Periode 1 t/m 4. Leerjaar: 2 Vak: Economie

Transcriptie

1 Periode 1 t/m 4 Leerjaar: 2 Vak: Economie In het 2 e leerjaar draait alles om het ontwerpen van een eigen fysiek bedrijf. De sector waarin je bedrijf opereert is vrije keuze. In de 1 e periode bedenk je de basis. Wat wordt mijn product/dienst, waar ga ik mijn bedrijf vestigen, wie wordt mijn doelgroep, wie zijn mijn concurrenten, etc. In de 2 e periode maak je een promotieplan. Hier ga jij bedenken hoe je jouw doelgroep het best kan enthousiasmeren om naar jouw winkel te komen en te zorgen dat ze ook terug blijven komen. In de 3 e periode maak je een Visual merchandisingplan. Dit plan laat zien hoe je je bedrijf inricht, wat de looproute in je bedrijf is, waar je je producten laat zien. In de 4 e periode maak je het gehele plaatje financieel kloppend en maak je een prognose voor de toekomst van je bedrijf. Belangrijke informatie: De periodes zijn opgedeeld in deelopdrachten. Je bent vrij om vooruit te werken. Let op dat niet elke deelopdracht evenveel tijd kost. Schat dus goed in hoeveel tijd je nodig hebt om een opdracht te maken. Dit jaar is het belangrijk dat je deelopdrachten uiteindelijk een kloppend geheel vormen. In periode 4 maak je je idee financieel kloppend. Hou dus van alles wat je bedenkt bij wat het uiteindelijk gaat kosten. Bij de beoordeling kan het dan ook zo zijn dat elke deelopdracht voldoende is, maar je uiteindelijk geen voldoende krijgt omdat hetgeen je beschrijft zichzelf tegenspreekt. Dit jaar zal je veel voorgaande hoofdstukken aanpassen omdat je tegen iets aanloopt. Stop alle versies in je map. Hoe meer je laat zien wat je veranderd hebt omdat je ergens tegen aanliep, hoe beter. Beoordeling: Per deelopdracht krijg je een score. Als dit een O is, dan is de deelopdracht onvoldoende en moet deze overnieuw. Is dit een V, dan heb je aan de minimale voorwaarden voldaan en is het voldoende. Is dit een G, dan heb je naast de minimale voorwaarden iets extra s gedaan. Je kunt ook een G krijgen als je uitwerking dermate zorgvuldig en uitgebreid is. Let op: geen enkele opdracht mag onvoldoende zijn. In dit portfolioweek van periode 1 lever je alle deelopdrachten af met een 1 in de titel. In periode 2 alle deelopdrachten met een 2 in de titel, etc. Je eindbeoordeling is hetzelfde als de letter die het vaakst voorkomt. Indien er evenveel V s als G s zijn, krijg je een V. Het belangrijkste is altijd je argumentatie. Denk ook aan bronvermelding. Ook let je op je Nederlandse spelling en vormgeving. Manier van inleveren. Voor het vak economie koop je een ringmap, waarin je de opdrachten zult presenteren. Elke periode scherm je af met een apart scheidingsblad. Na dit scheidingsblad komt eerst de pagina algemene informatie, vervolgens de samenvatting van de periode plus het beoordelingsformulier en tot slot de deelopdrachten. Achter elke deelopdracht komt jouw uitwerking van de opdracht.

2 Deelopdrachten: Periode 1: 1.1 Wat voor bedrijf wil je beginnen? 1.2 Wat zijn de huidige en toekomstige trends binnen deze branche? 1.3 Bedenk een uniek concept (dynamisch) 1.4 Wat wordt/worden de producten/diensten van mijn bedrijf? 1.5 Wie worden mijn klanten? 1.6 Waar ga ik mij vestigen? 1.7 Wat voor prijzen wil ik ongeveer hanteren? 1.8 Hoe ga ik het doen qua personeel? 1.9 Als dit mijn plan wordt, wie worden dan mijn concurrenten? Periode 2: 2.1 Wat is je idee? 2.2 Wat is er nodig om het succesvol te laten zijn? Succescriteria 2.3 Wat kan je zelf en wat moet worden uitbesteed? Sterktes/zwaktes 2.4 De grote lijnen vaststellen. 2.5 Hoe wordt er bekendheid aan gegeven. Communicatieplan & mediaplanning 2.6 Plan van aanpak 2.7 Hoe gaat het op de dag zelf? Draaiboek incl. informatie over materialen 2.8 Wat gaat het kosten en wat levert het op? Begroting Periode 3: 3.1 Maak een plattegrond van je bedrijf. 3.2 Wat wordt de looproute? 3.3 Wat worden de zichtlijnen, hotspots en focuspunten? 3.4 Welke materialen ga je gebruiken? 3.5 Maak een 3D visualisatie van je bedrijf. 3.6 Hoe gaat je etalage/entree eruitzien? Periode 4: 4.1 Wat kost het je om je bedrijf te starten? 4.2 Wat kost het je om je bedrijf draaiende te houden? 4.3 Wat wordt je reële omzet? 4.4 Reflecteer op je financiële plaatje.

3 Titel: Deelopdrachten: O V G 1.1 Oriëntatie 1.2 Trends 1.3 Concept 1.4 Producten/diensten 1.5 Doelgroep 1.6 Plaats 1.7 Prijzen 1.8 Personeel 1.9 Concurrenten Totaal: Eindbeoordeling:

4 Titel: Deelopdrachten: O V G 2.1 Idee 2.2 Succescriteria 2.3 Sterktes/zwaktes 2.4 Grote lijnen 2.5 Communicatieplan & mediaplanning 2.6 Plan van aanpak 2.7 Draaiboek 2.8 Begroting Totaal: Eindbeoordeling:

5 Titel: Deelopdrachten: O V G 3.1 Plattegrond 3.2 Looproute 3.3 Zichtlijnen, hotspots en focuspunten 3.4 Materialen 3.5 3D visualisatie 3.6 Etalage Totaal: Eindbeoordeling:

6 Titel: Deelopdrachten: O V G 4.1 Kosten om te beginnen 4.2 Kosten om te lopen 4.3 Omzetprognose 4.4 Reflectie Totaal: Eindbeoordeling:

7 1.1 Wat voor bedrijf wil je beginnen? In dit hoofdstuk beargumenteer je wat voor soort bedrijf je wilt beginnen. Het gaat hier vooral om jouw eigen motivatie en welke eigenschappen van jezelf jij kwijt kan in het bedrijf. Daarnaast geef je aan waar je wellicht nog ondersteuning bij kan gebruiken. Minimale eisen: Je hebt beschreven wat je motivatie is en welke persoonlijke eigenschappen ervoor zorgen dat je dit goed kunt uitvoeren en waar je nog hulp bij nodig hebt.

8 1.2 Wat zijn de huidige en toekomstige trends binnen deze branche? In dit hoofdstuk geef je aan wat voor trends er binnen deze branche geweest zijn, welke er nu zijn en wat de toekomstige varianten zijn. Minimale eisen: Je hebt trends uit het verleden, heden en toekomst betreffende de door jouw gekozen branche beschreven. (Minimaal 2 per periode)

9 1.3 Bedenk een uniek concept (dynamisch). In dit hoofdstuk leg jij uit wat voor uniek bedrijf jij gaat beginnen in deze branche. Jouw idee moet ervoor zorgen dat jouw bedrijf straks opvalt tussen de reeds bestaande. Beargumenteer je keuzes. (Het kan zijn dat je dit hoofdstuk naarmate de rest van het jaar aanpast, zorg dat je alle versies in je map houdt) Minimale eisen: Je hebt beschreven wat jouw idee uniek maakt en hoe je dit wilt realiseren/laten zien in jouw bedrijf.

10 1.4 Wat wordt/worden de producten/diensten van mijn bedrijf? In dit hoofdstuk leg je uit wat de producten of diensten zijn die je gaat verkopen. Probeer dit zo uitgebreid mogelijk te maken. Beargumenteer je keuzes. Minimale eisen: Je hebt tenminste 5 verschillende producten en/of diensten uitgebreid beschreven.

11 1.5 Wie worden mijn klanten? In dit hoofdstuk leg je uit wat de doelgroep is van jouw bedrijf. Je begint door te kijken naar de volgende criteria: geografie, demografie, socio-economisch, psychografie, fase levenscyclus en qua gebruik/verbruik. Vervolgens maak je een ijkprofiel. Hierin geef je een voorbeeld van een dag uit het leven van iemand uit de door jou specifiek beschreven focusgroep. Beargumenteer je keuzes. Minimale eisen: Alle 6 criteria zijn beschreven en het ijkprofiel is gemaakt. De focusgroep is specifiek.

12 1.6 Waar ga ik mij vestigen? In dit hoofdstuk kies je een plaats en een pand om je in te vestigen. Beargumenteer je keuze. Denk hierbij aan parkeergelegenheid, concurrentie, doelgroep, bereikbaarheid. Minimale eisen: Je hebt een plek gekozen om je te vestigen en dit beargumenteerd.

13 1.7 Wat voor prijzen wil ik ongeveer hanteren? In dit hoofdstuk leg je uit welke prijzen je gaat vragen voor je producten/diensten. Dit beargumenteer je door te vergelijken met je toekomstige concurrenten. Daarnaast kijk je naar het bestedingspatroon van je doelgroep. Minimale eisen: Je hebt je prijzen bepaald en de opbouw hiervan beargumenteerd.

14 1.8 Hoe ga ik het doen qua personeel? In dit hoofdstuk geef je een idee betreffende het aantal personeel dat je wilt inzetten. Denk om de grootte van je pand. Minimale eisen: Je hebt beargumenteerd hoeveel personeel je wilt inzetten en waarvoor.

15 1.9 Als dit mijn plan wordt, wie worden dan mijn concurrenten? Nu je weet wat jouw unieke concept wordt, welke producten/diensten je gaat aanbieden, welke prijzen je hanteert en waar je je gaat vestigen, kan je een indicatie maken van wie je concurrenten gaan zijn. Deze concurrenten ga je onderzoeken. Je zoekt uit wat hen uniek maakt en waar zij goed, dan wel minder goed in zijn. Hierdoor kom jij er des te meer achter waar zij wellicht een steek hebben laten vallen. Hier kan jij dan weer op in spelen. (Waarschijnlijk veranderd naar dit onderzoek enkele voorgaande hoofdstukken. Hou alle oude versies in je verslag.) Minimale eisen: Je hebt tenminste 5 directe en 3 indirecte concurrenten beschreven.

16 2.1 Wat is je idee? In deze fase kunnen allerlei ideeën geopperd worden over het evenement. Bepaal in de eerste plaats het doel van het evenement. Daarbij gaat het om de vragen: Waarom willen wij een evenement? Op wie richten we ons (de doelgroep)? Hoe willen we overkomen als organisatie (profilering)? Wat zijn de verwachtingen en wensen van de mensen voor wie we het organiseren? Zet vervolgens alle voor- en nadelen op een rijtje van elk idee dat ingebracht wordt. De haalbaarheid wordt bekeken en er wordt een definitieve keuze gemaakt. Daarna kan het uiteindelijke idee verder ontwikkeld worden. Je kunt bijvoorbeeld een spectaculaire opening bedenken voor je bedrijf. Je bedrijf is ingericht er zijn alleen nog geen klanten. Hoe ga jij ervoor zorgen dat je de door jouw uitgekozen doelgroep kan enthousiasmeren om naar de opening van je bedrijf te komen. Echter je kan ook een promotieactiviteit doen gecombineerd met een bepaald seizoen of goed doel. Daarnaast helpt het om iets te bedenken dat niet al door iedereen gedaan wordt. (Ook in je beoordeling wordt gekeken naar hoe uniek je idee is) Beargumenteer waarom dit idee geschikt is. Minimale eisen: Beantwoord eerst bovenstaande vier vragen. Nadat je dit gedaan hebt bedenk je tenminste 3 ideeën, waar je de voor- en nadelen van opsomt. Ook controleer je of het idee haalbaar is. Tot slot kies je één idee uit dat je verder uit gaat werken.

17 2.2 Wat is er nodig om het succesvol te laten zijn? Succescriteria. In de vorige stap bracht je de ideeën, wensen en verwachtingen met betrekking tot het evenement in kaart. Nu besteed je aandacht aan de drie criteria voor succes. Mensen Een evenement kun je niet alleen organiseren. Je hebt medewerking van mensen en organisaties nodig. Niet alleen werkgroepsleden voor de organisatie, maar ook medewerkers of vrijwilligers voor de uitvoering op de dag zelf. Denk daarbij aan: De behoefte aan overige vrijwilligers voor de uitvoerende taken op de dag zelf; De medewerking van deskundigen of technische adviseurs; Geld Stel een globale begroting op. Wat zullen de inkomsten en uitgaven zijn? Is het evenement kostendekkend? De definitieve begroting komt in stap 8. Accommodatie Zijn er geschikte ruimtes en locaties voor het uitvoeren en opzetten van het evenement? Een goede accommodatie is van groot belang. Stel jezelf bij de voorbereiding de volgende vragen: Is de accommodatie groot genoeg en geschikt voor het evenement? Is de accommodatie makkelijk bereikbaar? Is er voldoende parkeergelegenheid? Heeft de accommodatie voldoende sanitaire voorzieningen? Is de accommodatie gezellig of aantrekkelijk? Kijk eens met de ogen van een deelnemer of bezoeker naar het evenement. Is een van de drie succescriteria niet in orde, dan kan het evenement in deze opzet niet doorgaan. Minimale eisen: Al bovenstaande vragen zijn beantwoord voor jouw idee.

18 2.3 Wat kan je zelf en wat moet worden uitbesteed? Sterktes/zwaktes. Het is verstandig een overzicht te maken van de sterke en zwakke punten van je organisatie. Wat kun je zelf aan en waar heb je hulp bij nodig? Dit kun je als volgt aanpakken. Beschrijf voor alle benodigde onderdelen wat de sterke of zwakke punten zijn. Bijvoorbeeld voor de accommodatie, de activiteiten, het personeel of de medewerkers, de PR en de financiën. Geef per onderdeel een aantal punten aan. Daarnaast maak je een risicoanalyse waarin je oplossingen bedenkt voor mogelijke problemen. Minimale eisen: Je hebt een sterkte-zwakteanalyse gemaakt per succescriteria. Daarnaast heb je een risicoanalyse gemaakt.

19 2.4 De grote lijnen vaststellen. Nadat alle gegevens en ideeën op een rijtje zijn gezet, is het tijd om het evenement definitief vast te stellen. De grote lijnen worden zichtbaar: wat gaan we doen? Beantwoord daarom nu de volgende vragen: Wat is de aanleiding om dit evenement te organiseren? Wat voor soort evenement wordt het? Wat is het doel van het evenement? Wanneer gaat het plaatsvinden? Voor wie is het bedoeld? Wie heeft de algehele leiding? Wat is de geschatte omvang: - Van de deelnemers; - Van het publiek? Hoe wil de organisatie overkomen (profilering)? Wordt aan de drie succescriteria (mensen, geld, accommodatie) voldaan? Is er rekening gehouden met de zwakke punten? Minimale eisen: Al bovenstaande vragen zijn beantwoord.

20 2.5 Hoe wordt er bekendheid aan gegeven. Communicatieplan & mediaplanning. Intern moet er communicatie zijn zodat iedereen binnen het bedrijf weet wat er gaat gebeuren. Als er taken weggelegd zijn voor werknemers moeten zij dit op tijd geïnstrueerd krijgen. Daarnaast moet er externe bekendheid verkregen worden om de doelgroep naar het evenement te krijgen. Hoe pak je dit aan? Minimale eisen: Je hebt in een communicatieplan weergegeven wat er via welk kanaal aan promotie moet worden gedaan. In de mediaplanning zet je neer wanneer dit gebeurt.

21 2.6 Plan van aanpak. We kennen inmiddels het doel van het evenement. Het gaat er nu om hoe we dit doel kunnen bereiken. Kijk daarbij door de ogen van de klanten : deelnemers, bezoekers, pers, medewerkers en sponsors. Zij hebben allemaal wensen en verlangens waar je zo goed mogelijk rekening mee moet houden. Zo ontstaat er een taakverdeling. Minimale eisen: Bepaal de taakverdeling. Let op: ook al bepaal je nu alles zelf, als het echt gaat worden uitgevoerd is het handig de taken te verdelen. Maak ook visueel welke taken afhankelijk van elkaar zijn in een strokenrooster en een werkplanning.

22 2.7 Hoe gaat het op de dag zelf? Draaiboek incl. informatie over materialen. Nu al het voorbereidende werk is gedaan en iedereen weet wat die moet doen qua voorbereiding is het tijd om de dag zelf in te plannen. Dit doe je d.m.v. een draaiboek. Een draaiboek is een overzichtelijk schema waarin staat wie, wat, waar en wanneer doet. Maak ook een apart overzicht waarin staat welke materialen waar en op welk tijdstip nodig zijn. Minimale eisen: Je hebt een draaiboek gemaakt waarin staat wie, wat, waar en wanneer doet en je hebt een overzicht gemaakt welke materialen waar en op welk tijdstip nodig zijn.

23 2.8 Wat gaat het kosten en wat levert het op? Begroting. Zorg voor een sluitende begroting. Maak een inventarisatie van de verwachte kosten en opbrengsten. Doe dat realistisch! Het kan zijn dat het evenement niet direct opbrengsten met zich mee brengt, maar dat dit slechts in de toekomst gebeurt. Minimale eisen: Maak een overzicht per onderdeel van de kosten van het evenement. Kosten kunnen ook uitgedrukt worden in tijd. Bepaal wat de verwachte opbrengsten zijn.

24 3.1 Maak een plattegrond van je bedrijf. In dit hoofdstuk maak je allereerst een lege plattegrond van het door jouw gekozen pand uit de voorgaande periode. Vervolgens maak je een ingerichte plattegrond. (Argumentatie van hoofdstuk 2.1, 2.2 en 2.3 vallen samen) Minimale eisen: Je hebt een lege en een ingerichte plattegrond gemaakt. (Argumentatie van hoofdstuk 2.1, 2.2 en 2.3 vallen samen)

25 3.2 Wat wordt de looproute? Op je ingerichte plattegrond laat je de ideale looproute zien. Doe dit zowel voor het personeel als voor de klanten. Indien je meerdere doelgroepen hebt, heb je ook meerdere looproutes. (Argumentatie van hoofdstuk 2.1, 2.2 en 2.3 vallen samen) Minimale eisen: Laat per doelgroep of per producttype zien hoe de ideale looproute eruitziet. Doe dit ook voor het personeel. (Argumentatie van hoofdstuk 2.1, 2.2 en 2.3 vallen samen)

26 3.3 Wat worden de zichtlijnen, hotspots en focuspunten? In dit hoofdstuk leg je uit wat de belangrijkste punten vormen binnen je bedrijf. (Argumentatie van hoofdstuk 2.1, 2.2 en 2.3 vallen samen) Minimale eisen: Je hebt laten zien welke punten duidelijk naar voren moeten komen en hoe je wilt dat klanten door je winkel kijken. (Let op lopen en kijken zijn twee verschillende dingen) (Argumentatie van hoofdstuk 2.1, 2.2 en 2.3 vallen samen)

27 3.4 Welke materialen ga je gebruiken? Voordat je van een plattegrond naar een 3D visualisatie gaat, moet je nadenken over welke materialen je gaat gebruiken en welk effect dat heeft op de ruimte. In dit hoofdstuk leg je jouw keuze uit. Minimale eisen: Je hebt je materiaalkeuze en het effect hiervan op de ruimte uitgelegd.

28 3.5 Maak een 3D visualisatie van je bedrijf. In dit hoofdstuk laat je zien hoe jouw ontwerp er echt uit komt te zien. Je maakt tenminste 3 kijkvensters van de belangrijkste hoeken van je ontwerp. Beargumenteer je ontwerp. Minimale eisen: Je hebt een 3D visualisatie gemaakt met tenminste 3 kijkvensters. Ook heb je je definitie inrichting beargumenteert.

29 3.6 Hoe gaat je etalage/entree eruitzien? Het laatste dat je doet is de binnenkomst visualiseren. Niet elk pand heeft recht om voor de deur van alles te plaatsen, dus de reikwijdte van je etalage/entree is hiervan afhankelijk. Minimale eisen: Je hebt de binnenkomst gevisualiseerd en je ontwerp beargumenteerd.

30 4.1 Wat kost het je om je bedrijf te starten? In dit hoofdstuk maak je een overzicht van alle kosten die je nodig hebt gehad om je bedrijf te starten. Dit is het kopen van je inventaris, de mogelijke verbouwing en de openingsactie, etc. 50% van het geld voor deze kosten had je zelf al op je bankrekening. Bereken hoeveel je moet lenen om te kunnen starten. Minimale eisen: Je hebt een overzicht gemaakt van de kosten die je nodig hebt om te starten. Ook heb je aangegeven welk bedrag je moet lenen.

31 4.2 Wat kost het je om je bedrijf draaiende te houden? In dit hoofdstuk laat je zien wat het per maand ongeveer kost om je bedrijf draaiende te houden. Denk hierbij aan de inkoopprijzen van je producten/diensten, de huur van je pand, je personeelskosten, je promotieacties in de loop van het jaar, de rentekosten over je lening en mogelijke overige kosten. Minimale eisen: Je hebt een overzicht gemaakt van je maandelijkse kosten.

32 4.3 Wat word je reële omzet? In dit hoofdstuk bepaal je wat je gemiddelde omzet per maand wordt. Hou hier rekening met hoeveel producten/klanten je maximaal in je winkel kan hebben. Minimale eisen: Maak een berekening van je reële omzet per maand. Het kan zijn dat in jouw branche er bepaalde maanden zijn waarin de omzet hoger is als andere.

33 4.4 Reflecteer op je financiële plaatje. In dit hoofdstuk leg je uit waarom je financiële plaatje wel of niet klopt. Kan je eigenlijk wel rondkomen? Zijn je uitgaven groter als je inkomsten? Wat had anders gemoeten mocht je wel rond willen komen? Waar zijn de grootste knelpunten, wat is reëel? Minimale eisen: Beargumenteer waar de grootste knelpunten zitten en wat je wellicht anders had kunnen doen, nu je dit overzicht hebt.