Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Kalmthout. niet-technische samenvatting

Transcriptie

1 Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Kalmthout MER niet-technische samenvatting eco-scan bvba Van Looveren Bart Industrieweg 114H Blikstraat Wondelgem 2920 Kalmthout deskundigen KBO-nummer Peter Hermans VE-nummer Marie-Alix Vandenabeele 05/04/2016 Toon Van Elst Erik Meers eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 1

2 Inhoud 1 Inleiding Projectomschrijving Bedrijfsinfrastructuur Exploitatiecyclus Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) Beschrijving van de milieu-effecten Discipline lucht Geur Stof Verzuring en vermesting Discipline bodem Discipline water Grondwater Oppervlaktewater Discipline fauna en flora Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Discipline geluid en trillingen Discipline mens Samenvatting van de effecten Milderende maatregelen Discipline lucht project-geïntegreerde maatregelen bijkomende te nemen maatregelen Discipline bodem Discipline water Discipline fauna en flora Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Discipline geluid en trillingen project-geïntegreerde maatregelen bijkomende te nemen maatregelen Discipline mens Conclusie Bijlagen eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 2

3 1 Inleiding Dit vormt de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen. eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 3

4 2 Projectomschrijving Het varkensbedrijf van Bart Van Looveren, gelegen te Kalmthout, is momenteel vergund voor het houden van varkens (194 zeugen, 83 opfokzeugen, vleesvarkens en 3 beren). Daarnaast zijn eveneens 960 biggen aanwezig op het bedrijf. Deze dieren worden gehuisvest in drie stallen, waarvan één stal volgens de vergunning ammoniakemissiearm uitgerust is met een chemische luchtwasser (S-2). Er wordt een uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van de vergunning aangevraagd, en dit voor een totaal van vleesvarkens (297 zeugen, 77 opfokzeugen, vleesvarkens en 18 andere varkens). Er zullen dan ook biggen gehouden worden. Om deze uitbreiding te realiseren, zal één vleesvarkensstal bijgebouwd worden en zal één bestaande stal uitgebreid worden. De nieuwe stal zal ammoniakemissiearm uitgerust worden met een biologische luchtwasser (S-1). Ook de bestaande wasser op de uit te breiden stal zal in de vergunning omgevormd worden tot een biologische luchtwasser (S-1) (momenteel reeds zo, dus betreft een regularisatie), het bijkomende gedeelte zal hierop aangesloten worden. Daarnaast worden ook een aantal andere rubrieken gewijzigd, uitgebreid of toegevoegd. Zo wordt een verhoging van de grondwaterwinning aangevraagd. Er worden tevens twee sleufsilo s aangelegd en er wordt een mestopslagbassin voorzien. In het MER zal een evaluatie gemaakt worden tussen de huidig vergunde situatie en de gewenste situatie van dit project. Indien de aangevraagde vergunning (uitbreiding en hernieuwing) niet verleend wordt, wordt het bedrijf verder uitgebaat volgens de huidig vergunde situatie en dit tot Vermits het nulalternatief tot 2028 gelijk is aan de huidige situatie, zullen enkel de huidige en gewenste situatie besproken worden. 2.1 Bedrijfsinfrastructuur In de huidige situatie zijn er twee traditionele stallen aanwezig (stal 1 en 2) en één ammoniakemissiearme stal (stal 3). Stal 1 wordt voor een klein gedeelte natuurlijk geventileerd, voorts wordt deze stal mechanisch geventileerd. Stal 2 wordt volledig mechanisch geventileerd. Stal 3 is voorzien van een luchtwassysteem, die de geur-, stof- en ammoniakemissie reduceert. Volgens de vergunde toestand is dit een chemische luchtwasser (systeem S-2). In werkelijkheid is deze wasser reeds omgevormd tot een biologische luchtwasser (systeem S-1) (sinds 2012). In de toekomst zal één nieuwe stal bijgebouwd worden, eveneens voorzien van een luchtwassysteem, met name een biologische luchtwasser (systeem S-1). Stal 3 zal uitgebreid worden. Daarnaast zal ook een mestopslagbassin voorzien worden en twee sleufsilo s. Bij de nieuwe stal zal een brijvoerkeuken voorzien worden. Regenwater zal opgevangen worden in een nieuwe opvang bij stal 4. De overloop van deze opvang zal gekoppeld zijn aan een infiltratiezone. In de huidige situatie wordt alle mest opgevangen in de onderliggende mestkelders, alsook het kuiswater en het spui van de luchtwasser. In de toekomst zal spui ook opgeslagen worden in de mestsilo. Mest wordt uitgereden of naar de externe mestverwerkingsinstallatie afgevoerd. Rond het bedrijf is momenteel een beperkt groenscherm aanwezig. Voor de gewenste situatie werd een landschapsintegratieplan opgesteld om het groenscherm verder uit te bouwen. 2.2 Exploitatiecyclus In de huidige en gewenste situatie begint iedere productiecyclus met het dekken van de zeugen. Vanaf een leeftijd van minimaal acht maanden worden de opfokzeugen kunstmatig geïnsemineerd. Na een drietal weken wordt gecontroleerd of de zeugen drachtig zijn. Bij drachtigheid verhuizen de dieren naar de drachtafdeling. Zijn de dieren niet drachtig, dan gaan ze terug naar de dekstal. Een viertal dagen eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 4

5 voor de vermoedelijke werpdatum worden de zeugen naar de kraamhokken gebracht. Daar verblijven de zeugen zo n 3,5 weken. Voor ze de kraamhokken betreden gaan ze langs een zeugendouche, zodat het kraamhok net en hygiënisch blijft. Na een dracht van 115 dagen (ongeveer drie maanden, drie weken en drie dagen) worden de biggen geboren. Gemiddeld zijn er 13 biggen per worp. De biggen hebben een gewicht van ongeveer 1,5 kg bij de geboorte. De zeugen zitten in een kraamhok waarin de biggen vrij kunnen rondlopen rond de zeug. Ieder kraamhok is voorzien van een voederbak en een drinknippel voor de zeug, met daarnaast een klein voederbakje en drinknippel voor de biggen. Vlak na de geboorte leven de biggen van de melk van de moeder. Naar het einde van de zoogperiode toe, wordt de melk geleidelijk aan vervangen door vast voeder en water. De biggen blijven gedurende 3 weken bij de moeder totdat ze ongeveer 7 kg wegen. Na deze tijd worden de biggen overgeplaatst naar de biggenafdeling. Na elke ronde worden de kraamhokken grondig gereinigd met een hogedrukreiniger (eerst wordt grof vuil droog verwijderd) en vervolgens ontsmet. De leegstand in de kraamafdeling bedraagt een halve week. Het reinigingswater wordt opgevangen in de onderliggende mestkelder. De zeugen worden na het spenen van de biggen teruggebracht naar de dekstal waar ze opnieuw gedekt worden. Het aantal productiecycli per jaar bedraagt ongeveer 2,4. De biggen blijven ongeveer 8 weken in de biggenafdeling. Hier zijn de biggen gehuisvest in groep, in hokjes waar ze vrij kunnen rondlopen. De biggen verhuizen vanuit de biggenafdeling naar de vleesvarkenshokken waar ze gedurende 18 à 20 weken verder gekweekt worden tot verkoopbare vleesvarkens van ongeveer 110 kg. Om de biggenafdeling te reinigen, is er een leegstand van een halve week. Om de vleesvarkensafdeling te reinigen is er een leegstand van 1,5 weken. In de biggenafdeling dient rekening gehouden te worden met een sterfte van ongeveer 3 %, in de vleesvarkensafdeling is dit ongeveer 2 %. In de kraamafdeling bedraagt de sterfte onder de biggen ongeveer 8 %. Bij de zeugen bedraagt het sterftecijfer 5 %. De krengen worden bewaard in een nietgekoelde kadaveropslag en worden éénmaal per week opgehaald door Rendac. Na een aantal worpen zijn de zeugen niet meer economisch rendabel, doordat de worpgrootte verkleint of de kwaliteit van de biggen niet meer voldoet (bv. te hoge sterfte onder de biggen). Op dat moment worden deze zeugen afgevoerd naar het slachthuis en vervangen door nieuw aangekochte jonge zeugen. Op jaarbasis wordt er gerekend met een gemiddelde vervanging van 35 tot 40 %. De mest die door de dieren geproduceerd wordt, komt integraal terecht in de mestkelder en afgevoerd naar de mestverwerkingsinstallatie. Alle biggen worden zowel in de huidige als in de gewenste situatie op het bedrijf geproduceerd en ook op het bedrijf verder afgemest. Dit zal niet wijzigen in de toekomst. 2.3 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) Het bedrijf is gelegen in de Blikstraat 63 te Kalmthout op de kadastrale percelen, 2 de afdeling, sectie C, perceelsnummer 57D. De nieuwe stal komt deels op dit perceel, deels op perceel 55A te liggen. Een uittreksel van de topografische kaart van België wordt weergegeven in Bijlage 2. Op Bijlage 4a wordt een luchtfoto van de inrichting weergegeven. Op de luchtfoto in Bijlage 4b wordt de ruimere omgeving van het bedrijf weergegeven. Rekening houdend met het gewestplan (Bijlage 5) ligt het bedrijf volledig in agrarisch gebied. De voornaamste gewestplanbestemmingen in de omgeving van het bedrijf zijn landschappelijk waardevol agrarisch gebied (op 415 m ten ZW), bosgebied (op 805 m ten W), gebied voor verblijfrecreatie (820 m ten eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 5

6 NW) en milieubelastend gebied (op 850 m ten W). Nemen we de zone van 1 tot 2 km rondom het bedrijf in beschouwing, dan komt nog woongebied met landelijk karakter voor op 1,1 km ten Z. Woongebied is op zo n 1,2 km ten Z gelegen, woonuitbreidingsgebied op 1,1 m ten Z. Voorts komt er nog een zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo s voor op ongeveer 1 km ten Z van het bedrijf en een gebied voor dagrecreatie op 1,6 km ten ZW van het bedrijf. Een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat komt tot slot voor op zo n 1,8 km ten Z. Op 340 m ten O is de Belgisch-Nederlandse grens gelegen. Over de grens is de provincie Noord-Brabant gelegen. Op 615 m ten N is de gemeente Essen gelegen. Binnen een straal van 2 km rondom het bedrijf zijn op Vlaams grondgebied enkel de grondgebieden van de gemeenten Kalmthout en Essen gelegen. Binnen een straal van 300 m rondom de stallen bevinden zich 11 woningen. Het bedrijf is gelegen in de Kempen. De nieuwe stal komt te liggen op een natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont. De grondwaterkwetsbaarheidskaart van de regio rondom het bedrijf omschrijft deze zone als zeer kwetsbaar / weinig kwetsbaar (code Ca1/Cc). De watervoerende laag bestaat uit zand, de deklaag is dunner of gelijk aan 5 m en/of zandig en kleiig. Binnen een straal van 1 km vanuit het bedrijfscentrum zijn 11 andere grondwaterwinningen gelegen (Bijlage 19). Hiervan pompen twee winningen uit het Mioceen Aquifersysteem, de andere winningen pompen eveneens uit de Zanden van Berchem en/of Voort. Het bedrijf is gelegen op percelen die volgens de watertoetskaarten niet-overstromingsgevoelig, deels infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) zijn. Hydrogeografisch situeert het studiegebied zich in het stroomgebied van de Schelde, in het Maasbekken en meer bepaald in het deelbekken Kleine Aa. Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf is één waterloop gelegen, namelijk de Rozendaalse Vaart (2 de categorie waterloop). Deze waterloop heeft als kwaliteitsdoelstelling de basiskwaliteit. Het dichtstbij gelegen VMM-meetpunt bevindt zich op zo n 1,8 km ten NW van het bedrijf, dit in de Rozendaalse Vaart (VMM-meetpunt ). Omwille van de grote afstand van het bedrijf tot dit meetpunt, en het feit dat de waterloop Rozendaalse Vaart niet aan het bedrijf grenst, kunnen de resultaten van dit meetpunt geen indicatie geven over het bedrijf. Er zijn geen representatieve MAP-meetpunten in de buurt van het bedrijf. Op zo n 1,8 km ten Z van de bedrijfscontour is het vogelrichtlijngebied De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld gelegen (BE ). Beschermde habitats binnen dit gebied zijn vennen, heiden en moerassen. Op zo n 1,8 km komt het regionaal belangrijke biotoop rbbmr voor (rietland en anderen Phragmition-vegetaties), dat kan aanzien worden als één van de beschermde biotopen binnen het vogelrichtlijngebied. Daarnaast komt ook nog het regionaal belangrijke biotoop rbbhc voor (dotterbloemgrasland). Samenvallend met dit vogelrichtlijngebied is het VEN-gebied De Maatjes gelegen. Binnen deze gebieden en op dezelfde afstand van het bedrijf ligt het reservaat De Maatjes. De Maatjes is een natuurreservaat met rietvelden, broekbosjes en natte weilanden. Het gebied is grensoverschrijdend, het grootste gedeelte van het rietveld ligt in Nederland. Het gebied wordt in Vlaanderen beheerd door het ANB. Deze aandachtsgebieden worden weergegeven op Bijlage 7. Het dichtstbij gelegen habitatrichtlijngebied (De Kalmthoutse Heide) ligt op meer dan 5 km ten ZW van het bedrijf. Wordt op Nederlands grondgebied gekeken, dan kan vastgesteld worden dat op min. 1,5 km ten O delen van de Ecologische Hoofdstructuur gelegen zijn. In de ruime omgeving van het bedrijf zijn op Nederlands grondgebied geen Natura 2000-gebieden gelegen. eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 6

7 Bijlage 9 toont de elementen van de landschapsatlas in de omgeving van de inrichting. Het dichtstbijzijnde onderdeel van de landschapsatlas is gelegen op 280 m ten NO van het bedrijf en betreft het lijnrelict Wuustwezelse Vaart. Op 495 m ten ZW ligt een ander lijnrelict, namelijk de Rozendaalse Vaart. Op ongeveer 670 m ten NW van het bedrijf ligt de relictzone Essen Duinen, Klein Horendonkse Heide en Magermanse Heide. Voorts zijn er binnen een straal van 1 km geen andere elementen van de landschapsatlas gelegen. Daarnaast bevindt zich binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf ook nog een gebouw dat op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen is, nl. een woonstalhuis op ongeveer 300 m ten NO van het bedrijf. De ligging van dit gebouw is terug te vinden in Bijlage 8. eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 7

8 3 Beschrijving van de milieu-effecten 3.1 Discipline lucht Geur Het bedrijf voldoet aan de afstandsregels. Door de gewenste uitbreiding zal de geuremissie toenemen van ou E/s (huidig vergunde situatie) tot ou E/s. Het bedrijf maakt deel uit van een bronnencluster, aangezien in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf andere veeteeltbedrijven gelegen zijn. Door de uitbreiding van het bedrijf zullen binnen hoog geurgevoelig gebied (woongebied) 12 bijkomende woningen een negatief effect ondervinden. In matig geurgevoelig gebied zal één bijkomende woning een matig negatief effect ondervinden. Het aantal negatief gehinderden wijzigt niet. Worden de laag geurgevoelige gebieden in beschouwing genomen, dan kan vastgesteld worden dat hier respectievelijk 10, 1 en 2 woningen meer een gering / matig/ negatief effect zullen ondervinden. Het totaal aantal gehinderde woningen zal dus toenemen. Nemen we de geurconcentratie ter hoogte van de omliggende woningen in beschouwing, dan kan vastgesteld worden dat de geurconcentratie ter hoogte van alle omliggende woningen toeneemt. Kadavers worden verzameld gedurende de dagelijkse controle, en opgeslagen in een niet gekoelde kadaveropslag. Er zijn geen wijzigingen gepland in de toekomst. De kadavers worden éénmaal per week opgehaald. Er wordt geprobeerd om het aantal kadavers, ook vanuit economisch perspectief, zo beperkt mogelijk te houden door een goede bedrijfsvoering. Inzake geuremissie door kadaveropslag zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar. Verwacht wordt evenwel dat, niettegenstaande het aantal kadavers zal toenemen door de bedrijfsuitbreiding, de mogelijke hindereffecten ten gevolge van kadaveropslag niet noemenswaardig zullen zijn. Verder zal er op het bedrijf eveneens een brijvoederkeuken aanwezig in de gewenste situatie. Het brijvoer kan, afhankelijk van de samenstelling van de voeders, ook een zekere geuremissie veroorzaken. Inzake het werken met brijvoer zijn er echter geen geuremissiecijfers voorhanden, en dit kan dan ook niet in het gebruikt model verwerkt worden. Doordat de opslag en productie van de voeders in een afgesloten ruimte zal plaatsvinden, wordt contact met de buitenlucht vermeden, waardoor de kans op geurhinder door het brijvoer klein is Stof Door de gewenste uitbreiding zal de PM 10-stofemissie uit de stallen toenemen van 386 kg/jaar naar 468 kg/jaar. Bij de toetsing van de bedrijfsbijdrage aan de jaargemiddelde PM 10-stofconcentratie blijkt dat er in de huidige situatie een zone aanwezig is waar er een matig negatief effect geldt en een zone met een gering negatief effect. Enkel binnen de zone met een gering negatief effect is een woning gelegen, namelijk de bedrijfswoning. In de gewenste situatie komt hier een woning bij (woning verbonden aan een omliggend veeteeltbedrijf). Uit de toetsing van de bedrijfsbijdrage aan de daggemiddelde PM10-stofconcentratie blijkt dat er zowel in de huidige als in de gewenste situatie sprake is van een gering negatief effect ter hoogte van de bedrijfswoningen en van een matig negatief effect ter hoogte van een andere (tevens bedrijfsgerelateerde) woning. Bij de toetsing van de bedrijfsbijdrage aan de PM 2,5-stofconcentratie blijkt dat er wel een zone aanwezig is waar een gering negatief effect geldt, deze zone is echter beperkt tot de bedrijfslocatie en hierbinnen zijn zowel in de huidig vergunde als in de gewenste situatie geen woningen gelegen. eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 8

9 De maximale PM 10-stofconcentratie door het bedrijf zelf bedraagt respectievelijk 1,47 µg/m³ in de huidig vergunde en 1,64 µg/m³ in de gewenste situatie. Voor PM 2,5 is dit respectievelijk 0,26 µg/m³ en 0,29 µg/m³. In de gemeente Kalmthout bedraagt de gemiddelde achtergrondstofconcentratie voor PM µg/m³. Binnen de regio waar de bedrijfseigen stofconcentratie hoger is dan 16 µg/m³ kan de norm van 40 µg/m³ overschreden worden. Dit is niet het geval. Inzake PM 2,5 bedraagt de gemiddelde achtergrondstofconcentratie in Kalmthout tussen 16 en 17 µg/m³. Aangezien de maximale PM 2,5- concentratie veroorzaakt door het bedrijf nooit hoger is dan 8 µg/m³ is ook hier geen sprake van een overschrijding van de norm. Tijdens het vullen van de silo s wordt het droogvoer via een persleiding onder druk in de voedersilo s geblazen. Om overdruk in de silo te vermijden is er een uitlaatopening voorzien om een teveel aan statische luchtdruk te laten ontsnappen naar de buitenlucht. Via de uitlaatopening kunnen stofdeeltjes in de omgevingslucht terecht komen. Het vullen neemt normaliter maximaal 1 uur in beslag. Het gaat hier dus om een tijdelijke stofbron. De uitbater verplicht het gebruik van een stofzak bij het vullen van de voedersilo s. Hierdoor zal praktisch geen stof vrijgesteld worden. In de gewenste situatie zal deels gebruik gemaakt worden van brijvoer. Door het hoge vochtgehalte hiervan zal er zeer weinig stof vrijgesteld worden. Er zal dan ook geen of slechts een verwaarloosbaar effect zijn voor het vullen van de voedersilo s. Andere mogelijke bronnen van stofemissie op voorliggend bedrijf zijn het transport, de verbranding van fossiele brandstoffen voor de verwarming en het uitmesten en droogborstelen van de stallen. Deze emissies zijn zeer moeilijk kwantitatief in te schatten, maar zullen beperkt zijn in vergelijking met de stofemissie uit de stallucht Verzuring en vermesting Door de gewenste uitbreiding zal de ammoniakemissie uit de stallen toenemen van kg/jaar naar kg/jaar. Er werden modellen (op basis van IFDM) opgesteld om de verzurende en vermestende depositie door het bedrijf te simuleren. De gemodelleerde deposities worden gebruikt om de verzurende en vermestende effecten op de omliggende fauna en flora in te schatten. Dit wordt verder besproken onder de discipline fauna en flora. 3.2 Discipline bodem Momenteel is het bedrijf vergund voor de opslag van l stookolie. Dit betreft één bovengrondse dubbelwandige tank, die zich tussen stal 2 en stal 3 bevindt. Deze tank werd in 2011 geproduceerd en in oktober 2011 op het bedrijf geïnstalleerd en betreft feitelijk een tank met opslag van l (wordt geregulariseerd). De tank voldoet aan de nodige veiligheidsvoorschriften (onder meer een overvulbeveiliging) en wordt periodiek gecontroleerd. Er is geen brandstofverdeelslang aanwezig bij deze tank. Voorts worden geen andere risicostoffen opgeslagen op het bedrijf. Volgens Vlarebo Artikel 61 en 62 dient al dan niet, rekening houdend met de categorie waarin de inrichting wordt ingedeeld, een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Op het bedrijf zijn evenwel geen rubrieken aanwezig die bodemonderzoeksplichtig zijn. Door de opslag van l zwavelzuur viel het bedrijf onder categorie A, waardoor het bedrijf bodemonderzoeksplichtig is bij overdracht, sluiting, eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 9

10 faillissement en om de 20 jaar. De opslag van zwavelzuur is echter van rechtswege vervallen (deze opslag is nooit aanwezig geweest op het bedrijf). Hierdoor is het bedrijf niet bodemonderzoeksplichtig. Alle mest en het reinigingswater wordt in de mestkelders opgevangen en afgevoerd naar de externe mestverwerking (3/4de van de mest) of uitgereden (1/4de van de mest). Jaarlijks wordt theoretisch zo n m³ mest geproduceerd in de huidige situatie en m³ in de gewenste situatie, rekening houdend met de mestproductiecijfers vermeld in Vlarem II, Bijlage 5.9, hoofdstuk VII. De exploitant geeft aan dat in de huidige situatie zo n ton mest geproduceerd wordt (3.000 m³ mest). Wordt dit geëxtrapoleerd naar de gewenste situatie, dan zou zo n ton of m³ geproduceerd worden. Wat de mestopslagcapaciteit betreft moet er voldoende capaciteit zijn voor het opslaan van de hoeveelheid mest die gedurende negen maanden geproduceerd wordt. Aan deze bepalingen wordt eveneens geacht voldaan te zijn wanneer de exploitant van de inrichting aantoont op een andere reglementaire manier gedurende de beschouwde periode te kunnen voorkomen dat de mest of een gedeelte ervan op landbouwgrond wordt gebracht. Rekening houdende met de vergunde dieraantallen dient er in de huidige situatie opslag voorzien te worden voor m³. Met het totaal beschikbare mestkeldervolume van m³ en wordt er aldus ruim voldaan aan de vereiste inzake mestopslagcapaciteit. In de gewenste situatie dient er m³ voorzien te worden. Aangezien in totaal m³ opslagvoorziening zal zijn, wordt hier in de gewenste situatie ook aan voldaan. Het spui van de biologische luchtwasser wordt opgevangen in de mestkelder (in de toekomst eveneens in de mestsilo) en samen met de mest uitgereden volgens de regels van het Mestdecreet. Om de uitbreiding te verwezenlijken zal 1 nieuwe stal bijgebouwd worden (incl. brijvoerkeuken) en zal een bestaande stal (stal 3) uitgebreid worden. Ook zullen twee sleufsilo s aangelegd worden (2 x 650 m³ ccm) en zal een mestopslagbassin voorzien worden (1.103 m³). De mestkelder van de nieuwe stal zal een diepte van ongeveer 1,2 m hebben. De afmetingen van deze stal bedraagt 103,3 m x 15,9 m. Wordt rekening gehouden met een dikte van de betonlaag van ongeveer 20 cm, dan zal er voor deze stal een grondverzet van ongeveer m³ nodig zijn. Voor het bijkomende gedeelte bij stal 3, dat afmetingen van 26,9 m op 14,8 m zal hebben, zal een mestkelder van 1 m diep voorzien worden. Hiervoor dient een grondverzet van 478 m³ in rekening gebracht te worden. Aldus komen we op een totaal grondverzet van m³. Gezien het grondverzet meer dan 250 m³ bedraagt, dient er een technisch verslag ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond opgemaakt te worden. De nieuwe stal zal aansluitend aan de bestaande stallen gebouwd worden, op de bedrijfspercelen. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect inzake bodemverlies. 3.3 Discipline water Grondwater Om de uitbreiding te verwezenlijken zal 1 nieuwe stal bijgebouwd worden en zal een bestaande stal wat uitgebreid worden. Hiervoor zal de grond tot op een maximale diepte van 1,4 m afgegraven worden (de max. diepte bedraagt 1,2 m, er wordt 20 cm extra voorzien voor betonversteviging). Op basis van metingen van het grondwatermeetnet kan gesteld worden dat de stand van het grondwatertafel 1,2 m onder het maaiveld bedraagt. Voor de bouw zal er dus bemaling noodzakelijk zijn. De invloedsstraal van deze bemaling kan ingeschat worden op 12 m. Binnen deze zone zijn geen bedrijfsvreemde grondwaterwinningen gelegen. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 10

11 omschreven als weinig kwetsbaar voor verdroging. Dit wordt verder besproken in de discipline fauna en flora. In de huidige situatie zal de grondwatertafel door de grondwaterwinning zeer lokaal rond de winning dalen met 50 cm. In de gewenste situatie is de straal waarbinnen het grondwater met meer dan 50 cm zal dalen 9 m. Binnen een straal van 1 km vanuit het bedrijfscentrum zijn nog 11 andere grondwaterwinningen gelegen. De dichtstbij gelegen winning is op 240 m ten O gelegen. Binnen de zone waarbij de grondwatertafel met meer dan 50 cm zal dalen, zijn aldus geen andere winningen gelegen. Voor het mogelijk verdrogend effect van de bedrijfseigen winning op de vegetatie wordt verwezen naar de discipline fauna en flora. In de huidige en gewenste situatie wordt grondwater aangewend als drinkwater voor de dieren en als reinigingswater. Voor de luchtwasser(s) wordt in de huidige en gewenste situatie gebruik gemaakt van regenwater. In de huidige situatie is het bedrijf vergund voor het oppompen van m³ per jaar. Dit dekt de huidige waterbehoefte (drinken + reinigen), aangezien dit m³/j bedraagt. In de toekomst zal de waterbehoefte om te drinken toenemen tot m³/j indien droogvoer zou gebruikt worden. Bij het gebruik van brijvoer voor alle dieren zal dit beperkt worden tot m³/j. Hoewel de exploitant deels zal gebruik maken van brijvoer, wordt toch de grondwaterbehoefte van toepassing bij droogvoer aangevraagd, dit om in de waterbehoefte te kunnen voldoen indien toch geen brijvoer zou aangewend worden in de toekomst. Rekening houdend met een drinkwaterverbruik van m³/j en een reinigingswaterverbruik van 743 m³/j, is in de toekomst in totaal m³/j nodig. De grondwaterwinning wordt aldus niet overmatig hoog aangevraagd ( m³/j). Er wordt nog een kleine reserve voorzien om periodes van droogte en ziekte te kunnen overbruggen. Dit wordt beoordeeld als een negatief effect, maar de hogere aanvraag wordt wel gemotiveerd. Aangezien in de toekomst gebruik zal gemaakt worden van grondwater om te reinigen, is er sprake van een negatief effect, aangezien hoogwaardig water gebruikt wordt voor laagwaardige toepassingen. De exploitant wenst dit echter blijvend toe te passen om de ziektedruk onder de dieren te beperken. Regenwater dat op de helft van stal 2 en op stal 3 terecht komt, wordt opgevangen in een bestaande regenwateropvang van 85 m³ tussen stal 2 en stal 3. In de gewenste situatie zal het regenwater dat op de nieuwe stal terecht komt, eveneens opgevangen worden in een opvang van bij stal 4. Hiervan zal 180 m³ gereserveerd blijven als bluswater en zal 46 m³ aangewend worden voor andere toepassingen (kuisen en voor de luchtwasser). Rekening houdend met de staloppervlaktes in de gewenste situatie en een jaarlijkse neerslag van 780 l/m².j kan berekend worden dat er in de toekomst jaarlijks m³ zal kunnen opgevangen worden. Er kan berekend worden dat in de huidige situatie 497 m³ water per jaar nodig is voor de luchtwasser. In gewenste situatie zal jaarlijks zo n m³ water nodig zijn voor beide luchtwassers. De exploitant geeft aan dat er in de huidige situatie ongeveer m³/j verbruikt wordt voor de luchtwasser. Volgens deze cijfers zou ongeveer m³/j nodig zijn in de gewenste situatie voor de luchtwassers. Er zal aldus voldoende regenwater beschikbaar zijn indien zowel rekening gehouden wordt met de theoretische waterbehoefte als met de werkelijke waterbehoefte van de luchtwassers. In het huishouden wordt gebruik gemaakt van leidingwater. In de huidige situatie wordt het regenwater dat op delen van stal 2 en stal 3 terecht komt, opgevangen. In de gewenste situatie zal ook het regenwater dat op de nieuwe stal terecht komt, opgevangen worden. Het overige water dat op de verhardingen en op stal 1 terecht komt, stroomt af en infiltreert. Bij de nieuwe stal zal een infiltratievoorziening aangelegd worden, waarop de overloop van de regenwateropvang zal aangesloten worden. Zodoende kan het overtollige regenwater infiltreren. De nieuwe stal zal gelegen zijn eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 11

12 op niet-infiltratiegevoelige grond en in een zone die matig gevoelig (type 2) is voor grondwaterstroming. Er wordt voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwateropvang. Rekening houdend met de aanwezigheid van mestkelders bestaat er steeds een potentieel risico op verspreiding van mest naar de omgeving. De stallen en de mestopslaglocaties op het bedrijfsterrein dienen zodanig geconstrueerd te zijn dat er geen inspoeling naar het grondwater of afspoeling van mestdeeltjes naar het oppervlaktewater of de openbare riolering mogelijk is. Door het rein houden van de verharde oppervlakken op de inrichting wordt voorkomen dat het afspoelingswater (na regenval) bevuild wordt met mestresten. Om te onderzoeken of er bepaalde vermestende invloeden van het bedrijf waar te nemen zijn, kunnen peilbuismetingen een indicatie geven. Peilbuizen dienen geïnstalleerd te worden vanaf varkens. Er wordt een voorstel tot plaatsing van peilbuizen opgemaakt. Na goedkeuring van het voorstel en na de bouwfase zullen deze peilbuizen geïnstalleerd en opgevolgd worden. Momenteel is er sprake van een negatief effect, aangezien de peilbuizen nog niet geplaatst zijn. Eenmaal deze geïnstalleerd zijn en de opvolging gebeurt, zal er sprake zijn van een gering negatief effect Oppervlaktewater Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd in het oppervlaktewater. Reinigingswater van de stallen komt terecht in de onderliggende mestkelders en wordt samen met de mest afgevoerd. Het spui van de biologische luchtwasser wordt momenteel opgevangen in de mestkelder. In de toekomst zal eveneens opslag van spui in de mestsilo gebeuren. Uitrijden gebeurt volgens de regels van het mestdecreet. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect. Het bedrijf is volgens het zoneringsplan gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit wil zeggen dat er op termijn een collectieve zuivering van het afvalwater (via riolering) wordt voorzien in dit gebied. In de huidige situatie gaat huishoudelijk afvalwater eerst naar een septische put en vervolgens wordt het in de gracht geloosd. Hier is dus sprake van een gering negatief effect. 3.4 Discipline fauna en flora Er wordt een nieuwe stal bij de bestaande stallen voorzien, dit binnen de huidige bedrijfspercelen. Er is sprake van geen of een verwaarloosbaar effect. Er kan vastgesteld worden dat het bedrijf ter hoogte van één habitat een beperkte bijdrage levert, dit zowel in de huidige als in de gewenste situatie. Er is sprake van een gering negatief effect. Binnen de voorkomende aandachtsgebieden natuur, zijnde VEN, vogelrichtlijngebied en reservaatsgebied, levert het bedrijf een verwaarloosbare niet significante bijdrage aan de kritische last. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect ter hoogte van deze gebieden. In het hoofdstuk met betrekking tot de discipline Water werd bepaald dat er bronbemaling zou nodig zijn bij de aanlegfase. De invloedsstraal van de bemaling kan ingeschat worden op 12 m. De gronden waarover de bemalingskegel zich uitstrekt worden omschreven als weinig kwetsbaar voor verdroging. Gezien binnen de invloedsstraal geen kwetsbare natuurelementen gelegen zijn, wordt uitgegaan van een verwaarloosbaar effect. Uit de bepalingen van de grondwatertafeldaling blijkt dat de straal van de spreidingskegel met een grondwatertafeldaling van meer dan 5 cm 58 m bedraagt in de huidige situatie en 90 m in de gewenste worst-case situatie. Binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf is enkel niet tot weinig kwetsbare grond voor verdroging gelegen. Ook zal deze invloedsstraal niet reiken tot aandachtsgebied natuur in Vlaanderen. Er is sprake van een gering negatief effect. eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 12

13 Het dichtstbij gelegen aandachtsgebied natuur betreft een vogelrichtlijngebied, VEN-gebied en reservaatsgebied, samenvallend en op zo n 1,8 km ten Z van het bedrijf gelegen. Door de grote afstand van het bedrijf tot deze gebieden, wordt niet verwacht dat het bedrijf invloed zal hebben inzake rustverstoring ter hoogte van deze gebieden. Wordt gekeken naar de geluidskwetsbaarheidskaart dan kan vastgesteld worden dat de nieuwe stal gebouwd wordt in een zone die aanzien wordt als zeer kwetsbaar voor geluidsverstoring. Er wordt echter niet verwacht dat er significante rustverstoring ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zal optreden. Voor de inrichting zelf is het ook van belang dat de dieren zo weinig mogelijk gestoord worden waardoor geluid op de inrichting beperkt wordt. Tijdens de bouw en herinrichting van de stallen kan er wel tijdelijk rustverstoring optreden, maar dit is van voorbijgaande aard. Er is dus sprake van een tijdelijk negatief effect. Er wordt niet verwacht dat er rustverstoring voor (avi)fauna ten gevolge van de normale bedrijfsactiviteiten zal optreden. 3.5 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie In voorliggend project zal één nieuwe stal bijgebouwd worden, aansluitend op de bestaande stallen en op de huidige bedrijfspercelen. Er wordt niet verwacht dat het landschap als relatiesysteem zal verstoord worden door het project. Er wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbare effect. Bijlage 9 toont de elementen van de landschapsatlas in de omgeving van de inrichting. Het dichtstbijzijnde onderdeel van de landschapsatlas is gelegen op 280 m ten NO van het bedrijf en betreft het lijnrelict Wuustwezelse Vaart. Op 495 m ten ZW ligt een ander lijnrelict, namelijk de Rozendaalse Vaart. Op ongeveer 670 m ten NW van het bedrijf ligt de relictzone Essen Duinen, Klein Horendonkse Heide en Magermanse Heide. Voorts zijn er binnen een straal van 1 km geen andere elementen van de landschapsatlas gelegen. Daarnaast bevindt zich binnen een straal van 1 km rondom het bedrijf ook nog een gebouw dat op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen is, nl. een woonstalhuis op ongeveer 300 m ten NW van het bedrijf. De ligging van dit gebouw is terug te vinden in Bijlage 8. Rekening houdend met de afstand tot al deze elementen, wordt niet verwacht dat het bedrijf een invloed zal uitoefenen op deze elementen. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect. Er wordt een nieuwe stal voorzien, waarvoor grondwerkzaamheden nodig zijn. Grond zal tot op een diepte van 1,4 m afgegraven worden. Opdat geen archeologisch erfgoed verloren zou gaan, biedt het archeologiedecreet en bijhorende uitvoeringsbesluiten enige garantie. Het melden van archeologische vondsten is namelijk verplicht via artikel 8 van het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium. Dit artikel bepaalt dat archeologische vondsten moeten gemeld worden binnen de drie dagen nadat ze zijn aangetroffen; en dat ze tot 10 dagen na het vinden moeten bewaard, beschermd en toegankelijk gesteld worden voor onderzoek. Archeologische vondsten dienen gemeld te worden bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Bij het indienen van de bouwvergunningsaanvraag zal er afhankelijk van de grootte en de impact van de geplande werken geoordeeld worden door het agentschap Onroerend erfgoed of een archeologisch vooronderzoek al dan niet noodzakelijk is. Belangrijk is om ook na te gaan in welke mate de inrichting een invloed heeft en zal hebben op zijn omgeving. De impact van een landbouwinrichting (met loodsen, stallen, voedersilo s,...) op het landschap kan immers groot zijn. De locatie van de inrichting in zijn ruimere omgeving wordt geïllustreerd aan de hand van foto s. eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 13

14 In de huidige situatie staan de drie stallen van het bedrijf geordend en parallel opgesteld. In de gewenste situatie zal er één nieuwe stal gebouwd worden, deze zal dwars op en aansluitend op de bestaande stallen gebouwd worden. Momenteel is er een gedeeltelijk groenscherm aanwezig rond het bedrijf. Rondom de woning is een haag met coniferen aanwezig. In de tuin is een hoogstammige boom (een eik) aanwezig. Langs de perceelsgrens is een bomenmassief van esdoorn aanwezig, alsook een heestermassief van kornoelje. Voor het bedrijf is een erfbeplantingsplan opgemaakt door de Hooibeekhoeve (Provincie Antwerpen). Inzake nieuwe beplanting worden volgende zaken voorgesteld: Leibomen tegen de kopgevel van stal 1, zodat deze gevel aangekleed wordt; Langs de perceelsgrens naast de nieuw te bouwen stal zal een bomenrij van inheemse knotbomen aangeplant worden. Deze kunnen compact gehouden worden en zullen aldus weinig hinder voor de stal veroorzaken; Langs de nieuw aan te leggen sleufsilo s en de mestopslagbassin zal een gemengde heg aangeplant worden. Deze heg zal de infrastructuur groen aankleden, waardoor deze minder opvallend zal overkomen in het landschap. De nieuwe constructies zullen gebouwd worden volgens een aantal tips zoals beschreven in de brochure Agrarische architectuur, technisch bekeken (Boussery et al., 2006): streven naar gesloten, compact geheel: de nieuwe stal komt dwars op en aansluitend op de bestaande stallen te liggen. Ook de nieuwe sleufsilo s en de mestsilo s zullen aansluitend op het bedrijfsgeheel voorzien zijn; geordende plaatsing van de gebouwen: dit zorgt voor rust en evenwicht in het ontwerp. Bovendien zorgt een overzichtelijke inplanting voor samenhorigheid van de gebouwen op de inrichting. De nieuwe stal komt dwars op de bestaande stallen te liggen, zodat er één geordend geheel ontstaat; torensilo s binnen bebouwing houden: silo s zijn en zullen bij de gebouwen voorzien zijn, voornamelijk rond de brijvoerkeuken bij de nieuwe stal. Naast de inplantingsplaats kunnen ook de vormgeving en materialen van de gebouwen een voorname rol spelen in het visuele aspect. Op de inrichting worden een aantal tips (Boussery et al., 2006) gebruikt: gelijke dakhelling gebruiken: de dakhelling zal gelijk zijn of niet sterk afwijkend zijn van deze van de bestaande stallen; gebruik van dezelfde materialen en kleurendonkere dakstructuur: de nieuwe stal zal met gelijkaardige kleuren en materialen gebouwd worden als de bestaande stallen; donkere dakstructuur: het dak zal bestaan uit donkere panelen; neutraal kleurgebruik torensilo s: de silo s zullen uitgevoerd worden met een neutrale kleur; versieringen vermijden: de nieuwe stallen zullen strak en zonder onnodige versieringen uitgevoerd worden. Doordat de inrichting verder uitgebreid wordt met bovenstaande tips indachtig, en het groenscherm verder wordt uitgebouwd, zal de inrichting goed geïntegreerd zijn in het landschap. 3.6 Discipline geluid en trillingen Uit een toetsing van de continue bronnen in de huidige situatie blijkt dat de norm s nachts net niet gehaald wordt ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning. s Nachts is een iets grotere overschrijding van de norm gemodelleerd ter hoogte van deze woning. Er geldt tijdens deze evaluatieperiodes een negatief effect in de huidige situatie. Wordt het evaluatiepunt op 200 m van de perceelsgrens beschouwd, dan kan vastgesteld worden dat de norm nergens overschreden wordt. Hier geldt overal een gering negatief effect. Ook voor de nieuwe bronnen (Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.) kan in de huidige situatie vastgesteld worden dat op 200 m van de perceelsgrens tijdens alle periodes aan de grenswaarde voldaan wordt. Ter eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 14

15 hoogte van de dichtstbijzijnde woning wordt overdag en s avonds aan de grenswaarde voldaan. Er geldt een gering negatief effect. Tijdens de nachtperiode wordt t.h.v. de dichtstbijzijnde woning de grenswaarde wel (beperkt) overschreden. Hier geldt in principe een zeer significant negatief effect. Worden de bestaande continue bronnen in de gewenste situatie beschouwd, dan kan vastgesteld worden dat door de aangepaste gebouwenconfiguratie het geluidsdrukniveau van deze bronnen minimaal zal stijgen. In de gewenste situatie wordt de richtwaarde nog steeds enkel s avonds en s nachts ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning overschreden. Omdat het om een zeer lichte stijging gaat ten opzichte van de huidige situatie geldt hier een matig negatief effect ten opzichte van de huidige situatie. In alle andere gevallen geldt een verwaarloosbaar effect. Inzake de nieuwe bronnen in de gewenste situatie wordt, net zoals in de huidige situatie, de grenswaarde enkel overschreden ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning tijdens de nachtperiode. Hier geldt een matig negatief effect ten opzichte van de huidige situatie, omdat er slechts een minimale verhoging van het specifieke geluidsdrukniveau zal zijn ten opzichte van de huidige situatie. In alle andere gevallen geldt een verwaarloosbaar effect. Uit een toetsing van de incidentele bronnen blijkt dat in de huidige situatie de richtwaarde op 200 m van de perceelsgrenzen overschreden wordt gedurende de avond- en de nachtperiode door het leveren van voeders, door de laadklep en door de dieren. Hierbij kan aangeraden worden om het leveren van voeders zoveel mogelijk overdag te laten doorgaan. Het laden en lossen van dieren overdag lijkt praktisch minder haalbaar, omdat de dieren s avonds en s nachts rustiger zijn. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning geldt eenzelfde beoordeling, met uitzondering voor de voedersilo s. Voor het vullen van de voedersilo s worden hier de richtwaarden enkel s nachts overschreden. De WGO heeft richtlijnen opgesteld vanaf welk geluidsniveau buiten s nachts slaapverstoring of ernstige gezondheidseffecten kunnen optreden. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning bedraagt het geluidsniveau s nachts 42,2 db(a), in de gewenste situatie zal dit tevens 42,2 db(a) zijn. Volgens die richtlijnen van de WGO kan bij een Lnight(buiten) hoger dan 40 db(a) ongunstige gezondheidseffecten worden waargenomen bij de blootgestelde bevolking. Veel mensen moeten hun levenswijze aanpassen aan het nachtelijk geluid. Kwetsbare groepen zijn in hogere mate getroffen. Er zijn echter geen geluidsklachten gekend met betrekking tot de inrichting en evenmin gegevens gekend van eventuele hinder of gezondheidseffecten in de huidige situatie. Het totale specifieke geluidsdrukniveau zal niet wijzigen in de gewenste situatie, waardoor er ook geen gezondheidseffecten of hinder verwacht wordt in de gewenste situatie. 3.7 Discipline mens Navraag bij Milieu-inspectie van de provincie Antwerpen en de gemeentelijke milieudienst van Kalmthout leert ons dat er in het verleden geen klachten geuit zijn omtrent het varkensbedrijf. Er is bijgevolg sprake van een verwaarloosbaar effect. Op het bedrijf worden allerhande producten aan- en afgevoerd. Meestal gebeurt dit met vrachtwagens. Voor transport op lange afstand wordt gebruik gemaakt van de Blikstraat in zuidelijke richting van het bedrijf, vervolgens de Maatjesstraat, de Hoveniersstraat, de Spreeuwstraat en de Wuustwezelsteenweg (N133), die dan richting Wuustwezel loopt en aansluiting vindt op de Bredabaan (N1) of verder weg op de E19. Hierbij wordt een klein gedeelte van woongebied met landelijk karakter en woongebied doorkruist (Nieuwmoer) (einde Blikstraat, begin Maatjesstraat). Hierdoor is sprake van een negatief effect. Echter, door de route verder te zetten langs de Hoveniersstraat en niet langs de Jos Tilborghstraat, wordt het verder doorkruisen van woongebied vermeden. Er wordt aldus gebruikt gemaakt van de meest geschikte eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 15

16 route. Wordt gekeken naar het aantal transporten, dan kan vastgesteld worden dat het aantal wekelijkse transporten zal toenemen van 6 transporten per week naar 10 transporten per week (worst case). Gemiddeld gezien is er een stijging van één transport per dag naar twee transporten per dag. De Blikstraat is geen druk bereden weg en wordt hoofdzakelijk door landbouw-gerelateerde voortuigen gebruikt. Voor wat het kruisen betreft zijn er langsheen de weg verschillende opritten (zowel van huizen als van velden) en zijstraten die het kruisen op een veilige manier mogelijk maken. Door het ontbreken van grote verkeersgenererende of verkeersattractieve activiteiten in de onmiddellijk omgeving worden geen problemen verwacht inzake verkeershinder. 3.8 Samenvatting van de effecten deelaspect onderdeel effectbeoordeling LUCHT geur afstandsregels een of verwaarloosbaar effect bronnencluster HOOG GEURGEVOELIG GEBIED 12 bijkomende woningen met een negatief effect (21 woningen in de huidige situatie) MATIG GEURGEVOELIG GEBIED 1 bijkomende woning met een matig negatief effect (10 woningen in de huidige situatie) geen bijkomende woningen met een negatief effect (1 woning in de huidige situatie) LAAG GEURGEVOELIG GEBIED 10 bijkomende woningen met een gering negatief effect (50 in de huidige situatie) 1 bijkomende woning met een matig negatief effect (27 in de huidige situatie) 2 bijkomende woningen met een negatief effect (20 in de huidige situatie) stof PM10 (jaargemiddeld): individueel bedrijf huidig vergund: gering negatief effect ter hoogte van één woning gewenst: gering negatief effect ter hoogte van twee woningen PM10 (jaargemiddeld): cumulatief (gemeente + bedrijf) geen of verwaarloosbaar effect, in beide situaties PM10 (daggemiddeld): individueel bedrijf huidig vergund: gering negatief effect ter hoogte van één woning, matig negatief effect ter hoogte van één woning gewenst: gering negatief effect ter hoogte van één woning, matig negatief effect ter hoogte van één woning PM2,5 (jaargemiddeld): individueel bedrijf huidig vergund: geen of verwaarloosbaar effect gewenst: geen of verwaarloosbaar effect PM2,5 (jaargemiddeld): cumulatief (gemeente + bedrijf) geen of verwaarloosbaar effect, in beide situaties verzurende en vermestende emissies zie discipline fauna en flora eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 16

17 deelaspect onderdeel effectbeoordeling BODEM bodemverontreiniging door opslag risicostoffen opslag bodemonderzoek geen of een verwaarloosbaar effect geen uitspraak mogelijk effecten op bodemprocessen door verzuring en vermesting mestafzet mestopslag geen beoordeling geen of een verwaarloosbaar effect verzurende en vermestende depositie zie discipline fauna en flora bodemverstoring door aanleg verhardingen, graafwerkzaamheden WATER bodemverlies geen of een verwaarloosbaar effect bronbemaling verstoring omliggende grondwaterwinningen geen of verwaarloosbaar effect daling grondwatertafel door grondwaterwinning verstoring omliggende grondwaterwinningen geen of verwaarloosbaar effect overmatig waterverbruik overmatig waterverbruik negatief effect soort water negatief effect beperking infiltratiecapaciteit negatief effect vermestende invloed peilputten huidig: negatief effect toekomst: gering negatief effect na plaatsing en opvolging peilputten lozing afvalwater bedrijfsafvalwater geen of verwaarloosbaar effect huishoudelijk afvalwater gering negatief effect, na aansluiting op RWZI geen of verwaarloosbaar effect FAUNA EN FLORA direct ecotoopverlies permanent of tijdelijk geen of een verwaarloosbaar effect verzurende depositie buiten SBZ binnen SBZ gering negatief effect verwaarloosbaar effect niet significant vermestende depositie buiten SBZ binnen SBZ gering negatief effect verwaarloosbaar effect niet significant verdroging door bemaling en/of grondwaterwinning gering negatief effect rustverstoring verwaarloosbaar effect, tijdelijk negatief effect tijdens aanlegfase LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE het landschap als relatiesysteem geen of verwaarloosbaar effect eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 17

18 deelaspect onderdeel effectbeoordeling inschatting van effecten veroorzaakt door aanwezigheid stallen (bedrijf) erfgoedaspecten bouwkundig erfgoed geen of verwaarloosbaar effect archeologie geen of verwaarloosbaar effect perceptieve aspecten GELUID EN TRILLINGEN inschatting effect groenscherm H: gering negatief effect T: geen of verwaarloosbaar effect geluidshinder continue bronnen sterk negatief effect (score -3) in de huidige situatie ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning s nachts voor de nieuwe bronnen negatief effect (score 2) in huidige situatie ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning s avonds en s nachts voor de bestaande bronnen matig negatief effect (score 1) in de huidige situatie op 200 m van de perceelsgrens en ter hoogte van de dichtst bijgelegen woning overdag, s avonds enkel voor de nieuwe bronnen, in de gewenste situatie s nachts ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning voor zowel nieuwe als bestaande bronnen en s avonds voor de bestaande bronnen verwaarloosbaar effect (score 0) in de gewenste situatie voor alle andere situaties MENS incidentele bronnen overschrijding van de norm gedurende avonden nachtperiode ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning voor de dieren en de laadklep en tijdens nachtperiode voor het vullen van de silo s in de huidige situatie overschrijding van de norm voor alle bronnen gedurende de avond- en nachtperiode op 200 m van de perceelsgrens in beide situatie en ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning in de gewenste situatie klachten klachtenregistratie verwaarloosbaar transport verkeerssituatie negatief effect eco-scan bvba M14LOOV1_niet technische samenvatting 18