Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een varkenshouderij te Merksplas. Niet Technische Samenvatting

Transcriptie

1 Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een varkenshouderij te Merksplas Definitief MER Niet Technische Samenvatting eco-scan bvba Bolckmans LV Industrieweg 114H Moerstraat Wondelgem 2330 Merksplas

2 Colofon Opdrachtgever: Bolckmans LV Moerstraat Merksplas KBO: VE: Opstellers rapport: Studiebureau eco-scan bvba Industrieweg 114H 9032 Gent (Wondelgem) M.e.r.-deskundigen Discipline lucht Toon Van Elst (OLFASCAN nv) Disciplines bodem en water Peter Hermans (United Experts CVBA) Coördinatie en Discipline fauna en flora Marjan Speelmans (eco-scan bvba) Medewerker(s) MER Kim Driesen, (eco-scan bvba), medewerkster coördinatie Gwynet Leyre, (eco-scan bvba), medewerkster geluid eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 2

3 Inhoudsopgave Colofon... 2 Inhoudsopgave Inleiding Verantwoording project Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) Beschrijving van de milieu-effecten Discipline lucht Discipline bodem Discipline water Discipline geluid en trillingen Discipline fauna en flora Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Discipline mens Samenvatting van de effecten Milderende maatregelen Discipline lucht Discipline bodem Discipline water Discipline geluid en trillingen Discipline fauna en flora Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Discipline mens Conclusie Bijlagen eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 3

4 1 Inleiding Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 4

5 2 Verantwoording project Het varkensbedrijf Bolckmans LV, gelegen te Merksplas is momenteel vergund voor het houden van 446 zeugen, 3 beren en andere varkens (1.354 vleesvarkens en 148 opfokzeugen). Tevens worden er op het bedrijf biggen gehuisvest. Voor dit bedrijf wordt een uitbreiding, wijziging en vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aangevraagd, en dit voor een totaal van 446 zeugen, 3 beren en andere varkens (6.560 vleesvarkens en 148 opfokzeugen). Tevens zullen er op het bedrijf biggen gehuisvest worden. Zo wenst men een gesloten bedrijf te bekomen waarbij alle geproduceerde biggen afgemest worden tot vleesvarkens op het bedrijf zelf. Het bedrijf beschikt momenteel over 5 stallen waarvan 1 stal reeds uitgerust is met een chemisch luchtwassysteem dat de ammoniakemissie met 70 %, de geuremissie met 30 %, de PM 10 -emissie met 35 % en de PM 2,5 -emissie met 30 % reduceert. In deze stal is één compartiment voor vleesvarkens niet aangesloten op het luchtwassysteem, maar dit compartiment is uitgerust met het ammoniakemissiearme stalsysteem V-4.7: mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwand(en) en met andere dan metalen driekantroosters. Verder is de zeugenstal uitgerust met het ammoniakemissiearme stalsysteem V-2.1: mestkanaal met mestafvoersysteem. De overige 3 stallen zijn niet ammoniakemissiearm uitgevoerd. Om de uitbreiding in aantal vleesvarkens mogelijk te maken, zal er een nieuwe stal bijgebouwd worden naast de bestaande stallen. De nieuwe stal zal uitgerust worden met een biobed, dat voor geur, PM 10, PM 2,5 en ammoniak respectievelijk een reductiepercentage van 95 %, 60 %, 35 % en 70 % behaalt. Verder zal ook de chemische luchtwasser omgevormd worden tot een gecombineerd luchtwassysteem, dat voor geur, ammoniak, stof PM 10 en PM 2,5 respectievelijk een reductiepercentage van 70 %, 70 %, 80 % en 70 % behaalt. De belangrijkste wijzigingen inzake vergunningsplichtige rubrieken betreffen de uitbreiding in dieraantal, mestopslagcapaciteit en mazoutopslag. Daarnaast wordt de plaatsing van een transformator voorzien en zal de grondwaterwinning uitgebreid worden. In de gewenste situatie zal gewerkt worden met brijvoer. Daarom worden verschillende rubrieken aangevraagd met betrekking tot de opslag van voeders. Er wordt tevens een hernieuwing van alle rubrieken aangevraagd. Dit is mogelijk door de grote investering die met de geplande uitbreiding gepaard gaat. Vlarem stelt dat de aanvraag tot het hernieuwen van een milieuvergunning moet gebeuren tussen 18 en 12 maanden voor de vervaldatum van de huidige milieuvergunning. Er geldt evenwel een afwijking voor oudere vergunningen en in het geval van belangrijke wijzigingen. In de praktijk geldt hierbij als criterium de omvang van de geplande investering, o.a. een wezenlijke uitbreiding van de gebouwen of de plaatsing van een volledig nieuwe productielijn. In voorliggend geval betreft het een wezenlijke uitbreiding van de bedrijfsinfrastructuur. Om de uitbreiding van de huidige vergunningstoestand mogelijk te maken zijn er vanaf 2008 verschillende opties. De capaciteit van een bedrijf kan uitgebreid worden door het aankopen van de zogenaamde Nutriëntenemissierechten (kortweg NER s), en dit mits annulering van 25 % van de aangekochte rechten. Deze annulering van 25 % van de NER s kan voorkomen worden indien men die 25 % verwerkt. Een tweede optie bestaat erin om uit te breiden na bewezen mestverwerking. Als een bedrijf in het jaar X aan haar mestverwerkingsplicht heeft voldaan en daarenboven 25 % van de netto aanvraag heeft verwerkt met bedrijfseigen mest, dan kan in het jaar (X + 1) een aanvraag van de NER s ingediend worden en moet er, ten laatste, in het jaar (X + 3) 125 % van de aanvraag (de aanvraag + 25 % van de aanvraag) verwerkt worden. In voorliggend project wordt geopteerd voor een combinatie van beide opties: de uitbreiding zal verwezenlijkt worden via bewezen mestverwerking en door overname van NER s. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 5

6 3 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) Het bedrijf is gelegen in de Moerstraat 40, te Merksplas op de kadastrale percelen, 1 ste afdeling, sectie F, perceelsnummers 199 Y, 199 X, 199 W, 199 S, 199 Z, 199 V, 197 C, 197 D en 197 E. Een kopie van het kadasteruittreksel wordt weergegeven in Bijlage 1. Een uittreksel van de topografische kaart van België wordt weergegeven in Bijlage 2. In Bijlage 3 wordt het stratenplan van de omgeving van de inrichting weergegeven en op Bijlage 4a wordt een luchtfoto van de inrichting weergegeven. Op de luchtfoto in Bijlage 4b wordt de ruimere omgeving van het bedrijf weergegeven. Rekening houdend met het gewestplan (Bijlage 5) ligt het bedrijf volledig in agrarisch gebied. De voornaamste gewestplanbestemmingen in de omgeving van het bedrijf (afstanden bepaald ten opzichte van de contour van het bedrijf (stallen en/of mestopslag) in de gewenste situatie) worden weergegeven in Tabel 1. Tabel 1 Bestemmingen volgens het gewestplan in de omgeving van de inrichting kortste afstand (m) windrichting agrarisch gebied 0 / woongebied met landelijk karakter 160 W ambachtelijke bedrijven en KMO s 370 N uitbreidingen van ontginningsgebieden 490 W stortgebied (huisafval en niet giftige stoffen) 560 ZW ontginningsgebieden 580 ZW natuurgebied 650 Z woongebied 650 N woonuitbreidingsgebied 760 N Binnen een straal van 1,5 km rondom het bedrijf bevindt zich geen habitat- of vogelrichtlijngebied en geen natuurreservaat. Op 700 m ten ZO van het bedrijf is het VEN/IVON-gebied Milieubedrijf Beerse/Merksplas gelegen. Dit bedrijf is onderdeel van IOK Afvalbeheer waar een regionaal containerpark, een GFT- en groencompostering en een voormalige regionale stortplaats voor huishoudelijk afval gevestigd is. Op 670 m ten Z van het bedrijf is het VEN-gebied De Kempense kleiputten gelegen. Op 980 m is het Turnhouts Vennengebied gelegen. Een weergave van de VENgebieden in de omgeving van het bedrijf kan teruggevonden worden in Bijlage 29. Het gewestplan (zie Bijlage 5) geeft aan dat op 650 m ten Z van het bedrijf natuurgebied (code 701) en op 540 m en op 980 m ten ZO van het bedrijf bosgebied (code 800) is gelegen. Het dichtstbijzijnde BPA is gelegen op 1,3 km ten NO van het bedrijf. Het betreft het BPA De Hees. Dit BPA voorziet in een uitbreiding van het bestaande woonpark De Hees met ca 1,4 ha of overeenkomstig 6 kavels voor villabouw. Het bedrijf is volledig gelegen op het grondgebied van Merksplas. Deze gemeente grenst in het noorden aan Baarle-Hertog (op zo n 6,3 km van het bedrijf), in het noordwesten aan Hoogstraten (4,9 km van het bedrijf), in het westen aan Rijkevorsel (op zo n 3,4 km van het bedrijf), in het zuiden aan Beerse (ongeveer 550 m van het bedrijf) en in het oosten aan Turnhout (op zo n 2,3 km van het bedrijf). De afstand van het bedrijf tot de Nederlandse grens bedraagt minimaal 6,9 km en bijgevolg zullen er geen significante grensoverschrijdende effecten optreden. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 6

7 Het bedrijf is gelegen in de Kempen. Het studiegebied wordt hierbij voornamelijk gekenmerkt door natte tot matig natte zandleembodem met sterk gevlekte textuur, verbrokkelde textuur B horizont. De watervoerende laag wordt gedefinieerd als de verzadigde zone van een formatie die een dikte en een uitbreiding heeft die voldoende groot is om er op een economisch verantwoorde wijze water te winnen. De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft de risicograad aan van verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag door stoffen die vanop de bodem de grond indringen. De grondwaterkwetsbaarheidskaart van de regio rondom het bedrijf omschrijft deze zone als zeer kwetsbaar / weinig kwetsbaar (code Ca1/Cc). In de huidige situatie is het bedrijf vergund voor het oppompen van m³ grondwater per jaar (24 m³/d). Dit gebeurt vanuit één winning met een diepte van 178 m. Het water wordt bijgevolg opgepompt uit het Zand van Berchem (HCOV- code: 0254), die als een niet-freatische of dus gespannen grondwaterlaag aanzien wordt. Naar de toekomst toe wenst de exploitant deze winning uit te breiden tot een totaal van m³/j (55,5 m³/d). De exploitant wenst hiervoor een tweede boorput te plaatsen op dezelfde diepte en uit dezelfde laag, naast de nieuwe stal. Binnen een straal van 1 km vanuit het bedrijfscentrum zijn nog 7 andere grondwaterwinningen gelegen. Vijf van deze winningen pompen uit hetzelfde aquifersysteem (het Zand van Berchem). Eén andere winning pompt uit het Mioceen Aquifersysteem. Momenteel wordt vooral grondwater aangewend op het bedrijf, zowel als drinkwater en als reinigingswater. Het opgevangen hemelwater wordt gebruikt als waswater voor de luchtwasser. In de gewenste situatie zal de hemelwateropvang uitbreiden en zal het hemelwater worden aangewend als waswater voor de combiwasser en voor het bevochtigen van het biobed. Er kan echter niet in het volledige verbruik van de combiwasser en het biobed worden voorzien. Om dit tekort aan te vullen wordt er een bijkomende, minder diepe grondwaterwinning aangevraagd van m³/j (11 m³/d) uit het Zand van Diest (HCOV-code: 0252) uit één boorput op 95 m. Het bedrijf is gelegen op percelen die volgens de watertoetskaarten (hoofdstuk 14) nietoverstromingsgevoelig, infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming zijn. Mogelijke schadelijke effecten op het watersysteem zouden kunnen ontstaan als gevolg van veranderingen in de afvoer van oppervlaktewater, structuurverandering van de waterlopen, infiltratie van hemelwater, kwaliteitsverlies van oppervlaktewater en grondwater en de wijziging in grondwaterstroming. Hydrogeografisch situeert het studiegebied zich in het Maasbekken, meer bepaald in het deelbekken Mark. Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf zijn de Goorloop en de Koekhovenseloop gelegen, meet als kwaliteitsdoelstelling viswater. Verder zijn ook de Moerstraatloop en de Kleirijtloop binnen 1 km rondom het bedrijf gelegen, met als kwaliteitsdoelstelling de basiskwaliteit. De Moerstraatloop gelegen naast het bedrijf stroomt af naar de Goorloop. Voor de samenkomst van deze waterloop met de Goorloop is er op 1,1 km ten W van het bedrijf een VMM- en MAP-meetpunt gelegen (meetpunt ) in de Goorloop. Verder stroomafwaarts, na samenkomst van de Moerstraatloop in de Goorloop, is er op 2,4 km ten N van het bedrijf een volgend VMM-meetpunt gelegen (meetpunt ) in de Goorloop. Echter omwille van de grote afstand van het bedrijf tot dit laatste meetpunt, omdat er tussen beide meetpunten nog een andere waterloop (de Kolonieloop) uitstroomt op de Goorloop, en omdat de laatste meting op meetpunt geldt van 2011, kunnen de resultaten van deze meetpunten geen indicatie geven over een mogelijke impact van het bedrijf. De waterlopen en meetpunt worden weergegeven op Bijlage 6a en 6b. Binnen een straal van 1,5 km rondom het bedrijf bevindt zich geen habitat- of vogelrichtlijngebied en geen natuurreservaat. Op 740 m ten ZO van het bedrijf is het VEN/IVON-gebied Milieubedrijf Beerse/Merksplas gelegen. Dit bedrijf is onderdeel van IOK Afvalbeheer waar een regionaal containerpark, een GFT- en groencompostering en een voormalige regionale stortplaats voor huishoudelijk afval gevestigd is. Op 670 m ten Z van het bedrijf is het VEN-gebied De Kempense kleiputten gelegen. Op m is het Turnhouts Vennengebied gelegen. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 7

8 Het bedrijf is gelegen in het traditionele landschap Land van Turnhout-Poppel (code , Antrop et al., 2002). Dit gebied wordt gekenmerkt door een nagenoeg vlakke topografie en blokvormige patronen van vegetatieschema s en open ruimten van sterk wisselende omvang. Het vlakke landschap bestaat uit grote compartimenten zoals wijdse zichten in landbouwzones gekenmerkt door grote blokvormige percelen, uitgestrekte natuurgebieden op droge zandgronden (heide en bos vooral in het westelijk deel) en talrijke waterplassen. Het dichtstbijzijnde onderdeel van de landschapsatlas is gelegen op 330 m ten ZO van het bedrijf. Het betreft de relictzone Boensberg. Verder ten ZO vindt men de relictzone Kleiontginningsgebied Abtsheide, Luisterborg, Oosteinde en Werkendam op 730 m. Ten noordoosten vindt men de relictzone Bosgebied Opstal Steenovens op m. Verder bevinden zich nog elementen van de landschapsatlas in de omgeving van de inrichting, nl. volgende puntrelicten: Hoeve Wolfsputten op 320 m ten ZW; Boensberghoeve op 530 m ten ZO; St. Willibrorduskerk op m ten N. En volgende lijnrelicten: Dreef Boensberghoeve op 500 m ten NO; Oude weg Hoogstraten-Turnhout op 700 m ten N. Daarnaast bevinden zich in de ruime omgeving van de inrichting ook nog 9 gebouwen die op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen zijn, waarvan de dichtstbijzijnde o.a. Hoeve Den Boensberg op 500 m ten ZO, Woning Pelkmans op 550 m ten N, Hoeve Valenbraakhoeve van Hof ter Looi op 720 m ten N. Het bedrijf zelf is gelegen in agrarisch gebied. Op minder dan 500 m ten noorden van het bedrijf komt een zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO s voor. Ten zuiden van het bedrijf is op minder dan 500 m ontginningsgebied aanwezig. Daarnaast sluit ten oosten van het bedrijf de perceelsgrens aan op de Steenweg op Beerse (N132). Deze weg verbindt Weelse, Merksplas en Beerse en sluit aan op de E34. De verkeersbewegingen gerelateerd aan activiteiten op de inrichting zelf zullen in detail bij de effectbespreking besproken worden. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 8

9 4 Beschrijving van de milieu-effecten In de onderstaande paragrafen wordt voor al de beschouwde disciplines een beknopt overzicht weergegeven van de voornaamste effecten. Voor meer achtergrondinformatie bij deze synthese wordt verwezen naar het desbetreffende disciplinehoofdstukken Discipline lucht Geur Het bedrijf voldoet in de gewenste situatie aan de vooropgestelde afstandsregels. Er wordt dus uitgegaan van geen effect. Op basis van het staltype, de diersoort en het aantal dieren kan een geuremissie bepaald worden. Voor voorliggend bedrijf zal deze geuremissie door de uitbreiding afnemen van ou E /s (huidige situatie) tot ou E /s (gewenste situatie). Met behulp van IFDM kan een geurverspreidingsmodel opgemaakt worden. Omdat voorliggend bedrijf zich in een bronnencluster bevindt, dienen ook bedrijven uit de omgeving mee opgenomen te worden in het model. Door de wijziging en uitbreiding van het bedrijf zullen binnen hoog geurgevoelig gebied 10 woningen minder een negatief effect ondervinden. In matig geurgevoelig gebied zullen 4 woningen minder een matig negatief effect ondervinden. Worden de laag geurgevoelige gebieden in beschouwing genomen, dan kan vastgesteld worden dat hier 2 bijkomende woningen een gering negatief effect zullen ondervinden (welke waarschijnlijk een matig negatief effect ondervonden in de huidige situatie), en 1 woning minder zal een matig negatief ondervinden. Het aantal woningen in laag geurgevoelig gebied dat een negatief effect ondervindt blijft gelijk. Het totaal aantal gehinderde woningen zal dus dalen. Worden de cumulatieve geurconcentraties in beschouwing genomen, dan kan vastgesteld worden dat de geurconcentraties ter hoogte van woningen 2, 3 en 4 zullen toenemen bij de wijziging en uitbreiding van het bedrijf. Ter hoogte van de overige woningen daalt de geurconcentratie of blijft deze gelijk. Worden de individuele concentraties in beschouwing genomen, dan kan vastgesteld worden dat hier dezelfde trend optreedt. Kadavers worden verzameld gedurende de dagelijkse controle, en opgeslagen in een gekoelde kadaveropslag. De kadavers worden na telefonisch contact opgehaald. Er wordt geprobeerd om het aantal kadavers, ook vanuit economisch perspectief, zo beperkt mogelijk te houden door een goede bedrijfsvoering. Inzake geuremissie door kadaveropslag zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Verwacht wordt evenwel dat, niettegenstaande het aantal kadavers zal toenemen door de bedrijfsuitbreiding, de mogelijke hindereffecten ten gevolge van kadaveropslag niet noemenswaardig zullen zijn Stof Op basis van het stalsysteem en het aantal dieren per stal, kan een stofemissie voor het bedrijf bepaald worden. Door de uitbreiding zal het PM 10 -stof toenemen van 326 naar 512 kg/j. Ook de PM 2,5 -stofemissie zal wijzigen van 16,9 naar 42,1 kg/j. Om een indicatief beeld te krijgen van de stofconcentratie (PM 2,5 en PM 10 ) ter hoogte van het veeteeltbedrijf worden modellen opgemaakt met behulp van IFDM. De maximale PM 10 -stofconcentratie door het bedrijf zelf bedraagt respectievelijk 2,20 µg/m³ in de huidige en 11,4 µg/m³ in de gewenste situatie. Voor PM 2,5 is dit respectievelijk 0,10 µg/m³ en 1,46 µg/m³. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 9

10 Bij de toetsing van de bedrijfsbijdrage aan de PM 10 -stofconcentratie aan de grenswaarde van 40 µg/m³ blijkt dat er in de huidige situatie een zone aanwezig is waar er een matig negatief effect geldt. In deze zone is enkel de bedrijfswoning gelegen. Verder is er ook een zone waarin een gering negatief effect geldt, maar hierin zijn geen woningen gelegen. In de gewenste situatie is er een zone met een negatief effect aanwezig, maar hierbinnen zijn er geen woningen gelegen. De bedrijfswoning blijft binnen de zone van een matig negatief effect liggen. Er is eveneens een zone waar een gering negatief effect geldt. Hierbinnen zijn geen woningen gelegen. Wordt de PM 10 -stofconcentratie getoetst aan de rekenkundig jaargemiddelde grenswaarde van 31,3 µg PM 10 /m³, dan kan vastgesteld worden dat in de huidige situatie een zone aanwezig is waar er een matig negatief effect geldt. In deze zone is enkel de bedrijfswoning gelegen. Verder is er ook een zone waarin een gering negatief effect geldt, maar hierin zijn geen woningen gelegen. In de gewenste situatie is er een zone met een negatief effect aanwezig, maar hierbinnen zijn er geen woningen gelegen. De bedrijfswoning blijft binnen de zone van een matig negatief effect liggen. Er is eveneens een zone waar een gering negatief effect geldt. Hierbinnen zijn geen woningen gelegen. Inzake PM 2,5 -stof zijn er in de huidige situatie geen zones aanwezig waar een effect geldt. In de gewenste situatie zijn er zones aanwezig waarbinnen een gering en een matig effect gelden. In deze zones zijn geen woningen gelegen. In de gemeente Merksplas bedraagt de jaargemiddelde achtergrondstofconcentratie (2010 tot 2012) voor PM µg/m³. Binnen de regio waar de bedrijfseigen stofconcentratie hoger is dan 15 µg/m³ kan de norm van 40 µg/m³ overschreden worden. Dit is in de gewenste concentratie nergens het geval, waardoor een verwaarloosbaar effect geldt. De richtwaarde van 31,3 µg/m³ zal overschreden worden wanneer de bedrijfseigen stofconcentratie hoger is dan 6,3 µg/m³. Dit kan in de gewenste situatie voorkomen, en geeft bijgevolg een negatief effect. Inzake PM 2,5 bedraagt de gemiddelde achtergrondstofconcentratie in Merksplas tussen 11 en 12 µg/m³. Aangezien de maximale PM 2,5 - concentratie veroorzaakt door het bedrijf nooit hoger is dan 2 µg/m³ is hier geen sprake van een overschrijding van de norm van 25 µg/m³ en geldt er bijgevolg een verwaarloosbaar effect. Worden de richtwaarden inzake fijn stof vooropgesteld door de WGO in beschouwing genomen (20 µg PM 10 /m³ en 10 µg PM 2,5 /m³), dan kan vastgesteld worden dat deze normen niet door het individueel bedrijf overschreden worden. De richtwaarden worden echter reeds overschreden door de huidige achtergrondconcentratie ter hoogte van de site. Tijdens het vullen van de silo s wordt het droogvoer via een persleiding onder druk in de voedersilo s geblazen. Om overdruk in de silo te vermijden is er een uitlaatopening voorzien om een teveel aan statische luchtdruk te laten ontsnappen naar de buitenlucht. Via de uitlaatopening kunnen stofdeeltjes in de omgevingslucht terecht komen. Het vullen neemt normaliter maximaal 1 uur in beslag. Het gaat hier dus om een tijdelijke stofbron. De uitbater verplicht het gebruik van een stofzak bij het vullen van de voedersilo s. Hierdoor zal praktisch geen stof vrijgesteld worden. Op voorliggende bedrijf zal er in de gewenste situatie voor de nieuwe stal gebruik gemaakt worden van brijvoer. Door het hoge vochtgehalte hiervan zal er zeer weinig stof vrijgesteld worden. Er zal dan ook geen of slechts een verwaarloosbaar effect zijn voor het vullen van de voedersilo s. Andere mogelijke bronnen van stofemissie op voorliggend bedrijf zijn het transport, de verbranding van fossiele brandstoffen voor de verwarming en het uitmesten en droogborstelen van de stallen. Deze emissies zijn zeer moeilijk kwantitatief in te schatten, maar zullen beperkt zijn in vergelijking met de stofemissie uit de stallucht. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 10

11 Verzuring en vermesting De totale ammoniakemissie van de inrichting wordt berekend door vermenigvuldiging van het aantal dieren met de emissiefactor behorend bij de betreffende diercategorie en het huisvestingsysteem. Door de uitbreiding van het bedrijf zal de ammoniakemissie van de inrichting naar de toekomst toe stijging van kg NH 3 /j naar kg/j. Op basis van de ammoniakemissies, wordt via modelleringen een depositie (zowel verzurende als vermestende depositie) op de omringende habitattypes en regionaal belangrijke biotopen bekomen. Dit wordt verder uitgewerkt in de discipline fauna en flora. Specifiek zal hierbij gekeken worden naar de verzurings- en vermestingskwetsbare vegetaties en ter hoogte van speciale beschermingszones. De kritische lasten van deze verzurings- en vermestingskwetsbare vegetatietypes worden vergeleken met de berekende ammoniakdeposities Discipline bodem Momenteel zijn op het bedrijf twee opslagtanks voor mazout aanwezig, één met een opslagcapaciteit van l en één met een capaciteit van l. Beide tanks zijn bovengrondse dubbelwandige tanks. Één van de tanks is voorzien van een verdeelslang en staat in de loods bij stal 3, waardoor er weinig kans op bodem- en grondwaterverontreiniging is. In de gewenste situatie zal er een verdeelslang binnenkomen, welke op dezelfde locatie voorzien wordt. Verder zal er niets veranderen inzake de opslag van mazout. Momenteel voldoen de aanwezige tanks aan de nodige veiligheidsvoorschriften en worden ze ook periodiek gecontroleerd. Volgens Vlarebo Artikel 61 en 62 dient al dan niet, rekening houdend met de categorie waarin de inrichting wordt ingedeeld, een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Het voorliggende bedrijf valt onder rubriek A volgens de indelingslijst van Vlarebo omwille van de opslag van zwavelzuur. Dit houdt in dat er een oriënterend bodemonderzoek zou moeten uitgevoerd worden bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement, vereffening, en om de 20 jaar. Aangezien de opslagtank voor zwavelzuur (waardoor de inrichting onder categorie A zou vallen) nooit geplaatst werd, is het bedrijf nog niet verplicht om een oriënterend bodemonderzoek te laten uitvoeren. Vanaf dat deze tank geplaatst zou worden is een oriënterend bodemonderzoek voor de inrichting verplicht bij overdracht, sluiting en faillissement om de 20 jaar voor de opslag van zwavelzuur, maar dit plant het bedrijf niet meer te doen. Momenteel werkt het bedrijf met een IBC-vat van l zwavelzuur, dat geplaatst is in de berging van stal 5. Dit is bijgevolg ook wat er in de gewenste situatie wordt aangevraagd. De hoeveelheid zwavelzuuropslag valt buiten de betreffende rubriek b), waardoor zowel in de huidige als in de gewenste situatie geen bodemonderzoek vereist is. In de huidige situatie wordt er ongeveer m³ mest per jaar geproduceerd. In de gewenste situatie zal er ongeveer m³ mest per jaar geproduceerd worden. Alle mest wordt, samen met het reinigingswater, opgeslagen in onderliggende mestkelders. De mest wordt deels afgevoerd naar een externe mestverwerking (ongeveer 24 %) en deels uitgereden op eigen land en land van derden. In de gewenste situatie zal ongeveer 64 % van de mest worden afgevoerd naar een externe mestverwerking. De varkensstallen worden na iedere ronde eerst droog en daarna nat gereinigd. Kuiswater van de stallen wordt in de onderliggende mestkelders opgevangen en samen met de mest behandeld. Wat de mestopslagcapaciteit betreft moet er voldoende capaciteit zijn voor het opslaan van de hoeveelheid mest die gedurende negen maanden geproduceerd wordt. Aan deze bepalingen wordt eveneens geacht voldaan te zijn wanneer de exploitant van de inrichting aantoont op een andere reglementaire manier gedurende de beschouwde periode te kunnen voorkomen dat de mest of een gedeelte ervan op landbouwgrond wordt gebracht. Rekening houdende met de vergunde dieraantallen dient er in de huidige situatie opslag voorzien te worden voor m³. Met het totaal beschikbare mestkeldervolume van m³ wordt er aldus ruim voldaan aan de vereiste inzake mestopslagcapaciteit. In de gewenste situatie dient er m³ voorzien te worden. Het totale volume eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 11

12 van de mestkelders bedraagt in de gewenste situatie m³. Ook hier zal ruim voldaan worden aan de vereiste inzake mestopslagcapactiteit. Het spui van de luchtwasser wordt in de huidige situatie opgevangen in een spuiopslag van 30 m³. In de gewenste situatie zal het spui van de combiwasser in deze opslag worden opgevangen. Nadien zal het spui kunnen worden afgezet als kunstmest conform het Mestdecreet. Rekening houdend met de aanwezigheid van mestkelders bestaat er steeds een potentieel risico op verspreiding van mest naar de omgeving. De stallen en de mestopslaglocaties op het bedrijfsterrein dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. Om te onderzoeken of er bepaalde vermestende invloeden van het bedrijf waar te nemen zijn, kunnen peilbuismetingen een indicatie geven. Peilbuizen dienen geïnstalleerd te worden vanaf varkens. Gezien in de huidige situatie minder dan varkens gehuisvest worden, dienen er nog geen peilbuizen aanwezig te zijn. In de gewenste situatie zal het bedrijf de grens van varkens wel overschrijden, waardoor er in de toekomst peilbuizen dienen geplaatst te worden. Om de uitbreiding te verwezenlijken zal 1 nieuwe stal bijgebouwd worden. Verder zullen er ook 2 sleufsilo s van 750 m³ worden bijgebouwd. Er zullen geen gebouwen worden afgebroken. De mestkelder van de nieuwe stal zal een diepte van ongeveer 1,1 m hebben. De afmetingen van deze stal bedragen 108,91 m x 49,26 m. Wordt rekening gehouden met een dikte van de betonlaag van ongeveer 20 cm, dan zal er voor deze stal een grondverzet van ongeveer m³ nodig zijn. Gezien het grondverzet meer dan 250 m³ bedraagt, dient er een technisch verslag ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond opgemaakt te worden. De grond zal worden afgezet op eigen terrein. De nieuwe stal zal gebouwd worden achter de bestaande stallen. De grond wordt op de landbouwtyperingskaart aangeduid met specialisatie-veredeling. Er is sprake van een gering negatief effect inzake bodemverlies Discipline water Grondwater Om de uitbreiding te verwezenlijken zal één nieuwe stal bijgebouwd worden. Voor de bouw hiervan zal bronbemaling noodzakelijk zijn. De invloedstraal van deze bemaling wordt ingeschat op 14,4 m. Binnen deze zone zijn geen bedrijfsvreemde grondwaterwinningen gelegen. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden omschreven als weinig kwetsbaar voor verdroging. In de huidige situatie is het bedrijf vergund voor het oppompen van m³ grondwater per jaar (24 m³/d). Dit gebeurt vanuit één winning met een diepte van 178 m. Het water wordt bijgevolg opgepompt uit het Zand van Berchem (HCOV- code: 0254), die als een niet-freatische of gespannen grondwaterlaag aanzien wordt. Naar de toekomst toe wenst de exploitant deze winning uit te breiden tot een totaal van m³/j (55,5 m³/d). De exploitant wenst hiervoor een tweede boorput te plaatsen op dezelfde diepte en uit dezelfde laag, naast de nieuwe stal. In de huidige situatie zal de grondtafel binnen een straal van 8 m rond het bedrijf dalen met 50 cm. In de gewenste situatie bedraagt deze straal 204 m. Binnen deze invloedsstraal zijn geen andere winningen gelegen. De diepe winning heeft aldus geen invloed op de bedrijfszekerheid van andere winning en voor dit aspect geldt bijgevolg een verwaarloosbaar effect. Verder wenst de exploitant een combiwasser en een biobed te plaatsen. In de mate van het mogelijke zal er gebruik gemaakt worden van hemelwater om in het waterverbruik te voorzien. Ter aanvulling wenst eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 12

13 het bedrijf een bijkomende, minder diepe, winning te plaatsen van m³/j (11 m³/d) uit één boorput op 95 m uit het Zand van Diest (HCOV-code: 0252). Zowel in de huidige situatie als in de gewenste situatie zal de grondwatertafel nooit dalen met 50 cm. Binnen een straal van 29,2 m rond beide winningen zijn geen bedrijfsvreemde winningen gelegen. Er geldt dus een verwaarloosbaar effect. In de huidige situatie wordt grondwater aangewend als drinkwater van de dieren, als reinigingswater, en in het huishouden. Het blijkt dat in de huidig situatie m³ drinkwater per jaar noodzakelijk is. Naar de toekomst toe zou dit m³ worden. Hierbij is de huidige grondwaterwinning ontoereikend, en daarom wordt een uitbreiding van de capaciteit van de winning aangevraagd om in het drinkwaterverbruik van de varkens en het huishouden te voorzien. Aan drinkwater voor de varkens en het huishouden wordt in de gewenste situatie voorzien via de grondwaterwinning uit het Zand van Berchem op 195 m. Ook in de aanpalende bedrijfswoning, die bewoond wordt door 3 personen, wordt er jaarlijks ongeveer 90 m³ grondwater verbruikt vanuit deze winning. Verder is er in de huidige situatie 599 m³ reinigingswater per jaar nodig. In de gewenste situatie wordt dit m³/jaar. Als reinigingswater wordt in beide situaties gebruik gemaakt van grondwater. De exploitant wenst echter vanuit hygiënisch oogpunt geen gebruik te maken van hemelwater voor het reinigen van de stallen. Aangezien er grondwater gebruikt wordt voor laagwaardige toepassingen, wordt er uitgegaan van een negatief effect wat betreft soort waterverbruik. Als waterbron voor de luchtwassers en het biobed zal er in eerste instantie gebruik gemaakt worden van hemelwater. Het hemelwater dat neerkomt op de bestaande staldaken, met een oppervlakte van m², wordt in de huidige situatie opgevangen in een hemelwateropvang van 130 m³ onder de berging bij stal 5 voor hergebruik als waswater voor de chemische luchtwasser. Jaarlijks wordt er gemiddeld m³ opgevangen. Het waterverbruik van de chemische luchtwasser in de huidige situatie wordt geschat op 233 m³/j. Hiervoor is er dus ruim voldoende hemelwater beschikbaar. In de gewenste situatie zal er ook op de nieuwe stal hemelwater worden opgevangen en zullen er bijkomende hemelwateropvangkelders geplaatst worden van 150 m³ bij de loods bij stal 3 (omvorming bestaande mestkelder naar hemelwateropvang) en van 544 m³ bij de loods bij stal 6. In deze situatie zal men hemelwater opvangen op een totaal dakoppervlak van m², en in totaal een hemelwateropvang bekomen van 824 m³. Er zal jaarlijks m³ kunnen worden opgevangen. Het waterverbruik van de combiwasser en het biobed wordt in de gewenste situatie geschat op m³/j. Ter aanvulling van het beschikbare hemelwater wenst het bedrijf een bijkomende, freatische grondwaterwinning te plaatsen van m³/j (11 m³/d) op 95 m uit het Zand van Diest om te voorzien in het waterverbruik van de luchtwassystemen. Met de randvoorwaarden die gebruikt werden voor de berekening met de formule van Theis (=met volle pompcapaciteit), zit er in de huidige en gewenste situatie respectievelijk 18,7 en 11,7 uur tussen twee pompbeurten. Ter hoogte van de boorputten waar de grondwaterwinningen zich bevinden, zal er volgens de formule van Theis slechts een grondwatertafeldaling van 3,1 m plaatsvinden. Aangezien er in beide situaties geen bedrijfsvreemde winningen liggen binnen de invloedsstraal die berekend werd volgens de formule van Theis, en het een gespannen grondwaterlaag betreft, wordt er geen probleem verwacht met betrekking tot het niveau van de grondwatertafel. De berekening a.d.h.v. de formule van Theis volstaat voor dit project. Vanuit beide winningen wordt er niet meer aangevraagd dan het bedrijf nodig heeft, waardoor er een verwaarloosbaar effect geldt wat betreft overmatig waterverbruik. Peilbuizen dienen geïnstalleerd te worden vanaf varkens. Gezien in de huidige situatie minder dan varkens gehuisvest worden, dienen er nog geen peilbuizen aanwezig te zijn. In de gewenste situatie zal het bedrijf de grens van varkens wel overschrijden, waardoor er in de toekomst peilbuizen dienen geplaatst te worden. Hierdoor kunnen er in de toekomst regelmatig analyses worden uitgevoerd om na te gaan of er beïnvloeding van de opslag van dierlijke mest bestaat naar het grondwater toe. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 13

14 Oppervlaktewater Het bedrijf is volgens het zoneringsplan gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied. Dit wil zeggen dat er op termijn een individuele zuivering van het afvalwater voozien wordt. Momenteel wordt het huishoudelijk afvalwater nog in de gracht geloosd. Hier is dus sprake van een negatief effect. Wanneer de individuele zuivering van het afvalwater geplaatst wordt, zal er een verwaarloosbaar effect gelden Discipline geluid en trillingen Wordt de dichtstbijzijnde woning in beschouwing genomen, dan kan vastgesteld worden dat er in de huidige situatie zowel overdag en s avonds aan de norm voldaan wordt. Uit de aftoetsing van de bronnen in de gewenste situatie blijkt dat de bijkomende constructies een verwaarloosbaar effect zullen hebben op het geluidsklimaat in de omgeving. Wat het laden en lossen van de dieren bertreft (zowel het geluid van de varkens als het dichtslaan van de laadklep) wordt overdag ook steeds voldaan aan de normen (rekening houden met de onzekerheid van het model). Omdat de dieren s nachts rustiger zijn, gebeurt het verladen echter meestal tijdens de nachturen. Voor deze periode geldt een overschrijding van de norm op 200 m van de perceelsgrens. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning wordt voor het verladen ook tijdens de nachturen voldaan aan de normen Discipline fauna en flora Direct ecotoopverlies Er worden één nieuwe stal bijgebouwd. De nieuwe stal komt op een zone die weinig kwetsbaar is voor ecotoopverlies. Er is sprake van een gering negatief effect Verzurende depositie Significante verzuringseffecten ten gevolge van het bedrijf kunnen optreden indien in de onmiddellijke omgeving van de inrichting elementen voorkomen die kwetsbaar zijn voor verzuring en indien het bedrijf in kwestie een aanzienlijke bijdrage levert aan de totale verzurende belasting. Binnen een straal van 1,5 km rondom het bedrijf bevindt zich geen habitat- of vogelrichtlijngebied en geen natuurreservaat. Op 700 m ten ZO van het bedrijf is het VEN/IVON-gebied Milieubedrijf Beerse/Merksplas gelegen. Dit bedrijf is onderdeel van IOK Afvalbeheer waar een regionaal containerpark, een GFT- en groencompostering en een voormalige regionale stortplaats voor huishoudelijk afval gevestigd is. Op 670 m ten Z van het bedrijf is het VEN-gebied De Kempense kleiputten gelegen. Op 980 m is het Turnhouts Vennengebied gelegen. Een weergave van de VENgebieden in de omgeving van het bedrijf kan teruggevonden worden in Bijlage 29. Het gewestplan (zie Bijlage 5) geeft aan dat op 650 m ten Z van het bedrijf natuurgebied (code 701) en op 540 m en op 980 m ten ZO van het bedrijf bosgebied (code 800) is gelegen. In de omgeving van het bedrijf is geen Ramsar-gebied gelegen. Er kan vastgesteld worden dat de bijdrage aan de kritische lasten inzake verzuring toeneemt naar de toekomst toe indien de gewenste situatie wordt toegepast. Binnen habitattype 4030 in het VEN-gebied geldt er in de huidige situatie een verwaarloosbare bijdrage. In de gewenste situatie wordt er een beperkte bijdrage (gering negatief effect) verwacht ter hoogte van dit element. Binnen aandachtsgebied eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 14

15 volgens gewestplan (natuurgebied of bosgebied) wordt in de huidige situatie overal een verwaarloosbaar effect verwacht. In de gewenste situatie wordt een relevante bijdrage (matig negatief effect) verwacht ter hoogte van habitattype 91E0, en wordt er tevens een beperkte bijdrage (gering negatief effect ter hoogte van de habitattypes rbbsf, 4030 en Ter hoogte van habitattype 3130 wordt in de gewenste situatie een verwaarloosbaar effect verwacht Vermestende depositie Er kan vastgesteld worden dat de bijdrage aan de kritische lasten inzake vermesting toeneemt naar de toekomst toe indien de gewenste situatie wordt toegepast. Binnen habitattype 4030 in het VEN-gebied geldt er in de huidige situatie een verwaarloosbare bijdrage. In de gewenste situatie wordt er een beperkte bijdrage (gering negatief effect) verwacht ter hoogte van dit element. Binnen aandachtsgebied volgens gewestplan (natuurgebied of bosgebied) wordt in de huidige situatie overal een verwaarloosbaar effect verwacht. In de gewenste situatie wordt een relevante bijdrage (matig negatief effect) verwacht ter hoogte van habitattype 91E0 en rbbsf, en wordt er tevens een beperkte bijdrage (gering negatief effect ter hoogte van de habitattypes 4030 en Ter hoogte van habitattype 3130 wordt in de gewenste situatie een verwaarloosbaar effect verwacht Verdroging De invloedsstraal van de bemaling kan ingeschat worden op 14,4 m. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden omschreven als weinig kwetsbaar voor verdroging. Gezien binnen de invloedsstraal geen kwetsbare natuurelementen gelegen zijn, wordt uitgegaan van een verwaarloosbaar effect. Uit de bepalingen van de grondwatertafeldaling blijkt dat de straal van de spreidingskegel met een grondwatertafeldaling van meer dan 5 cm 749 m bedraagt in de huidige situatie en m in de gewenste situatie voor de winning op 175 m, en 29,2 m in de gewenste situatie voor de winning op 95 m. Er worden geen problemen verwacht inzake verdroging, omdat er grondwater gewonnen wordt uit een gespannen laag, die afgesloten is door een kleilaag. De grondwatertafeldaling zal bijgevolg geen effect hebben op het waterlevel van bovenliggende lagen Rustverstoring Wordt gekeken naar de geluidskwetsbaarheidskaart dan kan vastgesteld worden dat de inrichting gelegen is een zone die kwetsbaar tot zeer kwetsbaar is voor geluidsverstoring. Er wordt niet verwacht dat er significante rustverstoring voor avifauna ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zal optreden. Voor de inrichting zelf is het ook van belang dat de dieren zo weinig mogelijk gestoord worden waardoor geluid op de inrichting beperkt wordt. Tijdens de bouw en herinrichting van de stallen kan er wel tijdelijk rustverstoring optreden, maar dit is van voorbijgaande aard. Er is dus sprake van een tijdelijk negatief effect Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het landschap als relatiesysteem De inrichting is gelegen in het traditionele landschap Land van Turnhout-Poppel. Het dichtstbijzijnde onderdeel van de landschapsatlas is gelegen op 320 m ten ZW van het bedrijf. Het betreft het puntrelict eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 15

16 Hoeve Wolfsputten. Er zal weinig verstoring van de landschappelijke erfgoedwaarde en/of de beschermde entiteiten optreden door de uitbreiding van de inrichting. Er wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect Erfgoedaspecten Bouwkundig erfgoed Gezien de minimale afstand van 500 m tot omliggend bouwkundig erfgoed, zal het project hierop geen enkele invloed uitoefenen Archeologie In de omgeving van het bedrijf zijn geen beschermde archeologische zones of sites gelegen. Om te onderzoeken of er mogelijkerwijs archeologische vondsten te verwachten zijn, werd Geoportaal geraadpleegd. Hieruit bleek dat er in Merksplas op de grens tussen Zondereigen en Merksplas archeologisch erfgoed gevonden is uit de brons- en ijzertijd en de middeleeuwen. Dit is buiten het studiegebied gelegen. Echter, het gekende archeologisch erfgoed is slechts een fractie van het bestaande archeologisch erfgoed. Het ongekende erfgoed is vele malen groter. Bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning moet de aanvrager zelf nagaan of een bekrachtigde archeologienota vereist is voor dit project Perceptieve aspecten In de huidige situatie staan alle stallen van het bedrijf vrij geordend opgesteld naast elkaar. In de gewenste situatie zal er één nieuwe stal gebouwd worden. Deze zal geordend geplaatst worden naast de bestaande stallen. Ook is er reeds een gedeeltelijk een groenscherm aanwezig rond het bedrijf, dat werd aangeplant volgens een erfbeplantingsplan van Met oog op de gewenste situatie zal er een nieuw plan worden opgemaakt om te kijken hoe het groenscherm uitgebreid kan worden rond de nieuwe stal. Wanneer dit plan opgemaakt is, zal dit toegevoegd worden aan het MER. Het bestaande groenscherm bestaat onder meer uit een: ingerichte tuin met bomen, heesters, vaste planten ; dreefje met bolbomen; boomgaard; haag in beuk; Dit zal in de toekomst uitgebreid worden met: een gemengde heg met inheemse struiken; bomenrij van inheemse, hoogstammige bomen heestergroep van Amelanchier lamarckii of Corylus avellana kleine bomen langsheen nieuwe bedrijfstoegang om dreefeffect te bekomen strakke haag ter begeleiding van de nieuwe bedrijfstoegang bodembedekkende vaste plant of heester waarin de bomen worden geplant Na het voorzien van dit groenscherm zal er sprake zijn van geen tot een verwaarloosbaar effect inzake visuele hinder. De nieuwe stal zal gebouwd worden volgens een aantal tips zoals beschreven in de brochure Agrarische architectuur, technisch bekeken (Boussery et al., 2006): eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 16

17 streven naar gesloten, compact geheel: de nieuwe stal zal naast de bestaande stallen gebouwd worden en vormt samen met deze stallen een compact geheel; geordende plaatsing van de gebouwen: de nieuwe stal zal naast de bestaande stallen gebouwd worden, en dit parallel met de bestaande gebouwen; torensilo s binnen bebouwing houden: alle voedersilo s zullen naast de voederkeuken geplaatst worden aan de straatkant, zodanig dat ze goed bereikbaar zijn bij het leveren van voeder. Naast de inplantingsplaats kunnen ook de vormgeving en materialen van de gebouwen een voorname rol spelen in het visuele aspect. Op de inrichting worden een aantal tips (Boussery et al., 2006) gebruikt: gelijke dakhelling gebruiken: de nieuwe stal zal een gelijke dakhelling hebben; gebruik van dezelfde materialen en kleurendonkere dakstructuur: de nieuwe stal zal met dezelfde kleuren en materialen gebouwd worden; donkere dakstructuur: de daken zullen bestaan uit donkere panelen; neutraal kleurgebruik torensilo s: de silo s zullen uitgevoerd worden met een neutrale kleur; versieringen vermijden: de nieuwe stallen zullen strak en zonder onnodige versieringen uitgevoerd worden. Doordat de inrichting verder uitgebreid wordt met bovenstaande tips indachtig, en het groenscherm verder wordt uitgebouwd, zal de inrichting goed geïntegreerd zijn in het landschap Discipline mens Navraag bij de gemeentelijke milieudienst en bij de milieu-inspectie leert ons dat er in het verleden geen klachten geuit werden door buurtbewoners. Er is bijgevolg sprake van geen effect. Op het bedrijf worden allerhande producten aan- en afgevoerd. Meestal gebeurt dit met vrachtwagens. Voor transport op lange afstand wordt gebruik gemaakt van de Moerstraat (gemeenteweg) om via de N124 (gewestweg) de Ring van Turnhout te bereiken (R13). Vanaf de Ring wordt via de N19 (gewestweg) de E34 bereikt (autosnelweg) (zie Bijlage 3). Vanaf de N124 is de transportroute overal uitgerust met ruim aangelegde fietspaden, waar meestal zelfs een berm tussen het fietspad en de autoweg ligt. De transportroute bestaat voornamelijk uit grote banen die goed uitgerust zijn voor zowel plaatselijk als voor vrachtverkeer. Deze route loopt even door woongebied van het centrum van Merksplas, wanneer de Moerstraat uitkomt op de N124. De gebruikte transportroute zal in beide situaties gelijk zijn. Er is bijgevolg een gering negatief effect in beide situaties. De route valt op de Moerstraat samen met een verbindingsweg tussen twee fietsknooppunten. Dit is echter niet te vermijden aangezien het bedrijf in deze straat gelegen is. Verder maakt het transport enkel gebruik van grotere wegen. Hierbij doorkruist het een drietal keer een verbindingsweg tussen twee fietsknooppunten, waar de weg telkens is uitgerust met verkeerslichten. De gebruikte transportroute is echter de meest efficiënte route om snel de autosnelweg te bereiken. Een andere route om de autosnelweg te bereiken zonder het doorkruisen van gevoelig gebied is er niet voor dit bedrijf. Wordt gekeken naar het aantal transporten, dan kan vastgesteld worden dat het aantal wekelijkse transporten toeneemt van 7 naar 14. Dit is te verklaren door de toename in aanvoer van voeder en de toename van afvoer van dieren, mest en kadavers, aangezien het bedrijf wenst uit te breiden in vleesvarkensaantal. eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 17

18 4.1.8 Samenvatting van de effecten In onderstaande tabel wordt een samenvatting gegeven van alle effecten per discipline. Tabel 2 Samenvatting effecten deelaspect onderdeel effectbeoordeling LUCHT geur afstandsregels geen of verwaarloosbaar effect bronnencluster zonder milderende maatregel HOOG GEURGEVOELIG GEBIED huidige situatie: 52 negatief gehinderden gewenste situatie: 42 negatief gehinderden MATIG GEURGEVOELIG GEBIED huidige situatie: 17 matig negatief gehinderden; 39 negatief gehinderden gewenste situatie: 13 matig negatief gehinderden; 39 negatief gehinderden LAAG GEURGEVOELIG GEBIED huidige situatie: 13 gering negatief gehinderden; 12 matig negatief gehinderden; 8 negatief gehinderden gewenste situatie: 15 gering negatief gehinderden; 11 matig negatief gehinderden; 8 negatief gehinderden PM 10 (jaargemiddeld 40 µg/m³): individueel bedrijf huidige situatie: zone met een gering negatief effect maar hier zijn geen woningen in gelegen; matig negatief effect ter hoogte van één woning (de bedrijfswoning) gewenste situatie: zone met een gering negatief effect maar hier zijn geen woningen in gelegen; matig negatief effect ter hoogte van één woning (de bedrijfswoning); zone met een negatief effect maar hier zijn geen woningen in gelegen PM 10 (jaargemiddeld 40 µg/m³): cumulatief (gemeente + bedrijf) verwaarloosbaar effect in beide situaties PM 10 (rekenkundig jaargemiddelde 31,3 µg/m³): individueel bedrijf huidige situatie: zone met een gering negatief effect maar hier zijn geen woningen in gelegen; matig negatief effect ter hoogte van één woning (de bedrijfswoning) gewenste situatie: zone met een gering eco-scan bvba M15BOLC1_niet technische samenvatting 18