NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER MER. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER MER. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 1"

Transcriptie

1 Overname van twee inrichtingen en uitbreiding van het totaalproject tot een capaciteit van zeugen, andere varkens, 3 beren en 271 jonge zeugen MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER farmer bvba Bivarco bvba Industrieweg 114H Boskantweg 9A, 13 en Wondelgem 2321 Hoogstraten 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 1

2 1 Het project 1.1 Inleiding Bivarco bvba, gelegen in de Boskantweg 13 te Hoogstraten, beschikt momenteel over een vergunning voor varkens (710 zeugen en 633 andere varkens). Op deze inrichting worden ook nog nietvergunningsplichtige biggen gehuisvest. De dieren worden gehuisvest in negen stallen, waarvan er al één ammoniakemissiearm uitgevoerd is. De zaakvoerder van Bivarco bvba beschikt ook nog over een stal die gelegen is in de Boskantweg 9A, daar worden er 380 andere varkens gehouden. Daarnaast baat hij ook nog een inrichting uit aan de Boskantweg 15. Op die locatie worden andere varkens gehouden. Het voorliggende project heeft betrekking op de drie genoemde inrichtingen: de varkensinrichting Bivarco bvba (Boskantweg 13) en de twee varkensinrichtingen gelegen aan de Boskantweg 9A en 15. Deze drie inrichtingen worden, gezien hun onderlinge samenhang, als één milieutechnische eenheid behandeld. Een milieutechnische eenheid wordt volgens titel II van Vlarem omschreven als volgt: verschillende ingedeelde inrichtingen die als een geheel moeten worden beschouwd met het oog op het beoordelen van het nadeel dat zij kunnen berokkenen aan mens of milieu. Een gegeven dat kan wijzen op de aanwezigheid van een milieutechnische eenheid is de onderlinge geografische, materiële of operationele samenhang van de inrichtingen, die gepaard gaat met een relatieve afscheiding van het geheel van deze inrichtingen ten opzichte van andere inrichtingen. Het feit dat verschillende inrichtingen een verschillend eigendomsstatuut hebben, belet niet dat zij een milieutechnische eenheid kunnen vormen. In totaal omvat de milieutechnische eenheid langsheen de Boskantweg dus varkens en nietvergunningsplichtige biggen. Daarnaast is er ook nog een vergunning voor een mestverwerkingsinstallatie met een capaciteit van ton/jaar (gelegen aan de Boskantweg 13). Het voorliggende project omvat enerzijds de overname van de twee inrichtingen aan de Boskantweg 9A en 15 door Bivarco bvba, en omvat anderzijds een uitbreiding van de milieutechnische eenheid tot een capaciteit van zeugen, andere varkens, 3 beren en 271 jonge zeugen. In de aangevraagde situatie zullen er ook niet-vergunningsplichtige biggen gehuisvest worden op de eenheid. Om deze uitbreiding te kunnen realiseren zullen nieuwe stallen gebouwd worden, zullen stallen uitgebreid worden en leegstaande stallen in gebruik genomen worden. De nieuw te bouwen stallen zullen uiteraard ammoniakemissiearm uitgerust worden. De nieuwe stallen voor de vleesvarkens (uitbreiding stal 11 en 19, stal 14, 15 en 16) zullen uitgerust worden met het type V-4.7 Mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwand(en) en met andere dan metalen driekantroosters. Een gedeelte van stal 13 zal uitgevoerd worden met type V-3.1 Smalle mestkanalen met metalen driekantrooster (enkel toepasbaar bij individuele huisvesting), de overige afdelingen van deze stal worden uitgerust met type V-3.5 Groepshuisvestingssysteem, zonder strobed en met schuine putwanden in het mestkanaal. Naast de uitbreiding in dierplaatsen wenst de exploitant eveneens de capaciteit van de mestverwerkingsinstallatie tot ton/jaar. Daarnaast wenst de exploitant zijn grondwaterwinning uit te breiden van m³/jaar (16 m³/dag) naar m³/jaar (82 m³/dag), zodat hij over voldoende drinkwater voor de dieren kan beschikken. Er wordt ook een uitbreiding van de mestopslagcapaciteit tot 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 2

3 m³ aangevraagd. Ten slotte wordt een vroegtijdige hernieuwing van de reeds bestaande vergunningen aangevraagd. Door deze uitbreiding zal voor het bedrijf een MER moeten opgemaakt worden. Overeenkomstig aan het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage, valt het project in de categorie 21 c) en d) (installaties voor intensieve varkenshouderij met meer dan plaatsen voor mestvarkens respectievelijk 900 plaatsen voor zeugen) uit de lijst van bijlage I. De huidige situatie wordt gedefinieerd als de situatie met de milieutechnische eenheid (drie varkensinrichtingen met respectievelijk varkens, varkens en 380 varkens), en met een mestverwerkingsinstallatie met een capaciteit van ton/j. In dit MER zal onderzocht worden welke de effecten van de aangevraagde uitbreiding zijn, rekening houdend met een geplande uitbreiding van de milieutechnische eenheid tot varkens en een mestverwerkingsinstallatie van ton/jaar. De te verwachten impact van de uitbreiding wordt dan afgeleid door de evaluatie te maken van de gewenste versus de bestaande situatie. 1.2 Bedrijfsinfrastructuur In Tabel 1 wordt de bedrijfsinfrastructuur in de huidige en de gewenste situatie weergegeven. Tabel 1 Bedrijfsinfrastructuur Boskantweg 9A: stal 1 Boskantweg 13: stal 2 stal 3 stal 4 stal 5 stal 6 stal 7 stal 8 stal 9 stal 10 stal 11 stal 12 stal 13 stal 14 stal 15 stal 16 Boskantweg 15: stal 17 stal 18 stal 19 stal 20 huidige situatie 380 vleesvarkens biggen 74 opfokzeugen 50 opfokzeugen biggen 40 zeugen en 10 opfokzeugen 70 zeugen 490 biggen, 384 vleesvarkens, 124 zeugen en 7 opfokzeugen 195 zeugen en 23 opfokzeugen 126 zeugen en 490 biggen 155 zeugen en 85 opfokzeugen vleesvarkens 364 vleesvarkens vleesvarkens opslag stookolie Boskantweg 13: 1 x l t.h.v. de woning (bovengronds, ingekuipt) 1 x l aan de achterzijde van stal 4 toekomstige situatie 432 vleesvarkens biggen 828 biggen 144 vleesvarkens 512 vleesvarkens biggen 234 vleesvarkens 126 vleesvarkens 908 vleesvarkens 672 vleesvarkens 738 vleesvarkens 155 zeugen en 85 opfokzeugen 866 zeugen, 186 opfokzeugen en 3 beren vleesvarkens vleesvarkens vleesvarkens vleesvarkens 372 vleesvarkens 252 vleesvarkens 902 vleesvarkens Boskantweg 13: 1 x l t.h.v. de woning (bovengronds, ingekuipt) / 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 3

4 huidige situatie (bovengronds, dubbelwandig) 1 x l tussen stal 7 en 8 (bovengronds, ingekuipt) 1 x l in de garage aan stal 8 (bovengronds, ingekuipt) opslag azijnzuur l l opslag methanol l l opslag antischuimmiddel 200 l 200 l opslag van dierlijke mest Boskantweg 9A: stal 1 Boskantweg 13: stal 2 stal 3 stal 4 stal 5 stal 6 stal 7 stal 8 stal 9 stal 10 stal 11 stal 12 stal 13 stal 14 stal 15 stal 16 mestverwerkingsinstallatie Boskantweg 15: stal 17 stal 18 stal 19 stal 20 Opslag voeder in silo s Boskantweg 9A: stal 1 Boskantweg 13: stal 2 stal 3 stal 4 stal 5 stal 6 stal 7 stal 8 stal 9 stal 10 stal 11 stal m³ m³ mestopslag verdeeld over stal 2, 3, 4 en m³ 200 m³ 60 m³ 900 m³ 400 m³ 800 m³ m³ m³ dikke fractie 780 m³ nitrificatiebekken 540 m³ denitrificatiebekken 420 m³ nabezinker m³ effluent in lagune m³ verdeeld over stal 17, 18 en 20 1 x 16 ton 2 x 6 ton 2 x 3 ton, 1 x 5 ton, 2 x 7 ton en 1 x 8 ton 1 x 6 ton 8 x 5 ton 1 x 32 ton 1 x 6 ton en 1 x 16 ton 1 x 18 ton toekomstige situatie 1 x l tussen stal 7 en 8 (bovengronds, ingekuipt) 1 x l in de garage aan stal 8 (bovengronds, ingekuipt) 1 x l aan stal 12 (bovengronds, ingekuipt) 404 m³ 250 m³ 790 m³ mestopslag verdeeld over stal 3, 4 en m³ 200 m³ 60 m³ 900 m³ 400 m³ m³ m³ m³ 600 m³ 600 m³ 600 m³ 500 m³ dikke fractie 780 m³ nitrificatiebekken 540 m³ denitrificatiebekken 420 m³ nabezinker m³ in mestsilo (voor opslag effluent) m³ verdeeld over stal 17, 18, 19 en 20 1 x 16 ton 1 x 4 ton en 1 x 6 ton 3 x 6 ton 2 x 3 ton, 1 x 5 ton, 2 x 7 ton en 1 x 8 ton 1 x 6 ton 8 x 5 ton en 2 x 6 ton 2 x 12 ton 1 x 6 ton en 1 x 16 ton 1 x 18 ton 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 4

5 huidige situatie toekomstige situatie stal 13 stal 14 stal 15 stal 16 1 x 12 ton en 1 x 32 ton 4 x 12 ton 4 x 12 ton 4 x 12 ton Boskantweg 15: stal 17 stal 18 stal 19 stal 20 1 x 2 ton, 1 x 3 ton, 1 x 6 ton en 1 x 32 ton 2 x 6 ton 2 x 18 ton 1 x 2 ton, 1 x 3 ton, 1 x 6 ton en 1 x 32 ton 2 x 6 ton 1 x 12 ton 2 x 18 ton surpressoren surpressor: 22 kw surpressor: 22 kw mestverwerkingsinstallatie ton/jaar ton/jaar grondwaterwinning m³/jaar (16 m³/dag) m³/jaar (82 m³/dag) opvang regenwater 80 m³ onder kraamstal (stal 12) 80 m³ onder kraamstal 100 m³ opvang onder stal 13 22,5 m³ opvang aan stal 19 infiltratiekom: buffercapaciteit van 70,5 m³ In de huidige situatie is er slechts één stal ammoniakemissiearm uitgerust. Het betreft hierbij de kraamstal (stal 12) die gebouwd werd met ondiepe mestkelders met water- en mestkanaal (type V-2.2). Voor het overige zijn alle stallen traditioneel. Om de aangevraagde uitbreiding te kunnen realiseren, zullen er stallen bijgebouwd of uitgebreid moeten worden, en zullen een aantal leegstaande stallen opnieuw in gebruik genomen worden. De grootste wijzigingen zijn gepland op de inrichting gelegen aan de Boskantweg 13. Twee stallen die momenteel als berging gebruikt worden, zullen in de gewenste situatie gebruikt worden als varkensstal, nl. stal 2 en 5. Aan stal 11 wordt er een gedeelte bijgebouwd. Het bij te bouwen gedeelte wordt uitgerust met het ammoniakemissiearme staltype V-4.7 voor vleesvarkens (Mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwand(en) en met andere dan metalen driekantroosters). Naast de kraamstal wordt er een nieuwe stal voor zeugen en jonge zeugen gebouwd (stal 13). Deze zal ammoniakemissiearm uitgerust worden met de types V-3.1 en V-3.5 voor guste en dragende zeugen. Type V-3.1 (Smalle mestkanalen met metalen driekantrooster) is enkel toepasbaar bij individuele huisvesting en type V-3.5 is een groepshuisvestingsysteem, zonder strobed en met schuine putwanden in het mestkanaal. Tenslotte worden er nog drie identieke stallen gebouwd die elk plaats bieden aan vleesvarkens en elk uitgerust worden met het ammoniakemissiearme systeem V-4.7. Op de inrichting gelegen aan de Boskantweg 15 wordt er een klein gedeelte voor vleesvarkens bijgebouwd (stal 19), dit wordt eveneens uitgerust volgens type V-4.7. De inrichting aan de Boskantweg 9A zal niet wijzigen. Een deel van de stallen wordt mechanisch geventileerd, en dit met behulp van ventilatoren en een klimaatcomputer. De stallen 2, 5, 7, 8, 10, 13, 14, 15, 16 en 19 worden momenteel nog op natuurlijke wijze verlucht. In de gewenste situatie zullen alle stallen mechanisch geventileerd worden. De eenheid is vergund voor de opslag van m³ mengmest (onder de stallen). Naar de toekomst toe zal deze mestopslag toenemen tot m³. Op de inrichting gelegen aan de Boskantweg 13 staat er eveneens een biologische mestverwerkingsinstallatie. Deze installatie omvat een nitrificatiebekken (780 m³), een denitrificatiebekken (540 m³) en een nabezinker (420 m³). In de loods naast de mestverwerkingsinstallatie is er eveneens opslag voor 500 ton dikke fractie. De inrichting beschikt over een vergunning voor de opslag van m³ effluent in een lagune, deze is echter nog niet gebouwd. De exploitant wenst nu de lagune te vervangen door een mestsilo waarin m³ effluent opgeslagen kan worden. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 5

6 Krachtvoeder wordt opgeslagen in diverse silo s die bij de verschillende stallen opgesteld staan. In de huidige situatie zijn er 30 voedersilo s aanwezig, met een gezamenlijke capaciteit van 270 ton. In de toekomst worden er extra silo s voorzien (totaal aantal 51) en loopt de opslagcapaciteit op tot 490 ton. Het bedrijf is momenteel vergund voor l stookolie-opslag. De stookolie wordt volgens de vergunde situatie opgeslagen in vier bovengrondse tanks (1 x l; 1 x l, 1 x l en 1 x l). De tank van l is echter niet meer aanwezig op de inrichting. In de gewenste situatie wordt er een extra tank van l voorzien aan de kraamstal. De inrichting beschikt dan over een totale opslag van l. Kadavers worden momenteel opgeslagen onder een niet-gekoelde kadaverkoepel. Naar de toekomst toe wordt een gekoelde kadaverhut voorzien. De eenheid beschikt over een grondwatervergunning voor het oppompen van m/jaar (16 m³/dag) vanuit het Mioceen aquifersysteem (Zanden van Berchem en/of Voort). Het grondwater wordt gewonnen vanop een diepte van 196 m, en er is één grondwaterput aanwezig. Naar de toekomst toe wenst het bedrijf deze grondwaterwinning uit te breiden tot een op te pompen debiet van m³/jaar (82 m³/dag). Naast een uitbreiding in het op te pompen debiet wenst de uitbater ook een tweede pompput aan te vragen. Het is de bedoeling om het aangevraagde debiet gelijk te verdelen over deze 2 putten. Het regenwater dat op het dak van de kraamstal valt, wordt opgevangen in een regenwateropvang van 80 m³. Deze regenwateropvang is voorzien van een overloop naar de gracht. Het water dat op de overige stallen valt wordt niet opgevangen, maar via dakgoten naar het oppervlaktewater afgeleid of kan infiltreren in de omliggende akkers. Naar de toekomst toe wordt een infiltratiebekken (met een infiltratieoppervlakte van 200 m² en een buffervolume van 70,5 m³) achter stal 14 voorzien. Het regenwater dat op de nieuwe zeugenstal (stal 13) valt, wordt afgeleid naar een regenwateropvang van 100 m³ en aan de achterzijde van stal 19 wordt er een opvang voor 22,5 m³ voorzien. Het bedrijf heeft reeds een inspanning geleverd om geïntegreerd te worden in het landschap. Aan de straatzijde, ter hoogte van de bedrijfswoning, is er een beukenhaag. De overige delen van de eenheid worden grotendeels omgeven door Italiaanse populier met hier en daar een vlierstruik. Aan de westzijde van de inrichting (Zandbergstraat), ter hoogte van stal 17, 19 en 20 bestaat het groenscherm uit een dichte haag van Laurierkers. In het najaar van 2010 werd er ter hoogte van de inrichting aan de Boskantweg 9 een haag bestaande uit drie rijen Laurierkers aangeplant. Langs de westzijde van de kraamstal en ten zuiden en ten oosten van de mestverwerkingsinstallatie ontbreekt het groenscherm. Aangezien ten westen van deze elementen de nieuwe stallen ingeplant zullen worden, heeft het momenteel weinig zin om het groenscherm hier uit te breiden. 1.3 Exploitatiecyclus Huidige exploitatiecyclus - De dieren - In de huidige situatie worden de biggen geproduceerd door de aanwezige zeugen en worden de biggen afgemest tot slachtrijpe vleesvarkens op het bedrijf. Een gedeelte van de biggen dient afgevoerd te worden naar andere afmestbedrijven. Per jaar wordt ongeveer 40 % van de zeugenpopulatie vervangen. Naast natuurlijke sterfgevallen zijn de zeugen na een aantal worpen economisch niet meer rendabel doordat de worpgrootte verkleint of de kwaliteit van de biggen niet meer voldoet (bv. te hoge sterfte 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 6

7 onder de biggen). Op dat moment worden deze zeugen afgevoerd naar het slachthuis en vervangen door nieuwe jonge zeugen die als big aangekocht worden. De periode van bevruchting t.e.m. zogen duurt ongeveer weken voor de zeugen. Een zeug werpt ongeveer dieren per keer. De biggen hebben een gewicht van ongeveer 1,5 kg bij geboorte. De zeugen zitten in een kraamhok waarin de biggen vrij kunnen rondlopen rond de zeug. Ieder kraamhok is voorzien van een voederbak en een drinknippel voor de zeug, met daarnaast een klein voederbakje en een drinknippel voor de biggen. Vlak na de geboorte leven de biggen van de melk van de moeder. Naar het einde van de zoogperiode toe wordt de melk geleidelijk aan vervangen door vast voeder en water. Na 26 dagen verlaten de zeugen en de biggen de kraamafdeling. De biggen worden overgebracht naar de biggenafdeling, waar ze ongeveer 7 weken verblijven, tot ze ongeveer 20 kg wegen. In de biggenafdeling zijn de biggen gehuisvest in groep, in hokken waar ze vrij kunnen rondlopen. Uiteraard beschikken zij steeds over voldoende voeder en water. De dieren worden daarna overgebracht naar de meststallen, waar ze afgemest worden tot zo n 110 kg. Daarna worden ze naar het slachthuis afgevoerd. De zeugen worden na het spenen van de biggen teruggebracht naar de dekstal waar ze opnieuw gedekt worden. De kweekperiode voor de zeugen eindigt bij een leeftijd van 3 3,5 jaar. Daarin vinden maximaal zo n 7 worpen plaats. Tussen de verschillende cycli is er een gemiddelde leegstand van één week, daarbij worden de kraamafdeling en de biggenbatterij ontsmet en gereinigd met een hogedrukreiniger. Hierbij wordt gebruik gemaakt van grondwater en het reinigingswater wordt opgevangen in de onderliggende mestkelders. Het aantal productiecycli per jaar bedraagt voor zeugen ongeveer 2,4 per jaar, voor biggen ongeveer 6,5 en voor vleesvarkens ongeveer 3. In de kraamhokken is er een uitval van %, in de meststallen is dit ongeveer 2,5 %, en in de biggenafdeling is dit 0,5 %. Onder de zeugen is er een sterfte van 2 %. De krengen worden bewaard onder een kadaverkoepel (niet gekoeld) en worden na melding opgehaald door Rendac. Momenteel is de eenheid vergund voor 710 zeugen en vleesvarkens. Op jaarbasis worden op het bedrijf biggen geworpen, waarvan er ongeveer verder afgemest worden op de inrichting zelf (rekening houdende met de sterfte in de kraamhokken). Een deel hiervan (5.656 biggen) wordt verkocht aan derden, alsook een gedeelte van de vleesvarkens (ongeveer 5.388). De rest van de dieren wordt op het bedrijf zelf afgemest. Er zullen jaarlijks ongeveer vleesvarkens naar het slachthuis afgevoerd worden. Per jaar worden er 284 jonge zeugen aangevoerd ter vervanging van de reforme (minder productieve) dieren. Uit de vergunningen geassocieerd met het bedrijf Grielens, Boskantweg z/n, blijkt dat er hier biggen geleverd worden die afkomstig zijn van Bivarco bvba. Deze inrichting vraagt een vergunning aan voor het houden van vleesvarkens, d.w.z. dat er jaarlijks biggen aangeleverd moeten worden. Ongeveer de helft hiervan is, in de huidige situatie afkomstig van Bivarco. De kadavers worden opgeslagen onder een niet-gekoelde kadaverkoepel. De kadavers worden op geregelde tijdstippen opgehaald door de firma Rendac. Het aantal kadavers wordt beperkt door een goede bedrijfsvoering. De hoeveelheid wordt in de huidige situatie geschat op stuks per jaar. - De mestverwerking - De mest geproduceerd door de varkens, en het reinigingswater van de stallen worden opgevangen in mengmestkelders. Deze mest blijft gedurende een periode van maximaal twee tot drie maanden aanwezig in de mestkelders. Het bedrijf beschikt over een mestverwerkingssysteem met een vergunde 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 7

8 verwerkingscapaciteit van ton/jaar. In de huidige vergunde situatie is er zo n ton mest afkomstig van het eigen bedrijf, het overige aandeel (maximaal ton) komt van derde bedrijven. Dit systeem beoogt een maximale verwerking van stikstof, voornamelijk ammoniakale stikstof, en een minimale emissie van de vluchtige verbindingen. De ruwe mest wordt opgeslagen in een mestkelder onder de zeugenstal (stal 12). Dit betreft een volledig afgesloten mestkelder. In de scheider wordt de mest gescheiden in een dikke en een dunne fractie. De dikke fractie, ongeveer ton per jaar, wordt afgevoerd naar een composteringsbedrijf (Op de Beeck, Kallo) voor verdere verwerking. Op het bedrijf zelf is er een opslag van 500 ton voorzien voor het stockeren van de dikke fractie. De dunne fractie, die 80 tot 85 % uitmaakt van het geheel en waarin het grootste deel van de stikstof is achtergebleven, wordt verwerkt in het biologisch verwerkingssysteem op het bedrijf zelf. Per jaar zal er in de huidige situatie ongeveer m³ dunne mestfractie verwerkt worden in de mestverwerking. De dunne fractie wordt vanuit de opslag (onder de kraamstal) overgepompt naar het nitrificatiebekken (780 m³) en belucht door middel van beluchtingsmatten op de bodem, zodat de aanwezige bacteriën de ammoniakale stikstof omzetten naar nitraat. In het denitrificatiebekken (540 m³), zonder beluchting, wordt het nitraat vervolgens omgezet in moleculaire stikstof, een geurloos gas dat naar de lucht ontsnapt. Na de biologische zuivering wordt het effluent naar een nabezinking van 420 m³ gepompt, waarbij er een kleine hoeveelheid deeltjes bezinkt. Dit slib wordt opnieuw toegevoegd aan de mestverwerkingsinstallatie. Het eindresultaat is een effluent met bijzonder lage waarden van stikstof en fosfor. Voor de opslag van het bekomen effluent is er een lagune van m³ voorzien, dit werd nog niet gebouwd en het effluent wordt voorlopig onder de kraamstal opgeslagen. Het type mestverwerkingssysteem aanwezig op het bedrijf voldoet aan de VLAREM II wetgeving wat betreft de emissie van stikstof en fosfor naar de compartimenten lucht en water. Uit onderzoek gedaan in opdracht van de Vlaamse Landschappij (Trevi NV, 2002: onderzoek inzake de nutriëntenbalans van dit systeem), blijkt immers dat het systeem zeker voldoet aan een maximale waarde van 15 % stikstofverlies en in principe geen verlies van fosfor toelaat (Trevi NV, 2002). In Vlarem II geldt immers als sectorale vergunningsvoorwaarde voor mestverwerkingsinstallaties dat het percentage geëmitteerde stikstof (met uitzondering van N2) naar de milieucompartimenten lucht en water niet meer mag bedragen dan 15 % van de totale hoeveelheid aangevoerde stikstof Toekomstige situatie - De dieren - Naar productieproces toe zal er in de toekomst niets veranderen. Er worden meer zeugen gehouden en er wordt meer plaats voor vleesvarkens en biggen voorzien. Naar de toekomst toe zal er plaats zijn voor zeugen, 271 jonge zeugen, 3 beren, vleesvarkens en biggen. Er worden geen dieren meer verkocht aan derden, ze worden allemaal op de inrichting zelf afgemest. Rekening houdende met de sterfte worden jaarlijks vleesvarkens naar het slachthuis afgevoerd. Op jaarbasis worden er ook 410 jonge zeugen aangevoerd ter vervangen van de reforme zeugen. In de toekomst wordt er een gekoeld krengenhuisje voorzien. Op jaarbasis zullen er naar schatting kadavers opgehaald moeten worden door Rendac. - Mestverwerking - De capaciteit van de mestverwerkingsinstallatie zal uitgebreid worden tot m³/jaar. Door de aangevraagde uitbreiding in dieraantal zal de volledige verwerkingscapaciteit ingevuld kunnen worden met bedrijfseigen mest. Op jaarbasis zal er ongeveer m³ dikke fractie afgevoerd moeten worden en m³ dunne fractie verwerkt worden. Voor de opslag van effluent wordt er in de toekomst een mestsilo van m³ voorzien in plaats van de lagune (deze zal dan ook niet gebouwd worden). 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 8

9 2 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) De locatie van de inrichtingen behorende tot de milieutechnische eenheid, gelegen in de Boskantweg 13, 9A en 15 (gemeente Hoogstraten), wordt getoond op een uittreksel van de topografische kaart van België (Bijlage 1) en van de stratenatlas van België (Bijlage 2). De gedefinieerde milieutechnische eenheid beslaat de kadastrale percelen 3 de afdeling, Sectie B, nrs. 270c, 270d, 269a, 271d, 271e en 267g. De Lambert-coördinaten van het centrum van deze milieutechnische eenheid zijn bij benadering: X = m en Y = m. Rekening houdend met het gewestplan bevindt deze milieutechnische eenheid zich volledig in agrarisch gebied. De voornaamste gewestplanbestemmingen in de omgeving van het bedrijf (afstanden bepaald ten opzichte van de stallen en mestopslagplaatsen in de gewenste situatie) worden weergegeven in Tabel 2. Een kopie van het gewestplan kan teruggevonden worden in Bijlage 5. Tabel 2 Bestemmingen volgens het gewestplan in de omgeving van de inrichting (binnen 1,5 km vanaf de stallen/mestopslagplaatsen in de gewenste situatie) kleinste afstand tot staluiteinden (m) windrichting woongebied met landelijk karakter ZW ZW gebied voor dagrecreatie 670 NW gebied voor verblijfsrecratie NW NW parkgebied Z natuurgebied W NW NW ZO ZO natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat N N bosgebied 680 N agrarisch gebied O NW W O NW landschappelijk waardevol gebied W NW ZO Er bevinden zich geen Bijzondere Plannen van Aanleg in de nabije omgeving van het bedrijf (binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf). In het studiegebied te Hoogstraten hebben de quartaire klei-afzettingen een dikte die ongeveer 8 m bedraagt. De tertiaire afzetting, die onmiddellijk onder het quartair dek ter hoogte van de eenheid en omgeving wordt aangetroffen, is (op basis van boorgegevens van de DOV-website in de buurt van het bedrijf; de Formatie van Merksplas (B) (wit tot grijsbruin grof zand, soms grindhoudend, silteuze en kleihoudende lenzen, glimmerhoudend, schelpfragmenten). Hieronder bevinden zich, van jong naar oud, de Formatie van Diest en de Formatie van Berchem. Het varkensbedrijf te Hoogstraten is gelegen in de Kempen. De percelen die deel uitmaken van de milieutechnische eenheid bevinden zich op Zdm en Zem (matig natte respectievelijk natte zandbodem met dikke antropogene humus A horizont). Deze bodemtypes worden ook in de directe omgeving van de eenheid aangetroffen samen met w-sep (natte lemig zandbodem zonder profiel). Verder weg bevindt zich ook Zcm (matig droge zandbodem met dikke antropogene humus A horizont). De grondwaterkwetsbaarheidskaart van de ruime regio rondom het bedrijf omschrijft deze zone als een combinatie van zeer kwetsbaar/weinig kwetsbaar (code Ca1/Cc). De zandig watervoerende laag wordt als zeer kwetsbaar (Ca1) gekarteerd indien er geen deklaag aanwezig is en de onverzadigde zone minder dan 10 m of net 10 m dik is. Ze wordt als weinig kwetsbaar (Cc) aangeduid indien er een kleiige deklaag aanwezig is boven de watervoerende laag. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 9

10 Het bedrijf bezit momenteel één vergunde bedrijfseigen klasse 2 grondwaterwinning. Deze grondwaterwinning pompt water uit het Mioceen aquifersysteem (Zanden van Berchem en/of Voort), omvat één boorput en is vergund voor een debiet van 16 m³/dag ofwel m³/jaar. Het grondwater wordt opgepompt van op 196 m diepte. Naar de toekomst toe blijft deze grondwaterwinning in gebruik, er wordt echter wel een aanvraag ingediend om een uitbreiding van de capaciteit van deze winning te bekomen (tot m³/jaar of 82 m³/dag). Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf zijn nog 21 andere grondwaterwinningen aanwezig, waarvan 1 winning eveneens uit dezelfde watervoerende laag pompt. In totaal wordt door deze twee winningen in de huidig vergunde situatie m³/jaar gepompt uit deze waterlaag, de bedrijfseigen winning maakt hiervan 60 % uit. In de toekomst zal dit toenemen tot 89 %. Hydrogeografisch situeert het studiegebied zich in het Maasbekken, in de VHA-zone Mark van monding Muntloop (excl.) tot gewestgrens. Binnen een straal van 1 km stromen vier waterlopen, namelijk de Mark (op ongeveer 200 m ten W van de eenheid, 1ste categorie), de Witvenloop (610 m ten O van de eenheid, gaat binnen het studiegebied over van een waterloop van de 3 de categorie naar een waterloop van de 2 de categorie) en twee naamloze, niet-geklasseerde waterlopen ( op 90 respectievelijk 270 m ten ZW van de eenheid). Al deze waterlopen, uitgezonderd de Mark, hebben de basiskwaliteit als kwaliteitsdoelstelling. Voor de Mark wordt viswater vooropgesteld. In de ruime omgeving van de landbouwinrichting bevinden zich een aantal VMM-meetpunten. Het dichtstbijzijnde meetpunt bevindt zich in de Mark (VMM-meetpunt ; 340 m ten NW), in dit punt werden geen kwaliteitsindices opgemeten. Op 920 m ten N van de in richting, in de Witvenloop (meetpunt ) en op 700 m ten ZW, in de Gerrevenloop (meetpunt ) werd de Prati-index in 2007 bepaald. Deze wees op een matige verontreiniging. Binnen een straal van 2,5 kilometer rondom de eenheid bevinden zich geen MAP-meetpunten. Op 370 m ten NW van de eenheid bevindt zich het VEN-gebied Vallei van de Mark. Een onderdeel van het habitatrichtijngebied Heesbossen, vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop is gelegen op 1,8 km ten NO van de eenheid (Bijlage 7). Op 625 m ten ZW en op 630 m ten N van de eenheid bevinden zich onderdelen van het natuurreservaat Markmeanders. Het betreft de meander Zandberg en de meander E10 (Bijlage 7). Er bevindt zich geen vogelrichtlijngebied of Ramsargebied in de omgeving van de inrichting. Een uittreksel van de BWK kan teruggevonden worden in Bijlage 23. Bijlage 10 toont een uittreksel van de landschapsatlas uit de ruime omgeving van het bedrijf. Daarnaast bevinden zich in de ruime omgeving van het bedrijf ook nog een aantal gebouwen die op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen zijn. De Boskantweg, de Ipenrooisedijk en de Meerleseweg zijn aangeduid als beschermde straten. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 10

11 3 Uitvoeringsalternatieven In het MER werden in eerste instantie twee situaties besproken, nl. de huidige en de aangevraagde situatie. Daarnaast werden er ook nog twee uitvoeringsalternatieven onderzocht, de alternatieve situatie en het alternatief +. In de alternatieve situatie zal er na de uitbreiding plaats zijn voor het houden van zeugen, vleesvarkens, 3 beren, 271 opfokzeugen en niet vergunningsplichtige biggen. In vergelijking met de situatie zoals aangevraagd zullen er dus vleesvarkens minder en 40 biggen meer gehouden worden. In dit alternatieve scenario wordt het gebruik van combiwassers met 85 % geurreductie, 85 % ammoniakemissiereductie en 80 % stofemissiereductie op de nieuwe stallen onderzocht. De stallen 14, 15 en 16 zullen niet als drie afzonderlijke stallen uitgevoerd worden, maar als één grote stal. Deze grote stal en stal 13 zullen uitgerust worden met een dergelijke combiwasser. Een aantal stallen wordt buiten gebruik gesteld, en stal 4 en een deel van stal 17 worden uitgerust met het ammoniakemissiearme systeem V-1.5 Volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwand(en), emitterend mestoppervlak kleiner dan 0,1 m². Stal 10 en een gedeelte van stal 9 en stal 17 zullen uitgerust worden met stalsysteem V-4.7. Het alternatief + houdt in dat er vleesvarkens, zeugen, 3 beren en 186 opfokzeugen en niet vergunningsplichtige biggen gehouden zullen worden op de eenheid. Ten aanzien van de oorspronkelijk aangevraagde situatie zullen er dus 85 zeugen en biggen meer gehouden worden op de eenheid, het aantal vleesvarkens daalt met stuks, en het aantal jonge zeugen met 85 stuks. In vergelijking met de oorspronkelijk aangevraagde situatie zullen de stallen 2, 3, 4 en 5 leeg worden afgebroken en vervangen door een nieuwe stal die plaats biedt aan biggen. Deze nieuwe stal wordt uitgerust met een combiwasser (85 % geurreductie, 85 % ammoniakreductie en 80 % stofreductie). In stal 9 worden er 908 vleesvarkens gehouden, waarvan 560 in een traditioneel systeem en 348 in het AEA-systeem V-4.7. Stal 10 zal plaats bieden aan 672 vleesvarkens in het AEA-systeem V-4.7 en in stal 12 zullen er 240 kraamzeugen in systeem V-2.2 gehouden worden. De dieraantallen in stal 13 blijven ongewijzigd, maar deze stal wordt voorzien van een combiwasser (85 % geurreductie, 85 % ammoniakreductie en 80 % stofreductie). Stal 14, 15 en 16 worden niet gebouwd. In stal 17 worden 962 vleesvarkens gehouden en deze stal wordt eveneens voorzien van een combiwasser. Voor het overige blijft alles zoals in de gewenste situatie aangevraagd. De gewijzigde milieu-effecten door toepassing van deze alternatieve scenario s zullen eveneens beschreven worden onder hoofdstuk 4. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 11

12 4 Beschrijving van de milieu-effecten 4.1 Discipline lucht Geur Volgens de afstandsregels moet het bedrijf zich in de gewenste situatie op minimaal 350 m van gevoelig gebied (d.i. woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie, woongebied ander dan woongebied met landelijk karakter en bosreservaten) gelegen zijn. Het meest nabijgelegen gevoelig gebied wordt aangetroffen op zowat 710 m van de inrichting. Het betreft een gebied voor verblijfsrecreatie. Er wordt dan ook zeker voldaan aan de afstandsregels (geen effect). Op basis van het staltype, de diersoort en het aantal dieren kan een geuremissie bepaald worden. Voor voorliggend bedrijf zal deze geuremissie door de uitbreiding toenemen van ou E /s (huidige situatie) tot ou E /s (gewenste situatie). In de voorgestelde uitvoeringsalternatieven zou de geuremissie wijzigen tot ou E /s (alternatieve situatie) of ou E /s. Ten opzichte van de huidige situatie neemt de geuremissie door de dieren toe met 116 % in de gewenste situatie, met 20 % in het alternatief of met 0,1 % volgens het alternatief+. Toepassing van het alternatief + benaderd dus een stand-still, er is slechts een verwaarloosbare toename met 108 ou E /s. Op het bedrijf is ook een mestscheider aanwezig. Omdat voorliggend bedrijf zich in een bronnencluster bevindt, dienen ook bedrijven uit de omgeving mee opgenomen te worden in het model. Om de vergunde dieraantallen van de omliggende veeteeltbedrijven te bekomen, werd contact opgenomen met de milieudiensten van de omliggende gemeenten. Op basis van deze vergunde dieraantallen werd een geuremissie bepaald. Hierbij wordt verder geen rekening meer gehouden met bedrijven die minder dan 5 % uitstoten van de geuremissie van het bedrijf, aangezien deze geur beschouwd kan worden als achtergrondgeur. In totaliteit zijn er dan nog 69 bedrijven die mee opgenomen moeten worden in de cumulatieve geurmodellen. Al de bronnen worden ingegeven in IFDM en een modellering wordt uitgevoerd. Tabel 3 toont het aantal woningen dat zich in de verschillende geurconcentratiezones bevindt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende gewestplanbestemmigen. Tabel 3 Aantal woningen dat zich in de verschillende geurconcentratiezones bevindt omschrijving effectclassificatie huidige woongebied situatie gewenste situatie alternatief alternatief + verschil t.o.v. huidige situatie > 3 ou E/m³ negatief effect / 0 / 0 woongebied met landelijk karakter 3 5 ou E/m³ matig negatief effect / -2 / 0 > 5 ou E/m³ negatief effect / +2 / 0 overige gewestplanbestemmingen 3 5 ou E/m³ gering negatief effect / -118 / ou E/m³ matig negatief effect / +12 / +10 > 10 ou E/m³ negatief effect / +1 / -6 Er treedt een negatief effect op voor woningen binnen woongebied, dit blijft zo in alle situaties. Binnen woongebied met landelijk karakter zijn er in de huidige situatie 258 woningen gelegen die een negatief effect ondervinden, in de gewenste en de alternatieve situatie neemt dit aantal toe tot BIVA1_niet-technische samenvatting MER 12

13 respectievelijk 260 stuks (+ 28 respectievelijk + 2 woningen). Het aantal woningen binnen woongebied met landelijk karakter dat een matig negatief effect ondervindt, neemt af van 89 (huidige situatie) tot 63 (gewenste situatie) en 87 (alternatieve situatie). In het alternatief wijzigt het aantal woningen dat binnen woongebied met landelijk karakter ligt en dat een negatief effect of matig negatief effect ondervindt niet t.o.v. de huidige situatie. Binnen de overige gewestplanbestemmingen daalt het aantal woningen dat een gering negatief effect ondervindt. Binnen de zone met een matig negatief effect neemt het aantal woningen toe tot 454 in de gewenste situatie (+ 48 t.o.v. de huidige situatie) en tot 418 in het voorgestelde alternatief (+ 12 t.o.v. huidige situatie), indien er nog bijkomende maatregelen genomen worden (alternatief +) bedraagt het aantal woningen 416 stuks (12 meer dan in de huidige situatie). Het aantal woningen dat een negatief effect ondervindt binnen de overige gewestplanbestemmingen neemt toe van 440 (huidige situatie) tot 464 (gewenste situatie en 441 (alternatief); in het alternatief + daalt dit tot 434 stuks (6 woningen minder t.o.v. de huidige situatie). Op basis van de voorgaande tabel kan gesteld worden dat de toename van het het aantal gehinderden het laagst is indien het alternatief + wordt toegepast. De ervaring leert echter dat de effectieve geurconcentratietoename ter hoogte van deze bijkomende negatief gehinderden meestal minimaal is (van net onder tot net boven de grenswaarde), maar dat de invloed van een uitbreiding veel belangrijker is ter hoogte van de woningen in de directe omgeving van het bedrijf zelf. Dit zijn woningen die in vele gevallen reeds in de huidige situatie boven de grenswaarde liggen, en waarvoor de effecten niet blijken uit Tabel 3. Daarom is het zinvol om bijkomend een detailonderzoek ter hoogte van de (negatief gehinderde) woningen uit te voeren (binnen een straal van 500 m rond de bedrijfscontour. Voor de zones binnen woongebied en woongebied met landelijk karakter wordt een uitmiddeling gemaakt van de geurconcentraties die zich in de zone met negatieve effecten bevinden. Bij het vergelijken van de geurconcentraties in de vier situaties treedt er, zoals te verwachten, een concentratietoename op door de aangevraagde uitbreiding van de eenheid. Door toepassen van het alternatief en het alternatief +, blijft deze concentratietoename ter hoogte van de onderzochte woongebieden beperkt of is er zelfs sprake status quo (op basis van de gemiddelde waarden). Ter hoogte van de woningen in de omgeving van het bedrijf zorgt het alternatief ervoor dat de concentratie afneemt ter hoogte van een aantal woningen of dat de geurconcentratie gelijk blijft (bij vergelijking met de huidige situatie. Indien het alternatief + toegepast wordt, neemt de geurconcentratie af ter hoogte van 16 woningen of blijft de concentratie gelijk in vergelijking met de huidige situatie. Indien er toch nog sprake is van een concentratietoename, dan is deze toename verwaarloosbaar. Kadavers worden bewaard in een niet-gekoelde kadaveropslag en worden na melding (max. één werkdag na vondst kadaver) opgehaald door Rendac (binnen de twee werkdagen). In de gewenste situatie zal er een gekoelde kadaveropslag voorzien worden. Inzake geuremissie door kadaveropslag zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Daardoor kon de mogelijke geurverspreiding van de kadaveropslag niet in de eerdere beoordelingen (afstandsregels of modellering) verwerkt worden. De bijkomende effecten zijn echter door de gepaste opslag en de frequente afvoer zeer beperkt, zodat verwacht wordt dat er geen geurhinder optreedt ten gevolge van de kadaveropslag. Het feit dat ernaar de toekomst toe een gekoeld krenghuisje voorzien wordt, zal ook een positief effect hebben Stof Op basis van het stalsysteem en het aantal dieren per stal, kan een stofemissie voor het bedrijf bepaald worden. Door de aangevraagde uitbreiding zal het PM 10 -stof gaan toenemen van tot kg/j; in de besproken uitvoeringsalternatieven bedraagt de jaarlijkse PM 10 -stofemissie kg/j (alternatieve situatie) en kg/j (alternatief +). De stofemissie zal door de dieruitbreiding met BIVA1_niet-technische samenvatting MER 13

14 % toenemen in de gewenste situatie zoals aangevraagd, 50 % in de alternatieve situatie en met 15 % in het alternatief +. De PM 2,5 -stofemissie zal wijzigen van 262 kg/j (huidige situatie), 642 kg/j (gewenste situatie), 392 kg/j (alternatieve situatie) en 303 kg/j (alternatief +). Om een indicatief beeld te krijgen van de stofimmissie (PM 2,5 en PM 10 ) rond het veeteeltbedrijf worden modellen opgemaakt met behulp van IFDM. De stofemissie door het bedrijf (emissie uit de stallen) zelf zal de stofnormen op zich nooit overschrijden. De maximale jaargemiddelde PM 10 -stofconcentratie door het bedrijf zelf bedraagt namelijk respectievelijk 5,3 µg/m³ (huidige situatie), 7,8 µg/m³ (gewenste situatie), 6,25 µg/m³ (alternatief) en 5,33 µg/m³ (alternatief +). Voor PM 2,5 is dit 0,9 µg/m³ (huidige situatie), 1,4 µg/m³ (gewenste situatie), 1,12 µg/m³ (alternatieve situatie) en 0,96 µg/m³ (alternatief +). In Hoogstraten bedraagt de jaargemiddelde PM 10 -achtergrondstofconcentratie tussen 21 en 25 µg/m³. Wordt deze achtergrondconcentratie bij de bedrijfseigen stofconcentratie geteld, dan wordt de norm van 40 µg/m³ nergens overschreden. Hiervoor is dan ook geen effect te verwachten. Bij een toetsing aan de jaargemiddelde PM 10 -stofconcentratie blijkt dat door de aangevraagde uitbreiding er twee woningen extra komen te liggen in de regio met een belangrijke bijdrage (bijdrage van meer dan 5 % van de norm). Voor deze woningen is er sprake van een bijkomend negatief effect. In de zones met beperkte bijdrage komen er 9 woningen extra te liggen. Voor deze 9 extra woningen is er sprake van een bijkomend gering negatief effect. In de zone met een bijdrage van 3 5 % aan de jaargemiddelde PM 10 -stofnorm komt er 1 woning minder te liggen, deze wordt opgenomen in de zone met een negatief effect (doordat deze regio groter wordt). Indien de huidige situatie vergeleken wordt met het voorgestelde alternatief dan komen er geen woningen bij in de regio waarvoor er een negatief of een matig negatief effect geldt. In de zone met een gering negatief effect liggen er twee extra woningen. Vergelijken van het alternatief + met de huidige situatie geeft aan dat er in de zone met een gering negatief effect, één extra woning gelegen is. De PM 2,5 -stofemissie door de gewenste uitbreiding van de eenheid zorgt voor negatieve, matig negatieve en gering negatieve effecten. In de situatie zoals aangevraagd ligt de bedrijfswoning in de zone waarvoor er een negatief effect optreedt. Er is een gebied af te bakenen waar de concentratie tussen 3 en 5 % van de norm bedraagt. Door de geplande uitbreiding komen er hier 2 woningen extra in te liggen; voor deze bijkomende woningen is er sprake van een bijkomend matig negatief effect. In de zone met een gering negatief effect komen er 2 woningen minder te liggen (deze werden opgenomen in de zone met een matig negatief effect). Bij vergelijken van de huidige situatie met het voorgestelde alternatief blijft het aantal woningen dat een effect ondervindt ongewijzigd, er komen geen extra woningen bij. Wat betreft het alternatief + zijn er geen wijzigingen in het aantal gehinderden t.o.v. de huidig vergunde situatie. Een gedetailleerd concentratieonderzoek ter hoogte van omliggende woningen geeft aan dat bij vergelijken van de vier situaties, er zoals te verwachten een concentratietoename optreedt door de uitbreiding van de eenheid. Er is sprake van een toename voor de gewenste situatie zoals aangevraagd en voor de alternatieve situatie, maar de grootste concentratietoename treedt op bij de gewenste situatie. Toepassing van het alternatief + zorgt voor de kleinste toename. Tijdens het vullen van het droogvoer wordt via een persleiding onder druk in de voedersilo s geblazen. Om overdruk in de silo te vermijden is er een uitlaatopening voorzien om een teveel aan statische luchtdruk in de silo te laten ontsnappen naar de buitenlucht. Via de uitlaatopening kunnen stofdeeltjes in de omgevingslucht terechtkomen. Het vullen neemt normaliter maximaal 1 uur in beslag. Het gaat hier dus om een tijdelijke stofbron. De uitbater verplicht het gebruik van een stofzak bij het vullen van 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 14

15 de voedersilo s. Hierdoor zal praktisch geen stof vrijgesteld worden. Er zal dan ook geen of slechts een verwaarloosbaar effect zijn voor het vullen van de voedersilo s. Andere mogelijke bronnen van stofemissie op voorliggend bedrijf zijn het transport, de verbranding van fossiele brandstoffen voor de verwarming en het uitmesten en droogborstelen van de stallen. Deze emissies zijn zeer moeilijk kwantitatief in te schatten, maar zullen beperkt zijn in vergelijking met de stofemissie uit de stallucht Verzuring en vermesting In de Nederlandse regelgeving wordt een rekenmethode voorgeschreven om de ammoniakemissie door uitbating van veestallen te berekenen (Regeling en Wet Ammoniak en Veehouderij, VROM (2002a; 2002b)). De totale ammoniakemissie van de inrichting wordt berekend door vermenigvuldiging van het aantal dieren met de emissiefactor behorend bij de betreffende diercategorie en het huisvestingsysteem. De jaarlijkse ammoniakemissie op de milieutechnische eenheid bedraagt in de huidige situatie kg/j. Na de aangevraagde dieruitbreiding zal dit kg/j zijn, wat een toename met 87 % is. In het voorgestelde alternatief bedraagt de jaarlijkse ammoniakemissie kg/j (toename met 5 % t.o.v. de huidige situatie), en in het alternatief + daalt deze zelfs tot kg/j (daling met 11 % t.o.v. huidige situatie). Op basis van de ammoniakemissies, wordt via modelleringen een depositie (zowel verzurend en vermestend) op de omringende BWK-elementen bekomen. Dit wordt verder uitgewerkt in de discipline fauna en flora. Specifiek zal hierbij gekeken worden naar de waardevolle vegetaties. Vervolgens worden de kritische lasten van de verzurings- en vermestingskwetsbare vegetatietypes in de omgeving vergeleken met de berekende ammoniakdeposities. 4.2 Discipline bodem Bodemverontreiniging en -onderzoek door opslag risicostoffen Momenteel is het bedrijf vergund voor de opslag van liter mazout. Hiervoor zijn op het bedrijf vier tanks aanwezig. Er zijn drie bovengrondse, ingekuipte tanks aanwezig. Het betreft één tank van l (t.h.v. de woning), één tank van l (tussen stal 7 en 8) en één van l (in de garage aan stal 8). In het verleden was er ook nog een tank van l (bovengronds en dubbelwandig) aanwezig aan de achterzijde van stal 4, deze werd reeds verwijderd, en dit volgens de wettelijke vereisten. In de aangevraagde situatie wenst de initiatiefnemer een extra stookolietank aan te vragen voor het verwarmen van de kraamstal (3.000 l, bovengronds en ingekuipt). De inrichting zal dan l stookolie kunnen opslaan. De aanwezige tanks voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften en worden periodiek gecontroleerd. Naar de toekomst toe zal deze periodieke controle eveneens gebeuren. Volgens Vlarebo Artikel 61 en 62 dient al dan niet, rekening houdend met de categorie waarin de inrichting wordt ingedeeld, een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Op het bedrijf zijn drie rubrieken aanwezigen die bodemonderzoeksplichtig zijn, nl. rubriek (opslag van methanol), rubriek b) (opslag van azijnzuur) en rubriek 28.3.b) (mestverwerkingsinstallatie van meer dan t.e.m ton/jaar). Voor de mestverwerkingsinstallatie dient het bedrijf een bodemonderzoek uit te voeren bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening en om de 10 jaar. Het eerste bodemonderzoek moet uitgevoerd worden binnen de zes jaar na ingebruikname van de installatie. De installatie werd gebouwd in 2008; het eerste bodemonderzoek dient dus ten laatste 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 15

16 in 2014 uitgevoerd te worden. Voor de opslag van methanol en azijnzuur dient het onderzoek om de 20 jaar te gebeuren en binnen de 12 jaar na ingebruikname Effecten op bodemprocessen door verzuring en vermesting In alle situaties wordt alle mest en het reinigingswater van het bedrijf in de onderliggende mestkelders opgevangen. Alle mest wordt verwerkt in de mestverwerkingsinstallatie op de inrichting. De eenheid beschikt over een vergunning voor het verwerken van maximaal ton mest per jaar. Momenteel wordt er op jaarbasis ongeveer ton bedrijfseigen mest verwerkt, en wordt het overige gedeelte (max ton) aangevuld met mest van derde bedrijven. Indien er mest van derden aangevoerd wordt geldt er een terugnameplicht, waardoor bij elke levering van mest het equivalent aan effluent meegenomen dient te worden. Er wordt een uitbreiding van de mestverwerkingscapaciteit tot m³/jaar aangevraagd. In de toekomst (na dieruitbreiding) zal de volledige verwerkingscapaciteit opgevuld worden met bedrijfseigen mest; er wordt aldus geen mest van derden meer aangevoerd en verwerkt. Wat de mestopslagcapaciteit betreft moet er voldoende capaciteit zijn voor het opslaan van de hoeveelheid mest die gedurende negen maanden geproduceerd wordt. Aangezien het bedrijf momenteel een vergunde mestopslagcapaciteit van m³ bezit, wordt hieraan momenteel voldaan. Op basis van de vergunde dieraantallen zou er m³ mest opgeslagen moeten worden. Hieraan wordt dan ook voldaan. Naar de toekomst toe is er een vergunde opslagcapaciteit van m³. Voor het opslaan van de mest die gedurende negen maanden geproduceerd moet worden, dient er m³ mest opgeslagen moeten worden, hieraan wordt eveneens voldaan. Rekening houdende met de aanwezigheid van mengmestkelders bestaat er steeds een potentieel risico op verspreiding van mest naar de omgeving. De stallen en de mestopslaglocaties op het bedrijfsterrein dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. Grote delen van het bedrijfsterrein zijn gebetonneerd, waardoor insijpeling naar de bodem verhinderd wordt. Er is een directe verbinding tussen de stallen en de mestverwerkingsinstallatie. Op de plaats waar de mengmest overgepompt wordt via snelkoppelingen, zijn er voorzieningen aangebracht om het morsen en lekken van mest tegen te gaan. De losplaats is verhard met een ondoordringbare laag beton, met een afloop naar een morsput. Bij eventuele calamiteiten (o.a. losschieten slang, lekken, ) dienen alle mogelijke acties ondernomen te worden om de hinder tot een absoluut minimum te beperken en de verontreiniging zo snel mogelijk weg te nemen. De dikke fractie wordt opgeslagen in de loods waar de mestscheider opgesteld staat. De uitbater geeft aan dat er voldoende mestopslagcapaciteit voorzien werd om bij eventuele problemen met de mestverwerkingsinstallatie deze periode te kunnen overbruggen. Mogelijke maatregelen die getroffen zijn of getroffen kunnen worden om incidenten te vermijden worden in hoofdstuk 8.8 opgesomd. Om te onderzoeken of er bepaalde vermestende invloeden van het bedrijf waar te nemen zijn, kunnen peilbuismetingen een indicatie geven. Omdat deze metingen op het grondwater uitgevoerd worden, wordt dit besproken bij de discipline Water, vermestende invloed van het bedrijf op het grondwater Bodemverstoring door aanleg verhardingen, graafwerkzaamheden Om de uitbreiding mogelijk te maken, zullen nieuwe stallen en één mestsilo gebouwd moeten worden. Deze nieuwe infrastructuren worden voorzien op vrij ruimte achter de stallen van de inrichtingen op de Boskantweg 13 en 15. Hierbij zal evenwel wat landbouwgrond verloren gaan. De grond waar de 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 16

17 uitbreiding plaatsvindt, wordt beschouwd als zeer geschikt voor sierboomkwekerij en matig tot weinig geschikt voor andere landbouwdoeleinden. Er wordt hier uitgegaan van een verwaarloosbaar effect. Om deze nieuwe stallen en de mestsilo te kunnen plaatsen, zal grond afgegraven moeten worden. Deze grond wordt gebruikt om het omliggend land wat op te hogen of wordt afgevoerd naar derden (mits voorleggen van technisch verslag). 4.3 Discipline water Grondwater Om de uitbreiding mogelijk te maken zal een nieuwe stal gebouwd worden. Gezien de grondwatertafel zich op een diepte van 0,84 2,02 m bevindt (minimum-maximumdiepte gemeten over de periode van ; meetgegevens grondwatermeetnet; DOV-website), is bronbemaling mogelijks noodzakelijk. De invloedsstraal van deze bemaling kan ingeschat worden op 24 m. Binnen deze contouren rondom de nieuw te bouwen stallen bevinden zich enkel niet aan verdroging kwetsbare elementen, er is sprake van een verwaarloosbaar effect. Er bevinden zich ook enkel bedrijfseigen gronden in de invloedsstraal van de bemaling, er zal dus geen invloed uitgeoefend worden op de percelen van derden. Het water dat opgepompt wordt, zal in het oppervlaktewater geloosd worden in een nabijgelegen gracht. De eenheid beschikt over een grondwatervergunning voor het oppompen van m/jaar (16 m³/dag) vanuit het Mioceen aquifersysteem (Zanden van Berchem en/of Voort). Het grondwater wordt gewonnen vanop een diepte van 196 m, en er is één grondwaterput aanwezig. Naar de toekomst toe wenst het bedrijf deze grondwaterwinning uit te breiden tot een op te pompen debiet van m³/jaar (82 m³/dag). Naast een uitbreiding in het op te pompen debiet wenst de uitbater ook een tweede pompput aan te vragen. Het is de bedoeling om het aangevraagde debiet gelijk te verdelen over deze twee putten (per put m³/jaar) De winning bevindt zich op een diepte van 196 m. Door de grote diepte zullen dan ook geen verdrogende effecten optreden. Bijkomend kan de onttrekking van grondwater ook een invloed gaan uitoefenen op de omliggende grondwaterwinningen. De dichtstbijzijnde winning die eveneens water gaat onttrekken vanuit de Zanden van Berchem en/of Voort, bevindt zich evenwel reeds op 284 m, waardoor geen invloed zal uitgeoefend worden op de omliggende grondwaterwinningen. Dit wordt als geen effect geklasseerd. De aangevraagde grondwatervergunning van m³/j is hoger dan het geschatte drinkwaterverbruik op basis van de VMM-cijfers. De aanvraag bevindt zich binnen de range van de BBT-cijfers en is zelfs iets lager dan de waarde bekomen op basis van de LNE-cijfers. Aangezien enkel de VMM-cijfers overschreden worden is er sprake van een gering negatief effect. Er wordt echter steeds een kleine reserve aangevraagd, om hitte- en ziekteperiodes makkelijker te overwinnen. Indien het alternatieve scenario, met minder dieren, toegepast zal worden, dan zakt uiteraard ook het waterverbruik. De aangevraagde grondwaterwinning is dan hoger dan het drinkwaterverbruik van de dieren (verschil van m³/jaar). Doordat het aantal dieren dat gehouden wordt op het bedrijf verder zakt in het alternatief +, zal het benodigde drinkwaterverbruik ook dalen. Het verbruik in deze situatie wordt geschat op ongeveer m³/ jaar, dit verbruik ligt m³ lager dan het aangevraagde debiet van de grondwaterwinning. Op basis van het nu aangevraagde debiet is er voor het alternatief en het alternatief + sprake van een matig negatief respectievelijk negatief effect. Het grondwater zal in de toekomst enkel nog gebruikt worden als drinkwater. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 17

18 In het voorgestelde alternatief zal er gebruik gemaakt worden van een combiwasser (85 % ammoniak- en 85 % geurreductie), deze zal ook een zekere hoeveelheid water verbruikten. Daarnaast wordt er ook spuiwater geproduceerd. Aangezien er geen specifieke cijfers beschikbaar zijn voor dit luchtwassysteem wordt voor het waterverbruik en het spuiwaterdebiet uitgegaan van de cijfers die gehanteerd worden voor een biologisch luchtwassysteem met 85 % ammoniakemissiereductie (Technisch informatiedocument luchtwassystemen in de veehouderij, versie 2011, Infomil). In dit document wordt gesteld dat er per kg afgevangen ammoniak er ongeveer l water nodig is. Op jaarbasis zou er ongeveer kg ammoniak afgevangen worden door het gebruik van de combiwasser. Dit vertaalt zich in een jaarlijks waterverbruik van m³ door de luchtwasser. De hoeveelheid spui varieert tussen de m³/jaar (min. max.). Dit spuiwater kan geloosd worden in de mestkelder. In het alternatief + zal er jaarlijks ongeveer kg NH 3 afgevangen moeten worden, hetgeen zich vertaalt in een waterverbruik van m³ door de combiwassers. De hoeveelheid spui zal in het alternatief + variëren tussen de m³/jaar (min. max.). Er wordt momenteel ook gereinigd met grondwater. Dit past evenwel niet in de visie dat het gebruik van hoog kwalitatief water beperkt moet blijven. Het gebruik van grondwater kan namelijk enkel toegelaten worden als drinkwater- en voedselvoorziening en andere doeleinden waarvoor water met een betrouwbare kwaliteit nodig is vanuit het oogpunt van volks- en dierengezondheid. Er dient dan ook op gewezen te worden dat grondwater niet gebruikt mag worden voor andere toepassingen waar geen kwaliteitsvol water noodzakelijk is (o.a. reinigingswater). Daarom wordt het gebruik van grondwater als reinigingswater als een negatief effect geklasseerd. Er dient dan ook gezocht te worden naar alternatieve waterbronnen. De uitbater heeft aangegeven dat hij in de gewenste situatie regenwater als reinigingswater wenst aan te wenden. Momenteel wordt enkel het regenwater van de kraamstal afgeleid naar een regenwateropvang van 80 m³ (onder de stal). Het regenwater dat op de overige staldaken en de verharde oppervlakten valt, stroomt af naar een aanpalende gracht of kan infiltreren in de onverharde delen op en rondom de eenheid. De verharde oppervlakten zullen in de mate van het mogelijke gereinigd en onderhouden worden zodat run-off van het regenwater niet bevuild wordt met mest of etensresten. In de toekomst zal het regenwater dat op de nieuwe zeugenstal valt (stal 13) opgevangen worden in een regenwateropvang van 100 m³. Regenwater dat op de stallen 18 en 19 terecht komt, zal opgevangen worden in een opvang van 22,5 m³. Daarnaast wordt er ook een infiltratiebekken gebouwd achter stal 14 met een infiltratieoppervlakte van 200 m² en een buffervolume van 70,5 m³. Er wordt voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwateropvang. Rekening houdende met een toevoerend dakoppervlak van m² (stal 12), m² (stal 13) en 511 m² (stal 18 en 19) en een gemiddelde jaarlijkse neerslag van 780 mm/m²/jaar, zou er op jaarbasis ongeveer m³, m³ respectievelijk 399 m³ regenwater opgevangen kunnen worden. Er dient echter rekening gehouden te worden met tal van (verdampings)verliezen. De nuttig aanwendbare hoeveelheid bedraagt in feite zo n 70 à 80 % van de theoretische beschikbare hoeveelheid. Op jaarbasis zou er op basis van de theoretische waterverbruikscijfers m³ reinigingswater nodig zijn. Het benodigde reinigingswater kan ingevuld worden met het opgevangen regenwater. Het bedrijf en de nieuw te bouwen stal liggen op niet van nature overstroombaar gebied. De bouw van de nieuwe infrastructuur zal ervoor zorgen dat er minder infiltreerbare grond beschikbaar is. Op de eenheid zijn nog geen peilbuizen aanwezig, want dit is nog niet wettelijk verplicht. Een bedrijf dient enkel peilbuizen te voorzien indien meer dan varkens op het bedrijf gehouden worden. Aangezien momenteel elk van de inrichtingen aan de Boskantweg nog als aparte entiteiten gezien worden, wordt de drempelwaarde van varkens momenteel nog nergens overschreden. In de 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 18

19 gewenste situatie worden de drie inrichtingen samengevoegd tot één milieutechnische eenheid. Na de uitbreiding tot een totaal van varkens zullen peilbuizen evenwel noodzakelijk zijn. Momenteel kan dan nog geen uitspraak gedaan worden over het al dan niet aanwezig zijn van een vermestende invloed door het bedrijf op het grondwater Oppervlaktewater In de ruime omgeving van de landbouwinrichting bevinden zich een aantal VMM-meetpunten. Het dichtstbijzijnde meetpunt bevindt zich in de Mark (VMM-meetpunt ; 340 m ten NW), in dit punt werden geen kwaliteitsindices opgemeten. Op 920 m ten N van de inrichting, in de Witvenloop (meetpunt ) en op 700 m ten ZW, in de Gerrevenloop (meetpunt ) werd de Prati-index in 2007 bepaald. Deze wees op een matige verontreiniging. Binnen een straal van 2,5 kilometer rondom de eenheid bevinden zich geen MAP-meetpunten. Het water dat gebruikt wordt om de stallen te reinigen wordt opgevangen in de onderliggende mestkelders. Al het bedrijfsafvalwater wordt samen met de mest verwerkt in de mestverwerkingsinstallatie die aanwezig is op de eenheid. Het huishoudelijk afvalwater (120 m³/jaar) wordt opgevangen in een mestkelder onder één van de stallen en samen met de mest verwerkt in de mestverwerkingsinstallatie. 4.4 Discipline geluid en trillingen Het bedrijf is gelegen in (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied. De normen waaraan getoetst moet worden zijn 45 db(a) voor overdag (periode tussen 7 en 19 h), 40 db(a) voor s avonds (periode tussen 19 en 22 h) en 35 db(a) voor s nachts (periode tussen 22 en 7 h). Hierbij kan een zekere achtergrondwaarde (referentiewaarde) mee in rekening gebracht worden, zijnde 35 db(a) voor overdag, 30 db(a) voor s avonds en 25 db(a) voor s nachts. Daarnaast zullen een aantal bronnen op het bedrijf zelf verantwoordelijk zijn voor geluidshinder. Op voorliggend bedrijf zullen voornamelijk de ventilatoren, het vullen van voedersilo s, de mestscheider, het transport en de dieren geluid produceren. Hiervoor kunnen geluidsvermogenniveaus vanuit de literatuur gebruikt worden. Het vullen van de voedersilo s (compressor) en het geluid dat de dieren (voornamelijk bij laden en lossen + laadklep vrachtwagen) zullen produceren kunnen beschouwd worden als incidenteel geluid. Hiervoor kan een toetsing uitgevoerd worden t.o.v. de geluidsnormen voor incidenteel geluid. De ventilatoren en mestscheider zullen een continue bron van geluid zijn. Hierbij moet getoetst worden aan de richtwaarde voor een bestaande inrichting. Steeds dient hierbij rekening gehouden te worden met de gewestplanbestemming. De toetsing dient te gebeuren t.o.v. een 200-metergrens rond de bedrijfsperceelsgrenzen, en ter hoogte van de dichtstbijzijnde (nietbedrijfsgerelateerde) woning. De dichtstbijliggende woning bevindt zich op 43 m van de bedrijfscontouren. In de huidige situatie zijn er 84 ventilatoren, in de toekomst neemt dit toe met 47 ventilatoren. Bij de alternatieve situatie neemt het aantal ventilatoren toe met 29 t.o.v. de huidige situatie. In de altarnatieve + situatie neemt het aantal ventilatoren af met 1 t.o.v. de huidige situatie. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 19

20 Een toetsing van de continue bronnen, zijnde de ventilatoren en mestscheider, in de huidige, gewenste, alternatieve en alternatieve + situatie geeft aan dat de score in de huidige situatie op 200 m van de bedrijfscontour 1 is (matig negatief effect) overdag en s avonds. s Nachts is deze score -2 (significant negatief effect). Kijken we naar de gewenste situatie, dan kan vastgesteld worden dat het effect op 200 m van het bedrijf overdag -1 (matig negatief effect) blijft en s avonds en s nachts wijzigt naar -3 (zeer significant negatief effect). Bij de alternatieve situatie geldt hetzelfde effect als in de gewenste situatie. Ter hoogte van de dichtstbij gelegen woning is de score -2 (significant negatief effect) overdag en s avonds en -3 (zeer significant negatief effect). In de gewenste en alternatieve situatie wijzigt de score overdag en s avonds naar -3 (zeer significant negatief effect). s Nachts blijft de score -3 (zeer significant negatief effect). In de alternatieve + situatie blijkt dat er naar de toekomst toe door een daling van het aantal ventilatoren een kleine (verwaarloosbare) verbetering optreedt. Aangezien we de nieuwe situatie niet kunnen aftoetsen (geen bijkomende bronnen), wordt er uitgegaan van een significant negatief effect op 200 m van de bedrijfscontouren en van een zeer significant negatief effect ter hoogte van de dichtstbijgelegen woning. Een toetsing van de incidentele bronnen geeft aan dat de richtwaarde voor incidentele bronnen overschreden wordt gedurende de avond- en nachtperiode op 200 m van het bedrijf door de dieren, laadklep en het vullen van de silo s. Ter hoogte van de dichtstbij gelegen woning is door deze activiteiten een overschrijding van de norm tijdens de dag-, avond- en nachtperiode. Hier dient er dan ook rekening mee gehouden te worden dat het laden van dieren en het leveren van voeder overdag moet gebeuren. Er kan evenwel ook een kanttekening gemaakt worden, en dat is dat het hier een berekende situatie is, en dit voor de meest ongunstige situatie. Tijdens de bouwwerkzaamheden zelf kan enige geluidshinder, die inherent is aan bouwwerkzaamheden, waarneembaar zijn in de directe bedrijfsomgeving. Tijdelijke geluidshinder kan dus verwacht worden. Deze hinder valt evenwel niet te kwantificeren. 4.5 Discipline Fauna & Flora Direct ecotoopverlies De nieuw te bouwen elementen zullen ervoor zorgen dat de onderliggende biotopen permanent verloren zullen gaan. Ze worden gebouwd op een perceel dat volgens de BWK als minder waardevol geklasseerd wordt. Het betreft hier een akker op zandige bodem. Hier wordt uitgegaan van geen tot een verwaarloosbaar negatief effect Verzurende depositie Significante verzuringseffecten ten gevolge van het bedrijf kunnen optreden indien in de onmiddellijke omgeving van de inrichting objecten voorkomen die kwetsbaar zijn voor verzuring en indien het bedrijf in kwestie een aanzienlijke bijdrage levert aan de totale verzurende belasting. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 20

21 Bij de beschrijving van de referentiesituatie werd aangegeven welke natuurgerelateerde aandachtsgebieden zich in de omgeving van de eenheid bevinden. Er kan nagegaan worden wat de verzurende depositie is ter hoogte van deze gebieden. In onderstaande tabel wordt dit samengevat. Tabel 4 Aandachtsgebieden in de omgeving van het bedrijf en verzurende depositie door de milieutechnische eenheid soort gebied naam kleinste afstand VEN-gebied natuurreservaat Markmeanders habitatrichtlijngebied Vallei van de Mark Zandberg Meander E101 Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese loop depositie huidig (Zeq/ha.jaar) depositie gewenst (Zeq/ha.jaar) depositie alternatief (Zeq/ha.jaar) 370 m (NW) m (ZW) 630 m (N) m (NO) depositie alternatief + (Zeq/ha.jaar) Binnen een straal van 2 km, en binnen het habitatrichtlijngebied, bevindt zich het habitattype De overige elementen bevinden zich in verder gelegen onderdelen van dit richtlijngebied. Aangeduide habitats die buiten deze richtlijngebieden vallen, worden niet mee in beschouwing genomen. De bijdrage van de eenheid aan de kritische last verzuring ter hoogte van habitattype 4030 wijzigt van verwaarloosbaar (huidige situatie) naar beperkt (gewenste situatie), in beide alternatieve situaties is de bijdrage opnieuw verwaarloosbaar. Toepassing van het alternatief + zorgt er zelfs voor dat de verzurende depositie (absolute cijfers) iets lager zal zijn dan in de huidige situatie. Daarnaast werd er ook nagegaan wat de verzurende invloed van het bedrijf is ter hoogte van verzuringskwetsbare elementen binnen een straal van 1,5 km rond het bedrijfscentrum. Uit de IFDMoutput blijkt dat, de kritische last overschreden wordt ter hoogte van een bomenrij met dominantie van els (kba) en een bomenrij met dominantie van zomereik (kbq), en dit in de vier situaties. Door de aangevraagde uitbreiding neemt de bijdrage van de inrichting aan de kritische last toe, hierdoor zal de kritische last bijkomend overschreden worden ter hoogte van een berm met struisgrasvegetatie (k(ha). Deze drie elementen bevinden zich in de directe omgeving van de inrichting (5 tot 55 m van de bedrijfscontour). Ter hoogte van een groot aantal elementen is sprake van een bijdrage van meer dan 50 % aan de kritische last. Overschrijdingen en bijdragen van meer dan 50 % worden aanzien als een significant negatief effect. Daarnaast worden er ook belangrijke, relevante en beperkte bijdragen geleverd. Als men de vier situaties vergelijkt, dan kan vastgesteld worden dat door de aangevraagde uitbreiding de bijdrage aan de kritische last toeneemt ter hoogte van de aangeduide elementen; door het uitvoeren van het alternatieve scenario neemt deze bijdrage af t.o.v. de gewenste situatie en is deze zelfs in een aantal gevallen vergelijkbaar met deze in de huidige situatie. Het toepassen van het alternatief + zorgt ervoor dat de verzurende depositie daalt, en dit tot onder het niveau van de huidige situatie, m.a.w. het alternatief + zorgt ervoor dat er ondanks de aangevraagde uitbreiding er een verbetering optreedt inzake verzuring. De resultaten kunnen enigszins genuanceerd worden door aan te geven dat voor elke element de maximale verzurende depositie berekend werd. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 21

22 4.5.3 Vermestende depositie Ter hoogte van dezelfde aandachtsgebieden als besproken onder verzurende depositie wordt nagegaan wat de vermestende depositie is ter hoogte van deze gebieden. In onderstaande tabel wordt dit samengevat. Tabel 5 Aandachtsgebieden in de omgeving van het bedrijf en vermestende depositie door de milieutechnische eenheid soort gebied naam kleinste afstand VEN-gebied natuurreservaat Markmeanders habitatrichtlijngebied Vallei van de Mark Zandberg Meander E101 Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese loop depositie huidig (kg N/ha.jaar) depositie gewenst (kg N/ha.jaar) depositie alternatief (kg N/ha.jaar) depositie alternatief + (kg N/ha.jaar) 370 m (NW) 8,4 16 8,9 7,1 625 m (ZW) 630 m (N) m (NO) 1,1 2,1 2,1 3,9 1,2 2,2 1,0 1,8 1,0 1,8 1,0 0,9 De bijdrage aan de kritische last vermesting ter hoogte van de te beschermen habitats wijzigt van beperkt (huidige situatie) naar relevant (gewenste situatie) ter hoogte van type 4030, om in beide alternatieve situaties weer als beperkt aanzien te worden. Op basis van de gemodelleerde resultaten kan gesteld worden dat er in alle situaties voor drie van de aangeduide elementen (kbq, k(hp+) en k(ha)) een overschrijding van de kritische last vermesting optreedt. Deze elementen bevinden zich op zeer korte afstand van de eenheid. Door de aangevraagde uitbreiding wordt de kritische last vermesting ter hoogte van drie extra elementen overschreden. Ter hoogte van een groot aantal elementen is sprake van een bijdrage van meer dan 50 % aan de kritische last. Overschrijdingen en bijdragen van meer dan 50 % worden aanzien als een significant negatief effect. Daarnaast worden belangrijke en relevante bijdragen aan de kritische last geleverd. Als men de vier situaties vergelijkt, dan kan vastgesteld worden dat door de aangevraagde uitbreiding de bijdrage aan de kritische last vermesting toeneemt ter hoogte van de aangeduide elementen; door het uitvoeren van het alternatieve scenario neemt deze bijdrage af t.o.v. de gewenste situatie en is deze zelfs in een aantal gevallen vergelijkbaar met de geleverde bijdrage in de huidige situatie. Het toepassen van het alternatief + zorgt ervoor dat de vermestende depositie daalt, en dit tot onder het niveau van de huidige situatie, m.a.w. het alternatief + zorgt ervoor dat er ondanks de aangevraagde uitbreiding er een verbetering optreedt inzake vermesting Verdroging In het hoofdstuk met betrekking tot de discipline Water werd aangegeven dat het om een winning uit een gespannen watervoerende laag gaat, en dat deze winning op zowat 196 m diepte zit. Er worden geen verdrogende effecten verwacht. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 22

23 4.5.5 Rustverstoring Het is geweten dat visuele verstoring, o.a. het toevoegen van nieuwe gebouwen aan een landschap, als hinderlijk kan ervaren worden door de aanwezige (avi)fauna. Wat het voorliggende project betreft, zullen er verschillende nieuwe stallen en één mestsilo gebouwd worden. Deze zullen aansluiten bij de reeds aanwezige infrastructuren, zodat dit na voltooiing van de werken als één infrastructuurcomplex gezien wordt door de (avi)fauna. Tijdens de bouw van deze stal kan er echter extra hinder verwacht worden; de extra bedrijvigheid en de daaraan gekoppelde geluidshinder tijdens de bouwfase worden gekarakteriseerd als een (tijdelijk) negatief effect. De inrichting is volgens de geluidkwetsbaarheidskaart gelegen in een regio die niet kwetsbaar tot kwetsbaar is aan geluidsverstoring. Er dient echter aangehaald te worden dat deze hinder van voorbijgaande aard is, en dat na de werken de rust op de inrichting zal terugkeren. Ook voor de dieren op de inrichting zelf is het immers belangrijk dat er geen harde, storende geluiden de rust verstoren. Er is dus sprake van een tijdelijk negatief effect. Er wordt niet verwacht dat er rustverstoring voor (avi)fauna ten gevolge van de normale bedrijfsactiviteiten zal optreden. 4.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het landschap als relatiesysteem De inrichting te Hoogstraten is gelegen in de Kempen, meer bepaald in het traditionele landschap Noorderkempen, subeenheid Land van Brecht (Antrop et al., 2002). Het landschap wordt gekenmerkt door een vlakke topografie en blokvormige patronen van vegetatiemassa s en open ruimten. De talrijke open ruimten, van sterk wisselende omvang, worden vaak begrensd door vegetatie (vnl. bossen). Er zijn talrijke waterplassen ten gevolge van de klei-ontginningen. Geïsoleerde bebouwing maakt deel uit van de open ruimte. Verkavelingen en lintbebouwing in de beboste gebieden zijn soms storend, maar niet ruimtebepalend. Het aanwezige lineair groen is geassocieerd met beekvalleien of wegen, en versterkt de ruimtelijke structuur. De structurele hoofdkenmerken worden gevormd door de cuestarug van de kleien van de Kempen, die deels onder een zanddek liggen. Het is een intensief landbouwgebied dat grotendeels verkaveld is. De erfgoedwaarde van dit gebied zit verankerd in de aanwezigheid van belangrijke natuurgebieden die eveneens een grote landschappelijke waarde hebben. Daarnaast is het bedrijf gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De onmiddellijke omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door agrarisch grondgebruik (grasland, akkers en andere landbouwbedrijven, waaronder een aantal glastuinbouwbedrjiven). Om de uitbreiding mogelijk te maken, zullen bestaande stallen uitgebreid worden, nieuwe stallen en één mestsilo gebouwd worden. De nieuwbouwstallen worden gebouwd op het kadastrale perceel 271e en een klein deel van perceel 270d, achter de reeds bestaande varkensstallen. De nieuwe mestsilo zal gebouwd worden achter de nieuw te bouwen zeugenstal. Dit is de enige beschikbare ruimte op de eenheid waar al deze elementen gebouwd kunnen worden, en waarbij het bedrijf als één geïntegreerd geheel beschouwd kan worden. Dit komt deels tegemoet aan een wenselijkheid die gedefinieerd werd voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied, nl. buffering van conflicten tussen bewoning, infrastructuur en (bio)industrie met groenschermen en concentratie van elementen (Antrop et al., 2002). De uitbreiding vindt plaats in de Boskantweg, in een gebied waar diverse veeteeltbedrijven gelegen zijn. Door de uitbreiding hier te laten plaatsvinden, wordt alles geconcentreerd. Omdat het hier een betrekkelijk open landschap betreft, kan de ruimtelijke impact van het bedrijf, en zijn verdere uitbreiding, een invloed uitoefenen op de omgeving. Aan de achterzijde van het bedrijf start 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 23

24 een open agrarisch landschap, gebroken door bebouwing en andere landbouwbedrijven. Dit landschap bestaat uit grote percelen akkerland en weiland. De aanwezige kleine landschapselementen zijn in hoofdzaak bomenrijen en solitaire bomen. Het bedrijf heeft reeds een inspanning geleverd om geïntegreerd te worden in het landschap. Aan de straatzijde, ter hoogte van de bedrijfswoning, is er een beukenhaag. De overige delen van de eenheid worden grotendeels omgeven door Italiaanse populier met hier en daar een vlierstruik. Aan de westzijde van de inrichting (Zandbergstraat), ter hoogte van stal 17, 19 en 20 bestaat het groenscherm uit een dichte haag van Laurierkers. In het najaar van 2010 werd er ter hoogte van de Boskantweg 9 een nieuwe haag bestaande uit drie rijen Laurierkers aangeplant. Langs de westzijde van de kraamstal en de oost- en een deel van de zuidzijde van de mestverwerkingsinstallatie ontbreekt het groenscherm. Aangezien ten westen van deze elementen de nieuwe stallen ingeplant zullen worden, heeft het momenteel weinig zin om het groenscherm hier uit te breiden. Als de bouwwerken voor de nieuwe stallen en de mestsilo afgerond zijn, moet er rond deze elementen ook een groenscherm aangelegd worden zodanig dat de hele inrichting omgeven wordt door een groenscherm Erfgoedaspecten Het dichtstbijzijnde onderdeel van de landschapsatlas en/of bouwkundig erfgoed bevindt zich reeds op 20 m van het bedrijf. Het betreft een woonstalhuis aan de overzijde van de Boskantweg (nr. 4). De Inventaris Bouwkundig Erfgoed omschrijft dit element als volgt: Nr. 4. Vernieuwd woonstalhuis onder zadeldak (n // straat, mechanische pannen) met ten O., mogelijk tot XVIII opklimmende monumentale driebeukige langsschuur van vier trav. onder mank zadeldak (n straat, mechanische pannen): verankerde baksteenbouw met sporadisch vernieuwd metselwerk; langs- en puntgevel achteraan met vernieuwde horizontale beschieting; gedichte poort aan straatzijde. Combinatie van anker- en dekbalkgebinte met pen- en gatverbinding en lange schoren. Het bouwkundig erfgoed zal niet rechtstreeks aangetast worden. Dit woonstalhuis ligt in de huidige situatie al redelijk ingesloten. Aan de overzijde van dit element bevindt zich één woning, met errond grasland waarop momenteel schapen gehouden worden. Links en rechts van deze weide bevinden zich varkensstallen behorende tot Bivarco. In de aangevraagde situatie zullen er op het perceel achter de woning nieuwe stallen gebouwd worden. Hierdoor zal het woonstalhuis aan de zijde van de Boskantweg volledig afgeschermd worden. Er is sprake van een matig negatief effect, zowel in de huidige als in de gewenste situatie. Om te onderzoeken of er mogelijkerwijs archeologische vondsten te verwachten zijn, werd de Centraal Archeologische Inventaris ( geraadpleegd. Hieruit bleek dat er op het grondgebied Hoogstraten reeds diverse archeologische vondsten geïnventariseerd zijn; de oudste dateren uit het Finaal Paleolithicum ( jaar geleden). Aangezien de nieuw te bouwen elementen op reeds eerder verstoorde gronden (ingezaaide graslanden) voorzien worden, is de kans op het aantreffen van archeologische elementen eerder klein. Toch dient de meldingsplicht gerespecteerd te worden. Dit wordt als voldoende maatregel beschouwd om het archeologisch patrimonium te beschermen. Binnen de drie dagen moeten eventuele vondsten gemeld worden aan het Agentschap Ruimte en Erfgoed. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 24

25 4.6.3 Perceptieve aspecten Belangrijk is om ook na te gaan in welke mate het bedrijf een invloed zal hebben op zijn omgeving. De impact van een landbouwinrichting (met loodsen, stallen, voedersilo s,...) op het landschap kan immers groot zijn. Het bedrijf is grotendeels afgeschermd van zijn omgeving door een groenscherm. Enkel langs de oostzijde van de kraamstal en de mestverwerkingsinstallatie ontbreekt het groenscherm. Het is net hier dat men voorziet om nieuwe stallen te bouwen. Na het afronden van de bouwwerken voor deze elementen dient ook hier een groenscherm voorzien te worden, zodat het bedrijf op afdoende wijze geïntegreerd wordt in het landschap. Daarnaast zullen de nieuwe stallen ook opgebouwd worden volgens een aantal tips zoals beschreven in de brochure Agrarische architectuur, technisch bekeken (Boussery et al., 2006): aangepaste beplanting in open vlakten: nadat de nieuwe stallen gebouwd zijn, zal het bestaande groenscherm uitgebreid worden. Dit zal hoogst waarschijnlijk gelijkaardig zijn aan het reeds aanwezige groenscherm op de inrichting. In de brochure wordt meermaals benadrukt dat het echter geenszins de bedoeling is dat de beplanting gebruikt wordt als camouflage van de bedrijfsgebouwen; streven naar gesloten, compact geheel van het bedrijf: de bouw van de nieuwe stallen aansluitend aan de bestaande bedrijfsinfrastructuur zorgt ervoor dat het bedrijf nog steeds als een compact bedrijf aanzien kan worden; geordende plaatsing van de gebouwen: dit kan zorgen voor rust en evenwicht in het ontwerp. Bovendien zorgt een overzichtelijke inplanting voor samenhorigheid van de bedrijfsgebouwen op het bedrijf. De nieuwe stallen zullen evenwijdig met de ernaast liggende stal gebouwd worden; torensilo s binnen bebouwing houden: door hun groot volume, hoge afmetingen en typisch materiaalgebruik vormen torensilo s een moeilijk te integreren element. Door ze tussen de gebouwen te plaatsen, storen ze minder. Het wordt dan ook aangeraden om bij de nieuw te bouwen stallen de silo s aan de binnenzijde van het bedrijf te plaatsen. Naast de inplantingsplaats kan ook de vormgeving en materialen van de bedrijfsgebouwen een voorname rol spelen in het visuele aspect van een landbouwbedrijf. Op het bedrijf worden een aantal tips (Boussery et al., 2006) gebruikt: gelijke dakhelling gebruiken: het gebruik van verschillende dakhellingen kan het ritme in de gebouwen verstoren. Door een gelijke dakhelling toe te passen wordt de rust behouden; gebruik van dezelfde materialen en kleuren: met veel verschillende materialen en kleuren op het landbouwbedrijf wordt als het ware een kleurboek in het landschap gecreëerd. Voor de bouw van de stal is het eenvoudiger dezelfde kleurschakering te gebruiken. De te gebruiken bouwmaterialen zullen afgestemd worden op de materialen gebruikt bij het bouwen van de kraamstal (meest recent gebouwde stal). Er werd hier geopteerd een gemetste rode gevelstenen, met een donkere dakbedekking; donkere dakstructuur: dit zorgt voor het optisch verkleinen van het bouwvolume. Het dak zal bestaan uit zwarte panelen; kleurgebruik torensilo s: opvallende elementen accentueren door een felle kleur is geen goed idee. De silo s zullen uitgevoerd worden in een neutrale kleur; versieringen vermijden: onnodige versieringen en accenten zorgen voor te veel drukte in de gevel. De nieuwe stal zal strak en zonder onnodige versieringen opgebouwd worden. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 25

26 Doordat het bedrijf verder uitgebreid wordt met bovenstaande tips indachtig, zal het bedrijf goed geïntegreerd zijn in het landschap. 4.7 Discipline mens De discipline mens is meer een integrerende discipline. De effecten inzake geluidshinder, geurhinder en stofhinder worden al in de andere disciplines besproken. Hier zal voornamelijk ingezoomd worden op de klachten en de verkeershinder. Om na te gaan in welke mate de omwonenden van het bedrijf hinder ondervinden werd aanvullend bij de gemeente Hoogstraten navraag gedaan naar mogelijke klachten t.a.v. het bedrijf inzake geurhinder. Hieruit blijkt dat er in het verleden bezwaarschriften ingediend werden met betrekking tot het openbaar onderzoek in het kader van milieuvergunningsaanvragen door Benny Verheyen en Bivarco. In 2007 werd er een aanvraag gedaan voor een mestverwerkingsinstallatie waarbij er een drooginstallatie voorzien zou worden. Bij de ingediende bezwaarschriften werd er vooral de bezorgdheid geuit dat een drooginstallatie voor meer geurhinder zou zorgen dan een biologisch mestverwerkingssysteem. Het toen aangevraagde systeem werd echter nooit vergund; er werd geopteerd om een biologisch verwerkingssysteem te voorzien. Voor het overige zijn geen klachten tegen het bedrijf gekend. Uit de inspraakreacties is gebleken dat er in de huidige reeds sprake is van geurhinder. De frequentie en de intensiteit van deze geurhinder nam de laatste jaren toe. Dat er tot op heden nog geen klachten hierover werden ingediend, is volgens de inspraakreacties te wijten aan het nastreven van een goede nabuurschap. Op het bedrijf worden allerhande producten aan- en afgevoerd. Meestal gaat dit gebeuren met vrachtwagens. In de huidige situatie wordt er nog mest van derden verwerkt in de mestverwerkingsinstallatie. Hierbij geldt er een terugnameplicht, d.w.z. bij het leveren van ruwe mest dient er een lading effluent mee terug genomen te worden. In de toekomst, na de uitbreiding, zal er enkel nog bedrijfseigen mest verwerkt worden. De voornaamste transportroute verloopt via de Boskantweg, de Meerleseweg, via Meer dorp naar de E34. De transportroute wordt weergegeven in Bijlage 2. Bij het oprijden van de Meerleseweg wordt een fietspad gekruist dat dagelijks gebruikt wordt door scholieren en recreatiefietsers. Ook tijdens het vervolg van de transportroute wordt dit fietspad meerdere malen gekruist. De transportroute doorkruist een frequent gebruikt fietspad en vervolgens het woongebied van Meer. Dit is een negatief effect, maar alternatieven zijn er niet. Op het grondgebied van Hoogstraten zijn er een vijftal landelijke fietsroutes, namelijk de Aardbeienroute, de Enclaveroute, de Kleidabbersroute, de Landlopersroute en de Weilandroute. Geen enkele van deze routes passeert de Boskantweg. Er wordt dan ook niet verwacht dat het bedrijfstransport voor problemen zal zorgen. Naarmate meer dieren op het bedrijf gehouden worden, zal het aantal wekelijks transporten toenemen van 22 (huidige situatie, matig negatief effect) tot 27 (aangevraagde situatie, matig negatief effect) respectievelijk 26 (alternatieve situatie, matig negatief effect) en 24 (alternatief +, matig negatief effect). 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 26

27 Uit de bouwvergunning van het bedrijf Grielens, Boskantweg z/n (gelegen in het doodlopende stuk van de Boskantweg), blijkt dat er hier biggen geleverd worden die afkomstig zijn van Bivarco bvba. Deze inrichting vraagt een vergunning aan voor het houden van vleesvarkens, d.w.z. dat er jaarlijks biggen aangeleverd moeten worden. Ongeveer de helft hiervan is, in de huidige situatie afkomstig van Bivarco. De 14 transporten voor de afvoer van biggen) zullen dan ook naar deze inrichting gaan. In de gewenste situatie worden er geen biggen meer afgevoerd en is er dus geen transport van dieren tussen Bivarco en de inrichting Grielens. In de alternatieve situatie kunnen er maximaal drie diertransporten tussen beide inrichtingen plaatsvinden. De aanvoer van biggen en de afvoer van vleesvarkens naar en van het bedrijf van Grielens, dient steeds via de Boskantweg te gebeuren, deze transportroute is onafhankelijk van de leverancier van de biggen. Of deze nu van Bivarco komen of van elders, het doodlopend stuk van de Boskantweg is de enige route van en naar het bedrijf. In de omgekeerde richting gebeurt er in de huidige situatie transport van mest van de inrichting Grielens naar Bivarco. Dit is op jaarbasis goed voor zo n 64 transportbewegingen. In de toekomst wordt er enkel nog eigen mest verwerkt op Bivarco bvba, en vallen deze transporten weg. De gevolgde transportroute is van de Boskantweg naar de Meerleseweg om dan direct opnieuw in te slaan naar de Boskantweg. Hierbij wordt er tweemaal een fietspad gekruist. Alternatieven zijn er echter niet. 4.8 Samenvatting van de effecten Tabel 6 Samenvatting effecten deelaspect onderdeel effectbeoordeling LUCHT geur afstandsregels geen of verwaarloosbaar effect bronnencluster WOONGEBIED in alle situaties is er sprake van een negatief effect voor woningen, er treden dus geen bijkomende effecten op WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER gewenst situatie zoals aangevraagd: negatief effect voor 28 bijkomende woningen (totaal 286 woningen) 26 woningen minder binnen de zone met een matig negatief effect (totaal 63 woningen) alternatieve situatie: negatief effect voor 2 bijkomende woningen (totaal 260 woningen) 2 woningen minder binnen de zone met een matig negatief effect (totaal 87 woningen) alternatief +: geen bijkomende woningen binnen de zone met een negatief effect (totaal 258 woningen) geen bijkomende woningen binnen de zone met een matig negatief effect (totaal 89 woningen) OVERIG 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 27

28 deelaspect onderdeel effectbeoordeling gewenst situatie zoals aangevraagd: negatief effect voor 24 bijkomende woningen (totaal 464 gehinderden) matig negatief effect voor 48 bijkomende woningen (totaal 454 gehinderden) 150 woningen minder binnen de zone met gering negatief effect (totaal 312 gehinderden) alternatieve situatie: negatief effect voor 1 bijkomende woning (totaal 441 gehinderden) 12 bijkomende woningen binnen de zone matig negatief effect (totaal 418 gehinderden) 118 woningen minder binnen de zone met gering negatief effect (totaal 344 gehinderden) alternatief +: 6 woningen minder in de zone met een negatief effect woningen (totaal 434 gehinderden) 10 bijkomende woningen binnen de zone matig negatief effect (totaal 416 gehinderden) 116 woningen minder binnen de zone met gering negatief effect (totaal 346 gehinderden) stof PM 10 (jaargemiddeld) situatie zoals aangevraagd: negatief effect voor 2 extra woningen matig negatief effect voor één woning minder gering negatief effect voor 9 extra woningen alternatieve situatie: geen bijkomende negatieve effecten geen bijkomende matig negatieve effecten bijkomend gering negatief effect voor 2 woningen PM 10 (cumulatief, bedrijf en gemeentelijke achtergrondconcentratie) alternatief+: geen bijkomende negatieve effecten geen bijkomend matig negatief effecten bijkomend gering negatief effect voor één woning geen effect in alle situaties PM 2,5 situatie zoals aangevraagd: negatief effect voor 1 extra woning (de bedrijfswoning) matig negatief effect voor 2 extra 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 28

29 deelaspect onderdeel effectbeoordeling woningen twee woningen minder in de zone met een gering negatief effect alternatieve situatie: geen bijkomende effecten verzuring/vermesting alternatief+: geen bijkomende effecten zie discipline fauna en flora BODEM bodemverontreiniging door opslag risicostoffen effecten op bodemprocessen door verzuring en vermesting bodemverstoring door aanleg verhardingen, graafwerkzaamheden WATER opslag bodemonderzoek mestafzet mestopslag verzurende en vermestende depositie bodemverlies geen of verwaarloosbaar effect geen of verwaarloosbaar effect geen beoordeling geen of verwaarloosbaar effect zie discipline fauna en flora verwaarloosbaar effect bronbemaling daling grondwatertafel door grondwaterwinning overmatig waterverbruik beperking infiltratiecapaciteit vermestende invloed lozing afvalwater FAUNA EN FLORA verstoring omliggende grondwaterwinningen verstoring omliggende grondwaterwinningen overmatig waterverbruik soort water peilputten bedrijfsafvalwater huishoudelijk afvalwater geen of verwaarloosbaar effect geen of verwaarloosbaar effect gering negatief effect in de gewenste situatie matig negatief effect in de alternatieve situatie negatief effect in het alternatief + momenteel een negatief effect, wordt naar de toekomst toe geen effect geen effect geen uitspraak mogelijk geen effect geen effect direct ecotoopverlies verzurende depositie permanent of tijdelijk habitatrichtlijngebied algemeen geen effect beperkte bijdrage (gering negatief effect) significant negatief effect 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 29

30 deelaspect onderdeel effectbeoordeling vermestende depositie verdroging rustverstoring habitatrichtlijngebied algemeen door bemaling en/of grondwaterwinning relevante bijdrage (matig negatief effect) significant negatief effect geen of verwaarloosbaar effect geen of verwaarloosbaar effect LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE het landschap als relatiesysteem inschatting van effecten veroorzaakt door aanwezigheid stallen (bedrijf) gering negatief effect erfgoedaspecten bouwkundig erfgoed matig negatief effect perceptieve aspecten GELUID EN TRILLINGEN geluidshinder archeologie inschatting effect groenscherm continue bronnen 200 m geen of verwaarloosbaar effect gering negatief effect matig negatief effect (score 1) in huidige situatie overdag en s avonds, in gewenste situatie overdag en in alternatieve situatie overdag significant negatief effect (score -2) in huidige situatie s nachts en in alternatieve + situatie zeer significant negatief effect (score - 3) in gewenste en alternatieve situatie s avonds en s nachts MENS continue bronnen dichtstbijgelegen woning incidentele bronnen 200 m incidentele bronnen dichtstbijgelegen woning significant negatief effect (score 2) in huidige situatie overdag en s avonds, zeer significant negatief effect (score - 3) in huidige situatie en alternatief + s nachts, en in gewenste en alternatieve situatie gedurende de drie periodes overschrijding van de norm tijdens avond- en nachtperiode in huidige, gewenste, alternatieve en alternatieve + situatie door de dieren, vullen van silo s en laadklep overschrijding van de norm overdag en tijdens avond- en nachtperiode in huidige, gewenste, alternatieve en alternatieve + situatie door de dieren, vullen van silo s en laadklep klachten negatief effect transport verkeerssituatie tot eerste grote weg (autostrade, gewestweg,...) negatief effect 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 30

31 deelaspect onderdeel effectbeoordeling aantal transporten matig negatief effect (alle situaties) volksgezondheid verspreiding fijn stof, MRSA zie discipline lucht Stof lichthinder geen effect 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 31

32 5 Milderende maatregelen 5.1 Discipline lucht Op het bedrijf wordt reeds gebruik gemaakt van meerfasig laag eiwit en laag fosfor voeder. Door het voeder zoveel mogelijk te gaan aanpassen aan de voedingsbehoefte van de dieren, zal ook de voederconversie optimaal gaan gebeuren, waardoor er een efficiënter N-gebruik zal zijn en er een reductie in de uitscheiding van stikstof- en geurcomponenten zal optreden. Deze voeders zijn beter afgestemd op de specifieke behoefte van het dier in die bepaalde periode. Het toepassen van precisievoeding wordt ook als Beste Beschikbare Techniek beschouwd. Hier kunnen dan ook geen bijkomende maatregelen voorgesteld worden, want het bedrijf maakt hiervan reeds gebruik. Naar de toekomst toe wordt een gekoelde kadaveropslagplaats voorzien. De invloed op de geuremissie van deze koeling kan niet gekwantificeerd worden, maar zal vanzelfsprekend een positief effect op geur bewerkstelligen. Naast de voorziene uitvoeringsalternatieven, die elk een verbetering teweeg brengen ten opzichte van de aangevraagde situatie worden er geen andere situaties onderzocht. 5.2 Discipline bodem De opslagtanks van fossiele brandstoffen voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften. De nieuwe stallen, de mestkelders en de mestsilo dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. De mest wordt vanuit de mestkelders rechtstreeks overgepompt naar de mestverwerkingsinstallatie. Hierbij wordt het morsen van mest zoveel mogelijk vermeden doordat er een directe aansluiting voorzien wordt. Op de plaats waar de mengmest overgepompt wordt via snelkoppelingen, zijn er voorzieningen aangebracht om het morsen en lekken van mest tegen te gaan. De losplaats is verhard met een ondoordringbare laag beton, met een afloop naar een morsput. Er moet ten allen tijde vermeden worden dat de mestresten ten gevolge van ontwatering van het bedrijfsterrein de bodem/grondwater en het oppervlaktewater verontreinigen. Dit slaat eigenlijk op zowel de discipline Bodem als de discipline Water. Er zijn een aantal maatregelen die reeds getroffen worden of die naar de toekomst toe getroffen kunnen worden om deze verontreiniging te voorkomen (Broos Water B.V., 2007): het bedrijfsterrein opdelen in een schoon en vuil deel: bepaalde delen van het terrein worden bijna dagelijks gebruikt voor o.a. voedertransport. Op dit deel van het erf is de kans op vervuiling vrij groot. De voorkeur geniet om dit vuile deel zo klein mogelijk te houden en goed te verharden. Dit vereenvoudigt het reinigen van dit deel; alle stallen uitrusten met dakgoten: regenwater, afkomstig van de daken, is relatief schoon en mag direct in het oppervlaktewater geloosd worden. Door dakgoten te plaatsen en deze rechtstreeks af te koppelen naar het oppervlaktewater (voor zover dit niet herbruikt wordt), wordt voorkomen dat dit hemelwater in contact komt met de potentieel vervuilde gedeelten 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 32

33 van het bedrijfsterrein. Op de voorliggend inrichting is er al een gedeelte van de stallen met dakgoten uitgerust, die het water afleiden naar de regenwateropvang of naar het oppervlaktewater; groenstrook rond het erf: het afspoelen van (vervuild) regenwater van de bedrijfsterreinen kan daar in de bodem infiltreren. De groenstrook zelf fungeert als een infiltratievoorziening die samen met de vegetatie zorgt voor het zuiverende vermogen. Door uitspoeling kan de aanwezige vervuiling in dit echter alsnog in het oppervlakte- en grondwater terechtkomen. In die zin dient goede bedrijfsvoering erop gericht te zijn om zoveel mogelijk vervuiling van de bedrijfsterreinen te voorkomen, en indien desgevallend toch vervuiling optreedt deze zo snel mogelijk te verwijderen. Rondom delen van het bedrijf bevindt zich een groenscherm, dit ligt echter meestal te ver van de stallen om als zuiverende infiltratiestrook te werken; gecentraliseerde afvoer: via een systeem van gootjes kan al het regenwater dat op de bedrijfsterreinen valt, afgeleid worden naar een zogenaamde bezinksloot, waarvan de overloop in contact staat met het oppervlaktewater. Hierbij zal eerst een bezinking van eventuele mestdeeltjes gebeuren, waarna deze verwijderd kunnen worden. Deze maatregel vereist evenwel een aanpassing van de bedrijfsterreinen en een goede dimensionering van de bezinksloot. Momenteel beschikt het bedrijf niet over een bezinksloot. Indien calamiteiten optreden die een impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. Omdat er geen problemen te verwachten zijn voor de discipline bodem, worden naar de toekomst toe geen bijkomende milderende maatregelen voorgesteld. Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat de vereiste bodemonderzoeken binnen de wettelijke termijnen uitgevoerd zullen worden. 5.3 Discipline water Op het bedrijf zijn er een aantal maatregelen genomen of zullen er een aantal maatregelen getroffen worden om de verstoring van de waterhuishouding tot een minimum te beperken: het hemelwater kan vrij infiltreren op de onverharde stukken van het bedrijfsterrein; regenwater zal opgevangen en als reinigingswater gebruikt worden; het bedrijf tracht het drinkwaterverbruik van de dieren te rationaliseren door het gebruik van drinknippels en anti-morscups; de stallen worden gereinigd met een hogedrukreiniger. Volgende tips kunnen ook belangrijk zijn voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen; gebruik een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik gehalveerd worden in vergelijking met het gebruik van een klassieke tuinslang; gebruik goede drinkbakken, -nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen,... Deze maatregelen van goede praktijk worden ook op de inrichting zo veel mogelijk toegepast. Eventueel kan in overweging genomen worden om ook een deel van het opgevangen regenwater te herbruiken als drinkwater voor de dieren. Dit is echter zeer sterk afhankelijk van de kwaliteit van het regenwater. Hierbij is niet zozeer het microbiologisch aspect een probleem, want dit kan opgelost worden door chlorering van het hemelwater. Het probleem situeert zich voornamelijk in het te hoge N- 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 33

34 gehalte van het hemelwater. Dit wordt ook in de BBT Veeteelt (Derden et al., 2006) aangehaald. Hierin wordt vermeld dat hemelwater eventueel gebruikt kan worden als drinkwater voor varkens voor zover toegelaten door de geldende kwaliteitseisen. Als kwaliteitseisen voor drinkwater voor varkens worden bijvoorbeeld vermeld dat de ph tussen 6,5 en 8 moet zijn, de ammoniakconcentratie lager moet zijn dan 2 mg/l en de nitraatconcentratie onder 100 mg/l moet liggen. Anno 2005 zijn er enkele bedrijven die hemelwater als drinkwater inzetten onder strikt hygiënische voorwaarden, maar bijkomend onderzoek is echter vereist alvorens tot een conclusie te komen. De aangewezen grenswaarden voor ammonium en nitriet worden echter regelmatig overschreden. Een mogelijke oorzaak betreft hierbij de ammoniak die de stal verlaat en via contact met het staldak in het hemelwater terecht komt. Wel kan hier verwacht worden dat het regenwater dat op een ammoniakemissiearme stal (d.i. minder verzurende emissies) valt, minder aangezuurd zal zijn, waardoor het misschien beter bruikbaar zal zijn als drinkwater. Het regenwater in België heeft ook een ph-waarde tussen 4 en 5, waardoor het minder geschikt is als drinkwater voor vleesvarkens. Naar de toekomst toe is het noodzakelijk dat er in het kader van de milieuvergunningsaanvraag peilputten op het bedrijf voorzien worden, en dat daarop grondwatermetingen uitgevoerd worden. Een bedrijf met meer dan varkens is namelijk wettelijk verplicht om peilbuismetingen uit te voeren. Hiertoe dient eerst een voorstel tot plaatsen van de peilputten aan de afdelingen Milieuvergunningen, LNE, gedaan te worden, waarna bij goedkeuring tot de boringen kan overgegaan worden. Deze procedure neemt normaal gezien tussen de 1 week tot 1 maand in beslag, zodat redelijk snel tot deze metingen overgegaan kan worden. Indien het alternatieve scenario uitgevoerd zal worden, wordt voorgesteld het debiet van de aangevraagde grondwaterwinning te laten zaken tot m³/jaar (debiet bepaald op basis van LNEcijfers). Bij uitvoering van het alternatief + dient het debiet van de grondwaterwinning te zakken tot m³/jaar benodigde (debiet op basis van LNE-cijfers). Het spuiwaterdebiet van de combiwasser varieert tussen de m³/jaar (alternatief) of ( m³/jaar (alternatief +). Dit kan verklaard worden doordat het bij een biologisch luchtwassysteem bijvoorbeeld belangrijk is dat het waswater niet teveel ammonium, nitriet en nitraat bevat. Bij te hoge concentraties van deze stoffen vindt minder verwijdering van de ammoniak uit de stallucht plaats, waardoor het rendement van het biologisch luchtwassysteem wordt verlaagd. Soms wordt er daarom na een biologische luchtwasser of gecombineerde luchtwasser een denitrificatiebekken geplaatst. Het nitraat en nitriet in het spuiwater worden dan in dit bekken omgezet tot stikstofgas en water (veelal mits toevoeging van een koolstofbron). De hoeveelheid stikstof in het water wordt aldus verlaagd en het water kan dan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het reinigen van de stallen. Indien dit water teruggeleid wordt naar de luchtwasser kan het verwijderingsrendement ervan verstoord worden als er onvoldoende denitrificatie heeft plaatsgevonden. 5.4 Discipline geluid en trillingen Er bestaat geen geschreven plan van aanpak om de geluidsemissie van de inrichting tot een minimum te beperken. Om de geluidsoverlast voor omwonenden zoveel mogelijk te vermijden heeft de exploitant momenteel al een aantal maatregelen getroffen: het vullen van de voedersilo s vindt overdag plaats; aan de chauffeurs wordt gevraagd om de motor af te leggen tijdens stilstand; het laden en verplaatsen van de dieren gebeurt zo veel mogelijk overdag; 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 34

35 de ventilatoren van de nieuw te bouwen stal bevinden zich aan de binnenkant van de stal, en zullen gekenmerkt worden door een geluidsarme werking. Hierdoor zal er reeds een geluidsdempend effect optreden; de mestscheider bevindt zich binnenin de stal, wat zal resulteren in een milderend effect qua geluid. De simulatie inzake geluidshinder is een sterke overschatting van de werkelijkheid; er wordt steeds uitgegaan van een worst-case-scenario. Er wordt ook geen rekening gehouden met mogelijke dempende effecten van de aanwezige bebouwing op de inrichting. Het groenscherm oefent eveneens een invloed op de geluidsoverdracht van de inrichting. Een groenscherm kan zowel het geluid absorberen, maar ook verder verstrooien. Het effect is afhankelijk van de positie, de gebruikte soorten (structuur) en de dikte van het groenscherm. Daarnaast is er ook sprake van een seizoenale trend; dicht bebladerde boomkruinen zullen het geluid anders absorberen/verspreiden dan kale boomtakken. Het effect van een groene afscherming is eerder psycho-akoestisch, m.a.w. mensen ervaren geluid als minder storend in een groene omgeving. 5.5 Discipline fauna en flora Hierbij moet voornamelijk gedacht worden aan maatregelen die verhinderen dat ammoniak uit de stallen in de omgevingslucht vrijgesteld wordt. Dit kan op een aantal manieren bewerkstelligd worden: voedingsmaatregelen; aanpassen huisvestingssysteem; toepassing wassers en filters; gebruik van mestadditieven. Op het bedrijf wordt reeds gebruik gemaakt van meerfasig laag eiwit en laag fosfor voeder (uitgezonderd de biggen, deze krijgen enkel laag fosfor voeder). Door het voeder zoveel mogelijk te gaan aanpassen aan de voedingsbehoefte van de dieren, zal ook de voederconversie optimaal gaan gebeuren, waardoor er een efficiënter N-gebruik zal zijn en er een reductie in de uitscheiding van stikstof- en geurcomponenten zal optreden. Deze voeders zijn beter afgestemd op de specifieke behoefte van het dier in die bepaalde periode. Het toepassen van precisievoeding wordt ook als Beste Beschikbare Techniek beschouwd. Hier kunnen dan ook geen bijkomende maatregelen voorgesteld worden, want het bedrijf maakt hiervan reeds gebruik. De nieuw te bouwen stallen worden uitgerust met een ammoniakemissiearm stalsysteem. In de situatie zoals aangevraagd zal er gebruik gemaakt worden van de ammoniakemissiearme systemen V-3.1, V-3.5 en V-4.7. In Code van goede praktijk voor emissiearme stalsystemen in de varkenshouderij (Van Overbeke et al., 2010) en de lijst van stalsystemen voor ammoniakemissiereductie worden de eisen voor een goede werking van deze systemen opgelijst. Systeem V-3.1 Smalle mestkanalen met metalen driekantroostervloer wordt gebruikt bij individuele huisvesting in de dek- en drachtafdeling. De vloer tussen de rijen boxen wordt ofwel uitgevoerd als dichte vloer, ofwel volledig uitgevoerd als rooster met daaronder een waterkanaal. Naast een aantal bouwtechnische vereisten gesteld dat het waterkanaal (indien aanwezig) minstens 6 keer per jaar moet afgelaten worden. Per zeugenplaats moet er bij aanvang ongeveer 40 l water aanwezig zijn en het minimale vloeistofniveau bedraagt 0,05 m. Systeem V-3.5. Groepshuisvestingsysteem zonder strobed en met schuine putwanden in het waterkanaal wordt in hoofdzaak toegepast in drachtstallen, en kan mist bepaalde voorwaarden als dekstal gebruikt worden. De 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 35

36 mestkanalen dienen minstens éénmaal om de twee weken afgelaten te worden. Voor de vleesvarkens zal er gebruik gemaakt worden van systeem V-4.7. Mestkelders met water- en mestkanaal, de laatste met schuine putwanden en met andere dan metalen driekantroosters. Na elke ronde dienen de mestkanalen afgelaten te worden, waarna het hok gereinigd kan worden. Na reinigen dient het waterniveau minimaal 0,10 m te bedragen. De schuine wanden in het mestkanaal moeten na elke ronde schoongespoten worden. Het alternatieve scenario maakt eveneens gebruik van combiwassers met 85 % geurreductie en 85 % ammoniakemissiereductie, deze luchtwassystemen zijn een combinatie van een watergordijn gevolgd door een biologische wasser. De gezuiverde lucht verlaat via een druppelvanger de installatie. Verwijdering van stof- en geurcomponenten gebeurt in het watergordijn en in de biologische wasser. Spuiwater uit de biologische wasser wordt opgevangen in een wateropvang onder de installatie. Ook sproeiwater van het watergordijn wordt hier opgevangen. Aandachtspunten omvatten regelmatige controle van de ph van het waswater van de biologische wasser, de spuifrequentie, reiniging van het filterpakket van de biologische wasser (minimaal jaarlijks) en reiniging druppelvanger (éénmaal om de drie maanden). Deze laatste twee kunnen via het afsluiten van een onderhoudscontract met de leverancier. Controle van de sproeiers, het waterdebiet en verdeling, alsook de ventilatie van het watergordijn dient wekelijks te gebeuren. Specifiek voor de biologische wasser dient wekelijks de ph van het waswater, het waswaterdebiet en verdeling, het spuitwaterdebiet en de ventilatie te gebeuren. Op de voorliggende eenheid wordt de mest verwerkt in een bedrijfseigen biologische mestverwerking. Voor een goede werking van deze installatie is een constante aanvoer van materiaal vereist; de mest uit de stallen wordt dus regelmatig naar de mestverwerking overgepompt. Hierdoor wordt de ammoniakemissie uit de stallen ook beperkt. 5.6 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Eénmaal de uitbreiding er staat, zal er een groenscherm langs deze nieuwe elementen uitgebouwd moeten worden. Bij de uitbouw van een groenscherm is het echter niet de bedoeling om inrichtingen weg te stoppen achter een hoog opgaand groenscherm, maar wenst men een beter integratie van deze infrastructuurelementen in het landschap te bekomen. Momenteel bestaat het groenscherm op de eenheid voornamelijk uit bomenrijen bestaande uit één rij Italiaanse populier. In de bouwaanvraag van de mestverwerkingsinstallatie (d.d ) werd echter aangegeven dat het groenscherm minstens uit drie rijen hoogstammige bomen, aangevuld met een dichte ondergroei van streekeigen struiken moet bestaan. Op deze wijze zou er een dichte houtkant met afschermende functie ontstaan. De struiken kunnen verschillende hoogtes aannemen waardoor er geen strakke lijnen ontstaan in het landschap. Deze losse structuur gecombineerd met hoogstammige bomen draagt ertoe bij dat de dakstructuren van op verre afstand visueel gebroken worden. Deze combinatie zal ervoor zorgen dat het bedrijf in zijn totaliteit gebroken wordt en zodoende een duidelijke overgang vormt naar het achterliggende landschap. Er wordt dan ook aangeraden om bij de uitbreiding van het groenscherm, na het beëindigen van de in dit project voorziene bouwwerken, rekening te houden met deze vereisten. Daarnaast kan nog gesteld worden dat een afdoend groenscherm voorzien moet worden binnen een beperkte termijn na het verkrijgen van de bouwvergunning, en dat dit groenscherm op gepaste wijze onderhouden moet worden. 5.7 Discipline mens Het meest optimale zou zijn om een transportroute te volgen die geen fietspaden kruist en niet doorheen het woongebied van Meer loopt, maar dergelijke alternatieve wegen zijn niet aanwezig. De straten die doorheen dit woongebied gevolgd worden, zijn evenwel voldoende aangepast om vrachtverkeer door te leiden. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 36

37 De invloed van buitenverlichting kan vooral worden beperkt door het gebruik van relatief lage verlichtingsniveaus. Ter vergelijking, bij fel zonlicht is de verlichtingssterkte tot lux terwijl dit bij openbare verlichting maximaal 40 lux is, bij volle maan heeft men overal een verlichtingssterkte van 0,25 lux. Opwaartse verlichting dient vermeden te worden, de voorkeur gaat uit naar neerwaartse verlichting. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 37

38 Bijlage 1 Topografische kaart Legende contour boskantweg 15 contour boskantweg 9a contour boskantweg 13 contour toekomst cirkel met straal van 1 km rond bedrijfsmiddelpunt Schaal 1: N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: Fax: info@farmer.be

39 Bijlage 2 Stratenplan en transportroute Legende indicatie ligging bedrijf transportroute N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: Fax: info@farmer.be

40 R Bijlage 5 Gewestplan N N N Legende N R N contour toekomst cirkel met straal van 1 km rond bedrijfsmiddelpunt woongebied woongebied met landelijk karakter gebieden voor verblijfrecreatie natuurgebied natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat bosgebied agrarische gebieden landschappelijk waardevolle gebieden industriegebieden bestaande autoweg Schaal 1: N N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: Fax: info@farmer.be

41 Bijlage 7 Ligging richtlijngebied en reservaten Legende contour bedrijf cirkel met straal van 1 km rond bedrijfsmiddelpunt natuurreservaat habitatrichtlijngebied Schaal 1: N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: Fax: info@farmer.be

42 Bijlage 10 Landschapsatlas R1 Legende indicatie ligging bedrijf relictzone lijnrelict uitleg bij de nummering is terug te vinden op de volgend blz. L1 N R2 farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: Fax: info@farmer.be

INFORMATIEVERGADERING 19/06/2012

INFORMATIEVERGADERING 19/06/2012 INFORMATIEVERGADERING 19/06/2012 Milieuvergunningsaanvraag KL1 VAMO BVBA Ter Poperenweg 9 8560 Moorsele (Wevelgem) OVERZICHT INFOVERGADERING 1. Beknopte beschrijving project 2. MER-plicht 3. Situering

Nadere informatie

Deel 10. Niet-technische samenvatting PRMER-0018

Deel 10. Niet-technische samenvatting PRMER-0018 Deel 10. Niet-technische samenvatting PRMER-0018 10.1 Ruimtelijke situering Het bedrijf is gelegen aan de Statiestraat 56 te Dentergem. Volgens het kadastraal plan bevindt het bedrijf zich op volgende

Nadere informatie

AMV/ /1001/B. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

AMV/ /1001/B. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking ^\ Vlaamse Regering AMV/00015605/1001/B Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.9.4.4 van titel II van het VLAREM, ingediend door de bvba DGST, Waterstraat

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing

Nadere informatie

Vlaamse Regering : AMV/ /1 002

Vlaamse Regering : AMV/ /1 002 .... Vlaamse Regering : AMV/00018771 /1 002 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit van de deputatie van de provincié

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot een inrichting met andere varkens MER

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot een inrichting met andere varkens MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot een inrichting met 5.521 andere varkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING farmer bvba Devar BVBA Defoort J. BVBA Industrieweg

Nadere informatie

Wijziging, uitbreiding en hernieuwing van een varkensen rundveehouderij tot varkens en 89 runderen NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER

Wijziging, uitbreiding en hernieuwing van een varkensen rundveehouderij tot varkens en 89 runderen NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER Wijziging, uitbreiding en hernieuwing van een varkensen rundveehouderij tot 3.528 varkens en 89 runderen MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER farmer bvba Wim Aelvoet Industrieweg 114H Izegemstraat 147

Nadere informatie

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een veeteeltbedrijf tot een totaal van varkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een veeteeltbedrijf tot een totaal van varkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een veeteeltbedrijf tot een totaal van 3.749 varkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER farmer bvba Stoop Marcel Industrieweg 114H Heiveldstraat 129 9032 Wondelgem

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot 7.560 andere varkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Kodeva nv, Kortemarkstraat 193, 8820 Torhout 07KODE1_MER augustus 2008

Nadere informatie

Uitbreiding van een bestaande varkenshouderij tot 5.138 vleesvarkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER

Uitbreiding van een bestaande varkenshouderij tot 5.138 vleesvarkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER Uitbreiding van een bestaande varkenshouderij tot 5.138 vleesvarkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER farmer bvba Vermeiren Danny en Hofmans FV Industrieweg 114H Meerleseweg 63A 9032 Wondelgem 2321

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Verandering en vroegtijdige hernieuwing van een varkenshouderij. Niet Technische Samenvatting

Verandering en vroegtijdige hernieuwing van een varkenshouderij. Niet Technische Samenvatting Verandering en vroegtijdige hernieuwing van een varkenshouderij MER (PR0708) Niet Technische Samenvatting eco-scan bvba Verheyen Marc en Davy Maatschap Industrieweg 114H Eindepoel 18 9032 Wondelgem 2330

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. ontheffingsbeslissing. Project: Omvorming en Samenvoeging van 2 veeteeltbedrijven.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. ontheffingsbeslissing. Project: Omvorming en Samenvoeging van 2 veeteeltbedrijven. administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Nadere informatie

Hervergunning, uitbreiding en wijziging van een veeteeltbedrijf en biogasinstallatie

Hervergunning, uitbreiding en wijziging van een veeteeltbedrijf en biogasinstallatie Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

Uitbreiding van een gemengd bedrijf tot een totaal van varkens en 120 runderen NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

Uitbreiding van een gemengd bedrijf tot een totaal van varkens en 120 runderen NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Uitbreiding van een gemengd bedrijf tot een totaal van 7.357 varkens en 120 runderen MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING farmer bvba Vardeco BVBA Industrieweg 114H Lammekensstraat 17 9032 Wondelgem 8900 Tielt

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en vroegtijdige hernieuwing van een varkensbedrijf tot een totaal van varkens MER

Uitbreiding, wijziging en vroegtijdige hernieuwing van een varkensbedrijf tot een totaal van varkens MER Uitbreiding, wijziging en vroegtijdige hernieuwing van een varkensbedrijf tot een totaal van 3.301 varkens MER niet-technische samenvatting eco-scan bvba Bossaert Wim en Marc Industrieweg 114H Kriekstraat

Nadere informatie

Beton 15-20. 20 Detricon. 25 Detricon. 43 Anders Beton PAS R-1-7 1. 45 Agro Air Concepts, Ten Hoeve Projecten BV 45 CBgroep BVBA

Beton 15-20. 20 Detricon. 25 Detricon. 43 Anders Beton PAS R-1-7 1. 45 Agro Air Concepts, Ten Hoeve Projecten BV 45 CBgroep BVBA Diersoort Diercategorie Code Naam maatregel Reductie (%) Indiener RUNDVEE R-1 Melk- en kalfkoeien PAS R-1.1 Beweiden in groep 5-27 ouder dan 2 jaar PAS R-1.2 Loopvloer reinigen met mestschuif of mestrobot

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Kalmthout. niet-technische samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Kalmthout. niet-technische samenvatting Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Kalmthout MER niet-technische samenvatting eco-scan bvba Van Looveren Bart Industrieweg 114H Blikstraat 63 9032 Wondelgem 2920

Nadere informatie

Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief

Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief In deze bijlage zijn voor de referentiesituatie, de beoogde situatie en het alternatief de dieraantallen

Nadere informatie

BBT-conclusies intensieve pluimvee- of varkenshouderij

BBT-conclusies intensieve pluimvee- of varkenshouderij BBT-conclusies intensieve pluimvee- of varkenshouderij Michael Martens (michael.martens@vlaanderen.be) Dep. Omgeving, afd. GOP, directie Omgevingsprojecten BBT-conclusies: inleiding Gepubliceerd in Publicatieblad

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en hernieuwing van een gemengd veeteeltbedrijf in Ieper

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en hernieuwing van een gemengd veeteeltbedrijf in Ieper Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting

Niet-technische samenvatting Niet-technische samenvatting 1.1 Het project 1.1.1 Inleiding Het varkensbedrijf te Aalter (Bosstraat 41) wordt uitgebaat door Eddy Van Wonterghem en is momenteel vergund voor het houden van 2.689 varkens

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1000

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1000 VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/00068315/1000 BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR, HOUDENDE UITSPRAAK OVER HET BEROEP AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. D/PMVC/05L07/05262

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een varkenshouderij te Merksplas. Niet Technische Samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een varkenshouderij te Merksplas. Niet Technische Samenvatting Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een varkenshouderij te Merksplas Definitief MER Niet Technische Samenvatting eco-scan bvba Bolckmans LV Industrieweg 114H Moerstraat 40 9032 Wondelgem 2330 Merksplas

Nadere informatie

niet-technische samenvatting

niet-technische samenvatting MER Hernieuwing van een bestaande pluimveehouderij met 110.000 dieren Wageweg 3 9880 Aalter niet-technische samenvatting 09COOP1_ MER, januari 2011 farmer bvba 09COOP1_niet-technische samenvatting MER

Nadere informatie

Constructeur/fabrikant: CBgroep Opvolgteam: MIRCON bvba

Constructeur/fabrikant: CBgroep Opvolgteam: MIRCON bvba De Luchtwasser Constructeur/fabrikant: CBgroep Opvolgteam: MIRCON bvba Ik plaats een nieuwe varkensstal en neem mee Aanvraag omgevingsvergunning/milieuvergunning 1. WAAR Ruimtelijke structuurplannen. 2.

Nadere informatie

Uitbreiding milieuvergunning pluimveehouderij. NV Sininvest, Moorslede (Roeselare)

Uitbreiding milieuvergunning pluimveehouderij. NV Sininvest, Moorslede (Roeselare) Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Milieutechnische eenheid Krespo bvba en Patrick Vanderheyden: Uitbreiding en hernieuwing tot een totaal van 3.450 varkens

Milieutechnische eenheid Krespo bvba en Patrick Vanderheyden: Uitbreiding en hernieuwing tot een totaal van 3.450 varkens Milieutechnische eenheid Krespo bvba en Patrick Vanderheyden: Uitbreiding en hernieuwing tot een totaal van 3.450 varkens MER (PR0684) Niet Technische Samenvatting eco-scan bvba Krespo bvba / Vanderheyden

Nadere informatie

Varkenshouderij: Wat zijn de nieuwe wettelijke kantlijnen? En de gevolgen? 24 november 2017 Ir Isabelle Vermander gsm 0497/

Varkenshouderij: Wat zijn de nieuwe wettelijke kantlijnen? En de gevolgen? 24 november 2017 Ir Isabelle Vermander gsm 0497/ Varkenshouderij: Wat zijn de nieuwe wettelijke kantlijnen? En de gevolgen? 24 november 2017 Ir Isabelle Vermander gsm 0497/974443 iv@dlv.be 2017: het jaar van de veranderingen Omgevingsvergunning: jonge

Nadere informatie

Documentatie. Varkenshouderij Actueel 2011

Documentatie. Varkenshouderij Actueel 2011 Documentatie De Vlaamse overheid - Dep. Landbouw en Visserij - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling en het Praktijkcentrum Varkens organiseren de studienamiddagen: Varkenshouderij Actueel 2011 dinsdag

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: De uitbreiding van een varkensbedrijf tot 850 zeugen en 958 andere varkens

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: De uitbreiding van een varkensbedrijf tot 850 zeugen en 958 andere varkens !!"#$ %###&'()) *#"+,,-.$#./01*#"+,,-.$#./, Ontheffing tot het opstellen van een MER Ontheffingsbeslissing Project: De uitbreiding van een varkensbedrijf tot 850 zeugen en 958 andere varkens Initiatiefnemer:

Nadere informatie

Uitbreiding en wijziging van een gemengd veeteeltbedrijf te Wingene tot varkens en stuks pluimvee

Uitbreiding en wijziging van een gemengd veeteeltbedrijf te Wingene tot varkens en stuks pluimvee Uitbreiding en wijziging van een gemengd veeteeltbedrijf te Wingene tot 2.930 varkens en 30.800 stuks pluimvee MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING eco-scan bvba De Brabandere Wingene NV Industrieweg 114H

Nadere informatie

1 Niet-technische samenvatting

1 Niet-technische samenvatting 1 Niet-technische samenvatting 1.1 Het project 1.1.1 Inleiding Het voorliggende varkensbedrijf is gelegen in de Hees 7 te 2310 Rijkevorsel. Deze varkensinrichting is vergund voor het houden van 2.880 vleesvarkens.

Nadere informatie

Gebruik van de mestuitscheidingsbalans van het subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek voor de diergroep varkens

Gebruik van de mestuitscheidingsbalans van het subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek voor de diergroep varkens Gebruik van de mestuitscheidingsbalans van het subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek voor de diergroep varkens In het kader van de mestuitscheidingsbalans van het subtype andere voeder- en/of

Nadere informatie

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van milieutechnische eenheid tot een totaal van varkens

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van milieutechnische eenheid tot een totaal van varkens Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van milieutechnische eenheid tot een totaal van 11.253 varkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING farmer bvba De Hoge Roker bvba / Tolpe Chris / Eco-Amron cvba Industrieweg

Nadere informatie

Uitbreiding en hernieuwing milieutechnische eenheid Louwagie Stefan Louwagie-Derycke te Poperinge

Uitbreiding en hernieuwing milieutechnische eenheid Louwagie Stefan Louwagie-Derycke te Poperinge Uitbreiding en hernieuwing milieutechnische eenheid Louwagie Stefan Louwagie-Derycke te Poperinge Aanmelding/ontwerp-MER Niet Technische Samenvatting 2017_ES_000196 Colofon Opdrachtgever: Stefan Louwagie

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting MER

Niet-technische samenvatting MER Niet-technische samenvatting MER 1 Het project 1.1 Inleiding Het varkensbedrijf Fok- en Mesterij Henk bvba, gelegen in de Houwendijk 9 te Arendonk, is momenteel vergund voor het houden van 1.755 varkens,

Nadere informatie

11. Niet-technische samenvatting PRMER-0028 en 0029

11. Niet-technische samenvatting PRMER-0028 en 0029 11. Niet-technische samenvatting PRMER-0028 en 0029 11.1 Ruimtelijke situering Veldkaaistraat Het bedrijf is gelegen aan de Veldkaaistraat z/n te Ardooie. Volgens het kadastraal plan is het bedrijf gelegen

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

Bijlage aanvraag omgevingsvergunning

Bijlage aanvraag omgevingsvergunning Bergs Advies B.V. Dorpstraat 55 6095 AG Baexem Telefoon Fax E-mail Internet (0475) 49 44 07 (0475) 49 23 63 info@bergsadvies.nl www.bergsadvies.nl Rabobank 14.42.17.414 K.v.K. Roermond nr. 12065400 BTW

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkens- en rundveehouderij te Sint-Niklaas (Sinaai-Waas) tot 4.

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkens- en rundveehouderij te Sint-Niklaas (Sinaai-Waas) tot 4. Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkens- en rundveehouderij te Sint-Niklaas (Sinaai-Waas) tot 4.266 vleesvarkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING eco-scan bvba LV Porcsite De Roover

Nadere informatie

Uitbreiding en hernieuwing van een bestaande pluimveehouderij tot legkippen en 50 paarden NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER

Uitbreiding en hernieuwing van een bestaande pluimveehouderij tot legkippen en 50 paarden NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER Uitbreiding en hernieuwing van een bestaande pluimveehouderij tot 146.000 legkippen en 50 paarden MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER farmer bvba Wim Cant bvba Industrieweg 114H Weverstraat 99 9032 Wondelgem

Nadere informatie

Uitbreiding en hernieuwing van een pluimveebedrijf tot slachtkuikens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

Uitbreiding en hernieuwing van een pluimveebedrijf tot slachtkuikens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Uitbreiding en hernieuwing van een pluimveebedrijf tot 120.000 slachtkuikens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING farmer bvba Danny Coulier LV Industrieweg 114H Gemeneweg 5 9032 Wondelgem 8691 Leisele farmer

Nadere informatie

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een vleeskippenbedrijf. Niet-technische samenvatting MER

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een vleeskippenbedrijf. Niet-technische samenvatting MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een vleeskippenbedrijf MER Niet-technische samenvatting MER farmer bvba Wouters LV Industrieweg 114H Heggestraat 5 9032 Wondelgem 2310 Rijkevorsel farmer bvba

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Project-MER 0329. MER Varcap, Verrebroek

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Project-MER 0329. MER Varcap, Verrebroek NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Project-MER 0329 MER Varcap, Verrebroek Opdrachtgever: Varcap NV Borringstraat 19 9130 Verrebroek Projectlocatie: Borringstraat 19 9130 Verrebroek Uitvoerend studiebureau:

Nadere informatie

niet-technische samenvatting MER

niet-technische samenvatting MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot 6.183 vleesvarkens LV Beck Vanthillo Vaalmoer 9 2321 Hoogstraten (Meer) niet-technische samenvatting MER 09BECK1_MER, oktober

Nadere informatie

AMV/000/150708/1002. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

AMV/000/150708/1002. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; J" Vlaamse Regering. -... AMV/000/150708/1002 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit van de deputatie van de

Nadere informatie

1 Niet-technische samenvatting

1 Niet-technische samenvatting 1 Niet-technische samenvatting 1.1 Het project 1.1.1 Inleiding Stan Peeraer wenst een nieuwe inrichting op te starten op het adres Achteraard z/n te Hoogstraten. De exploitant dient zijn huidig bedrijf

Nadere informatie

De aanvraag geldt voor de realisering van het gehele project, inclusief de tussenliggende fases.

De aanvraag geldt voor de realisering van het gehele project, inclusief de tussenliggende fases. Aanvulling aanvraag aan Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde van Jan Teunissen, Rombou betreft Aanvulling aanvraag omgevingsvergunning Hendriks, Moersloot 147 en 149 Ter Apel datum 10

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit MLVER/07-56/mavb. Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE HEER LEENAERTS JAN MET BETREKKING

Nadere informatie

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Inhoudsopgave Emissiefactoren Biggen... 2 Emissiefactoren kraamzeugen... 3 Emissiefactoren

Nadere informatie

AMV/ /1007 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals

AMV/ /1007 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals ^ \ Vlaamse Regering AMV/000119824/1007 Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikel 5.9.6.1, 2,1, van titel II van het VLAREM ingediend door Luc en Yves Van Caeneghem,

Nadere informatie

niet-technische samenvatting MER

niet-technische samenvatting MER MER Uitbreiding en hernieuwing van een bestaande pluimveehouderij tot 121.000 legkippen Brabantstraat 77 8850 Ardooie niet-technische samenvatting MER 10BELL1_MER, maart 2011 farmer bvba 10BELL1_niet-technische

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting

Niet-technische samenvatting Niet-technische samenvatting Het project Inleiding Het bedrijf Bavarti bvba wenst de capaciteit van de inrichting uit te breiden met 3.151 vleesvarkens waardoor de inrichting in totaal 6.038 vleesvarkens

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaand pluimveebedrijf te Sint-Gillis-Waas tot slachtkippen. Niet Technische Samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaand pluimveebedrijf te Sint-Gillis-Waas tot slachtkippen. Niet Technische Samenvatting Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaand pluimveebedrijf te Sint-Gillis-Waas tot 199.500 slachtkippen MER (PR0730) Niet Technische Samenvatting eco-scan bvba Jan Zaman Industrieweg 114H Eeckbergstraat

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging, toevoeging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Ieper tot varkens

Uitbreiding, wijziging, toevoeging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Ieper tot varkens Uitbreiding, wijziging, toevoeging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Ieper tot 2.686 varkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING eco-scan bvba Agri Heyman LV Industrieweg 114H Hoge Ziekenweg

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix te Essen Kennisgeving/ontwerp-MER: Niet-technische Samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix te Essen Kennisgeving/ontwerp-MER: Niet-technische Samenvatting Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix te Essen Kennisgeving/ontwerp-MER: Niet-technische Samenvatting 2016_ES_000260_nts Inhoudsopgave Colofon 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Vlaamse Regering : ~ AMV /1 004/B

Vlaamse Regering : ~ AMV /1 004/B J' Vlaamse Regering : ~............ AMV1000143935/1 004/B Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit van de deputatie

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Ontheffing tot het opstellen van een MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing

Nadere informatie

Uitbreiding en hernieuwing van een gemengde inrichting tot een totaal van legkippen en 550 mestvarkens

Uitbreiding en hernieuwing van een gemengde inrichting tot een totaal van legkippen en 550 mestvarkens Uitbreiding en hernieuwing van een gemengde inrichting tot een totaal van 149.350 legkippen en 550 mestvarkens MER niet-technische samenvatting farmer bvba Vanhoef Maaseik LV Industrieweg 114H Stenenbrugweg

Nadere informatie

AMV/OOO 1493/ Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

AMV/OOO 1493/ Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; AMV/OOO 1493/1 013 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit nr. 37011/113/3/A/2 van de deputatie van de provincie

Nadere informatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN IN 2321 HOOGSTRATEN (MEER), SLUISKENSWEG 10.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN IN 2321 HOOGSTRATEN (MEER), SLUISKENSWEG 10. Besluit /hs. Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF,

Nadere informatie

Omvorming en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Arendonk tot varkens

Omvorming en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Arendonk tot varkens Omvorming en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Arendonk tot 12.894 varkens MER NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING eco-scan bvba Moons nv Industrieweg 114H Polderstraat 9 11 9032 Wondelgem 2370

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een milieutechnische eenheid van drie varkensbedrijven tot varkens te Merksplas

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een milieutechnische eenheid van drie varkensbedrijven tot varkens te Merksplas Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een milieutechnische eenheid van drie varkensbedrijven tot 6.272 varkens te Merksplas Kennisgeving/ontwerp-MER: Niet-technische Samenvatting 2016_ES_000059_M_LAN_nts

Nadere informatie

Vlaamse Regering AMV/000150456/1002

Vlaamse Regering AMV/000150456/1002 Vlaamse Regering AMV/000150456/1002 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over de beroepen aangetekend tegen het besluit met nummer M03/43014/40/21A11/BUKVDS

Nadere informatie

Richtlijnen milieueffectrapportage

Richtlijnen milieueffectrapportage Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen

Nadere informatie

Handleiding voor het indienen van een massaprotocol van een mestverwerkingsinstallatie

Handleiding voor het indienen van een massaprotocol van een mestverwerkingsinstallatie Handleiding voor het indienen van een massaprotocol van een mestverwerkingsinstallatie Sara Van Elsacker VCM/VLM Informatievergadering Januari 2013 Brugge Herentals Waarvoor en wanneer heeft u een MP nodig?

Nadere informatie

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 28 maart 2013

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 28 maart 2013 z.n.a. UM1302432 *UM1302432* ons kenmerk : UM1302432 zaaknummer : ZK13000036 uw kenmerk : 703215 uw brief van : 31 januari 2013 afdeling : Publiekszaken contactpersoon : Chris Franken telefoonnr. : 0167-543

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER An-Pigs bvba, Bassevelde (Assenede)

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER An-Pigs bvba, Bassevelde (Assenede) NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER An-Pigs bvba, Bassevelde (Assenede) Opdrachtgever: An-Pigs bvba Schare 40A 9965 Bassevelde (Assenede) Projectlocatie: Schare 40A 9965 Bassevelde (Assenede) Uitvoerend studiebureau:

Nadere informatie

Pluimveehouderij met stalruimte voor 90.000 stuks pluimvee te Assenede ten gevolge van een hernieuwing van de milieuvergunning

Pluimveehouderij met stalruimte voor 90.000 stuks pluimvee te Assenede ten gevolge van een hernieuwing van de milieuvergunning Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting:

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting: Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij Rijk-IPO-VNG-werkgroep Actieplan Ammoniak Veehouderij, 6 juli 12 Toelichting: De lijst is een voorlopige lijst, in die zin dat

Nadere informatie

Rapportage Wet luchtkwaliteit Pukkemuk, Dongen. Rapportage Wet luchtkwaliteit Pukkemuk, Dongen

Rapportage Wet luchtkwaliteit Pukkemuk, Dongen. Rapportage Wet luchtkwaliteit Pukkemuk, Dongen Rapportage Wet luchtkwaliteit Rapportage Wet luchtkwaliteit Projectlocatie Pukkemuk, Vaartweg 192A Dongen Omschrijving project Onderzoek Wet luchtkwaliteit Projectnummer AA15.OV01 Datum en versie rapportage

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Meeuwen-Gruitrode tot vleesvarkens. Niet Technische Samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Meeuwen-Gruitrode tot vleesvarkens. Niet Technische Samenvatting Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Meeuwen-Gruitrode tot 10.200 vleesvarkens MER (PR0695) Niet Technische Samenvatting eco-scan bvba De Berger nv Industrieweg 114H

Nadere informatie

Toelichting op tabel regels

Toelichting op tabel regels Toelichting op tabel regels In onderstaande tabel zijn alle veehijbedrijven in de gemeente Bladel weergegeven. In de eerste kolom is de postcode en het huisnummer weergegeven, in de tweede kolom de straat

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden Albert De Smet, provinciegriffier

Nadere informatie

AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.2 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING PORCUS BVBA. Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij

AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.2 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING PORCUS BVBA. Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.2 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING PORCUS BVBA Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij WUUSTWEZEL Colofon Titel Aanmelding/Ontwerp-MER Opdrachtgever

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een bestaande varkenshouderij en exploitatie van een nieuwe pluimveehouderij te Borgloon.

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een bestaande varkenshouderij en exploitatie van een nieuwe pluimveehouderij te Borgloon. Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

A. Maatregelen voor verdergaande verbetering omgevingskwaliteit

A. Maatregelen voor verdergaande verbetering omgevingskwaliteit A. Maatregelen voor verdergaande verbetering omgevingskwaliteit Deltabig b.v. Herenweg 4 Aagtekerke 1. Huidige plan Het plan wat beoordeeld is door de AAZ, had betrekking op onderstaande dieraantallen,

Nadere informatie

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest Middels dit bezwaarschrift wens ik bezwaar in te dienen tegen de voormelde milieuvergunningsaanvraag op gronde van volgende

Nadere informatie

AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.7 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Moors Renaat. Hervergunning en verandering van een varkenshouderij

AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.7 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Moors Renaat. Hervergunning en verandering van een varkenshouderij AANMELDING/ONTWERP-MILIEUEFFECTRAPPORT BIJLAGE 18.7 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Moors Renaat Hervergunning en verandering van een varkenshouderij RIEMST Colofon Titel Opdrachtgever Aanmelding/Ontwerp-MER

Nadere informatie

Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen

Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen Gewestdirectie Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLVER/0300000188/ES. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE NV MOONS MET BETREKKING

Nadere informatie

Herplaatsing Bijlage Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij

Herplaatsing Bijlage Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij Herplaatsing Bijlage Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij VROM, LNV In Staatscourant 69 van donderdag 9 april 1998 zijn in de tabel die behoort bij de Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak

Nadere informatie

4.3. Fijn stof en NO 2

4.3. Fijn stof en NO 2 geurgevoelige objecten in het buitengebied, die volgens de Wgv beschermd moeten worden, is dus 8,0 Ou en voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom is deze 2,0 Ou. De geuremissie van het bedrijf

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Kennisgeving + PN Calibeke bvba, Staden

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Kennisgeving + PN Calibeke bvba, Staden NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Kennisgeving + PN 09826 Calibeke bvba, Staden Opdrachtgever: Calibeke bvba Hogestraat 63 8840 Staden Projectlocatie: Hogestraat 63 8840 Staden Uitvoerend studiebureau: ABO

Nadere informatie

Uitbreiding van het pluimveebedrijf Ria Gilops te Brecht. Aanmelding/ontwerp-MER: Niet-technische samenvatting 2017_ES_000103_NTS

Uitbreiding van het pluimveebedrijf Ria Gilops te Brecht. Aanmelding/ontwerp-MER: Niet-technische samenvatting 2017_ES_000103_NTS Uitbreiding van het pluimveebedrijf Ria Gilops te Brecht Aanmelding/ontwerp-MER: Niet-technische samenvatting 2017_ES_000103_NTS Colofon Opdrachtgever: Ria Gilops Eester 7 (projectlocatie Oostmalsebaan

Nadere informatie

Informatiedocument Minder dieren houden

Informatiedocument Minder dieren houden ACTIEPLAN AMMONIAK & VEEHOUDERIJ - Gedoogbeleid stoppende bedrijven Informatiedocument Minder dieren houden 1. Inleiding Dit document bevat de informatie over de stoppersmaatregel minder dieren houden.

Nadere informatie

AMV/ /1002. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

AMV/ /1002. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd; AMV/000143635/1002 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van

Nadere informatie

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 21 januari 2010 / rapportnummer 2147-57 1. OORDEEL OVER HET MER Banken B.V. (dhr. N. van Roessel)

Nadere informatie

Vlaamse Regering.:~~~= '~~ = :n~ " "~ AMV/000151415/1004

Vlaamse Regering.:~~~= '~~ = :n~  ~ AMV/000151415/1004 Vlaamse Regering.:~~~= '~~ = :n~ " "~ AMV/000151415/1004 Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over het beroep aangetekend tegen het besluit van de deputatie

Nadere informatie

ENVIRO + NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING VOOR HET UITBREIDEN VAN VARKENSBEDRIJF. L. GERARDI en zonen NV (PR0191) Malle DECEMBER 2008

ENVIRO + NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING VOOR HET UITBREIDEN VAN VARKENSBEDRIJF. L. GERARDI en zonen NV (PR0191) Malle DECEMBER 2008 ) ENVIRO + NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING VOOR HET UITBREIDEN VAN VARKENSBEDRIJF L. GERARDI en zonen NV (PR0191) Malle DECEMBER 2008 Contactpersonen Contactpersonen Tel.: 03/755.00.65 Tel.: 03/312.17.86

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

SUCCESFACTOREN MESTKELDERS MET SCHUINE PUTWANDEN

SUCCESFACTOREN MESTKELDERS MET SCHUINE PUTWANDEN Tekst: Suzy Van Gansbeke & Tom Van den Bogaert (Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij), Sarah De Smet en Esther Beeckman (Varkensloket) SUCCESFACTOREN MESTKELDERS MET SCHUINE PUTWANDEN Ammoniakemissie-arme

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Pepingen tot vleesvarkens. niet-technische samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Pepingen tot vleesvarkens. niet-technische samenvatting Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Pepingen tot 9.220 vleesvarkens MER niet-technische samenvatting eco-scan bvba Bovarpo bvba Industrieweg 114H Teleweidestraat

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Project-MER 0431 Ameel NV, Langemark-Poelkapelle

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Project-MER 0431 Ameel NV, Langemark-Poelkapelle NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Project-MER 0431 Ameel NV, Langemark-Poelkapelle Opdrachtgever: Ameel NV Houthulstseweg 63 8920 Langemark-Poelkapelle Projectlocatie: Houthulstseweg 63 8920 Langemark-Poelkapelle

Nadere informatie

VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING

VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING HOOGSTRAAT UDEN GEMEENTE Colofon Vormvrije m.e.r.-beoordeling Projectnummer: Versie: 1 Datum: 2 augustus 2016 Opdrachtnemer Agrifirm Waalkade 33 5347 KR Oss Locatie 17 Uden

Nadere informatie

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst memo aan: van: Gemeente Overbetuwe SAB: Johan van der Burg, Nicol Hesselink-Lodewick datum: 21 mei 2013 betreft: Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst project: 80917.18

Nadere informatie