Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 20 t/m 27

Transcriptie

1 Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 20 t/m 27 Samenvatting door een scholier 3202 woorden 1 november ,2 78 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans 20.1 Brutowinst: verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs van de verkochte artikelen ook wel verkoop of transactieresultaat genoemd. Voorraad brengt risico s mee namelijk diefstal,brand, bederf, prijsdaling,incourant uit de mode raken Technische voorraad: voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en die we door tellen inventariseren kunne bepalen neemt toe door ontvangst ingekochte goederen neemt af door aflevering verkochte goederen Economische voorraad: voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt(neemt toe door voorinkoopcontract neemt af door nieuw voorverkoopcontract) Voorinkopen van een voorinkoopcontract neemt toe door nieuw voorinkoopcontract neemt af door ontvangst ingekochte goederen van een voorinkoopcontract. Voorverkopen van een voorverkoopcontract: neemt toe door nieuw voorverkoopcontract neemt af door aflevering van verkochte goederen van een voorverkoopcontract Fifo-systeem: First in First out worden de goederen bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de langst aanwezige partij. Bezwaren fifo-systeem: bij stijgende prijzen tot een te gunstige berekening van de brutowinst en omgekeerd, en je voorraad wordt niet actueel gewaardeerd Lifo-methode:Last in First out wordt de inkoopwaarde van de verkopen bepaald door de inkoopprijs van de goederen die het laatst zijn ingekocht. Bezwaren lifo-methode: bij stijgende prijzen ook tot een te gunstige brutowinst maar wel minder dan bij fifo want er wordt van recentere prijzen uitgegaan. De voorraadwaardering is onjuist dit is bij fifo minder het geval omdat die prijzen recenter zijn. Als je eenmaal een systeem hebt gekozen mag je dit systeem niet zomaar weer veranderen Vaste verekenprijs: een schatting van de gemiddelde inkoopprijs(inclusief de geschatte inkoopkosten) voor een komende periode. Pagina 1 van 8

2 VVP: bestaat uit geschatte inkoopprijs verhoogd met de geschatte inkoopkosten ook wel vaste verkenprijs genoemd. Voorcalculatie: voordat de periode begint is de brutowinst gelijk aan: verwachte afzet x(verwachte verkoopprijs vvp) Nacalculatie: na afloop van een periode blijkt soms dat de kosten en prijzen wel is anders zijn geweest daarom splits je de nacalculatorische brutowinst in 3 dingen dit wordt soms ook wel is gerealiseerde genoemd. Gerealiseerd verkoopresultaat: werkelijke afzet x (werkelijke verkoopprijs - vvp) Resultaat op inkoopprijs= werkelijke inkopen x(geschatte inkoopprijs - werkelijke inkoopprijs) Resultaat op inkoopkosten= geschatte inkoopkosten werkelijke inkoopkosten Resultaat op inkopen: zijn de resultaat op inkoopprijs+ resultaat op inkoopkosten of werkelijke inkoop x vvp (werkelijke inkoopwaarde + werkelijke inkoopkosten) 21.1 Duurzame productiemiddelen: activa die meer dan een productieproces mee gaan Overdrachtskosten: extra kosten als je een pand koopt. Installatiekosten: kosten die je maakt voordat je een machine in gebruik kunt nemen. Aanschafprijs van duurzame productiemiddelen: is de prijs machine + bij behorende kosten Afschrijven: in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering( door het gebruik of het verstrijken van de tijd) van duurzame productiemiddelen, soort van verlies, grote is afhankelijk van de waarde van het middel, levensduur, restwaarde, het gebruik. Technische levensduur: de periode waarin het productiemiddel de prestaties kan leveren waarvoor het is aangeschaft door reparaties en vervanging van onderdelen kunnen we de technische levensduur verlengen, hierdoor wordt de economische levensduur wel korter. Economische levensduur: periode waarin het op economische gronden(dus rekening houdend met onderhoudskosten, beschikbare nieuwe apparaten) verstandig is het productiemiddel te gebruiken. Sloopkosten: kosten die je maakt om het duurzame productiemiddel te verwijderen aan het einde van zijn levensduur Restwaarde: de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het einde van zijn levensduur. Mocht je sloopkosten moeten betalen dan wordt dit van de restwaarde afgehaald Afschrijving per periode: aanschafprijs - restwaarde/aantal periodes Boekwaarde: de waarde waarvoor een duurzaam productiemiddel op de balans staat dit is gelijk aan de aanschafprijs het bedrag wat tot dan toe is afgeschreven, heet ook wel balanswaarde Gederfde interest: kosten die met het duurzame productiemiddel samenhangen bijv interest mis Kosten duurzaam middel: afschrijvings en interest en complementaire kosten Complementaire kosten: zijn alle kosten die samenhangen met het duurzaam productiemiddel op de afschrijving en interest kosten na. Interest berekenen: aanschafprijs + restwaarde/ Toegevoegde waarde: de waarde die een bedrijf toevoegt aan een al bestaande waarde. Pagina 2 van 8

3 Fiscus: belastingdienst winkeliers betalen meestal 19% ze dragen af de omzetbelasting die ze ontvangen van de klanten de betaalde omzetbelasting. O en 6 %: o is voor export en 6% valt onder de meeste levensmiddelen. Vrijstelling van BTW: kosten medische verzorging 22.2 Brutowinstopslag: verkoopprijs exl btw= inkoopprijs + brutowinstopslag Nettowinst periode: brutowinst van periode- de kosten van periode???? 22.3 Voorcalculatorische nettowinst: het berust op een schatting, de begrote nettowinst hiermee kun je controleren en eventueel maatregelen nemen. Nacalculatorische nettowinst: werkelijke nettowinst of wel gerealiseerde nettowinst, wat te doen voorcalcu bijstellen of maatregelen nemen. Verwachte brutowinst: gelijk aan de begrote omzet de begrote inkoopwaarde van de omzet. Begrote omzet: gelijk aan het begrote aantal te verkopen artikelen x de verkoopprijs artikel. Omzet: is altijd exl omzetbelasting Overhead kosten: kosten die noodzakelijk zijn om de organisatie draaiende te houden bestaande uit verkoopkosten en algemene kosten+ interest kosten. Verkoopkosten: reclame, kosten verkoopafdeling, provisie vertegenwoordigers,vervoer Algemene kosten: afschrijving,energie,onderhoud, kosten directie Kosten onderneming/bedrijfskosten: overhead kosten + inkoopkosten. Verwachte nettowinst: gelijk aan de verwachte brutowinst- begrote bedrijfskosten+begrote interest opbrengsten Verschillenanalyse: nacalcu nettowinst vergelijken met de voorcalcu nettowinst en dan verschillen kijken. Nacalculatorische nettowinst berekenen: werkelijke opbrengsten werkelijk kosten 23.1 Verkoopprijs incl omzetbelasting: verkoopprijs exl omzetbelasting + omzetbelasting Verkoopprijs exl omzetbelasting: kostprijs + nettowinstopslag Kostprijs: vaste verekenprijs + opslag overheadkosten Vaste verekenprijs: geschatte inkoopprijs+opslag voor inkoopkosten Als nettowinstopslag van verkoopprijs dan moet je percentage van verkoopprijs nemen Zelf bepalen: ondernemer bepaalt zelf de percentages voor overhead inkoopkosten en nettowinst Verkoopresultaat: afzet x(verkoopprijs -kostprijs) 23.4 Budgetresultaat: toegestane kosten werkelijke kosten Gerealiseerd budgetresultaat: te splitsen in resultaat op inkopen+resultaat op overhead kosten Gerealiseerd nettowinst: gerealiseerd budgetresultaat als het nadelig is en + als het voordelig is met het gerealiseerd verkoopresultaat. Resultaat op inkopen: te splitsen in resultaat op inkoopprijs en resultaat op inkoopkosten. Pagina 3 van 8

4 Nacalculatorische nettowinst is bedoeld als vergoeding voor hun werkzaamheden, dekking van het risico dat ze hun EV verspelen, vergoeding voor het beschikbaar stellen van het vermogen Variabelen kosten: nemen toe als de afzet stijgt en neemt af als de afzet daalt daarbij is de inkoopwaarde van de omzet duidelijk voorbeeld en brutowinst Constante kosten: veranderen niet onmiddellijk als de afzet stijgt of daalt bijv interestkosten dit blijft gelijk als de afzet groter of kleiner wordt, afschrijvingskosten,huurkosten, verzekeringskosten, ook wel vaste kosten genoemd, kan veranderen door wijziging van verkoopcapaciteit of prijswijziging. Wijziging verkoopcapaciteit: is als je uitbereid naar meer producten dan je aankunt in je magazijn waardoor je moet uitbereiden en dus meer kosten maakt. Prijswijziging: als de huurprijs toeneemt, dit kan ook proportioneel zijn dit houdt in dat als de afzet daalt met 10% dat de varabelen kosten met 10% af Break-even-afzet: de afzet waarbij er winst noch verlies is. Break-even-omzet: break-evenafzet x de verkoopprijs, nodig om break even te berekenen verkoopprijs per stuk, variabelen kosten per stuk, Totale constante kosten periode. En de nettowinst is altijd 0. Dekkingsbijdrage per product: is gelijk aan het verschil tussen de verkoopprijs en de variabelen kosten per product. Totale dekkingsbijdrage = afzet x (verkoopprijs variabele kosten per product) Formule: TO=TK of Bea= totale constante kosten/ verkoopprijs per product- variabele kosten per product TOlijn en TKlijn:totale opbrengstenlijn en totale kostenlijn waar ze kruisen is de break even afzet en omzet Permanentie: een onderneming die niet 1 keer per jaar maar een aantal keer per jaar een balans en winst en verliesrekening opstelt. Transitorische posten: vooruitbetaalde debetkant vordering op iemand en nog te betalen bedragen credit kant iemand heeft vordering op jou te verdelen in uitstelposten en anticipatieposten en nog te ontvangen bedragen debet kant of vooruit ontvangen bedragen credit kant Uitstelposten: zijn de kosten die je vooruitbetaald bijv. Abonnement jaar vooruit betalen of de opbrengsten die vooraf zijn ontvangen. Anticipatieposten: zijn de kosten die achteraf worden betaald of ontvangen bij interest op een lening 25.3 Balans: geeft een overzicht van de bezittingen, schulden(door middel van een lening) en ev. Debetkant: hier komen alle bezittingen Creditkant: hier zetten we het EV en de schulden altijd eerst het EV dan het vreemd vermogen lang daarna korte termijn. Rangschikking: je moet op je balans altijd rangschikken op wat langer in het bedrijf blijft zitten. Bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening: is op de winst en verlies rekening is het winstsaldo gesplitst in een deel vennootschapbelasting 25% en winst na belasting 75%, het komt tot stand door de brutowinst te verminderen met de overige bedrijfskosten. Financieringsresultaat: het verschil tussen de interestkosten en de interestopbrengsten. Resultaten uit heel uitzonderlijke gebeurtenissen: bijv. Onteigening of natuurrampen Pagina 4 van 8

5 Liquiditeitsbegroting: laat zien over hoeveel liquide middelen een onderneming kan beschikken in een of een aantal toekomstige perioden. Illiquide: als er te weinig liquide middelen zijn om aan alle betalingsverplichtingen te voldoen. Liquiditeitsverbetering: uitstellen van inkopen, meer leverancierskrediet bedingen, betaling van investeringen uitstellen, leasen in plaats van zelf kopen, de winst niet in contanten uitkeren maar in aandelen(stockdividend) of een kleiner deel van de winst uitkeren en meer reserveren, debiteuren een korting voor contante betaling aanbieden. Opbrengsten die geen ontvangsten zijn: brutowinst wat je pas ontvang in de volgende maand als er op rekening is gekocht. Ontvangsten die geen opbrengsten zijn: bijv. Als je een lening sluit krijg je geld wat geen opbrengsten zijn, als een debiteur betaalt verandert de begroting. Kosten die ook uitgaven zijn: bijv. Loonkosten, interestkosten, energiekosten, vervoerskosten dit zijn kosten maar ook van invloed op de begroting, maar ook op het resultaat van het bedrijf. Kosten die geen uitgaven zijn: afschrijvingskosten dit beïnvloedt het resultaat van het bedrijf zonder dat er geld uit de onderneming vloeit. Uitgaven de gaven die geen kosten zijn: dit heeft wel gevolgen voor de begroting maar niet voor de winst zoals, investeren in kapitaalgoederen, aflossen van lening of betalen crediteuren, winstuitkering. Voorraadgrootheden: grootheden die de situatie weergeven op een bepaald moment. Ook wel balansposten genoemd dit is bij een balans. Stroomgrootheden: grootheden die betrekking hebben op een bepaalde periode dit is bij een winstenverliesrekening en liquiditeitsbegroting, omzet, interestkosten Ondernemingsplan: bestaat uit 4 delen persoonlijk plan, marketingplan,financieel plan, organisatieplan. Persoonlijk plan: het geeft een beschrijving van degene die onderneming wil worden, persoonsgegevens van de ondernemer zoals opleiding werkervaring, de motivatie van de starter + doelstelling, sterke persoonlijke eigenschappen, minder sterke kanten van de ondernemer. Marketingplan: Welke producten of diensten gaat de starter aanbieden, kan hij zich positief onderscheiden van de concurrenten, wie zijn de concurrenten, op welke doelgroep richt hij zich, wat zijn de trends die kansen en de bedreigingen van de markt waar hij zich op richt, hoe ziet de marketing mix eruit met betrekking tot de 4p s product wat gaat hij leveren, prijs wat kost het, plaats waar vestigt hij zich, promotie hoe bereikt hij zijn klanten, personeel neemt hij mensen in dienst, presentatie hoe bied hij het aan. Financieel plan:zijn de plannen haalbaar, moet hij geld lenen, hoe is de privésituatie, het bestaat uit 5 deelplannen investeringsbegroting: hoeveel vermogen er nodig is om te starten, financieringsplan hoe komt de starter aan het benodigde vermogen, exploitatiebegroting ook wel resultatenbegroting de verwachte kosten tegenover de verwachte opbrengsten vragen zoals welke omzet 1e jaar welke omzet quitte spelen, welke kosten te maken, hoe groot is de verwachte winst, liquiditeitsbegroting: de verwachte ontvangsten tegenover de verwachte uitgaven hierbij kun je zien of er behoefde is aan krediet, privébegroting: geeft aan hoeveel geld er nodig is voor privédoeleinden. Organisatieplan: wat wordt de rechtspersoon, welke vergunning heb je nodig, welke eisen administratie voldoen, welke belastingen te maken, welke risico s verzekeren. Organisatievragen: hierbij controleer je of je de belangrijkste zaken hebt overwogen, hoeveel ervaring heb Pagina 5 van 8

6 je als zelfstandig ondernemer, heb je jouw idee getoetst aan de mening van deskundige, ben je straks afhankelijk van 1 megadeal of kun je geleidelijk opbouwen. Valkuilen: zoals verkeerde huisvesting, te grote voorraad, wanbetalers stappenplan van de KVK: oriëntatie de starter moet zijn plannen voorleggen aan allerlei personen/organisaties en kijken naar de ondernemerskwaliteiten hierbij moet hij kunnen beantwoorden is bijscholing gewenst, hoe kan ik mijn minder sterke kanten compenseren. Verplichtingen: je krijgt te maken met wetten en vergunningen zoals bouwvergunning, bestemmingsplan, winkeltijden. Markt: Wie zijn mijn belangrijkste concurrenten, hoe onderscheiden zij zich. Naast concurrenten zijn er ook andere partijen die dit beïnvloeden namelijk een gemeente, bank dit onderzoek wordt ook wel marktonderzoek genoemd te onderscheiden in desk en fieldresearch. Als hij zich wil onderscheiden maakt hij gebruik van de 4p s Huisvesting: belangrijke vragen zoals beschik je al over een werkruimte, ook moet je het bestemmingsplan van de gemeente controleren voor sommige dingen gelden er andere regels Personeel: als je iemand wilt aannemen moet je denken aan hoe de arbeidsovereenkomst eruit komt te zien neem je iemand in dienst of een flexibel werknemer, loonheffing inhouden vakantiegeld betalen zorgverzekering, en de Arbo-wet. Rechtsvorm: kiezen welke rechtsvorm het wordt eenmanszaak, vof, of een rechtspersoon BV of NV. Financiën: een compleet financieringsplan bestaat volgens de KVK uit 6 begrotingen 1. Investeringsbegroting volgende posten vaste activa,vlottende activa, liquide middelen, aanloopkosten dit zijn de kosten die gemaakt worden voordat je winst kunt maken, kosten levensonderhoud, onvoorziene kosten 2. Financieringsplan hierop komt te staan hoe je aan het vermogen komt dmv leningen, rekeningcourant MKB-kredieten.3 de openingsbalans bestaat uit het investeringsplan en financieringsplan 4. Exploitatiebegroting verwachte opbrengsten en verwachte kosten, de verwachte winst is de basis van het inkomen van de eenmanszaak of vof, bij een bv is dit anders dan krijgt de eigenaar gewoon salaris dit is een kostenpost voor een bv. 5. privébegroting: dit moet betaald worden door de winst van het bedrijf doe je door alles onder elkaar te zetten beginnend met privé-uitgaven en dan allerlei uitgaven dat optellen dan de privéontvangsten dat optellen dan die 2 van elkaar afhalen en dan weet je wat er minimaal nodig is. 6.liquiditeitsbegroting: de ontvangsten en uitgaven in een bepaalde periode. Belasting: de ondernemer is verantwoordelijk voor een goede administratie en krijgt te maken met inkomsten belasting en btw en loonheffingen, de belasting dienst verstrekt het handboek ondernemen waarin de belangrijkste belastingzaken staan uitgelegd. Zeker zaken doen: hierin kies je een bedrijfsnaam dit is aan regels gebonden het mag niet misleidend zijn of al bestaan of verwarend zijn. Ondernemen is risico nemen. Bedrijfsverzekeringen: bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering houd dit dekt de schade die ontstaan tijdens de uitoefening van het bedrijf, beroepsaansprakelijkheidsverzekering: dekt de schade die iemand bij de uitoefening van zijn beroep aan andere toebrengt, opstalverzekering dekt de schade aan het bedrijfsgebouw als gevolg van brand, bliksem of ontploffing, bedrijfschadeverzekering: vergoedt het nadeel dat de onderneming loopt door brand of inbraak het gaat hier om de schade die het bedrijf lijdt omdat het stil ligt. Rechtsbijstandverzekering hierbij krijgt de verzekerde juridische hulp. Pagina 6 van 8

7 Persoonlijke verzekeringen: ongevallenverzekering: keer eenmalig een bedrag uit als de verzekerde door een ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt, zorgverzekering: dekt de kosten in verband met medische verzorging, arbeidsongeschiktheidsverzekering: een werknemer die voor zichzelf begint is niet meer verzekerd via de WIA wet werk inkomen naar arbeidsvermogen en moet dis dus apart doen. Aan de slag: als het is ingeschreven is het van belang dat het van de grond komt dit heeft vooral te maken met klanten, acquisitie: klanten binnen halen bijv door het bellen van potentiële opdrachtgevers. Het overleven is in het 1e jaar groter als het samenwerkt met andere ondernemingen. Starten in franchiseformule: dit houdt in dat er een samenwerkingsvorm is tussen franchisegever en een franchisenemer je treed onder de zelfde naam naar buiten en levert dezelfde producten alleen je bent wel zelfstandig. Voordelen: profiteert van aanwezige kennis en ervaring, voordeel van naamsbekendheid, je kunt marktonderzoek uitbesteden aan de franchisegever Nadelen: deel zelfstandigheid inlevert, een deel van je inkomsten inlevert, weinig ruimte voor eigen initiatieven. Overnemen van een onderneming: heeft een grotere overlevingskans, je hebt al cijfers van de omzet en de kosten, ook voor het overnemen moet de starter een ondernemingsplan maken al dan niet na overleg met een deskundige, wat is het verkoopmotief, raadpleeg een adviseur ook wel consultants genoemd bij de onderhandelingen Specifieke overzichten: zijn posten die alleen voor een niet-commerciële organisatie zijn op balans. Kassaldo: bij niet-commerciële is het van allergrootst belang dit betreft de liquide middelen van de organisatie, geld dat in de kas zit + bank en girorekeningen. Kassaldo berekening: totale inkomsten periode totale uitgaven periode, de inkomsten bestaan uit eigen bijdrage + subsidies+ overig en de uitgaven bestaan uit huur, materiaalverbruik, salarissen, overige posten + investeringen. Vermogenstoename berekening: totale baten totale lasten Penningmeester: heeft te maken met veel ontvangsten en uitgaven dit moet hij registreren een mogelijkheid is het maken van een ontvangstenstaat en een uitgavenstaat. Voor elke soort ontvangsten een aparte kolom maken aan het eind van het jaar optellen en dan is het totaal per cat bekend ook wel een bruto-overzicht. Netto-overzicht: alle bedragen op geteld en onder elkaar gezet van de ontvangstenstaat en uitgavenstaat. Jaarrekening: als je de ontvangsten debet zet en de uitgaven credit krijg je een jaarrekening ziet eruit als een balans Baten: zijn opbrengsten die we uitsluitend aan een bepaalde periode mogen toerekenen. Dit doe je door contributiebaten =contributie ontvangsten nog te ontvangen contributies periode + vooruitontvangen contributies periode nog te ontvangen contributies periode vooruitontvangen contributies periode Lasten: zijn de kosten die we uitsluitend aan een bepaalde periode mogen toerekenen Lastenzaalhuur periode = uitgavenzaalhuur periode doe je door + nog te betalen zaalhuur periode + vooruitbetaalde zaalhuur periode nog te betalen zaalhuur periode vooruitbetaalde zaalhuur periode. Pagina 7 van 8

8 Saldo op de staat van baten en lasten: is een winst of verlies. Saldo op de jaarrekening: een overschot of tekort 27.3 Beleid: dit kun je aflezen door de staten van 2 achtereenvolgende jaren te vergelijken Afzonderlijke posten vergelijken: dit doe je door per post de meer minder functie in te schakelen. Dit doe je door de begroting en de werkelijke staat van baten en lasten naast elkaar te leggen en daarnaast meer minder functie, dit geeft de verschillen aan. Toelichting: Meestal voorziet de penningmeester de staat van meer minder van een toelichting. Tegenvallers: dat de ontvangsten lager zijn dan de begrote en de uitgaven hoger zijn dan de begrote dit kan op een ledenvergadering lang bediscussieerd worden, dit gaat sneller door een toelichting. Verantwoording: het bestuur legt verantwoording af over het gevoerde beleid door middel van een jaarrekening, ook hier doet de penningmeester namens het bestuur een aantal beleidszaken. Aan het einde van het jaar moet de penningmeester een schatting maken voor de bedragen die hij nog moet ontvangen als hij een rekening maakt op 30 augustus is het nog maar de vraag of hij dan alle bedragen heeft ontvangen hierdoor worden sommige posten op de staat van baten en lasten incorrect Balans: van een vereniging of stichting is net zoals bij een commerciële organisatie een overzicht van bezittingen, het EV en de schulden op een bepaald tijdstip. Debetkant: hier staan materialen, deposito(langere tijd geld op een spaarrekening is gestort),vorderingen(transitorischeposten, nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen), liquide middelen(kasgeld, banktegoed) Creditkant: staat het EV de schulden op lang (behoren de onderhandse en de hypothecaire lening) en korte termijn( behoren de transitorische posten(nog te betalen bedragen en vooruitontvangen bedragen) Saldo van de staat van baten en lasten geeft aan met welk bedrag het eigen vermogen van de vereniging is veranderd, bij voordelig neemt het toe en omgekeerd. Pagina 8 van 8