NGEKOMEN 2 f $ÊP. 2Ot0

Transcriptie

1 p r HOLLAND ZUID NGEKOMEN 2 f $ÊP. 2Ot0 5 -minuten versie voor Provinciale Staten Directie DLB Afdeling Water en Groen Registra tierrummer PZH (DOS ) Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum 21 september 2010 A *-. 2 X SEP 2010 Geheim Nee Portefeuillehouder Evertse, JL Paraaf Provinciesecretaris Termijn 29 september 2010 Onderwerp Ruimtelijke consequenties PSV en VR n.a.v. Agenda Landbouw Bijlagen Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande stukken op basis van Nadere uitwerking van de ruimtelijke consequenties van de Agenda landbouw. 1. Onderwerp in kort bestek De wijziging van de PSV heeft naast redactionele aanpassingen betrekking op ruwvoerteelt/ maïssteelt en op het toestaan van schuilstallen in combinatie met extensivering. De huidige regeling van max. 20 % maïs per bedrijf in de A+-gebieden uit de streekplannen wordt nu vervangen door een meer toegespitste regeling. Er komt een verbod op ruwvoerteelt/maïssteelt in de in de Agenda Landbouw benoemde probleemgebieden (i.r.t. bodemdaling) en een 20 % regeling in een aantal op de kwaliteitskaart van de PSV benoemde landschapstypen. De kaart met de A+-gebieden uit de PSV wordt vervangen door een nieuwe kaart met de verbods- en 20%-gebieden. Het verbod op ruwvoerteelt/ maïssteelt wordt niet opgenomen in de VR. Hierdoor kan in voorkomende gevallen gekeken worden of het verbod onredelijk is en de overgang van de huidige situatie naar de verbodssituatie verloopt gemakkelijker. Handhaving van het verbod vindt plaats via het monitoren van bestemmingsplannen en via overleg met gemeenten. Mocht blijken dat het verbod in de PSV niet het gewenste resultaat oplevert dan kan dit altijd nog worden opgenomen in de VR. In de VR wordt artikel 4 Agrarische bedrijven uitgebreid. Lid 1 bepaling a wordt aangevuld zodat hier een bepaling over de maximaal 2 hectare bouwblok wordt opgenomen. De motivatie (het voorkomen van megastallen) geldt wordt opgenomen in de toelichting bij dit artikel. Voor het toestaan van schuilstallen buiten het bouwperceel in combinatie met extensivering in de agrarische probleemgebieden wordt een nieuwe bepaling d toegevoegd aan artikel 4. In artikel 1 zal een omschrijving van een schuilstal worden gegeven. Een schuilstal is agrarische bebouwing ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan vee behorende bij een volwaardig agrarisch bedrijf en die noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn. In de toelichting bij dit artikel wordt de motivatie voor het toestaan van deze schuilstallen opgenomen. Daarnaast wordt een kaart aan de VR toegevoegd waarop de agrarische 1/3

2 p ~ HOLLAND ZUID probleemgebieden (bodemdaling en verzilting) uit de Agenda Landbouw zijn aangegeven waar deze schuilstallen bij extensivering toegelaten kunnen worden. Kaart uit de PSV (A+-gebieden) wordt gewijzigd in een nieuwe kaart maïs- /ruwvoerteelt met de legenda eenheden gebieden met 20 % max. en verbodsgebieden. Deze zal ook de kaart uit bijlage 4 van de Agenda Landbouw vervangen. De kwaliteitskaart van de PSV wordt aangepast: de nieuwe verbijzondering van het droogmakerijenlandschap (veenweide-droogmakerijenlandschap) wordt toegevoegd, (in droogmakerijenlandschappen geen beperkingen; in veenweide-droogmakerijenlandschap 20 %regeling). VR: kaart 4 wordt Kaart 4a en toegevoegd wordt kaart 4b met daarop alle agrarische probleemgebieden (bodemdaling + verzilting) om aan te geven waar schuilstallen mogen worden gebouwd. Intensieve veehouderij: in de Agenda Landbouw is opgenomen dat bij doorontwikkeling van een bestaand bedrijf, verplaatsing kan worden toegestaan bij aanzienlijke winst op het gebied van milieu, leefomgevingkwaliteit of landschap. Gelet op de uitzonderlijkheid daarvan zal in voorkomende gevallen de Algemene Ontheffingsregeling worden toegepast. 2. Afbakening van (wettelijk) kader en partijen a. Europees/nationaal/provinciaal wettelijk en beleidskader Wet Ruimtelijke Ordening. b. Relatie andere interne beleidsterreinen Er is een relatie met Ruimtelijke Ordening. c. Relatie externe partijen gemeentelijke samenwerkingsverbanden, LTO, Natuur en Milieu organisaties 3. Procesbeschrijving en rol Staten a. Voorgeschiedenis Op 14 september 2010 heeft GS de Agenda Landbouw vastgesteld die een uitwerking is van de paragraaf landbouw in de PSV. In de Agenda Landbouw zijn maatregelen opgenomen die gevolgen hebben voor de PSV en de VR. De voorstellen lopen een separaat ter inzageleggingtraject naast de 1 e herziening van de PSV. 2/3

3 provincie H o L L A N D ZUID b. Waar staan we nu? De fase van beleidsuitwerking Betreft een nadere uitwerking van de ruimtelijk relevante onderdelen. c. Vervolgprocedure De PSV, VR en Agenda Landbouw inclusief de ruimtelijk relevante onderdelen daarvan worden tegelijk ter inzage gelegd. Naast de formele ter inzage legging wordt de ontwerp Agenda Landbouw met de belangrijkste betrokkenen (gemeentelijke samenwerkingsverbanden, LTO, Natuuren Milieu organisaties) besproken. Doel is draagvlak te verwerven voor het voorgestelde beleid voor de sector. De Agenda Landbouw wordt na verwerking van de formele inspraak reacties op de ruimtelijke onderdelen én rekening houdend met de reacties uit de consultatieperiode op niet ruimtelijk relevante onderdelen ter vaststelling aangeboden aan PS. 4. Financiële aspecten (dekking en risico's) Technische & proces vragen en informatie bij Ambtenaar Telefoon L.G.J van Westbroek Kamer D436 3/3

4

5 ^Wijzigingen in de teksten van de PSV Vet pag.11 voor herstructurering van de woningbouw is een onderzoeksvraag geformuleerd en kwantitatieve opgaven zijn in de structuurvisie toegelicht; kennis over de landbouw (beleidsontwikkelingen en economische ontwikkelingen) bleek onvoldoende en j uitgewerkt in de Agenda Landbouw; Verwijderd: zal worden beleid ten aanzien van de kwetsbaarheid van weidevogels is opgenomen. pag.81 De uiteenlopende randvoorwaarden per gebied op grond van klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en economie zijn vertaald in vier verschillende categorieën. Die geven aan wat als belangrijke ontwikkelingen wordt gezien in het betreffende gebied. Op wat voor manier de landbouw hierop kan inspelen en op welke manier de provincie dit wil faciliteren (ruimte voor schaalvergroting en/of verbreding) j i uitgewerkt in de Agenda Verwijderd: wordt nader Landbouw. Deze^jg samen met betrokken partijen opgesteld. Verwijderd: Agenda Landbouw wordt pag. 82/83 3. Agrarisch landschap, inspelen op bodemdaling De water- en bodemproblematiek in de veenweidegebieden is complex en samenhangend. Knelpunten zijn er binnen de volledige breedte van het waterbeheer: het gaat niet alleen om bodemdaling, maar ook om versnippering van het watersysteem, slechte waterkwaliteit (droge periodes) en wateroverlast (natte periodes). Om bodemdaling af te remmen geldt als vertrekpunt: 'Substantieel afremmen van de bodemdaling binnen een robuust en klimaatbestendig watersysteem, zodanig dat het op lange termijn goed betaalbaar en beheersbaar is en dat rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten'. Deze gebieden vallen samen met de prioritaire gebieden uit de Voorloper Groene Hart. Dit zijn (delen van) de Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Gouwe Wiericke en de Venen/Nieuwkoop. De melkveehouderij vormt in deze gebieden de kurk waar het beheer van de open grootschalige veenweide op drijft. Aanpak van het afremmen van de bodemdaling vindt plaats via integrale gebiedsprocessen met betrokkenheid en draagvlak van de streek. Door vernatting, mogelijk in combinatie met innovaties als onderwaterdrainage kan gewerkt worden aan het verminderen van bodemdaling. Echter, de kostenstructuur voor het melkveehouderijbedrijf zal hoger zijn dan in productiegebieden met draagkrachtige grond. Structuurverbetering door kavelruil blijft voor deze gebieden een belangrijk instrument om huiskavels te vergroten. In de Agenda Landbouw jieeft de provincie aangegeven j/velke ruimte aan de landbouw (bijvoorbeeld schaalvergroting of verbreding) wordt gegeven. Van belang blijft het behouden van het unieke Hollandse landschap van openheid, slagenverkaveling met lange kavels en vele sloten. Beheerdiensten, gericht op weidevogels, botanisch interessante slootkanten en waterberging leveren opbrengsten op. Voor extensivering van de bedrijfsvoering in gebieden waar bodemdaling of verziltinq door kwel aan de orde zijn, kan het noodzakelijk zijn schuilstallen voor vee te bouwen. De gebieden en regelgeving zijn in de verordening art. 4.lid h en op kaart 4.b opgenomen. Verbreding van de bedrijfsvoering door (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, educatie en zorg kan^iok aan bijdragen aan de inkomenspositie van de boeren. Mais-Zruwvoerteel^ In de landbouwgebieden met veengronden die kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking, is de mogelijkheid van ruwvoerteell(bijvoorbeeld maïsteelt) beperkt., Bij veel ruwvoederteelt zoals mais wordt de bodem bewerkt en ligt dan lang blootgesteld aan de lucht. Dat leidt tot oxidatie, dat weer afbraak van veen tot gevolg heeft. Bij de verbouw van gras is dit niet aan de orde omdat gras ook na scheuren van het grasland snel weer een gesloten zode vormt. [ Verwijderd: zal Verwijderd: welke rol zij wil spelen en ] Verwijderd: daar Verwijderd: en Verwijderd: Vooralsnog wordt het bestaand ruimtelijk beleid gecontinueerd. Dit betekent dat maximaal 20 procent van het bedrijfsoppervlak dat op de op de kaart aangeduide gebieden A+ gebieden valt, njwvoerteelten waarvoor bodembewerking nodig is verbouwd mogen worden. Dit geldt niet voor het ruwvoer gras,' Met opmaak: Niet Markeren ) i Met opmaak: Niet Markeren )

6 Kaart tjeleid mais-/ruwvoederteelt,(nieuwe 4.8.1,1) Legenda-eenheden: 1: gebieden met 20% max mais/ruwvoer (opgebouwd uit: veenweide-, veenweidekreken-. veenweidedroogmakerii-, rivieren- en landgoederenlandschap). 2: Verbod OP mais/ruwvoer in de landbouwprobleemgebieden (alleen bodemdaling) uit de Agenda Landbouw. Verwijderd: B Mede op grond van de Voorloper Groene Hart, heeft de provincie zowel voor het afremmen van bodemdaling als om landschappelijke redenen en natuurwaarden (weidevogels), een kaart gemaakt met de ligging van de gebieden die wel/mogelijk/niet kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking. In de uitwerking kan deze driedeling vertaald worden naar: gebieden met een verbod op mais-zruwvoerteelten met bodembewerking. Ditjs het grootste deel van de zogenoemde "probleemgebieden" uit de Agenda Landbouw die als zodanig zijn aangeduid vanwege bodemdalingsproblematiek Zie kaart : In veenweidelandschappen zoals aangeduid op de kwaliteitskaart van de PSV 1 mag op maximaal 20% van het bedrijfsoppervlakte ruwvoerteelt plaatsvinden (20% sluit voor veehouderijbedrijven aan op een optimale bedrijfsvoering), (zie kaart , Overige gebieden: geen beperkingen Het scheuren van veenweiden voor graslandverbetering is toegestaan in alle categoriën gebieden. Verwijderd: zijn de ( Verwijderd:) pag. 85 invoegen tussen de landschapstypen veenweidekrekenlandschap en droogmakerijenlandschap: Vpenweide-proogmakeriienlandschap In sommige droogmakerijen of deïen daarvan is na het ontvenen en drooamalen een veeniaaa achtergebleven. Deze gebieden hebben net als het veenweidelandschap een relatief hoog waterpeil, smalle kavels, een open karakter en bestaan overwegend uit grasland. Vanwege de ontginning als droogmakerij liggen de polders wel lager dan de omgeving, en is de verkaveling regelmatiger dan in het veenweidelandschap pag.152 (tekst onder onderzoeken in paragraaf 5.7.1, mogelijk daar onderwerpen met ruimtelijke effecten noemen die in de Agenda Landbouw worden aangekondigd. Bestaande tekst daar verwijderen ^tc. Verwijderd: U Opstellen Agenda Landbouw^ 111 gebaseerd op de legenda-eenheden: Veenweidelandschap. Veenweide-krekenlandschap, Veenweide- droogmakeriienlandschap. Landgoederenlandschap en Rivierenlandschap.

7 Voor artikel 1 begripsbepaling schuilstal Schuilstal Agrarische bebouwing ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan vee behorende bij een volwaardig agrarisch bedrijf en die noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn. Wijziging Artikel 4 Lid 1 bepaling a komt als volgt te luiden: agrarische bebouwing (uitgezonderd kassen en schuilstallen) wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel dat een maximale omvang heeft van 2 hectare; Toegevoegd aan lid 1 wordt een nieuwe bepaling d: schuilstallen buiten het bouwperceel zijn uitsluitend toegestaan in de agrarische gebieden zoals aangegeven op kaart 4b; Ingevoegd wordt kaart 4b met de legenda-eenheid:" agrarische gebieden waar schuilstallen buiten het bouwperceel zijn toegestaan". De bestaande bepalingen d, e, f en g, onder lid 1, worden vernummerd tot e, f, g en h. De toelichting op pagina 32 tweede alinea gaat luiden: De agrarische bebouwing moet geconcentreerd worden op een agrarisch bouwperceel. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bepalen van de ligging en de omvang van het bouwperceel. Hierbij moet een goede afweging worden gemaakt tussen de landschappelijke belangen en de bedrijfseconomische belangen. In de praktijk hebben bouwpercelen vaak een omvang van 1 hectare. In gebieden waar schaalvergroting plaatsvindt is soms een groter bouwperceel nodig. Het is aan de gemeente om te bepalen of dit nodig is, waarbij de provincie als randvoorwaarde stelt dat het bouwperceel niet groter mag zijn dan 2 hectare ter voorkoming van extreem grote gebouwen zoals megastallen. Kassen en schuilstallen kunnen ook buiten het bouwperceel worden opgericht. Voor het toestaan van kassen in een bestemmingsplan zijn in artikel 4 specifieke regels opgenomen. De bouw van schuilstallen kan in bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt in de agrarische gebieden zoals aangegeven op kaart 4b. Het gaat om gebieden waar de huidige of toekomstige omstandigheden zullen leiden tot lagere productiviteit en rendabiliteit. In de veenweidegebieden komt dit door het voortdurend blijven dalen van de bodem. Voor het vergroten van het primaire inkomen wil de provincie mogelijkheden bieden voor extensieve veehouderij. Bij verdergaande extensivering in deze gebieden wordt weidegang moeilijker doordat vee op grotere afstand van de stal komt te staan. Om weidegang mogelijk te maken kunnen schuilstallen een uitkomst bieden. De maximale omvang van de schuilstallen kan bepaald worden door de gemeente, waarbij voldaan moet worden aan de in artikel 1 opgenomen begripsbepaling.

8

9

10