tussen A en B ligt Gegeven de ligging van C, bepaal de deelverhouding (A B C) Het punt C ligt buiten [AB] of C / [AB] (A B C) = CA CB = de deelverhouding van C t.o.v. (A, B) is groter dan 1 Figuur 1.27: (A B C) = CA CB = de deelverhouding van C t.o.v. (A, B) is positief en kleiner dan 1 Figuur 1.28: Deelverhouding van C t.o.v. (A, B) is positief en kleiner dan 1

34 34 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Het punt C ligt binnen [AB] of C [AB] (A B C) = CA CB = de deelverhouding van C t.o.v. (A, B) is negatief en groter dan 1 Figuur 1.29: (A B C) =, de deelverhouding van C t.o.v. (A, B) (A B C) = CA CB = de deelverhouding van C t.o.v. (A, B) is kleiner dan 1 Figuur 1.30: Deelverhouding van C t.o.v. (A, B) Gegeven de deelverhouding (A B C), bepaal de ligging van C Voorbeelden: Teken in de figuur 1.31 het punt C waarvoor (A B C) = 3 en het punt D waarvoor 5 (A B D) = 5. 3 We construeren C [AB] zodat CA = 3 DA en het punt D zodat = 5. CB 5 DB 3 Figuur 1.31: (A B C) = 3 5 en (A B D) = 5 3

35 1.4. DE STELLING VAN THALES 35 Teken in de figuur 1.32 het punt C waarvoor (A B C) = 3 en het punt D waarvoor 5 (A B D) = 5. 3 We verdelen het lijnstuk [AB] in 5 3 = 2 gelijke delen. Zo één deel noemen we v. C ligt buiten [AB] en op een afstand 3v van A. D ligt buiten [AB] en op een afstand 3v van B. Figuur 1.32: (A B C) = 3 5 en (A B D) = 5 3 Als de deelverhouding Er geldt CA CB = 1 dan zijn de vectoren CA = CB CA + CB = o Gaan we over naar de plaatsvectoren dan geldt CA en CB tegengesteld. OA OC + OB OC = o OA + OB = 2 OC OC = OA + OB. 2 Hieruit kunnen we besluiten dat ingeval de deelverhouding van C t.o.v. (A, B) gelijk is aan 1, het punt C in het midden ligt van [AB]. Figuur 1.33: (A B C) = 1 C is het midden van [AB] CA CB = 1 2 A, B, C zijn collineair } CA = CB = 1 2 of CA CB = 1 2 Figuur 1.34: A, B, C zijn collineair en CA CB = 1 2

36 36 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Bissectrices van een driehoek STELLING 1.7 De binnenbissectrice van een hoek van een driehoek verdeelt de overstaande zijde in twee delen waarvan de lengten evenredig zijn met de lengten van de aanliggende zijden. Gegeven: In ABC snijdt de binnenbissectrice van de hoek A de overstaande zijde [BC] in het punt A. We stellen AB = x, AC = y, A B = x en A C = y. Te bewijzen: x y = x y. Bewijs: De binnenbissectrice van hoek A verdeelt de hoek A in twee gelijke delen A 1. A= 2 A 1 We construeren C AB zodat AC = AC = y en A [BC ]. De ACC is een gelijkbenige driehoek met tophoek de buitenhoek A 2 van A De basishoeken van ACC zijn A 2 = 180 o 2 A 1. C 2= C 2 In ACC is de som van de hoeken gelijk aan 180 o. A 2 + C 2 + C 2= 180 o 180 o 2 A 1 +2 C 2= 180 o waaruit volgt dat A 1 = C 2. De hoeken A 1 en C 2 zijn overeenkomstige hoeken met snijlijn AB. Hieruit volgt dat AA C C. [A B], [A C] zijn de evenwijdige projecties van [AB] en [AC ] op BC volgens de richting van AA. Volgens de stelling van Thales geldt x y = x y.

37 1.5. HOMOTHETIEËN Homothetieën Definitie Figuur 1.35: bissectrice van een driehoek Het punt A is het beeld van het punt A onder een homothetie met centrum C en factor r als en slechts als CA = r CA Notatie: hom (C,r) (A) = A. hom (C,r) (A) = A C A } = (A CA A C) = CA = r Voorbeelden: Teken hieronder A = h (C,2 )(A).

38 38 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Teken hieronder A = hom (C, 5 2 )(A). Teken hieronder A = hom (C, 2 3 )(A). Teken hieronder A = hom (C, 3 4 )(A). Teken hieronder A = hom (C, 2) (A). Teken hieronder A = hom (C, 1) (A). Deze homothetie wordt de puntspiegeling om C genoemd.

39 1.5. HOMOTHETIEËN 39 Besluit: Is de factor van homothetie positief dan hebben de vectoren CA en CA gelijke zin, met andere woorden het punt A en zijn beeld A liggen aan dezelfde kant van het centrum C. Is de factor van homothetie negatief dan hebben de vectoren CA en CA tegengestelde zin, met andere woorden het punt A en zijn beeld A liggen aan weerskanten van het centrum C Het beeld van een lijnstuk STELLING 1.8 Een homothetie met factor r beeldt een lijnstuk [AB] af op een evenwijdig lijnstuk en er geldt dat A B = r AB. Gegeven: A = hom (C,r) (A) en B = hom (C,r) (B). Te bewijzen: A B = r AB en A B AB. Bewijs: A = hom (C,r) (A) = CA = r B = hom (C,r) (B) = CB = r CB CA = A C = r AC Door opeenvolgend de stelling van Chasles-Möbius toe te passen kunnen we schrijven: A B = A C + CB = r AC + r CB = r ( AC + CB) = r AB { A B = r AB A B = r AB = A B AB A B C is het beeld van ABC onder een homothetie. Daarom worden ABC en A B C homothetische driehoeken genoemd. Zijn ABC en A B C twee homothetische driehoeken dan zijn de lengten van de zijden van ABC evenredig met de lengten van de overeenkomstige zijden van driehoek A B C. CA CA = CB CB = B A BA = r CA CA = CB CB = B A = r BA Merk op dat de overeenkomstige hoeken van deze twee homothetische driehoeken, twee aan twee gelijk zijn aan elkaar: A= A, B= B, C= C (zie figuur 1.36).

40 40 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Figuur 1.36: Beeld van een lijnstuk onder een homothetie 1. Omdat volgens de stelling 1.8 geldt dat A B AB hebben we de evenwijdige projectie p AB BB. Volgens de stelling van Thales geldt (zie figuur 1.36): p AB BB (A) = B p AB BB (A ) = B p AB BB (C) = C = CA CA = CB CB = r 2. Omdat A A BB hebben we de evenwijdige projectie p BB A B. Volgens Thales geldt: p BB A B = CA CA = B A B = A B A BA = r (A) = A p BB A B (A ) = A (C) = B p BB A B

41 1.5. HOMOTHETIEËN 41 Figuur 1.37: Beeld van een lijnstuk onder een homothetie met r > 0 STELLING 1.9 Zijn twee lijnstukken evenwijdig dan bestaat er minstens één homothetie die het ene lijnstuk afbeeldt op het ander lijnstuk. We noemen de evenwijdige lijnstukken [AB] en [P Q]. Is P Q = r AB met r 1 dan zijn er twee verschillende homothetieën die het lijnstuk [AB] afbeelden op het lijnstuk [P Q], de ene homothetie heeft factor r en de ander heeft factor r, nl. hom (C,r) (A) = P en hom (C,r) (B) = Q hom (C, r)(a) = Q en hom (C, r)(b) = P Geval A, B, P en Q niet op eenzelfde rechte gelegen zijn: construeer in figuur 1.38 C en C. Bepaal tevens de factoren van homothetie.

42 42 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Figuur 1.38: homothetieën die [AB] afbeelden op [P Q] Geval A, B, P en Q op eenzelfde rechte gelegen zijn: construeer in figuur 1.39 C. Bepaal tevens de factor van homothetie. Figuur 1.39: homothetie die AB afbeeldt op P Q Geval A, B, P en Q op eenzelfde rechte gelegen zijn: construeer in figuur 1.40 C. Bepaal tevens de factor van homothetie.

43 1.5. HOMOTHETIEËN 43 Figuur 1.40: homothetie die AB afbeeldt op QP Is AB = P Q dan is er één homothetie die het lijnstuk [AB] afbeeldt op het lijnstuk [P Q], nl. de puntspiegeling met centrum het snijpunt van AP en BQ (of AQ en BP ). Duid het centrum van de homothetie aan in figuur 1.41 in geval A, B, P en Q niet op eenzelfde rechte gelegen zijn en wel op eenzelfde rechte gelegen zijn. Figuur 1.41: homothetie die [AB] afbeeldt op [P Q] DELTA 3B (oud) p.19 nrs ; p.25 nr.47; p.27 nr.54; p.28 nr.57; p.31 nr.2; p.39 nrs.14-15; p.40 nr.19; p.42 nrs.24-25; p.45 nr.31; p.46 nrs.32-34; p.48 nr.38; p.49 nrs.40-42; p.50 nr.44; p.52 nrs DELTA 3B (nieuw) p.19 nrs ; p.25 nr.47; p.27 nr.54; p.28 nr.57; p.31 nr.2; p.41 nrs.15-16; p.42 nr.20; p.44 nrs.25-26; p.48 nr.33; p.49 nrs.34-36; p.55 nr.47; p.56 nrs.49-51; p.58 nr.55; p.60 nr

44 44 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES 1.6 Gelijkvormige figuren Definities Twee figuren zijn gelijkvormig als en slechts als de ene figuur congruent is met het beeld van de andere figuur onder een homothetie. De factor van homothetie wordt de gelijkvormigheidsfactor van de gelijkvormige figuren genoemd Gelijkvormige driehoeken Homothetisch gelijkvormige driehoeken Twee driehoeken zijn homothetisch gelijkvormig als en slechts als de ene driehhoek het beeld is van de andere driehoek onder een homothetie. Figuur 1.42: homothetisch gelijkvormige driehoeken met P QR

45 1.6. GELIJKVORMIGE FIGUREN 45 STELLING 1.10 Bij twee homothetisch gelijkvormige driehoeken zijn de hoeken twee aan twee gelijk en zijn de lengten van de zijden van de ene driehoek evenredig met de lengten van de overeenkomstige zijden van de andere driehoek. De overeenkomstige hoeken zijn gelijk omdat ze som of verschil zijn van overeenkomstige hoeken (zie figuur 1.42). Druk hier de gelijkheid van de hoeken uit als som of als verschil. Omdat de ene driehoek het beeld is van de andere driehoek onder een homothetie met centrum C en factor r geldt: P Q = r P Q P Q P Q = r Hieruit volgt P R = r P R P R P R Q R = r QR Q R QR P Q P Q = P R P R = Q R QR = r = r = r Schrijf hieronder al naar gelang de waarde van de factor van homothetie de oppervlakte van P QR groter of kleiner is dan de oppervlakte van P Q R : DELTA 3B (oud) p.39 nr.16 DELTA 3B (nieuw) p.41 nr.17

46 46 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Gelijkvormige driehoeken De gelijkvormigheidskenmerken: STELLING 1.11 (HH) Twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee hoeken van de ene driehoek gelijk zijn aan resp. twee hoeken van de andere driehoek. Figuur 1.43: Gelijkvormigheidskenmerk HH Gegeven: Twee driehoeken ABC en A B C. AB = A B AC = A C A= A A= A en B= B Te bewijzen: ABC A B C. Bewijs: Neem B [AB] zodat AB = A B en C [AC] zodat AC = A C. ZHZ = AB C = A B C = B 1= B B geg = B B 1= B = B= B 1 Uit de gelijkheid van deze overeenkomstige hoeken volgt dat B C BC en daaruit volgt dat de driehoeken AB C en A B C homothetisch zijn. } A B C = AB C ABC AB C = A B C ABC

47 1.6. GELIJKVORMIGE FIGUREN 47 STELLING 1.12 (ZHZ) Twee driehoeken zijn gelijkvormig als een hoek van de ene driehoek gelijk is aan een hoek van de andere driehoek en de lengten van de aanliggende zijden van de ene driehoek evenredig zijn met de lengten van de overeenkomstige aanliggende zijden van de andere driehoek. Figuur 1.44: Gelijkvormigheidskenmerk ZHZ Gegeven: Twee driehoeken ABC en A B C. AB = A B AC = A C A= A A= A en A B AB = A C AC Te bewijzen: ABC A B C. Bewijs: Neem B [AB] zodat AB = A B en C [AC] zodat AC = A C. ZHZ = AB C = A B C Uit het gegeven A B = A C volgt dat AB = AC. AB AC AB AC Hieruit volgt dat de driehoeken ABC en AB C homothetisch zijn. A B C = AB C ABC AB C } = A B C ABC

48 48 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES STELLING 1.13 (ZZZ) Twee driehoeken zijn gelijkvormig als de verhoudingen van de lengten van de overeenkomstige zijden gelijk zijn. Figuur 1.45: Gelijkvormigheidskenmerk ZZZ Gegeven: Twee driehoeken ABC en A B C. A B AB = B C BC = A C AC = r Te bewijzen: ABC A B C. Bewijs: We passen op ABC een homothetie toe met centrum A en factor r (uit het gegeven). Het beeld van B is B en van C is C. Hieruit volgt dat BC B C en AB AB = A B AB = r Uit dit laatste volgt dat Analoog tonen we aan dat AB = A B AC = A C en B C = B C AB = A B AC = A C B C = B C A B C = AB C ABC AB C ZZZ = AB C = A B C } = A B C ABC

49 1.6. GELIJKVORMIGE FIGUREN 49 DELTA 3B (oud) p32 nrs.3-4; p.40 nr.18; p.43 nr.28; p.44 nr.29; p.48 nr.37; p.49 nrs.39-41; p.51 nr.45. DELTA 3B (nieuw) p32 nrs.3-4; p.42 nr.19; p.45 nr.29; p.47 nr.31; p.55 nr.46; p.56 nrs.48-50; p.58 nr.56.

50 50 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Omtrek en oppervlakte van gelijkvormige figuren We beschouwen twee gelijkvormige driehoeken ABC en A B C met gelijkvormigheidsfactor r, de hoogte [CD] op de zijlijn AB en de hoogte [C D ] op de zijlijn A B. Er geldt: A B = r AB, B C = r BC, C A = r CA en C D = r CD. Voor de omtrek van gelijkvormige driehoeken omtr( A B C ) = A B + B C + C A = r AB + r BC + r CA = r ( AB + BC + CA ) = r (omtr( ABC)) (1.6) Voor de oppervlakte van gelijkvormige driehoeken opp( A B C ) = A B C D = r AB r CD 2 2 = r 2 AB CD = r 2 (opp( ABC)) (1.7) 2 We kunnen 1.6 en 1.7 voor driehoeken veralgemenen voor vlakke figuren in het algemeen. STELLING 1.14 Zijn twee figuren gelijkvormig met gelijkvormigheidsfactor r dan geldt dat:. de omtrek van de ene figuur gelijk is aan de omtrek van de andere figuur vermenigvuldigd met r : de oppervlakte van ene figuur gelijk is aan de oppervlakte van de andere figuur menigvuldigd met r 2. Figuur 1.46: Gelijkvormige figuren DELTA 3B (oud) p.19 nrs ; p.32 nrs.4-5; p.33 nr.6; p.40 nr.17; p.43 nrs.26-27; p.44 nr.30; p.47 nrs.35-36: p.52 nr.52. DELTA 3B (nieuw) p.19 nrs ; p.32 nrs.4-5; p.33 nr.6; p.42 nr.18; p.45 nrs.27-28; p.47 nr.32; p.54 nrs

51 1.6. GELIJKVORMIGE FIGUREN Middenparallel van een driehoek Een middenparallel van een driehoek is een lijnstuk dat de middens van twee zijden verbindt. Een driehoek heeft drie middenparallellen. Figuur 1.47: middenparallellen van een driehoek STELLING 1.15 Een middenparallel is evenwijdig met een zijde van de driehoek en zijn lengte is de helft van de lengte van die zijde. Gegeven: ABC M c is het midden van [AB] M b is het midden van [AC] } = [M c M b ] is een middenparallel van ABC Te bewijzen: 1) M c M b BC 2) BC = 2 M c M b. Bewijs: M c is het midden van [AB] AB = 2AM c M b is het midden van [AC] AC = 2AM b } = { B = hom(a,2) (M c ) C = hom (A,2) (M b ) Omdat een homothetie een lijnstuk afbeeldt op een evenwijdig lijnstuk waarvan de lengte verdubbelt omdat de factor 2 is, geldt M c M b BC en BC = 2 M c M b. Analoog voor de andere twee middenpallellen.

52 52 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES STELLING 1.16 Een lijnstuk door het midden van een zijde van een driehoek en evenwijdig met een andere zijde, is een middenparallel van de driehoek. Gegeven: Te bewijzen: ABC M b is het midden van [AC] M b N BC N AB [NM b ] is een middenparallel van ABC Bewijs: Omdat M b N BC kunnen we de evenwijdige projectie p BC AB = pa c beschouwen. p a c(a) = A p a c(m b ) = N p a c(c) = B = AM b M b C = AN NB Omdat M b het midden is van [AC] geldt AM b = M b C = AM b = 1 (2). M b C Uit(1) en (2) volgt dat AN = 1 = AN = NB = N is het midden van [AB]. NB } M b is het midden van [AC] (geg) = [NM N is het midden van [AB] b ] is een middenparallel van ABC. (1) Figuur 1.48: middenparallell van een driehoek

53 1.6. GELIJKVORMIGE FIGUREN Zwaartepunt van een driehoek Een zwaartelijn van een driehoek is een lijnstuk dat een hoekpunt van de driehoek verbindt met het midden van de overstaande zijde. Omdat de drie zwaartelijnen van een driehoek door eenzelfde punt gaan kunnen we dat punt definiëren als het zwaartepunt van de driehoek. STELLING 1.17 Het zwaartepunt van een driehoek ligt op een zwaartelijn op twee derden van een hoekpunt van de driehoek en dus op één derde van het midden van de overstaande zijde van dat hoekpunt. Gegeven : ABC M b is midden van [AC] M c is midden van [AB] {Z} = BM b CMc Te bewijzen: ZC = 2 3 CM c en bijgevolg ZM c = 1 3 CM c. Figuur 1.49: zwaartepunt van een driehoek Bewijs: M b M c is middenparallel van ABC. Volgens de stelling over de middenparallellen van een driehoek geldt: M b M c BC en BC = 2 M c M b. Er bestaan twee homothetieën die [M b M c ] afbeelden op [BC], de ene heeft factor 2 en de andere heeft factor 2. De homothetie met centrum Z waarbij {Z} = BM b CMc, heeft als factor 2 omdat de lijnstukken [M b M c ] en [CB] aan weerskanten van Z liggen. hom (Z, 2) (M c ) = C hom (Z, 2) (M b ) = B } ZC = = ZM c ZB = 2 = ZM b { ZC = 2 3 CM c ZM c = 1 3 CM c.

54 54 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Analoog voor de andere zwaartelijnen. Andere formuleringen van de opgave van de stelling: Het zwaartepunt van een driehoek is het centrum van homothetie die de driehoek gevormd door de middenparallellen van de driehoek afbeeldt op de driehoek en de factor is 2. De deelverhouding van het zwaartepunt Z t.o.v. (A, M a ) is 2 ZA (Z A M a ) = 2. ZM a

55 1.7. STELLINGEN IN RECHTHOEKIGE DRIEHOEKEN Stellingen in rechthoekige driehoeken STELLING 1.18 Het kwadraat van de lengte van de hoogtelijn op de schuine zijde in een rechthoekige driehoek is gelijk aan het product van de lengten van de stukken waarin ze de schuine zijde verdeelt. andere formulering: De lengte van de hoogtelijn op de schuine zijde van een rechthoekige driehoek is middelevenredig tussen de lengten van de stukken waarin ze de schuine zijde verdeelt. Gegeven : ABC is rechthoekig in C C= 90 o (zie figuur 1.50) CC AB C [AB] Te bewijzen : h 2 = a b h = b a h. Figuur 1.50: stelling in rechthoekige driehoek I Bewijs: In de rechthoekige driehoeken ABC, ACC en BCC geldt: A + B= 90 o A + C 1 = 90 o C 2 + B= 90 o = B= C 1 A= C 2 HH = C AC C CB Uit de gelijkvormigheid van de twee driehoeken volgt de evenredigheid van de overeenkomstige zijden. C A C C = AC CB = C C C B = b h = b a = h a = h 2 = a b

56 56 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES STELLING 1.19 Het kwadraat van de lengte van een rechthoekszijde van een rechthoekige driehoek is gelijk aan het product van de lengte van de schuine zijde en de lengte van de loodrechte projectie van die rechthoekszijde op de schuine zijde. Andere formulering: De lengte van een rechthoekszijde van een rechthoekige driehoek is middelevenredig tussen de lengte van de schuine zijde en de lengte van haar loodrechte projectie op de schuine zijde. Gegeven : ABC is rechthoekig in C C= 90 o (zie figuur 1.50) CC AB C [AB] Te bewijzen: b 2 = c b b = b (en c b a2 = c a a = a ). c a Figuur 1.51: stelling in rechthoekige driehoek II Bewijs: In de rechthoekige driehoeken ABC en ACC geldt: A + B= 90 o A + C 1 = 90 o = B= C HH 1 = ACC ABC Uit de gelijkvormigheid van de twee driehoeken volgt de evenredigheid van de overeenkomstige zijden. AC AB = AC AC = CC BC = b c = b b = h a = b2 = c b Analoog bewijzen we dat a c = a a DELTA 3A (oud) : p.19 nr.33; p.22 nr 47 (6) DELTA 3A (nieuw) : p.19 nr.33; p.24 nr 49 (6)

57 1.8. COÖRDINAAT VAN EEN VECTOR Coördinaat van een vector De coördinaat van de vector AB met A(x1, y 1 ) en B(x 2, y 2 ) is de coördinaat van de plaatsvector OC die gelijk is aan AB. In het vervolg stellen we een vector gelijk aan zijn coördinaat. AB = OC = OB OA = (x 2, y 2 ) (x 1, y 1 ) = (x 2 x 1, y 2 y 1 ) Tabel 1.11: A( 2, 2) en B(3, 3) coördinaat van AB is (3 + 2, 3 2) = (5, 1) DELTA 3B (oud) p.168 nrs ; p.169 nr.54 DELTA 3B (nieuw) p.178 nrs ; p.179 nr Lengte van een lijnstuk met coördinaten Zijn A(x 1, y 1 ) en B(x 2, y 2 ) twee punten dan is de afstand tussen A en B gegeven door AB = (x 2 x 1 ) 2 + (y 2 y 1 ) 2. We merken op dat (x 2 x 1, y 2 y 1 ) de coördinaat is van AB. Voorbeeld: Voor de punten A en B van tabel 1.8 is AB = = 26. DELTA 3B (oud) p.81 nr.1; p.82 nr.2; p.84 nr.8; p.85 nr.10; p.89 nrs DELTA 3B (nieuw) p.91 nr.1; p.92 nr.2; p.94 nr.8; p.95 nr.10; p.99 nrs

58 58 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES 1.10 Homothetie met centrum O Transformatieformules Is (x, y) de coördinaat van OP dan is de coördinaat (x, y ) van het beeld homothetie met centrum O en factor r gegeven door (x, y ) = r (x, y) OP onder de of { x = rx y = ry De formules worden de transformatieformules voor een homothetie genoemd. Voorbeelden: Gegeven is het lijnstuk [AB] met A(1, 2) en B(3, 1). 1. Bepaal het beeld [A B ] van [AB] onder de homothetie met factor 2. Bepaal tevens de lengte van [A B ]. We construeren het beeld [A B ] in tabel De transformatieformules zijn (x, y ) = 2 (x, y) of { x = 2x y = 2y De beelden van A en B zijn: A (2, 4) en B (6, 2), hetgeen we hier ook uit de tekening kunnen afleiden. De lengte van [AB]: AB = (3 1, 1 2) = (2, 1) = AB = ( 1) 2 = 5 en bijgevolg is A B = 2 AB = 2 5.

59 1.10. HOMOTHETIE MET CENTRUM O 59 Tabel 1.12: de beelden van [AB] onder een homothetie met factor 2 en 1 2. Bepaal het beeld [A B ] van [AB] onder een puntspiegeling om O. Bepaal tevens de lengte van [A B ]. We construeren het beeld [A B ] in tabel De transformatieformules zijn (x, y ) = 1 (x, y) of { x = x y = y De beelden van A en B zijn: A ( 1, 2) en B ( 3, 1), hetgeen we hier ook uit de tekening kunnen afleiden. De lengte van [A B ] is A B = 1 AB = 5.

60 60 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Bepaal het beeld van de driehoek ABC met A(6, 0), B( 3, 4) en C( 3, 2) onder een homothetie met centrum O en factor r = 2 3. Bepaal de oppervlakte van driehoek ABC, alsook de oppervlakte van het beeld. Eerst tekenen we het beeld van de driehoek in tabel 1.13 en tegelijk controleren we met de berekening. De transformatieformules zijn: (x, y ) = 2 (x, y) 3 of { x = 2 3 x y = 2 3 y De coördinaten van de beelden van de hoekpunten van de driehoek zijn A ( 12 3, 0) = ( 4, 0), B ( 6 3, 8 3 ) = (2, 8 3 ), C ( 6 3, 4 3 ) = (2, 4 3 ). AB = ( 3 6, 4) = ( 9, 4), BC = ( 3 + 3, 2 4) = (0, 6) en AC = ( 3 6, 2) = ( 9, 2). De lengten van de zijden van ABC zijn: AB = = 97, BC = 6, AC = = 85 en de lengten van de zijden van A B C zijn A B = = 6, 6, B C = = 4, A C = = 6, 1. De oppervlakte van ABC is en de oppervlakte van A B C is = 27 ( 2 3 )2 27 = 4 27 = 12. 9

61 1.10. HOMOTHETIE MET CENTRUM O 61 Tabel 1.13: beeld van de ABC onder een homothetie met factor 2 3

62 62 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Tabel 1.14: beeld van de cirkel en het lijnstuk [AB] onder een homothetie met factor 2, 5 OPGAVEN 4 Teken in tabel 1.14 de cirkel met middelpunt (1, 1) en straal 2 en bepaal het beeld van deze cirkel onder een homothetie met centrum O en factor 2, 5. 5 Bepaal de lengte van het lijnstuk [AB] met A(2, 0) en B(5, 3) en teken in tabel 1.14 het beeld [A B ] van het lijnstuk onder een homothetie met centrum O en factor 2, 5. Bepaal de lengte van [A B ]. DELTA 3B (oud) p.150 nr.1; p.151 nr.7-8 DELTA 3B (nieuw) p.160 nr.1; p.161 nr.7-8

63 1.11. UITREKKINGEN Uitrekkingen Uitrekking in de richting van de x-as met centrum O Is (x, y) de coördinaat van OP dan is de coördinaat (x, y ) van het beeld OP onder de uitrekking in de richting van de x-as met centrum O en factor r gegeven door { x = rx y = y De formules worden de transformatieformules voor een uitrekking in de richting van de x-as genoemd. Voorbeeld: Bepaal in tabel 1.15 de beelden onder een uitrekking in de richting van de x-as met centrum O en factor 3 van ABCD en P QRS met A(1, 1), B(1, 1), C( 1, 1), D( 1, 1), P (2, 5; 5), Q(2, 5; 3), R(0, 5; 3) en S(0, 5; 5). De transformatieformules zijn { x = 3x y = y De coördinaten van de beelden zijn: A (3, 1), B (3, 1), C ( 3, 1), D ( 3, 1), P (7, 5; 5), Q (7, 5; 3), R (1, 5; 3) en S (1, 5; 5). Tabel 1.15: beeld van ABCD onder een uitrekking met factor 3 in de x-richting OPGAVEN 6 Ga na hoe een vierkant verandert na uitrekking in de richting van de x-as met centrum O en factor 3.

64 64 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES Uitrekking in de richting van de y-as met centrum O Is (x, y) de coördinaat van OP dan is de coördinaat (x, y ) van het beeld OP onder de uitrekking in de richting van de y-as met centrum O en factor r gegeven door { x = x y = ry De formules worden de transformatieformules voor een uitrekking in de richting van de y-as genoemd. OPGAVEN 7 Is het mogelijk een uitrekking in de riching van de y-as te bepalen waarvoor het beeld van een rechthoek een vierkant is? Bepaal zo een uitrekking. Opmerkingen: Een figuur wordt door een uitrekking in een richting met factor r vergroot in die richting als r < 1 r > 1 Een figuur wordt door een uitrekking in een richting met factor r verkleind in die richting als 1 < r < 1 Een figuur blijft door een uitrekking in een richting met factor r even groot als r = 1 r = 1 Als we een figuur uitrekken in twee verschillende richtingen met dezelfde factor r dan wordt die figuur uitgerokken in alle richtingen met factor r en is de opeenvolging van die twee uitrekkingen een homothetie met factor r.

65 1.12. SPIEGELINGEN OM RECHTEN Spiegelingen om rechten De spiegeling om de x-as Is (x, y) de coördinaat van OP dan is de coördinaat (x, y ) van het beeld spiegeling om de x-as volgens de richting van de y-as gegeven door (x, y ) = (x, y) of { x = x y = y OP onder de De formules worden de transformatieformules voor de spiegeling om de x-as volgens de richting van de y-as genoemd De spiegeling om de y-as Is (x, y) de coördinaat van OP dan is de coördinaat (x, y ) van het beeld spiegeling om de y-as volgens de richting van de x-as gegeven door (x, y ) = ( x, y) of { x = x y = y OP onder de De formules worden de transformatieformules voor de spiegeling om de y-as volgens de richting van de x-as genoemd. Tabel 1.16: spiegeling om de x-as - spiegeling om de y-as HERHALINGSOPGAVEN: DELTA 3B (oud) p.150 nrs.2-3 p.153 nr DELTA 3B (nieuw) p.160 nrs.2-3 p.163 nr.10-13

66 66 HOOFDSTUK 1. VECTOREN EN TRANSFORMATIES

67 Hoofdstuk 2 De rechte in het vlak 2.1 Herhaling: eerstegraadsfuncties De vergelijking y = ax + b is het voorschrift van een eerstegraadsfunctie als a 0. De grafiek van een eerstegraadsfunctie is een rechte. Betekenis van de coëfficiënten a en b : b is de doorgang op de y-as van de rechte. a is de richtingscoëfficiënt van de rechte. a > 0: de functie stijgt; a < 0: de functie daalt; Het nulpunt van een eerstegraadsfunctie : Het nulpunt van een eerstegraadsfunctie is de x-waarde waarvoor de functiewaarde gelijk is aan nul of de x-waarde van het snijpunt van de grafiek met de x-as, die we de doorgang van de rechte op de x-as noemen. ax + b = 0 a 0 x = b. a Het voorschrift van alle eerstegraadsfuncties met x 1 als nulpunt is van de gedaante, y = a(x x 1 ) (2.1) Het voorschrift van een eerstegraadsfunctie kan in de gedaante 2.1 gebracht worden: y = a(x + b a ) y = a(x ( b a )) y = a(x x 1) De vergelijking y = ax + b als a = 0, wordt y = b. Deze vergelijking is het voorschrift van een constante functie. De grafiek is een rechte evenwijdig met de x-as. De richtingscoëfficiënt is gelijk aan nul. 67

68 68 HOOFDSTUK 2. DE RECHTE IN HET VLAK Figuur 2.1: richtingsruimte van de rechte a 2.2 Vergelijking van een rechte De richting van een rechte - richtingsvector De richting van een rechte a is de verzameling van alle rechten parallel met a. Elke vector in het vlak, verschillend van de nulvector, duidt een richting van een rechte aan. Zo duidt de vector OP de richting aan van de rechte OP = ao en van elke rechte evenwijdig met OP. We beschouwen op een tekening een rechte a evenwijdig met a O. Verschillende plaatsvectoren kunnen de richting van de rechte a aanduiden zoals de vectoren OP, OQ en OQ op de tekening. De punten P, Q en Q liggen dan op de rechte a O evenwijdig met a door de oorsprong. Al deze vectoren worden richtingsvectoren van de rechte a genoemd. De rechte a O bevat alle punten waarvan de plaatsvectoren richtingsvectoren zijn van a en wordt daarom de richtingsruimte van de rechte a genoemd. STELLING 2.1 Elk veelvoud verschillend van nul van een richtingsvector is richtingsvector van dezelfde richting en omgekeerd, zijn alle richtingsvectoren van eenzelfde richting veelvouden van elkaar Een stel richtingsgetallen van de richting van een rechte Een stel richtingsgetallen van de richting van een rechte is de coördinaat van een richtingsvector van die rechte.

69 2.2. VERGELIJKING VAN EEN RECHTE 69 Tabel 2.1: richtingsgetallen van een rechte Voorbeelden: de rechte OP door de oorsprong en door het punt P (2, 3) heeft (2, 3) als een stel richtingsgetallen. Een ander stel richtingsgetallen is bvb. ( 1, 3 ) dat hoort bij een veelvoud van de 2 vector OP, nl. 1OP. 2 We schrijven (2, 3) ( 1, 3 2 ) (1, 3 2 ). de rechte bepaald door de punten A(6, 3) en B(1, 4) heeft AB = OB OA = (1, 4) (6, 3) = ( 5, 1) AB als richtingsvector. Algemeen: Zijn (x 1, y 1 ) en (x 2, y 2 ) de coördinaten van resp. A en B van de rechte AB dan is AB = OB OA = (x 2, y 2 ) (x 1, y 1 ) = (x 2 x 1, y 2 y 1 ) een stel richtingsgetallen van de rechte AB.

70 70 HOOFDSTUK 2. DE RECHTE IN HET VLAK OPGAVEN 8 Bepaal een stel richtingsgetallen van de rechte AB met (a) A(1, 5) en B( 6, 3), (b) A(7, 5) en B(11, 3) (c) A( 2, 3) en B( 2, 11) Onderzoek van de collineariteit van drie punten Voorbeeld: Onderzoek of de punten A(8, 6), B(9, 3) en C(11, 3) collineair zijn. Om dit te onderzoeken, gaan we na of de rechten AB en AC, die het punt A gemeenschappelijk hebben ook dezelfde richting hebben. AB = OB OA = (9 8, 3 6) = (1, 3) AC = OC OA = (11 8, 3 6) = (3, 9) Omdat (3, 9) (1, 3), geldt AB AC. De punten A, B en C zijn collineair. Tabel 2.2: zijn de punten A, B en C collineair? OPGAVEN 9 Zijn volgende punten A(7, 5), B( 14, 10) en C(1, 5 7 ) collineair? DELTA 3B (oud) p.88 nr.15; p.169 nr.55. en DELTA 3B (nieuw) p.98 nr.15; p.179 nr.55

Voorkennis meetkunde (tweede graad)

Voorkennis meetkunde (tweede graad) Voorkennis meetkunde (tweede graad) 1. Vlakke meetkunde Lengten van de zijden en grootte van de hoeken van driehoeken en vierhoeken - De som van de hoeken van een driehoek is 180 - Bij een rechthoekige

Nadere informatie

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde Overzicht eigenschappen en formules meetkunde xioma s Rechten en hoeken 3 riehoeken 4 Vierhoeken 5 e cirkel 6 Veelhoeken 7 nalytische meetkunde Op de volgende bladzijden vind je de eigenschappen en formules

Nadere informatie

STELLINGEN & BEWIJZEN 5VWO wiskunde B 1 e versie

STELLINGEN & BEWIJZEN 5VWO wiskunde B 1 e versie STELLINGEN & BEWIJZEN 5VWO wiskunde B 1 e versie Euclides van Alexandrië (ca. 265-200 v.chr.) Thales van Milete (ca. 624 v.chr. - 547 v.chr.) INHOUDSOPGAVE Algemene begrippen..blz. 1-3 - Stelling en bewijs

Nadere informatie

Vlakke meetkunde. Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting.

Vlakke meetkunde. Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande hoeken,

Nadere informatie

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden

Laat men ook transversalen toe buiten de driehoek, dan behoren bij één waarde van v 1 telkens twee transversalen l 1 en l 2. Men kan ze onderscheiden Lesbrief 6 Meetkunde 1 Hoektransversalen in een driehoek ABC is een driehoek. Een lijn l door een hoekpunt A van de driehoek heet een hoektransversaal van A. We zullen onderzoeken onder welke voorwaarden

Nadere informatie

Lijst van formules en verwijzingen naar definities/stellingen die in het examen vwo wiskunde B wordt opgenomen

Lijst van formules en verwijzingen naar definities/stellingen die in het examen vwo wiskunde B wordt opgenomen Lijst van formules en verwijzingen naar definities/stellingen die in het examen vwo wiskunde B wordt opgenomen Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden

Nadere informatie

PQS en PRS PS is de bissectrice van ˆP

PQS en PRS PS is de bissectrice van ˆP OEFENINGEN 1 Kleur de figuren die congruent zijn met elkaar in dezelfde kleur. 2 Gegeven: PQS en PRS PS is de bissectrice van ˆP Gevraagd: Zijn de driehoeken congruent? Verklaar. 3 Gegeven: Gevraagd: Is

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 : Gelijkvormige figuren

Hoofdstuk 7 : Gelijkvormige figuren Hoofdstuk 7 : Gelijkvormige figuren 141 Eventjes herhalen : Wat is een homothetie? h (o,k) : Een homothetie met centrum o en factor k Het beeld van een punt Z door de homothetie met centrum O en factor

Nadere informatie

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat 2-9000 Gent Bijlage - Leerfiche (3 e jaar 5u wiskunde): Meetkunde overzicht

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat 2-9000 Gent Bijlage - Leerfiche (3 e jaar 5u wiskunde): Meetkunde overzicht Hoofdstuk 1 : Hoeken -1 - Complementaire hoeken ( boek pag 7) Twee hoeken zijn complementair als... van hun hoekgrootten... is. Supplementaire hoeken ( boek pag 7) Twee hoeken noemen we supplementair als...

Nadere informatie

Vlakke Meetkunde Meetkundige plaatsen en krommen. Cursus voor de vrije ruimte

Vlakke Meetkunde Meetkundige plaatsen en krommen. Cursus voor de vrije ruimte Vlakke Meetkunde Meetkundige plaatsen en krommen Liliane Van Maldeghem Hendrik Van Maldeghem Cursus voor de vrije ruimte 2 Hoofdstuk 1 Meetkundige plaatsen 1.1 Herhaling: analytische meetkunde 1.1.1 Affiene

Nadere informatie

Vl. M. Nadruk verboden 1

Vl. M. Nadruk verboden 1 Vl. M. Nadruk verboden 1 Opgaven 1. Hoeveel graden, minuten en seconden zijn gelijk aan rechte hoek? van een rechte hoek resp van een 2. Als = 25 13 36, = 37 40 56, = 80 12 8 en = 12 36 25, hoe groot is

Nadere informatie

Dossier 4 VECTOREN. Dr. Luc Gheysens. bouwstenen van de lineaire algebra

Dossier 4 VECTOREN. Dr. Luc Gheysens. bouwstenen van de lineaire algebra Dossier 4 VECTOREN bouwstenen van de lineaire algebra Dr. Luc Gheysens 1 Coördinaat van een vector In het vlak π 0 is het punt O de oorsprong en de punten E 1 en E 2 zijn zodanig gekozen dat OE 1 OE 2

Nadere informatie

Vlakke Meetkunde. Les 1 Congruentie en gelijkvormig

Vlakke Meetkunde. Les 1 Congruentie en gelijkvormig Vlakke Meetkunde Les 1 Congruentie en gelijkvormig (Deze les sluit aan bij het paragraaf 1 van Vlakke Meetkunde van de Wageningse Methode. Vlakke Meetkunde kun je downloaden vanaf de site van de Open Universiteit.

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales

Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales Hoofdstuk 6 : Projectie en Stelling van Thales - 127 1. Projectie op een rechte (boek pag 175) x en y zijn twee... rechten. We trekken door het punt A een evenwijdige rechte met de rechte y en noemen het

Nadere informatie

INHOUDSTABEL. 1. TRANSFORMATIES (fiche 1) SYMMETRIE (fiche 2) MERKWAARDIGE LIJNEN IN EEN DRIEHOEK (fiche 3)...6

INHOUDSTABEL. 1. TRANSFORMATIES (fiche 1) SYMMETRIE (fiche 2) MERKWAARDIGE LIJNEN IN EEN DRIEHOEK (fiche 3)...6 INHOUDSTBEL 1. TRNSFORMTIES (fiche 1)...3 2. SYMMETRIE (fiche 2)...4 3. MERKWRDIGE LIJNEN IN EEN DRIEHOEK (fiche 3)...6 4. VLKKE FIGUREN: DRIEHOEKEN (fiche 4)...7 5. VLKKE FIGUREN: BIJZONDERE VIERHOEKEN

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 : Hoeken ( Zie ook : boek pag 1 tot en met pag 33)

Hoofdstuk 1 : Hoeken ( Zie ook : boek pag 1 tot en met pag 33) - 1- Hoofdstuk 1 : Hoeken ( Zie ook : boek pag 1 tot en met pag 33) Hoekeenheden (boek pag 1) Hoofdeenheid om hoeken te meten is de grootte van de rechte hoek de graad :...... notatie :... de minuut :...

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 : De driehoek

Hoofdstuk 5 : De driehoek Hoofdstuk 5 : De driehoek - 89 1. Congruente figuren Figuren die elkaar volkomen kunnen bedekken noemen we congruente figuren. Congruente figuren hebben dezelfde vorm (~ ) en dezelfde grootte (=). Als

Nadere informatie

Dan is de afstand A B = lengte van lijnstuk [A B]: AB = x x )² + ( y ²

Dan is de afstand A B = lengte van lijnstuk [A B]: AB = x x )² + ( y ² 1 Herhaling 1.1 Het vlak, punten, afstand, midden Opdracht: Teken in het vlak de punten: A ( 1, 2) B(3,6) C( 5,7) Bepaal de coördinaat van het midden van (lijnstuk) [A B]: M [B C ]: N Bepaal de afstand

Nadere informatie

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1] 2.1 Cirkel en middelloodlijn [1] Hiernaast staat de cirkel met middelpunt M en straal 2½ cm In het kort: (M, 2½ cm) Op de zwarte cirkel liggen alle punten P met PM = 2½ cm In het rode binnengebied liggen

Nadere informatie

Samenvatting stellingen uit de meetkunde Moderne Wiskunde voor het VWO (bovenbouw)

Samenvatting stellingen uit de meetkunde Moderne Wiskunde voor het VWO (bovenbouw) Samenvatting stellingen uit de meetkunde Moderne Wiskunde voor het VWO (bovenbouw) Meetkunde, Moderne Wiskunde, pagina 1/10 Rechthoekige driehoek In een rechthoekige driehoek is een van de hoeken in 90.

Nadere informatie

Vlakke Meetkunde Goniometrie

Vlakke Meetkunde Goniometrie Vlakke Meetkunde Goniometrie L. Van Maldeghem Cursus voor de tweede graad Latijn-Wiskunde, Economie-Wiskunde en Moderne Talen-Wiskunde 2 Hoofdstuk 1 Het euclidische vlak 1.1 Herhaling 1.1.1 Het begrip

Nadere informatie

CEVA-DRIEHOEKEN. Eindwerk wiskunde 2010. Heilige-Drievuldigheidscollege 6WeWIi. Soetemans Dokus

CEVA-DRIEHOEKEN. Eindwerk wiskunde 2010. Heilige-Drievuldigheidscollege 6WeWIi. Soetemans Dokus CEVA-DRIEHOEKEN Eindwerk wiskunde 010 Heilige-Drievuldigheidscollege 6WeWIi Soetemans Dokus Inhoud 1. Inleiding... 4 1.1. Info over Giovanni Ceva... 4 1.. Wat zijn Ceva-driehoeken?... 4 1.3. Enkele voorbeelden...

Nadere informatie

Vlakke meetkunde. Module 6. 6.1 Geijkte rechte. 6.1.1 Afstand tussen twee punten. 6.1.2 Midden van een lijnstuk

Vlakke meetkunde. Module 6. 6.1 Geijkte rechte. 6.1.1 Afstand tussen twee punten. 6.1.2 Midden van een lijnstuk Module 6 Vlakke meetkunde 6. Geijkte rechte Beschouw een rechte L en kies op deze rechte een punt o als oorsprong en een punt e als eenheidspunt. Indien men aan o en e respectievelijk de getallen 0 en

Nadere informatie

Cursus analytische meetkunde

Cursus analytische meetkunde Cursus analytische meetkunde René Déscartes 3 mei 596 La Haye en Touraine (Frankrijk) februari 650 Stockholm (Zweden) Cursus analytische meetkunde Sven Mettepenningen ) Herhaling a) Vectoren Definities

Nadere informatie

Analytische Meetkunde. Lieve Houwaer, Unit informatie, team wiskunde

Analytische Meetkunde. Lieve Houwaer, Unit informatie, team wiskunde Analytische Meetkunde Lieve Houwaer, Unit informatie, team wiskunde . VECTOREN EN RECHTEN.. Vectoren... Het vectorbegrip De verzameling punten van het vlak noteren we door π. Kies in het vlak π een vast

Nadere informatie

Vlakke Meetkunde. Les 20 Nadruk verboden 39. Het construeren van figuren

Vlakke Meetkunde. Les 20 Nadruk verboden 39. Het construeren van figuren Vlakke Meetkunde. Les 20 Nadruk verboden 39 20,1. De cirkel Het construeren van figuren Een cirkel of cirkelomtrek is een gesloten kromme lijn, waarvan alle punten in hetzelfde vlak liggen en even ver

Nadere informatie

Cabri-werkblad. Driehoeken, rechthoeken en vierkanten. 1. Eerst twee macro's

Cabri-werkblad. Driehoeken, rechthoeken en vierkanten. 1. Eerst twee macro's Cabri-werkblad Driehoeken, rechthoeken en vierkanten 1. Eerst twee macro's Bij de opdrachten van dit werkblad zullen we vaak een vierkant nodig hebben waarvan alleen de beide eindpunten van een zijde gegeven

Nadere informatie

De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten

De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten januari 2008 De Cirkel van Apollonius en Isodynamische Punten Inleiding Eén van de bekendste meetkundige plaatsen is de middelloodlijn van een lijnstuk. Deze lijn bestaat uit alle punten die gelijke afstand

Nadere informatie

Meetkundige Ongelijkheden Groep 2

Meetkundige Ongelijkheden Groep 2 Meetkundige Ongelijkheden Groep Trainingsweek Juni 009 1 Introductie We werken hier met ongeoriënteerde lengtes en voor het gemak laten we de absoluutstrepen weg. De lengte van een lijnstuk XY wordt dus

Nadere informatie

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-I Eindexamen vwo wiskunde B 04-I Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte

Nadere informatie

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer.

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer. Cabri-werkblad Raaklijnen Raaklijnen aan een cirkel Definitie Een raaklijn aan een cirkel is een rechte lijn die precies één punt (het raakpunt) met de cirkel gemeenschappelijk heeft. Stelling De raaklijn

Nadere informatie

Katern 3. Meetkunde. Inhoudsopgave. Inleiding. 1 Hoeken 2. 2 Congruentie en gelijkvormigheid 4. 3 Driehoeken 8. 4 Vierhoeken 12

Katern 3. Meetkunde. Inhoudsopgave. Inleiding. 1 Hoeken 2. 2 Congruentie en gelijkvormigheid 4. 3 Driehoeken 8. 4 Vierhoeken 12 Katern 3 Meetkunde Inhoudsopgave 1 Hoeken 2 2 Congruentie en gelijkvormigheid 4 3 Driehoeken 8 4 Vierhoeken 12 5 Lijnen in een driehoek 15 Inleiding De vlakke meetkunde is de meetkunde die zich afspeelt

Nadere informatie

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² E = mc² De boom en het stokje staan loodrecht op de grond in het park. De boom is 3 en het stokje 1. Hoe lang is de schaduw van het stokje

Nadere informatie

Opgave 1 Bekijk de Uitleg, pagina 1. Bekijk wat een vectorvoorstelling van een lijn is.

Opgave 1 Bekijk de Uitleg, pagina 1. Bekijk wat een vectorvoorstelling van een lijn is. 3 Lijnen en hoeken Verkennen Lijnen en hoeken Inleiding Verkennen Bekijk de applet en zie hoe de plaatsvector v ur van elk punt A op de lijn kan ur r ontstaan als som van twee vectoren: p + t r. Beantwoord

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Eamen VWO 07 tijdvak woensdag juni 3.30-6.30 uur wiskunde B Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. Dit eamen bestaat uit 4 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 7 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen VWO 2010 tijdvak 1 dinsdag 25 mei 13.30-16.30 uur wiskunde B Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 18 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 84 punten te behalen. Voor elk

Nadere informatie

1 Introductie. 2 Oppervlakteformules

1 Introductie. 2 Oppervlakteformules Introductie We werken hier met ongeoriënteerde lengtes en voor het gemak laten we de absoluutstrepen weg. De lengte van een lijnstuk XY wordt dus ook weergegeven met XY. Verder zullen we de volgende notatie

Nadere informatie

Oefeningen analytische meetkunde

Oefeningen analytische meetkunde Oefeningen analytische meetkunde ) orte herhaling. Zij gegeven twee vectoren P en Q. Bewijs dat de loodrechte projectie P' van P op Q gegeven wordt door: PQQ P'. Q. De cirkel c y 4y wordt gespiegeld om

Nadere informatie

Extra oefeningen wiskunde 3lawe 3wet Transformaties, Stelling van Thales, Homothetie. Meetkunde. Transformaties en Stelling van Thales.

Extra oefeningen wiskunde 3lawe 3wet Transformaties, Stelling van Thales, Homothetie. Meetkunde. Transformaties en Stelling van Thales. Etra oefeningen wiskunde 3lawe 3wet Transformaties, Stelling van Thales, Homothetie. Meetkunde Transformaties en Stelling van Thales.. Waar of niet waar? a. Het beeld van een rechte door de projectie op

Nadere informatie

Antwoordmodel - Vlakke figuren

Antwoordmodel - Vlakke figuren Antwoordmodel - Vlakke figuren Vraag 1 Verbind de termen met de juiste definities. Middelloodlijn Gaat door het midden van een lijnstuk en staat er loodrecht op. Bissectrice Deelt een hoek middendoor.

Nadere informatie

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden 4.0 Voorkennis Rekenregels voor wortels: 1) A B AB met A 0 en B 0 A A 2) met A 0 en B 0 B B Voorbeeld 1: 2 3 23 6 Voorbeeld 2: 9 9 3 3 3 1 4.0 Voorkennis Voorbeeld 3: 3 3 6 3 6 6 6 6 6 1 2 6 Let op: In

Nadere informatie

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden 4.0 Voorkennis Rekenregels voor wortels: 1) A B AB met A 0 en B 0 A A 2) met A 0 en B 0 B B Voorbeeld 1: 2 3 23 6 Voorbeeld 2: 9 9 3 3 3 1 4.0 Voorkennis Voorbeeld 3: 3 3 6 3 6 6 6 6 6 1 2 6 Let op: In

Nadere informatie

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel:

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel: 14.0 Voorkennis Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel: a b c sin sin sin Voorbeeld 1: Gegeven is ΔABC met c = 1, α = 54 en β = 6 Bereken a in twee decimalen nauwkeurig. a c sin sin a 1 sin54 sin64

Nadere informatie

8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Willem-Jan van der Zanden

8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Willem-Jan van der Zanden 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] 1 8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Twee evenwijdige lijnen worden gesneden door een derde lijn. De twee rode hoeken (F-hoeken) zijn gelijk.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 LIJNEN IN. Klas 5N Wiskunde 6 perioden

Hoofdstuk 1 LIJNEN IN. Klas 5N Wiskunde 6 perioden Hoofdstuk LIJNEN IN Klas N Wiskunde 6 perioden . DE VECTORVOORSTELLING VAN EEN LIJN VOORBEELD. Gegeven zijn de punten P (, ) en Q (, 8 ). Gevraagd: de vectorvoorstelling van de lijn k door P en Q. Methode:

Nadere informatie

wiskunde B Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

wiskunde B Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Eamen VWO 04 tijdvak dinsdag 0 mei 3.30 uur - 6.30 uur wiskunde B Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Dit eamen

Nadere informatie

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1]

9.1 Vergelijkingen van lijnen[1] 9.1 Vergelijkingen van lijnen[1] y = -4x + 8 is de vergelijking van een lijn. Hier wordt y uitgedrukt in x. Algemeen: Van de lijn y = ax + b is de richtingscoëfficiënt a en het snijpunt met de y-as (0,

Nadere informatie

1 Cartesische coördinaten

1 Cartesische coördinaten Cartesische coördinaten Verkennen www.math4all.nl MAThADORE-basic HAVO/VWO 4/5/6 VWO wi-d Analytische Meetkunde Cartesische coördinaten Inleiding Verkennen Beantwoord de vragen bij Verkennen. (Als je er

Nadere informatie

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE Tentamen Wiskunde B Datum: juli 00 Tijd: 4.00-7.00 uur Aantal opgaven: 5 Zet uw naam op alle in te leveren blaadjes. Laat bij elke opgave door middel van een berekening

Nadere informatie

Ruimtemeetkunde. (

Ruimtemeetkunde. ( Ruimtemeetkunde (http://wwwboredpandacom/3d-lines-notepad-drawings-5-years-old-joao-carvalho/) ) Herhaling a) Grondbegrippen en notaties In de ruimtemeetkunde zijn de bouwstenen punten, rechten en vlakken

Nadere informatie

Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1)

Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1) Driehoeksongelijkheid en Ravi (groep 1) Trainingsdag 3, april 009 Driehoeksongelijkheid Driehoeksongelijkheid Voor drie punten in het vlak A, B en C geldt altijd dat AC + CB AB. Gelijkheid geldt precies

Nadere informatie

Ruimtemeetkunde deel 1

Ruimtemeetkunde deel 1 Ruimtemeetkunde deel 1 1 Punten We weten reeds dat Π 0 het meetkundig model is voor de vectorruimte R 2. We definiëren nu op dezelfde manier E 0 als meetkundig model voor de vectorruimte R 3. De elementen

Nadere informatie

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE Tentamen Wiskunde B Datum: 3 januari Tijd: 9. -. uur Aantal opgaven: 5 Zet uw naam op alle in te leveren blaadjes. Laat bij elke opgave door middel van een berekening

Nadere informatie

Vlakke meetkunde en geogebra

Vlakke meetkunde en geogebra Vlakke meetkunde en geogebra Open de geogebra-app. Kies het algebra- en tekenvenster. Aan de linkerkant zie je het algebravenster en rechts daarvan het tekenvenster met een x-as en een y-as. Om een rooster

Nadere informatie

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-II

Eindexamen vwo wiskunde B 2014-II Eindeamen vwo wiskunde 04-II Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte

Nadere informatie

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken). Inhoud 1. Sinus-functie 1 2. Cosinus-functie 3 3. Tangens-functie 5 4. Eigenschappen 4.1. Verband tussen goniometrische verhoudingen en goniometrische functies 8 4.2. Enkele eigenschappen van de sinus-functie

Nadere informatie

Voorbereiding : examen meetkunde juni - 1 -

Voorbereiding : examen meetkunde juni - 1 - Voorbereiding : examen meetkunde juni - 1 - De driehoek : Congruentiekenmerken van een driehoek kennen Soorten lijnen in een driehoek kennen Bissectricestelling kennen Stelling van het zwaartelijnstuk

Nadere informatie

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Eamen VWO 018 tijdvak 1ti maandag 14 mei 13.30-16.30 uur oud programma wiskunde B Bij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Nadere informatie

wiskunde B vwo 2017-II

wiskunde B vwo 2017-II Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande

Nadere informatie

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : tweede ronde 1 Vlaamse Wiskunde Olympiade 006-007: tweede ronde 1 In een rechthoekige driehoek verdeelt de bissectrice uit een scherpe hoek de overstaande zijde in twee stukken met lengten 4 en 5 (zie figuur) De oppervlakte

Nadere informatie

Eindexamen vwo wiskunde B 2013-I

Eindexamen vwo wiskunde B 2013-I Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande

Nadere informatie

WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2006 Antwoorden

WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2006 Antwoorden WISKUNDE-ESTAFETTE RU 2006 Antwoorden 1 V 1 8 en 12 V 2 7 en 11 V 3 6 en 10 V 4 5 en 9 2 5040 opstellingen 3 De zijde is 37 4 α = 100 5 10, 2 liter 6 De volgorde is 2, 5, 3, 4, 1 7 30 euro 8 De straal

Nadere informatie

x y C. von Schwartzenberg 1/22 = + = Zie de lijnen in de figuur hiernaast. Zie de grafiek van k in de figuur rechts hiernaast. 2b

x y C. von Schwartzenberg 1/22 = + = Zie de lijnen in de figuur hiernaast. Zie de grafiek van k in de figuur rechts hiernaast. 2b G&R vwo D deel C von Schwartzenberg / a k: = x gaat door (0, ) ( 0 = ) en (, ) ( = ) l : x = 6 gaat door (0, ) (0 = 6) en (, 0) ( 0 = 6) Zie de lijnen in de figuur hiernaast b = x x = of x = of x = 6 of

Nadere informatie

Een bekende eigenschap van de middens van de zijden van een driehoek is de volgende.

Een bekende eigenschap van de middens van de zijden van een driehoek is de volgende. Cabri-werkblad Rond het zwaartepunt van een driehoek Een bekende eigenschap van de middens van de zijden van een driehoek is de volgende. Stelling De verbindingslijn van de middens van twee zijden van

Nadere informatie

wiskunde B vwo 2016-I

wiskunde B vwo 2016-I wiskunde vwo 06-I Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B vwo II

Eindexamen wiskunde B vwo II Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande

Nadere informatie

1 Het midden van een lijnstuk

1 Het midden van een lijnstuk Inleiding Deze basisconstructies worden aan de leerlingen gegeven in de vorm van werkbladen voor zelfstandig werken. Met behulp van een beginschets van de gegevens en de constructiebeschrijving maken de

Nadere informatie

Gerichte lengtes spelen o.a. een rol bij de stelling van Ceva en Menelaos en komen in deel 3 aan de orde.

Gerichte lengtes spelen o.a. een rol bij de stelling van Ceva en Menelaos en komen in deel 3 aan de orde. Meetkunde gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi, gerichte lengtes Trainingsweekend, 16 februari 2008 Als je een meetkundig probleem aan het oplossen bent, stuit je vaak op verschillende oplossingen

Nadere informatie

Een bol die raakt aan de zijden van een scheve vierhoek

Een bol die raakt aan de zijden van een scheve vierhoek Een bol die raakt aan de zijden van een scheve vierhoek Dick Klingens Krimpenerwaard College, Krimpen aan den IJssel oktober 005 We bewijzen allereerst de volgende hulpstelling: Hulpstelling 1 De meetkundige

Nadere informatie

Vlakke Meetkunde Ruimtemeetkunde. Meetkunde. 1 december 2012. Meetkunde

Vlakke Meetkunde Ruimtemeetkunde. Meetkunde. 1 december 2012. Meetkunde Vlakke Ruimtemeetkunde 1 december 2012 Vlakke Ruimtemeetkunde 1 Vlakke Vectoren Vergelijking van een rechte 2 Ruimtemeetkunde Vectoren Vergelijking van een vlak Vergelijkingen van een rechte Vlakke Ruimtemeetkunde

Nadere informatie

Voorbeeld paasexamen wiskunde (oefeningen)

Voorbeeld paasexamen wiskunde (oefeningen) Voorbeeld paasexamen wiskunde (oefeningen) Beschouw de 4 termen: x y, x, 6, 9x Voor welke waarden van x en y vormen deze termen een rekenkundige rij? x 9x x, 6, 9 x : RR 6 0x x 0,9 0,9 y ;,9 ; 6 ; 8,,

Nadere informatie

R. Van Nieuwenhuyze. Hoofdlector wiskunde, lerarenopleiding HUB, Brussel. Auteur Van Basis tot Limiet.

R. Van Nieuwenhuyze. Hoofdlector wiskunde, lerarenopleiding HUB, Brussel. Auteur Van Basis tot Limiet. R. Van Nieuwenhuyze Hoofdlector wiskunde, lerarenopleiding HUB, Brussel. Auteur Van Basis tot Limiet. roger.van.nieuwenhuyze@gmail.com Van Nieuwenhuyze Roger Probleemoplossend werken in de tweede graad

Nadere informatie

Tentamen Wiskunde B CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE. Datum: 16 januari uur Aantal opgaven: 5

Tentamen Wiskunde B CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE. Datum: 16 januari uur Aantal opgaven: 5 CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE Tentamen Wiskunde B Datum: 16 januari 2015 Tijd: 13.30 16.30 uur Aantal opgaven: 5 Lees onderstaande aanwijzingen s.v.p. goed door voordat u met het tentamen begint.

Nadere informatie

Stelling 1.5 Geven isometrieën J 1 en J 2 hetzelfde beeld in drie punten die niet op één lijn liggen, dan zijn ze identiek. Bewijs. De isometrie J 1 2

Stelling 1.5 Geven isometrieën J 1 en J 2 hetzelfde beeld in drie punten die niet op één lijn liggen, dan zijn ze identiek. Bewijs. De isometrie J 1 2 Lesbrief 8 Isometrieën 1 Inleiding Een één-éénduidige afbeelding van het vlak op zichzelf heet een transformatie van het vlak. Als T 1 en T 2 transformaties zijn, wordt de transformatie T 1 gevolgd door

Nadere informatie

PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN MET

PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN MET PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN MET Van onderzoekend leren naar leren onderzoeken in de tweede en derde graad Luc Gheysens DPB-Brugge 2012 PROBLEEM 1 Stelling van Pythagoras en gelijkvormige driehoeken Hieronder

Nadere informatie

1 Coördinaten in het vlak

1 Coördinaten in het vlak Coördinaten in het vlak Verkennen Meetkunde Coördinaten in het vlak Inleiding Verkennen Beantwoord de vragen bij Verkennen. (Als je er niet uitkomt, ga je gewoon naar de Uitleg, maar bekijk het probleem

Nadere informatie

7.0 Voorkennis. Definitie = Een afspraak, die niet bewezen hoeft te worden.

7.0 Voorkennis. Definitie = Een afspraak, die niet bewezen hoeft te worden. 7.0 Voorkennis Definitie = Een afspraak, die niet bewezen hoeft te worden. Voorbeeld definitie: Een gestrekte hoek is een hoek van 180 ; Een rechte hoek is een hoek van 90 ; Een parallellogram is een vierhoek

Nadere informatie

De arbelos. 1 Definitie

De arbelos. 1 Definitie De arbelos 1 Definitie De arbelos is een meetkundige figuur die bestaat uit drie aan elkaar rakende halve cirkels. De raakpunten liggen op een lijn. In onderstaande tekening is de arbelos de paarse figuur.

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B vwo 2010 - I

Eindexamen wiskunde B vwo 2010 - I Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 : VLAKKE FIGUREN

Hoofdstuk 2 : VLAKKE FIGUREN 1 / 6 H2 Vlakke figuren Hoofdstuk 2 : VLAKKE FIGUREN 1. Wat moet ik leren? (handboek p. 46-74) 2.1 Herkennen van vlakke figuren In verband met een veelhoek: a) een veelhoek op de juiste wijze benoemen.

Nadere informatie

Meetkunde. Trainingsweekend 23 25 januari 2009. 1 Gerichte hoeken. gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi

Meetkunde. Trainingsweekend 23 25 januari 2009. 1 Gerichte hoeken. gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi Meetkunde gerichte hoeken, driehoeksongelijkheid, Ravi Trainingsweekend 23 25 januari 2009 Als je een meetkundig probleem aan het oplossen bent, stuit je vaak op verschillende oplossingen voor de verschillende

Nadere informatie

Driehoeken. Enkele speciale topics. Arne Smeets. Trainingsweekend Februari 2008

Driehoeken. Enkele speciale topics. Arne Smeets. Trainingsweekend Februari 2008 Driehoeken Enkele speciale topics Arne Smeets Trainingsweekend Februari 2008 Trilineaire en barycentrische coördinaten Definitie van trilineaire coördinaten Beschouw (in het vlak) een driehoek ABC en een

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen VWO 0 tijdvak woensdag juni 3.30-6.30 uur wiskunde B Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 8 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 79 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

25 JAAR VLAAMSE WISKUNDE OLYMPIADE. De slechtst beantwoorde vragen in de eerste ronde per jaar

25 JAAR VLAAMSE WISKUNDE OLYMPIADE. De slechtst beantwoorde vragen in de eerste ronde per jaar 25 JAAR VLAAMSE WISKUNDE OLYMPIADE De slechtst beantwoorde vragen in de eerste ronde per jaar Samenstelling en lay-out: Daniël Tant Luc Gheysens Vlaamse Wiskunde Olympiade v.z.w. VWO 1 1986 Vraag 17 Een

Nadere informatie

Pascal en de negenpuntskegelsnede

Pascal en de negenpuntskegelsnede Pascal en de negenpuntskegelsnede De zijden van driehoek ABC hierboven vatten we op als lijnen en niet als lijnstukken. De middens van de lijnstukken AB, BC en CA zijn D, E en F. De middens van de lijnstukken

Nadere informatie

Spelen met passer en liniaal - werkboek

Spelen met passer en liniaal - werkboek Spelen met passer en liniaal - werkboek Basisconstructie 1: het midden van een lijnstuk (de middelloodlijn) Gegeven: lijnstuk AB. Gevraagd: het midden van lijnstuk AB. Instructie Teken (A, r) en (B, r)

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Eamen VW 06 tijdvak woensdag 8 mei 3:30-6:30 uur wiskunde ij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. it eamen bestaat uit 7 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 77 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Eamen VW 06 tijdvak woensdag 8 mei 3:30-6:30 uur wiskunde ij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. it eamen bestaat uit 7 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 77 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat

Nadere informatie

héöéäëåéçéå=~äë=ãééíâìåçáöé=éä~~íëéå=ãéí=`~äêá= = hçéå=píìäéåë= = = = = = = =

héöéäëåéçéå=~äë=ãééíâìåçáöé=éä~~íëéå=ãéí=`~äêá= = hçéå=píìäéåë= = = = = = = = héöéäëåéçéå~äëãééíâìåçáöééä~~íëéåãéí`~äêá hçéåpíìäéåë De algemene vergelijking van een kegelsnede is van de vorm : 2 2 ax by 2cxy 2dx 2ey f 0 met a, b, c, d, e, f + + + + +. Indien je vijf punten van een

Nadere informatie

Examen VWO 2013. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 22 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO 2013. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 22 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen VWO 203 tijdvak woensdag 22 mei 3.30-6.30 uur wiskunde B Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 9 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 79 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE Tentamen Wiskunde B Datum: 8 juli 04 Tijd: 4.00-7.00 uur Aantal opgaven: 5 Zet uw naam op alle in te leveren blaadjes. Laat bij elke opgave door middel van een

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras

Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras Hoofdstuk 3: De stelling van Pythagoras Benamingen afspraken ( boek pag 53) - 49 We spreken van een rechthoekige driehoek als... We zeggen dat in de rechthoekige ABC de grootte van de hoek A 90 o is We

Nadere informatie

Wiskunde 1b Oppervlakte

Wiskunde 1b Oppervlakte PROFESSIONELE BACHELOR IN HET ONDERWIJS SECUNDAIR ONDERWIJS Auteur: Greet Verhelst, Eddy Greunlinx Lector: Academiejaar 2016-2017 Inhoudsopgave 1 Veelhoekig gebied... 4 2 van een veelhoekig gebied...

Nadere informatie

Uitwerkingen toets 8 juni 2011

Uitwerkingen toets 8 juni 2011 Uitwerkingen toets 8 juni 0 Opgave. Vind alle paren (x, y) van gehele getallen die voldoen aan x + y + 3 3 456 x y. Oplossing. Omdat links een geheel getal staat, moet rechts ook een geheel getal staan.

Nadere informatie

Schooljaar: Leerkracht: M. Smet Leervak: Wiskunde Leerplan: D/2002/0279/048

Schooljaar: Leerkracht: M. Smet Leervak: Wiskunde Leerplan: D/2002/0279/048 Blz: 1/5 04 09 09 1.1 STELLING VAN PYTHAGORAS ouwregel tot Pythagoras: formulering. 07 09 09 11 09 09 14 09 09 18 09 09 21 09 09 22 09 09 25 09 09 29 09 09 01 10 09 02 10 09 06 10 09 08 10 09 09 10 09

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Eamen VW 04 tijdvak woensdag 8 juni.0-6.0 uur wiskunde ij dit eamen hoort een uitwerkbijlage. Dit eamen bestaat uit 7 vragen. Voor dit eamen zijn maimaal 8 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat

Nadere informatie

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede Ronde Vlaamse Wiskunde Olympiade 988-989: Tweede Ronde Vlaamse Wiskunde Olympiade vzw is een officiële foreign coordinator voor de welbekende AHSME-competitie (American High School Mathematics Examination -

Nadere informatie

Basisconstructies, de werkbladen 1 Het midden van een lijnstuk

Basisconstructies, de werkbladen 1 Het midden van een lijnstuk Basisconstructies, de werkbladen 1 Het midden van een lijnstuk Basisconstructie 1 Het lijnstuk AB Neem vanuit A een afstand tussen de benen van de passer die wat groter is dan van A tot het geschatte midden

Nadere informatie

Ellips-constructies met Cabri

Ellips-constructies met Cabri Ellips-constructies met Cabri 0. Inleiding De meest gebruikte definitie van de ellips luidt: Een ellips is de verzameling van punten () waarvoor de som van de afstanden tot twee vaste punten (F 1 en F,

Nadere informatie

wiskunde B bezem vwo 2018-I

wiskunde B bezem vwo 2018-I Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande

Nadere informatie