Outcomes Intake

Transcriptie

1 Outcomes Intake

2 pagina 2 van 23 1 Inleiding In dit rapport over de outcomes van Intake komen de volgende onderwerpen aan bod: Aard advies Intake Welk aandeel van de deelnemers aan Intake krijgt een positief, twijfel of negatief advies (cohort 2015)? Hoe verandert deze verhouding over de tijd? Uitval voor de poort Welk aandeel van de deelnemers aan Intake is daadwerkelijk gaan studeren bij Avans Hogeschool en hoe verschilt dit aandeel naar gelang het advies dat uit de Intake volgt (cohort 2015)? Uitval in jaar 1 Vallen studenten die aan de opleiding starten vaker uit wanneer zij een negatief of twijfeladvies hebben gekregen en hoe verhoudt cohort 2014 zich tot cohort 2013 en 2012? Halen studenten naar gelang het Intake-advies vaker binnen één jaar de propedeuse, stromen ze vaker door naar de hoofdfase met aangehouden advies of switchen ze vaker van opleiding of academie tijdens het eerste jaar (cohort 2014)? Uitval in jaar 2 Is de uitval in jaar 2 lager voor deelnemers aan Intake, naar gelang het advies dat uit de Intake volgt (cohort 2013)? NOA-assessment In hoeverre is er een relatie tussen de onderdelen van het NOA-assessment enerzijds en het Intake-advies, uitval en switch tijdens jaar 1 en doorstroom naar de hoofdfase met of zonder behaalde propedeuse anderzijds (cohort 2014)? In dit rapport wordt gerefereerd aan cohort 2013, cohort 2014 en cohort Cohort 2014 betreft bachelorstudenten die in september van het studiejaar startten aan een opleiding binnen Avans Hogeschool en aspirant-studenten die voorafgaand aan dat studiejaar aan Intake deelnamen. Dit rapport is geschreven door Etienne van Nuland en Damiette Bakx van den Brink, beide werkzaam binnen de groep Institutional Research van het Leer- en Innovatiecentrum. In de bijlage is een aantal tabellen op academie- en domeinniveau opgenomen. Er is voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van cijfers op academieniveau, in verband met beperkte aantallen observaties op dit niveau. In de bijlage zijn ook gedetailleerde uitkomsten over de relatie tussen onderdelen uit het NOA-assessment en het Intake-advies, uitval en studiesucces in de propedeuse te vinden.

3 pagina 3 van 23 2 Advies Intake Tabel 1 laat de verhouding positieve, twijfel en negatieve adviezen zien op hogeschoolniveau, voor de cohorten 2012 tot en met Het aandeel negatieve adviezen is licht toegenomen ten opzichte van 2014 en weer hetzelfde als in Ook het aandeel positieve en twijfeladviezen is in 2015 gelijk aan dat in Het aandeel twijfeladviezen in 2015 is niet veranderd ten opzichte van het jaar ervoor. In Tabel 3 in de bijlage is de verdeling tussen de adviezen per academie opgenomen voor 2012 tot en met Ten opzichte van 2014 zijn academies onderling wat meer gaan verschillen qua aandeel positieve en twijfeladviezen. De spreiding van negatieve adviezen is licht afgenomen ten opzichte van Een aantal academies geeft relatief veel negatieve adviezen. Het gaat om AMIB (14%) en AFM (13%) en in mindere mate AAFM (7%) en de JHS (6%; het verschil met het Avans gemiddelde verdwijnt na afronding). Bij de overige academies is het aandeel negatieve adviezen lager dan het gemiddelde voor Avans van 6 procent. Bij de academies AGZ en AI&I bedraagt het aandeel negatieve adviezen slechts 1 procent. In tegenstelling tot vorig jaar is er geen academie meer waar het aandeel negatieve adviezen nul procent is. Het aandeel twijfeladviezen varieert van 9 procent (AGZ) tot 65 procent bij de JHS. Ook de academies AFM (48%), AAFM (46%) en ASIS (36%) geven relatief veel twijfeladviezen. Het aandeel positieve adviezen is het laagst bij de JHS (28%) en het hoogst bij AGZ (90%). Tabel 1 - Percentage positieve, twijfel en negatieve adviezen Aard advies Positief 70% 75% 71% 70% Twijfel 24% 21% 24% 24% Negatief 6% 5% 5% 6% Bron: BusinessObjects (2012), Casehandler (2013, 2014, 2015) 3 Voor de poort Figuur 1 laat het aandeel deelnemers aan Intake zien dat niet bij Avans Hogeschool instroomt. In de figuur is per type advies het aandeel uitval voor de poort weergegeven voor de cohorten 2012 tot en met De vergelijkbaarheid tussen 2014 en 2015 is goed. Daarvoor bestond de 1 mei regeling nog niet en in 2012 deden niet alle academies mee aan Intake. Uit de figuur blijkt duidelijk dat deelnemers met een negatief advies relatief vaak voor de poort uitvallen. Het percentage uitval voor deze groep bedraagt in 2015 zelfs 50 procent, een behoorlijke toename ten opzichte van 2014 (40%). Deelnemers met een twijfeladvies kennen een hogere uitval voor de poort (22%) dan deelnemers met een positief advies (14%). Voor alle groepen geldt dat de uitval voor de poort is toegenomen over de tijd.

4 pagina 4 van 23 De hoge uitval voor de poort onder deelnemers met een negatief advies is de eerste winst van Intake. Dit geldt onder de aanname dat een groter deel van deze groep aspirantstudenten zou zijn ingestroomd en vervolgens tijdens de studie zou zijn uitgevallen wanneer zij niet aan Intake hadden deelgenomen. De trend dat uitval voor de poort onder deelnemers met een twijfel- en negatief advies is toegenomen kan daarom als positief worden beschouwd. De reden van uitval voor de poort is niet bekend. Mogelijk is er samenhang tussen het krijgen van een negatief of twijfeladvies en het niet halen van het eindexamen of het inschrijven voor een gemiddeld groter aantal opleidingen. Figuur 1 - Percentage deelnemers aan Intake dat niet bij Avans Hogeschool instroomt Bron: Casehandler en BusinessObjects NB. Voor 2015 zijn de cijfers exclusief JHS. Dit in verband met JHS-studenten die aan de Intake hebben deelgenomen, maar bij Fontys staan ingeschreven. Deze studenten krijgen pas op een later moment een Avans-studentnummer in Osiris, zodat op dit moment nog niet is te bepalen of ze instromen of uitvallen voor de poort. De cijfers voor 2014 zijn inclusief JHS. Dit maakt dat er voor dit cohort een verschuiving is opgetreden ten opzichte van het rapport Outcomes Intake

5 pagina 5 van 23 4 Jaar 1 De onderstaande figuur geeft voor de cohorten 2012, 2013 en 2014 de uitval tijdens het eerste jaar weer, uitgesplitst naar het advies dat volgt uit de Intake. Het gaat om uitval buiten Avans Hogeschool zoals gedefinieerd in het kader van de prestatieafspraken en betreft deelnemers aan Intake die zijn gestart met een studie en niet voor de poort zijn uitgevallen. Figuur 2 laat zien dat: De uitval in 2014 het laagst is onder deelnemers met een positief advies (25%), gevolgd door deelnemers met een positief advies (36%) en het hoogst is voor degenen met een negatief advies (43%). De uitval in het eerste jaar is afgenomen ten opzichte van cohort De afname is het sterkst voor deelnemers aan Intake met een negatief advies. Er duidelijke verschillen bestaan in uitvalpercentages tussen de drie groepen. Ondanks het feit dat de verschillen kleiner zijn voor cohort 2014 in vergelijking met cohort 2013, zijn de verschillen tussen de drie groepen groter dan in Figuur 2 - Uitval tijdens het eerste jaar naar advies Intake, cohort 2012, 2013 en 2014 Bron: Casehandler en BusinessObjects

6 pagina 6 van 23 Figuur 3 laat zien hoe de uitval zich gedurende het eerste jaar ontwikkelt. De uitval wordt bepaald door de datum van het uitschrijven bij Studielink. De sterke stijging tussen januari en februari is het gevolg van de 1-februariregeling. Tussen februari en het einde van het studiejaar is de uitval beperkt. De uitval aan het einde van het studiejaar betreft met name studenten die zich niet opnieuw inschrijven bij de hogeschool. Figuur 3 - Timing van de uitval in jaar 1, cohort 2014 Bron: Casehandler en BusinessObjects Figuur 4 laat voor cohort 2014 naast uitval tijdens het eerste jaar zien wie er binnen één jaar de propedeuse haalt, welk aandeel van de studenten doorstroomt naar de hoofdfase met een aangehouden advies of switcht naar een andere opleiding of academie. Het valt op dat: Het aandeel studenten dat doorstroomt met aangehouden advies weinig verschilt tussen studenten met een positief, twijfel en negatief advies. Het verschil is veel kleiner dan voor cohort 2013 en 2012 (zie Tabel 2). Studenten met een positief advies, net als voor cohort 2013, vaker de propedeuse halen (27%) dan studenten met een twijfeladvies (16%) of negatief advies (11%). Studenten met een positief advies minder vaak switchen dan studenten met een twijfel of negatief advies.

7 pagina 7 van 23 Figuur 4 - Aandeel eerstejaars studenten dat in één jaar de propedeuse haalt, doorstroomt naar de hoofdfase met aangehouden advies, switcht naar een andere opleiding of academie of uitvalt buiten de instelling, cohort 2014 Bron: Casehandler en BusinessObjects NB. Voor cohort 2014 geldt dat de academie AE&I per eind oktober 2015 nog niet heeft verwerkt welke studenten de propedeuse hebben behaald. Een klein deel van de studenten uit bovenstaande figuur dat nu in de categorie doorstroom valt, hoort feitelijk thuis in de categorie propedeuse behaald. Ter vergelijking is de informatie uit de bovenstaande figuur in de tabel hieronder opgenomen voor de cohorten 2012 en Tabel 2 - Percentage deelnemers en niet-deelnemers aan intake dat uitvalt of switcht tijdens jaar 1 of doorstroomt naar de hoofdfase met of zonder propedeuse, cohort 2012 en 2013 Propedeuse 1 Doorstroom 2 Switch in jaar 1 Uitval in jaar 1 Cohort 2013 Positief 28% 40% 5% 27% Twijfel 19% 33% 9% 39% Negatief 11% 28% 13% 49% Cohort 2012 Positief 26% 37% 7% 30% Twijfel 21% 28% 10% 42% Negatief 20% 25% 10% 46% Bron: Casehandler en BusinessObjects 1 Propedeuse in één jaar behaald. 2 Doorstroom naar hoofdfase zonder propedeuse, met aangehouden advies.

8 pagina 8 van 23 5 Jaar 2 Een deel van de deelnemers aan Intake uit cohort 2013 is voor de poort of tijdens het eerste jaar uitgevallen. Voor de deelnemers met een negatief advies gaat het om een groot deel. Van de deelnemers aan Intake uit cohort 2013 die zijn ingestroomd in de hoofdfase bedraagt de uitval tijdens het tweede jaar 9 procent. Voor deelnemers met een positief advies is de uitval beneden dit gemiddelde, namelijk 8 procent. Onder deelnemers met een twijfel of negatief advies bedraagt de uitval respectievelijk 13 en 12 procent. De uitval voor de categorie twijfel is daarmee een fractie hoger dan voor degenen met een negatief advies. Het aantal deelnemers met een negatief advies dat is ingestroomd in de hoofdfase en uitvalt tijdens het tweede jaar is vrij klein, zodat dit resultaat als indicatief beschouwd moet worden. Het verschil tussen deelnemers met een positief advies enerzijds en met een negatief of twijfeladvies anderzijds bedraagt zo n 4 procentpunt en is daarmee vrij groot. Voor cohort 2012 was er geen verschil tussen deelnemers met verschillend advies, maar was het aantal deelnemers dat was ingestroomd in de hoofdfase kleiner. 6 NOA-assessment Als onderdeel van de Intake nemen aspirant-studenten deel aan het NOA-assessment. Een aantal onderdelen van het assessment maakt verplicht deel uit van het assessment. Deels kunnen academies dit zelf invullen. Op het niveau van Avans Hogeschool is per onderdeel van het NOA-assessment onderzocht of er een relatie is met: - het advies dat volgt uit de Intake; - uitval tijdens het eerste jaar; - switchen tijdens het eerste jaar; - doorstroom naar de hoofdfase met aangehouden advies; - doorstroom naar de hoofdfase met propedeuse. De uitkomsten zijn in detail te vinden in Tabel 8 in de bijlage. Doordat de relaties op het niveau van Avans Hogeschool zijn geanalyseerd is het mogelijk dat er voor een bepaald onderdeel op instellingsniveau geen effect wordt gevonden, terwijl dat er op het niveau van de academie wellicht wel is. De tabel in de bijlage begint met een overzicht van de achtergrondvragen uit het assessment en de eventuele relatie met het advies en uitkomst na een jaar studeren. In totaal gaat het om 23 vragen. In 17 gevallen is er een relatie tussen het antwoord op de achtergrondvraag en het Intake-advies. Voor 13 van de 23 vragen is er een verband tussen het antwoord en uitval tijdens het eerste jaar. 15 vragen zijn voorspellend voor het al dan niet behalen van de propedeuse binnen één jaar. Voor zeven vragen is een relatie met switchen tijdens het eerste jaar gevonden en voor negen vragen een relatie met doorstroom met aangehouden advies. Drie vragen zijn voorspellend voor zowel het Intake-advies als de uitkomsten in het eerste

9 pagina 9 van 23 jaar. Het betreft vragen over het opleidings- en beroepsbeeld en de mate waarin de financiële situatie een belemmering voor het studeren kan vormen. De bevindingen op hoofdlijnen zijn hieronder per NOA-onderdeel weergegeven. Daarnaast is de vergelijking getrokken met de bevindingen van een jaar eerder (cohort 2013). Verschillen kunnen zijn ontstaan doordat het aantal deelnemers fors is toegenomen ten opzichte van vorig jaar. In het algemeen zijn dit jaar minder significante relaties gevonden voor uitval en / of studiesucces in jaar 1. Voor Intake-advies is juist vaker een significante samenhang gevonden met de scores: nagenoeg alle onderdelen van het NOA-assessment vertonen een significante relatie met het advies. Competentietest: Alle 22 getoetste competenties vertonen een samenhang met het Intake-advies. In het merendeel van deze gevallen zijn de relaties positief en dus volgens verwachting: een hogere score hangt samen met een positief advies. Vorig jaar werd in 15 van de 22 onderdelen een samenhang gevonden met het Intake-advies. Net als vorig jaar bestaat er geen statistisch significante relatie tussen een groot aantal onderdelen van de competentievragenlijst enerzijds en uitval / studiesucces tijdens het eerste jaar anderzijds. Daar waar er wel een relatie bestaat, gaat het in de meeste gevallen om een positieve relatie van de score met het behalen van de propedeuse in één jaar. Het gaat hierbij wel steeds om zwakke tot matige relaties. Capaciteitentest: Negen van de tien onderdelen uit de capaciteitentest (vorig jaar zeven) hebben een positieve relatie met het Intake-advies. Met uitzondering van het onderdeel Speltoets worden geen significante relaties gevonden met uitval en/of studiesucces tijdens het eerste jaar. Voor Speltoets scoort de groep die de propedeuse in één jaar behaalt significant hoger dan de groep doorstromers met aangehouden advies en uitvallers in jaar 1. Het onderdeel Spiegelbeelden vertoont geen enkele significante relatie met het intake advies en uitval / studiesucces. Vorig jaar werd een zwakke samenhang gevonden tussen zes onderdelen uit de capaciteitentest met uitval in jaar 1. Motivatievragenlijst: Alle onderdelen van de motivatietest hebben een significante relatie met het Intakeadvies. Voor Extrinsieke motivatie een negatieve relatie wordt gevonden, conform de verwachting. Een lagere score op dit onderdeel hangt samen met een grotere kans op een positief advies. Vorig jaar vertoonden drie van de vier onderdelen een significante relatie met het advies. Extrinsieke motivatie vertoont daarnaast als enig onderdeel van de motivatievragenlijst significante relaties met de uitval / het studiesucces in jaar 1. De groep die de propedeuse in één jaar behaalt scoort significant lager dan de doorstromers met aangehouden advies, switchers en uitvallers. Daarnaast zijn de scores voor de switchers significant hoger dan die van de doorstromers met en zonder aangehouden advies en uitvallers. De gevonden relaties zijn niet sterk. In 2014 werden voor drie van de vier onderdelen relaties gevonden met de uitval en / of studiesucces in jaar 1.

10 pagina 10 van 23 Persoonlijkheidstest: Alle onderdelen van de persoonlijkheidstest hangen positief samen met het Intakeadvies. Negen van de tien onderdelen van de persoonlijkheidstest (vorig jaar zeven van de tien) vertonen significante relaties voor uitval en / of studiesucces in jaar 1. Ook hier gaat het steeds om zwakke samenhang. Net als geldt voor cohort 2013 blijkt uit de analyse dat een groot deel van de onderdelen van het NOA-assessment samenhangen met het advies dat volgt uit de Intake, maar geen of een zeer beperkte voorspellende waarde hebben voor uitval of studiesucces in jaar 1.

11 7 Bijlagen Tabel 3 - Percentage positieve, twijfel en negatieve adviezen per academie, Cohort Advies / Positief Twijfel Negatief Positief Twijfel Negatief Positief Twijfel Negatief Positief Twijfel Negatief Academie AAFM 47% 46% 7% 58% 39% 3% 53% 43% 5% 41% 54% 5% AB&I 67% 30% 2% 74% 23% 3% 87% 11% 2% 87% 10% 3% ACUE 85% 11% 3% 72% 21% 7% 91% 7% 2% 89% 6% 6% AE&I 78% 19% 3% 80% 17% 3% 89% 9% 2% 94% 5% 1% AFM 39% 48% 13% 53% 38% 10% 49% 46% 5% 63% 32% 5% AGZ 90% 9% 1% 81% 19% 0% 79% 19% 2% AHB 78% 18% 3% 77% 20% 3% 71% 24% 6% AI&I 87% 12% 1% 84% 15% 1% 84% 11% 5% 80% 15% 6% AMBM 79% 19% 2% 73% 19% 8% 84% 15% 2% AMIB 57% 29% 14% 59% 26% 15% 95% 4% 1% AOMI 87% 11% 2% 84% 12% 3% 74% 13% 12% ASB 85% 13% 2% 76% 21% 2% 95% 3% 2% ASH 76% 19% 4% 75% 23% 2% 85% 14% 1% ASIS 60% 36% 4% 44% 44% 12% 31% 49% 20% 30% 52% 18% ATGM 76% 20% 4% 78% 19% 3% 91% 5% 4% 91% 4% 6% AVB 79% 17% 4% 72% 23% 5% 90% 6% 4% 92% 8% 0% JHS 28% 65% 6% 60% 38% 2% 55% 41% 4% 89% 10% 0% PABO 73% 23% 3% 73% 23% 4% 81% 15% 4% 84% 10% 6% Totaal 70% 24% 6% 72% 23% 5% 76% 20% 5% 70% 24% 6% Bron: BusinessObjects (2012), Casehandler (2013, 2014, 2015)

12 Tabel 4 - Aandeel eerstejaars studenten dat in één jaar de propedeuse haalt, doorstroomt naar de hoofdfase met aangehouden advies, switcht naar een andere opleiding of academie of uitvalt buiten de instelling, cohort 2014, uitgesplitst naar domein Domein Advies Propedeuse Doorstroom Switch Uitval Economie Positief 28% 40% 6% 26% Twijfel 15% 40% 10% 35% Negatief 12% 36% 10% 42% Totaal 24% 40% 7% 29% Techniek Positief 19% 50% 6% 24% Twijfel 10% 40% 10% 40% Negatief n<5 31% n<5 53% Totaal 18% 48% 7% 27% Sociaal Positief 41% 34% 2% 24% Twijfel 26% 37% 2% 36% Negatief n<5 48% n<5 38% Totaal 37% 35% 2% 27% Totaal Positief 27% 42% 5% 25% Twijfel 16% 39% 9% 36% Negatief 11% 37% 9% 43% Totaal 24% 42% 6% 28% Bron: Casehandler en BusinessObjects

13 pagina 13 van 23 Tabel 5 - Aandeel eerstejaars studenten dat in één jaar de propedeuse haalt, doorstroomt naar de hoofdfase met aangehouden advies, switcht naar een andere opleiding of academie of uitvalt buiten de instelling, cohort 2014, uitgesplitst naar academie Academie Advies Propedeuse Doorstroom Switch Uitval AAFM Positief 37% 31% 8% 25% Twijfel 26% 40% 9% 25% Totaal 33% 34% 8% 25% AB&I Positief 26% 44% 6% 25% Twijfel 10% 38% 12% 40% Totaal 22% 42% 7% 28% ACUE Positief 39% 45% 3% 13% Twijfel 24% 46% n<5 27% Totaal 36% 45% 3% 17% AE&I Positief n<5 67% 10% 24% Twijfel n<5 40% 14% 47% Totaal n<5 63% 10% 27% AFM Positief 19% 39% 6% 36% Twijfel n<5 30% 8% 58% Negatief n<5 n<5 n<5 65% Totaal 13% 34% 7% 46% AGZ Positief 35% 47% 5% 14% Twijfel 22% 70% n<5 n<5 Totaal 31% 51% 4% 14% AHB Positief 23% 39% 9% 30% Twijfel 9% 37% 15% 40% Totaal 20% 39% 10% 32% AI&I Positief 23% 41% 9% 27% Twijfel 7% 35% 10% 49% Totaal 21% 40% 9% 31% AMBM Positief 25% 44% 6% 25% Twijfel 17% 47% 11% 25% Negatief 26% 35% n<5 35% Totaal 24% 44% 7% 26% AMIB Positief 38% 41% n<5 19% Twijfel 21% 46% n<5 27% Negatief 15% 44% n<5 32% Totaal 31% 43% 4% 23% AOMI Positief 36% 42% 4% 18% Twijfel n<5 53% n<5 35%

14 pagina 14 van 23 Totaal 35% 43% 3% 19% ASB Positief 40% 32% n<5 27% Twijfel 28% 25% n<5 44% Totaal 37% 31% 1% 31% ASH Positief 46% 32% 2% 20% Twijfel 29% 35% n<5 35% Totaal 42% 33% 2% 23% ASIS Positief 27% 39% 11% 23% Twijfel 12% 39% 18% 31% Negatief n<5 n<5 33% 40% Totaal 19% 38% 15% 28% ATGM Positief 21% 50% n<5 28% Twijfel 18% 44% n<5 32% Totaal 21% 48% 2% 29% AVB Positief 22% 47% 3% 29% Twijfel 12% 51% 7% 30% Negatief n<5 44% n<5 44% Totaal 19% 47% 4% 30% JHS Positief 22% 31% 8% 39% Twijfel 13% 26% n<5 54% Totaal 19% 29% 8% 44% PABO Positief 35% 30% n<5 34% Twijfel 19% 39% n<5 39% Totaal 30% 32% 2% 35% Totaal Positief 27% 42% 5% 25% Twijfel 16% 39% 9% 36% Negatief 11% 37% 9% 43% Totaal 24% 42% 6% 28% Bron: Casehandler en BusinessObjects NB. - Bij minder dan vijf observaties in een cel is n<5 weergegeven. Het aantal observaties is in dat geval te klein om er conclusies aan te verbinden. Echter, ook wanneer een percentage in de tabel is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met een relatief beperkt aantal observaties voor studenten met een negatief of twijfeladvies. - Voor cohort 2014 geldt dat de academie AE&I per eind oktober 2015 nog niet heeft verwerkt welke studenten de propedeuse hebben behaald. Een deel van de studenten van deze academie die nu in de categorie doorstroom vallen, hoort feitelijk thuis in de categorie propedeuse.

15 pagina 15 van 23 Tabel 6 - Percentage deelnemers aan Intake dat niet bij Avans Hogeschool instroomt, cohort 2015, naar domein Domein Positief Twijfel Negatief Totaal Economie 12% 19% 32% 15% Techniek 12% 22% 73% 17% Sociaal 21% 33% 63% 24% Totaal 14% 22% 50% 17% Bron: Casehandler en BusinessObjects Tabel 7 - Percentage deelnemers aan Intake dat niet bij Avans Hogeschool instroomt, cohort 2015, naar academie Academie Positief Twijfel Negatief Totaal AAFM 10% 13% 20% 12% AB&I 12% 17% 56% 14% ACUE 18% 25% 57% 20% AE&I 9% 22% 32% 12% AFM 10% 16% 32% 16% AGZ 26% 63% n<5 29% AHB 12% 21% 31% 14% AI&I 8% 23% 33% 10% AMBM 11% 24% 29% 14% AMIB 16% 20% 29% 19% AOMI 12% 41% 63% 16% ASB 16% 19% 56% 17% ASH 21% 31% 64% 24% ASIS 7% 22% 33% 13% ATGM 13% 27% 53% 17% AVB 12% 29% 57% 17% PABO 28% 48% 75% 34% Totaal 14% 22% 50% 17% Bron: Casehandler en BusinessObjects NB. Bij minder dan vijf observaties in een cel is n<5 weergegeven. Het aantal observaties is in dat geval te klein om er conclusies aan te verbinden. Echter, ook wanneer een percentage in de tabel is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met een relatief beperkt aantal observaties voor studenten met een negatief of twijfeladvies.

16 Tabel 8 - Analyse onderdelen NOA-assessment, cohort 2014 Onderdeel Achtergrondvragen In hoeverre heb je een beeld van de opleiding die je nu gaat volgen? In hoeverre heb je een beeld van het beroep waarvoor je opgeleid wordt? Relatie met advies (positief, twijfel, negatief) Relatie met uitval vs switch / propedeuse behaald / doorstroom Relatie met switch vs uitval / propedeuse behaald / doorstroom Relatie met propedeuse in 1 jaar behaald vs uitval /switch / doorstroom Relatie met doorstroom naar hoofdfase zonder propedeuse vs uitval /switch / propedeuse behaald Toelichting:. Geen significante relatie * Significante relatie (zie toelichting) * * * * * Het beeld van de opleiding hangt positief samen met het advies (een beter beeld betekent vaker een positief advies), een beter beeld leidt minder vaak tot uitval en tot switch en een beter beeld betekent vaker doorstromen naar de hoofdfase met en zonder behaalde propedeuse * *. * * * Een beter beroepsbeeld hangt samen met een positief advies, meer uitval, minder switch en meer doorstromen naar de hoofdfase met en zonder propedeuse Totaal aantal deelnemers onderdeel

17 pagina 17 van 23 Beeldvormingsactiviteiten: Website van Avans Hogeschool bezocht Beeldvormingsactiviteiten: Websites van andere hogescholen bezocht Beeldvormingsactiviteiten: Bezoek open dag bij Avans Hogeschool Beeldvormingsactiviteiten: Gesprekken met vrienden of familie Beeldvormingactiviteiten: Gesprekken met decaan en/of mentor vorige opleiding Beeldvormingactiviteiten: Gesprekken met studenten die de opleiding nu volgen of gevolgd hebben Beeldvormingactiviteiten: Gesprekken met mensen die het beroep uitoefenen Beeldvormingactiviteiten: Informatie in de media (krant, tv)... *. Er is een positieve relatie tussen het bezoeken van de Avans website als beeldvormingsactiviteit en het behalen van de propedeuse in één jaar..... Geen statistisch significante samenhang * *. * * Deelnemers die een open dag bezochten, krijgen relatief vaak een positief advies. Daarnaast is er een samenhang met uitval: degenen die een open dag bezochten, vallen minder vaak uit. Bovendien behalen zij vaker de propedeuse in één jaar en stromen vaker door naar de hoofdfase met aangehouden advies... *.. Gesprekken met vrienden of familie leiden vaker tot meer switch *.. *. Gesprekken met de decaan of mentor van de vorige opleiding leiden vaker tot een positief advies en vaker tot het behalen van de propedeuse in één jaar * *. *. Gesprekken met zittende studenten van deze opleiding leiden vaker tot een positief advies, minder uitval en vaker tot het behalen van de propedeuse in één jaar *.... Gesprekken met beroepsoefenaars leiden vaker tot een positief advies... *. Informatie uit de media leidt minder vaak tot het behalen van de propedeuse in één jaar Beeldvormingactiviteiten: Meelopen * *.. * Meelopen leidt vaker tot een positief advies en minder vaak tot een negatief advies, minder uitval en meer doorstroom zonder propedeuse Beeldvormingactiviteiten: Proefstuderen Hoeveel uur verwacht je per week aan je studie te besteden (uren bij Avans Hogeschool en zelfstudie bij elkaar opgeteld)? * * * * * Proefstuderen leidt vaker tot een positief advies, minder uitval, minder switchen, meer behalen van de propedeuse in 1 jaar en meer doorstroom zonder propedeuse *.... Aspirant-studenten die aangeven dat ze naar verwachting veel tijd aan hun studie zullen besteden, krijgen vaker een positief advies

18 pagina 18 van 23 Hoeveel uur per week denk je gemiddeld te besteden aan werk (bijvoorbeeld een bijbaan) naast je opleiding? Verwacht je dat nevenactiviteiten/verplichtingen (zoals tweede studie, bijbaan, religie, sport, bestuurswerk) een vertragende invloed zullen hebben op de voortgang van je studie? Heb je mensen in je omgeving die je hulp of ondersteuning kunt vragen bij het studeren? Hoe lang weet je al dat je deze opleiding wilt gaan doen? Twijfel je op dit moment nog tussen deze en een andere studie? Zijn er lichamelijke factoren (bijvoorbeeld ziektes, handicaps ) waarmee bij deze studie rekening gehouden moet worden? Zijn er psychische beperkingen (bijvoorbeeld hoogsensitiviteit, depressie, faalangst ) waarmee bij deze studie rekening gehouden moet worden? Heb je al eerder in het hoger onderwijs gestudeerd?. *. *. Aspirant-studenten die verwachten veel tijd aan werk naast hun studie te zullen besteden, vallen meer uit en behalen minder vaak hun propedeuse in één jaar * *. * * Aspirant-studenten die deze vraag bevestigend beantwoorden, krijgen minder vaak een positief advies, vallen vaker uit, behalen minder vaak hun propedeuse in één jaar en stromen vaker door met aangehouden advies *.... Aspirant-studenten die hulp kunnen vragen bij het studeren, krijgen vaker een positief advies * *. *. Aspirant-studenten die langer geleden hun studiekeuze hebben gemaakt, krijgen vaker een positief advies, vallen vaker uit en behalen minder vaak hun propedeuse in één jaar. * * *. * Twijfelaars krijgen minder vaak een positief advies, vallen minder vaak uit, switchen vaker en stromen minder vaak door zonder propedeuse..... Geen statistisch significante samenhang * *. *. Psychische factoren leiden minder vaak tot positief advies, vaker tot uitval en minder vaak tot het behalen van de propedeuse in één jaar *. * * * Degenen die 'ja' antwoorden, hebben minder vaak een positief advies, switchen minder vaak, behalen minder vaak de propedeuse in 1 jaar en stromen vaker door

19 pagina 19 van 23 In hoeverre kan jouw financiële situatie een belemmering vormen voor jouw studie? Zijn er voor mij factoren in de gezinssituatie (zorg voor anderen, scheiding) die een belemmering kunnen vormen voor mijn studiesucces? * * * * * Wanneer de financiële situatie een belemmering kan vormen, is er minder vaak een positief advies, vaker uitval, vaker switchen, minder kans dat de propedeuse in 1 jaar behaald wordt en vaker doorstromen met aangehouden advies. * *. * * Wanneer de vraag positief beantwoord wordt, is de kans op een positief advies kleiner, op uitval en doorstroom hoger en lager op het behalen van de propedeuse in één jaar Competenties Schriftelijk communiceren *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Analyseren *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Plannen en organiseren *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Nauwkeurigheid *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Initiatief nemen *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Reflecteren *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Samenwerken *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Mondeling communiceren *.... Relatie tussen een hogere score en een twijfel advies Sturen van eigen ontwikkeling *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies

20 pagina 20 van 23 Sociale wenselijkheid *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Inventiviteit *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Sensitiviteit *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Flexibiliteit *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 774 Omgaan met diversiteit * *. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een lagere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van hogere scores voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse en uitvallers in het eerste jaar Overtuigen *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 753 Coachen * *. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een lagere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van hogere scores voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse en uitvallers in het eerste jaar Contactgerichtheid *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 1313 Doorzettingsvermogen *. * *. Relatie tussen een lagere score en een twijfeladvies en relatie tussen een hogere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van een lagere score voor switchers Onderzoeken *.... Relatie tussen een lagere score en een twijfel advies Klantgerichtheid *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 843 Ondernemen *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 563 Sturen op resultaat *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 921 Capaciteiten Woordanalogieën *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies

21 pagina 21 van 23 Cijferreeksen *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Exclusie *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Woordrelaties *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Wiskundescore *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Speltoets * *. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van lagere scores voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse en uitvallers in het eerste jaar Controleren *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 429 Rekenvaardigheid *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Spiegelbeelden..... Geen statistisch significante samenhang 852 Componenten *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies 679 Motivatie Extrinsieke motivatie * * * * * Relatie tussen een lagere score en een positief advies, relatie tussen een lagere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald en hogere scores voor doorstromers, switchers en uitvallers en een relatie tussen een hogere score voor switchers ten opzichte van lagere scores voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald, doorstromers en uitvallers Intrinsieke motivatie *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Prestatiemotivatie *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Zekerheid en vertrouwen *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies Persoonlijkheid Regels en zekerheid * *. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van lagere scores voor 2.773

22 pagina 22 van 23 doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse en uitvallers in het eerste jaar Zelfdiscipline * *. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van lagere scores voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse en uitvallers in het eerste jaar Aanpassingsvermogen/flexibiliteit * *. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een lagere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van hogere scores voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse en uitvallers in het eerste jaar Zelfvertrouwen *.. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een lagere score en het behalen van de propedeuse in één jaar Extravert studiegedrag * *. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een lagere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van een hogere score voor uitvallers in het eerste jaar Integer studiegedrag * *. *. Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van een lagere score voor uitvallers in het eerste jaar Creativiteit *.. * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een lagere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van een hogere score voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse Initiatief * * * * * Relatie tussen een hogere score en een positief advies, relatie tussen een hogere score voor de groep die de propedeuse in één jaar heeft behaald ten opzichte van lagere scores voor switchers en uitvallers en een relatie tussen een hogere score voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse ten opzichte van lagere score voor uitvallers

23 pagina 23 van 23 Leergierigheid * * *. * Relatie tussen een hogere score en een positief advies en een relatie tussen een hogere score voor doorstromers naar de hoofdfase zonder propedeuse ten opzichte van lagere scores voor switchers en uitvallers Vriendelijkheid en sociaal gedrag *.... Relatie tussen een hogere score en een positief advies