NITURA.., NUITBREN. ...,..,-,.----ber Gislenus BATS Ere-bedrij fsrevisor. "'...;Ihstituut der

Transcriptie

1 "'...;Ihstituut der NITURA.., NUITBREN ~. 't,,~', ",t..;"" Gislenus BATS Ere-bedrij fsrevisor...,..,-,.----ber 2010 Niets uit deze opgave, inclusief de specifieke vormgeving, mag door middel van elektronische of andere middelen, met inbegrip van automatische informatiesystemen, worden gereproduceerd enlof openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

2 Bladzijde INBRENG IN NATURA EN QUASI-INBRENG~ VENNOOTSCHAPSRECHTELIJKE,BEDRIJFSECONO- MISCHE, FISCALE EN BOEKHOUDKUNDIGE ANALYSE VENNOOTSCHAPSRECHTELIJKE BENADERING 9 A. WETTELIJK KADER 9 A.I. Inbreng in natura 9 A.2. Wetteksten 10 A.2.1. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 10 A.2.2. Naamloze vennootschap 19 A.3. Quasi-inbreng van vermogensbestanddelen 28 A.3.l. Onderworpen vennootschappen 28 A.3.2. Wetteksten - Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 29 A.4. Aandachtspunten met betrekking tot de concrete toepassing inzake de mogelijkheid om een inbreng in natura en quasi-inbreng uit te voeren zonder deskundigen-controleverslag van een bedrijfsrevisor of commissaris 34 A.5. Publicatie Belgisch Staatsblad d.d. 30 oktober 2008 : 8 oktober Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/9l/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal 47 B. SITUERING VAN DE BEGRIPPEN 'INBRENG IN NATURA' EN 'QUASI-INBRENG' 71 B.l. Inbreng in natura 71 B.2. Quasi-inbreng 76 C. NORMEN VAN HET INSTITUUT DER BEDRIJFSREVISOREN INZAKE DE CONTROLE VAN DE INBRENG EN DE QUASI-INBRENG 77 C.l. Algemeen 77 C.2. Normen 79 C.3. Advies Juridische Commissie 97

3 Bladzijde D. PRAKTISCHE BENADERING 101 D.l. Inbreng in natura 101 D.l.l. Inbreng in natura enlof verkoop aan een vennootschap 101 D.l.2. Inbreng van een goed bezwaard met zekerheden 103 A. De inbrenggenietende vennootschap betaalt de schuld 104 B. De schuld wordt betaald door de inbrenger 104 C. Zekerheid tot waarborg van de lopende of de toekomstige handelsverrichtingen 105 D.l.3. Overdracht van cliënteel van vrije beroepen 106 D.l.4. Inbreng van goodwill (omzendbrieflb.r. C. 009 van 11 mei 1990)108 D.l.5. Inbreng van het cliënteel aan een nul-waarde 110 D.l.6. Leasing en inbreng in natura 111 D.l.7. Inbreng in natura van verhuurde onroerende goederen 112 D.1.8. Overdracht van een algemeenheid van goederenl13 of van een tak van werkzaamheid - artikel 442bis W.I.B D.l.9. Inbreng in natura van een goed in onverdeeldheid 117 D.l.lO. Kan een "voorwaardelijke schuld" van een vennootschap worden ingebracht in kapitaal in het kader van een kapitaalverhoging? 118 D.2. Quasi-inbreng 120 D.2.l. Quasi-inbreng en variabele vergoeding 120 D.2.2. Toepassingsgebied: de termijn van twee jaar 120 D.2.3. Verslag ter regularisatie 121 D.2.4. Negatief bedrijfsgeheel en quasi-inbreng 122 D.2.5. Het begrip "verkrijging" binnen het kader van het normale bedrijf van de vennootschap 123 D.2.6. Is de overdracht van leasingcontracten door een eenmanszaak aan een vennootschap een "quasi-inbreng"? 124 D.3. Voorbeeld checklist bij de inbreng in natura of/en quasi-inbreng FISCALE BENADERING A. INKOMSTENBELASTING A.I. Inleiding A.2. Meerwaarde behaald door natuurlijke personen en belastbaar in de personenbelasting A.2.l. Inbreng in natura en quasi-inbreng uit het privévermogen van een natuurlijke persoon

4 Bladzijde A.2.2. Inbreng in natura en quasi-inbreng van beroepsmatig belegde activa 137 A Stopzettingsmeerwaarden 140 A Meerwaarden bij de inbreng of de overdracht zonder de stopzetting van de beroepswerkzaamheid 141 A.3. Meerwaarden gerealiseerd door een vennootschap en belastbaar in de vennootschapsbelasting 141 A.4. Aandachtspunten 142 A.4.l. Immateriële vaste activa vanuit het standpunt van de inbrenger/overdrager in de personenbelasting 142 AA.2. Immateriële vaste activa vanuit het standpunt van de inbrenggenietende vennootschap 143 A Definitie van "immateriële vaste activa" volgens de boekhoudwetgeving 143 A Waardering 143 A Aandachtspunt: fiscale afschrijving van goodwill in de inbrenggenietende vennootschap 144 a. Afschrijfbaarheid 144 b. Afschrijvingstermijn 144 b.1.1nbrengwaarde moet beantwoorden aan bedrijfseconomische waarde 146 b.2. Waarde goodwill: "4x4"-regel geldt niet automatisch 149 A Rechtspraak en parlementaire vragen 151 A Bepaling inbrengwaarde onroerend goed 202 A A A Waardering van aandelen en abnormaal of goedgunstig voordeel 203 Kapitaalverhoging van een schuldvordering met inherente afstand van schuldvordering voor het verschil tussen kapitaalinbreng en nominale waarde van de ingebrachte schuld 214 Afschrijving van de goodwill verworven tegen een variabele prijs 223 B. B.O. B.l. REGISTRATIERECHTEN M.B.T. INBRENGEN IN VENNOOTSCHAP 230 Algemeen: akten houdende inbreng in een Belgische vennootschap met rechtspersoonlijkheid (art. 19,5 W. Reg.) 230 Basisbegrippen 231 B.l.l. Het begrip "inbrengrecht" 231 B.l.2. Het begrip "inbreng" 234 B De "zuivere inbreng" 234 B De "gemengde inbreng" of de "inbreng met een gemengde vergoeding" 235 B.l.3. Het begrip "vennootschap" 240 B.1A. Het begrip "ingebrachte goederen" 242 B.l.5. Het begrip "belastbare grondslag" 243

5 Bladzijde B.2. Verschillend registratierecht voor roerende en onroerende goederen 244 B.2.1. Inbreng van onroerende goederen 244 B Algemeen 244 B De basisregel 247 A. Enkel in België gelegen onroerende goederen 247 B. Inbreng in buitenlandse vennootschap ook belastbaar 247 C. Inbreng met een gemende vergoeding 248 B De uitzonderingsregel 251 A. De bedoelde goederen en de hoedanigheid van de inbrenger 251 B. Inbreng in een Belgische vennootschap 255 B Bewijslast 255 B Aandachtspunt: Inbreng van een rusthuis 256 B.3. Verrichtingen die van het evenredig inbrengrecht zijn vrijgesteld 261 B.3.I. Het artikel 121 W.Reg. 261 B.3.2. Inbreng van nieuwbouw onder B.T.W.-regime (art. 159, 8 W.Reg.) 261 B De belastingplichtigen van rechtswege - beroepsoprichters 263 B De toevallige belastingplichtige - toevallige oprichters 263 B Personen die tot vervreemding van gebouwen overgaan die aangekocht werden met B. T. W. 265 B.3.3. De inbreng van aandelen - "aandelenruil" 269 B.4. Teruggave van registratierechten (art. 212 W.Reg.) 275 B.5. Registratierecht en "bedrijfstak" 277 B.5.I. Hof van Beroep, Brussel, 4 oktober Inbreng in vennootschap - bedrijfstak - in hoofde van inbrenggenietende vennootschap te beoordelen 278 B.5.2. Luik, 15 februari Inbreng onroerend goed in vennootschap - natuurlijke persoon - toepasselijk tarief C. B.T.W. 283 C.l. Algemeen 283 C.2. Analyse van artikel 11 W.B.T.W. 285 C.2.1. Een overdracht 285 C.2.2. Een algemeenheid van goederen 285 C.2.3. Bij wege van inbreng in een vennootschap of anderszins 286 C.2.4. De overnemer is een belastingplichtige 286 C.2.5. De overnemer zou de belasting geheel of gedeeltelijk kunnen aftrekken ware hij verschuldigd geweest 287 C.2.6. De overnemer wordt geacht de persoon van de overdrager voort te zetten 287 C.3. Rechtspraak - overdracht van een "bedrijfsafdeling" 288 C.3.1. C.3.2. Hof van Beroep, Brussel, 13/ Overdracht van een bedrijfsafdeling - Toepassing artikel 11 W.BTW. 288 Artikel 11 - BTW-wetboek: overdracht algemeenheid met "nieuw" gebouw: toch geen registratierechten verschuldigd vanaf 01/01/2011 onder bepaalde voorwaarden! 288-1

6 Bladzijde 1.3. BOEKHOUDKUNDIGE BENADERING A. INBRENG IN NATURA B. QUASI-INBRENG VENNOOTSCHAPSRECHTELIJKE BENADERING A. WETTELIJK KADER A.I. Onderworpen vennootschappen A.2. Wetteksten A.2.1. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B. NORMEN INZAKE DE CONTROLE VAN INBRENG EN QUASI-INBRENG C. THEORETISCHE EN PRAKTISCHE BENADERING C.l. Procedure BEDRIJFSECONOMISCHE BENADERING VAN DE WAARDERING A. INLEIDING B. UITGIFTEPREMIE 311 B.l. Begripsbenadering 311 B.2. Uitgiftepremie: de concrete werking bij aandelen met een nominale waarde en aandelen zonder een nominale waarde 312 B.2.1. Aandelen met een nominale waarde 312 B.2.2. Aandelen zonder een nominale waarde 312 B.2.3. Praktisch voorbeeld 313 B.3. Is de uitgiftepremie een gewone reserve? 315 BA. Dient de uitgiftepremie integraal volgestort te worden bij de uitgifte? 315 B.5. Fiscaal stelsel van de uitgiftepremie 316 B.6. Aanwending van de uitgiftepremie 316 B.7. Boekhoudkundige verwerking van de aanwending van de uitgiftepremie FISCALE BENADERING BOEKHOUDKUNDIGE BENADERING AANDACHTSPUNTEN RECHTSPRAAK 1. VONNIS HASSELT, 12 NOVEMBER 2001 Aansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor naar aanleiding van de controle van de waardering

7 Bladzijde 2. REGISTRATIERECHTEN Kapitaalverhoging - kapitaalverlaging - gemengde inbreng? Veinzing Fiscale toetsing "bedrijfsafdeling" Luik, 8 mei 1998: bedrijfsafdeling - strenge beoordeling: geen bedrijfsafdeling Brussel, 21 juni 2002 : inbreng van territoriale indeling is "bedrijfstak" 333 VASTGOED illt DE VENNOOTSCHAP HALEN: DE "illtbreiding" ALS OPLOSSING VOOR EEN PRANGENDE BEHOEFTE? Redenen voor een "uitbreng" Een "duidelijk" kader inzake registratierechten Problematiek inzake inkomstenbelasting: waardering en dividend De mogelijke herziening van de aftrek inzake BTW Mogelijke strategieën om het onroerend goed te onttrekken Verkoop van het onroerend goed Vereffening van de vennootschap Inbetalinggeving Dividenduitkering in natura Kapitaalvermindering in natura (Disproportionele) inkoop eigen aandelen Herstructureringen (fusie, splitsing en partiële splitsing) Inbreng in vennootschap Uitbreng van naakte eigendom Slotbepalingen Registratierechten Regel Uitzonderingen 357 ***

8 8.

9 9. 1. INBRENG IN NATURA BI] OPRICHTING EN QUASI INBRENG VAN VERMOGENSBESTANDDELEN VENNOOTSCHAPSRECHTELUKE BENADERING I IIA. WETTELIJK KADER 11 I A.I. Inbreng in natura I * Onderworpen vennootschappen Vennootschapsvorm ''Wetboek van vennootschappen" 1. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 2. Coöperatieve vennootschap 2.1. Algemeen 2.2. Inbreng 2.3. Aansprakelijkheid 3. Naamloze vennootschap 4. Commanditaire vennootschap op aandelen 5. Landbouwvennootschap 6. Economisch samenwerkingsverband artikelen 214, 216, 218, 219, 223, 226, 227,229,230 en 238 artikelen 350, 351, 352 en 353 artikelen 390, 393, 394, 395, 397, 398 en 400 artikelen 405 en 406 artikelen 439, 441, 443, 444, 448, 453, 454 en 456 artikei 657 artikelen 794, 795,796, 797,800 en 801 artikelen 842 en 844

10 10. I A.2. Wetteksten A.2.1. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving»Wetboek van vennootschappen TITEL I!. - Oprichting HOOFDSTUK I. - Bedrag van het kapitaal Artikel 214 De tekst van art. 214 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Het maatschappelijk kapitaal moet ten minste EUR bedragen. Art. art. 214 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) 214 : B.S

11 11. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen ~-_._. ~---~. HOOFDSTUK II. - Plaatsing van het kapitaal Afdeling I. - Volledige plaatsing Artikel 216 De tekst van art. 216 is van toepassing met ingang van (Art. 8, W ) B.S Het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap moet volledig ent niettegenstaande enig andersluidend beding'4voorwaardelijk geplaatst zijn. Art. art. 216 is van toepassing met ingang van (Art. 8, W ) 216 : B.S art. 216 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

12 12. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen Afdeling Inbreng in natura Artikel 218 De tekst van art. 218 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Inbreng anders dan in geld, komt slechts in aanmerking voor vergoeding met aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, wanneer hij bestaat uit vermogensbestanddelen die naar economische maatstaven kunnen worden gewaardeerd, met uitsluiting van verplichtingen tot het verrichten van werk of diensten. Deze inbreng wordt inbreng in natura genoemd. Art. art. 218 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) 218 : B

13 13. Artikel In geval van een inbreng in natura, wordt vóór de oprichting van de vennootschap een bedrijfsrevisor aangewezen door de oprichters. De revisor maakt een verslag op, inzonderheid over de beschrijving van elke inbreng in natura en over de toegepaste waarderingsmethoden. Het verslag moet aangeven of de waarden waartoe deze methoden leiden, ten minste overeenkomen met het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke van nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen. Het verslag vermeldt welke werkelijke vergoeding als tegenprestatie voor de inbreng wordt verstrekt. In een bijzonder verslag zetten de oprichters uiteen waarom de inbreng in natura van belang is voor de vennootschap en eventueel ook waarom afgeweken wordt van de conclusie van het verslag van de revisor. Dat verslag wordt samen met het verslag van de revisor neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, overeenkomstig artikel Paragraaf 1 i~ van toepassing wanneer een inbreng in natura plaatsvindt: 1 in de vorm van effecten of geldmarktinstrumenten zoals bepaald in artikel 2, 31 en 32, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, die worden gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende de drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op een of meer gereglementeerde markten zoals bepaald in artikel 2, 3, 5 en 6, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten zijn toegelaten; 2 in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, welke reeds door een bedrijfsrevisor zijn gewaardeerd en wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de waarde in het economisch verkeer werd bepaald op een datum die niet meer dan zes maanden aan de effectieve datum van de inbreng voorafgaat; b) de waardering is uitgevoerd met inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng vormen; 3 in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, waarbij de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel is afgeleid uit de jaarrekeningen van het voorgaande boekjaar, mits de jaarrekeningen door de commissaris of door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon werden gecontroleerd en mits het verslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat.

14 14. Paragraaf 1 is evenwel van toepassing op de herwaardering waartoe wordt overgegaan op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichters: 1 op het in paragraaf 2, eerste lid, 1, bepaalde geval indien de koers is beïnvloed door uitzonderlijke omstandigheden die zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng ervan, met inbegrip van situaties waarin de markt voor die effecten of geldmarktinstrumenten niet meer liquide is; 2 op de in paragraaf 2, eerste lid, 2 en 3, bepaalde gevallen indien nieuwe bijzondere omstandigheden zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde in het economisch verkeer van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng ervan. 3. In de gevallen bepaald in paragraaf 2 waarin de inbreng plaatsvindt zonder toepassing van paragraaf 1, wordt binnen één maand na de effectieve datum van de inbreng van het vermogensbestanddeel een verklaring neergelegd overeenkomstig artikel 75, waarin de volgende inlichtingen worden vermeld: 1 een beschrijving van de desbetreffende inbreng in natura; 2 de naam van de inbrenger; 3 de waarde van deze inbreng, de herkomst van deze waardering, en in voorkomend geval, de waarderingsmethode;. 4 de nominale waarde van de aandelen of, bij gebreke van een nominale waarde, het aantal aandelen die tegen elke inbreng in natura zijn uitgegeven; 5 een attest dat bepaalt of de verkregen waarde ten minste met het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen overeenkomt; 6 een attest dat er zich geen nieuwe bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke waardering die deze kunnen beïnvloeden.

15 15. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» 0_0_ Wetgeving» Wetboek van vennootschappen HOOFDSTUK III. - Storting van het ka.pitaal Artikel 223 De tekst van art. 223, tweede lid, is van toepassing met ingang van (Art. 3, W ) B.S Vanaf de oprichting van de vennootschap moet het bedrag van het kapitaal gestort zijn ten belope van ten minste EUR. Bovendien : 1 0 moet op ieder aandeel waarop in geld is ingeschreven ten minste één vijfde gestort zijn; 2 0 moeten de aandelen of gedeelten van aandelen die inbrengen in natura vertegenwoordigen volledig zijn volgestort. In het in artikel 211 bedoelde geval wordt het in het eerste lid vastgestelde bedrag bepaald op euro. Art. 223 : art tweede lidi is van toepassing met ingang van (Art. 3, W ) B.s [De eenhoofdige besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die op bestaan, storten hun kapitaal ten belope van ten minste euro binnen één jaar vanaf deze datum, tenzij ze binnen dezelfde termijn ontbonden worden. Doen ze dit niet, dan wordt de enige vennoot geacht hoof.clelijk borg te staan voor alle verbintenissen van de vennootschap tot de ontbinding van de vennootschap wordt bekendgemaakt of tot het kapitaal werkelijk ten belope van euro wordt gestort.] art. 223 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

16 15-1. taxtoday Minimumkapitalen vennootschappen: een overzicht na de Wet van 14 juni 2004 Auteur: Steven Harlem Datum: 14/09/2004 De Wet van 14 juni 2004 sleutelt opnieuw aan de minimumkapitalen voor vennootschappen: ze verdubbelt namelijk het minimum te volstorten kapitaal voor éénpersoons-bvba 's. Bestaande éénpersoons-bvba 's hebben nog even tijd - tot 2 augustus 2005 om precies te zijn - om hun volstort kapitaal op te trekken van euro naar euro. Een nieuwe éénpersoons-bvba moet uiteraard vanaf haar oprichting voldoen aan deze vereiste. Dit nieuwe minimum is voor ons een aanleiding om de kapitaalsvereisten voor vennootschappen nog eens op een rijtje te zetten. Geplaatst kapitaal Een eerste minimum is het geplaatst kapitaal. Dit is het kapitaal waarvoor op een geldige wijze is ingeschreven door de aandeelhouders bij de oprichting van de vennootschap of ter gelegenheid van een kapitaalverhoging. Het is de investering in de vennootschap waartoe de aandeelhouders zich hebben geëngageerd. De aandeelhouders hebben zich met andere woorden onvoorwaardelijk verbonden om dit kapitaal te vormen. Dit betekent echter niet noodzakelijk dat dit geplaatst kapitaal onmiddellijk moet opgevraagd en volgestort worden. Volgestort kapitaal Het volgestort kapitaal is het gedeelte van het geplaatst kapitaal dat werkelijk werd gestort. Om het engagement van de aandeelhouders kracht bij te zetten{ bevat het Wetboek van vennootschappen ook minimumvereisten voor de volstorting van het geplaatst kapitaal. Zonder deze minima wordt de bestaansreden van de minima voor het geplaatst kapitaal tenminste gedeeltelijk ondermijnd. Voor alle vennootschapsvormen gelden de vereisten met betrekking tot de volstorting zowel bij de oprichting van de vennootschap als bij een kapitaalverhoging. In dit laatste geval dient de eventueel gecreëerde uitgiftepremie - agio - bovendien onmiddelijk volgestort te zijn. Hoe en wanneer het niet-volgestort gedeelte van het geplaatst kapitaal kan opgevraagd worden? Twee hypotheses kunnen zich voordoen: 1. De statuten van de vennootschap bepalen het tijdstip van de volstorting: in dit geval moeten de aandeelhouders en het bestuursorgaan zich schikken naar de bepalingen in de statuten. Het is dan de taak en verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om de statutaire beschikkingen te doen naleven. 2. De statuten reppen met geen woord over de volstorting: in dit geval hoort de opvraging van het nietvolgestort deel tot de bevoegdheid van het bestuursorgaan. In functie van de behoeften van de vennootschap kan het bestuursorgaan bijgevolg de aandeelhouders vragen het kapitaal van de vennootschap vol te storten. Overzicht minimumkapitalen Vennootschapsvorm Artikel W. Miminum Mimimum volgestort kapitaal Venn. geplaatst kapitaal Minimum Minimum per Minimum per aandeel bij aandeel bij inbreng in natura inbreng in geld BVBA Art. 214 en EUR EUR 1/5 Volledige volstorting 223 EBVBA Art. 214 en EUR EUR 1/5 Volledige volstorting 223 CVBA Art. 390 en EUR EUR 1/4 1/4 en volledige 397 volstorting binnen 5 jaar NV Art. 439 en EUR EUR 1/4 1/4 en volledige 448 volstorting binnen 5 jaar Comm. VA Art EUR EUR 1/4.1/4 en volledige volstorting binnen 5 jaar

17 15-2. Aansprakelijkheid van de bestuurders of zaakvoerders Indien een aandeelhouder in gebreke blijft om het niet-volgestorte deel te volstorten, dan is het de taak van het bestuursorgaan om de nodige maatregelen te treffen voor de verdere volstorting van de betreffende aandelen. Zo kan het bestuursorgaan bijvoorbeeld in rechte de inbeslagname van het aandeel eisen om dit te laten verkopen en de schuld aan te zuiveren van de in gebreke gebleven aandeelhouder. In toepassing van artikel 199 van het Wetboek van Vennootschappen kunnen de schuldeisers door de rechter de geldstortingen doen bevelen die door de statuten zijn bedongen en die noodzakelijk zijn tot de bewaring van hun rechten. De vennootschap kan de rechtsvordering afweren door de schuldvordering te voldoen naar haar waarde, verminderd met het disconto. Indien het vonnis evenwel is uitgesproken, zijn de bestuurders of zaakvoerders persoonlijk verplicht het vonnis uit te voeren. De oprichters en - in geval van kapitaalverhoging - de bestuurders of zaakvoerders zijn hoofdelijk gehouden tot: het verschil tussen het minimumkapitaal en het werkelijk geplaatst kapitaal; zij worden daarvoor van rechtswege als inschrijvers beschouwd; de werkelijke storting van het minimumkapitaal en de werkelijke storting van 1/4 voor de CVBA, NV en Comm.VA of 1/5 voor de (E)BVBA op ieder aandeel; de volstorting binnen de vijf jaar van de aandelen van de vennootschap die geheel of ten dele overeenstemmen met een inbreng in natura; dit geldt niet voor de (E)BVBA waar de inbreng in natura onmiddellijk en volledig moet worden volgestort. Indien een BVBA éénhoofdig wordt en het volgestorte kapitaal ontoereikend is, moet binnen een periode van één jaar: ofwel kapitaal bijgestort worden tot euro; ofwel een nieuwe vennoot in de vennootschap opgenomen worden; ofwel de vennootschap ontbonden worden. Gebeurt dit niet, dan staat de enige vennoot hoofdelijk borg voor alle verbintenissen van de vennootschap. Bron: Wet van 14 juni 2004 tot wijziging van artikelen 213 en 223 van het Wetboek van vennootschappen (B.S. 2 augustus 2004).

18 16. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen Artikel 226 De tekst van art. 226,2 en 3, is van toepassing met ingang van (Art. 10, W ) B.S Naast de gegevens opgenomen in het uittreksel bestemd voor bekendmaking overeenkomstig artikel 69, worden in de vennootschapsakte de volgende gegevens vermeld: 1 de naleving van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 214, 216 en 223; 2 het aantal, de nominale of fractiewaarde van de aandelen, alsmede, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden die hun overdracht beperken; 3 de aanduiding van elke inbreng in natura, de naam van de inbrenger, de naam van de bedrijfsrevisor en de conclusies van zijn verslag, het aantal en de nominale of fractiewaarde van de aandelen die tegen elke inbreng zijn uitgegeven alsmede, in voorkomend geval, de andere voorwaarden waarop de inbreng is gedaan; 4 de oorzaak en de omvang van de bijzondere voordelen die worden toegekend aan elke oprichter of aan ieder die rechtstreeks of zijdelings aan de oprichting van de vennootschap deelgenomen heeft; 5 het totale bedrag, althans bij benadering, van alle kosten, uitgaven, vergoedingen of lasten, in welke vorm ook, die voor rekening van de vennootschap komen of worden gebracht wegens haar oprichting; 6 de instelling waar de inbreng in geld is gedeponeerd overeenkomstig artikel 224; 7 de overdrachten onder bezwarende titel gedurende de vijf voorgaande jaren van de onroerende goederen die bij de vennootschap worden ingebracht, alsmede de voorwaarden waaronder--die overdrachten hebben plaatsgehad; 8 de hypothecaire lasten of pandreçhten waarmee de ingebrachte goederen zijn bezwaard; 9 de voorwaarden waaronder de ingebrachte optierechten kunnen~""orden uitgeoefend. In de volmachten moeten de door artikel 69, 1,2,3,4,5,9 en 11, voorgeschreven vermeldingen worden opgenomen. Art. 226 : art. 226, 2 en 3, is van toepassing met ingang van (Art. 10, W ) B art. 226 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B

19 17. Boekhouding, HandeJs- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen HOOFDSTUK VI. - Aansprakelijkheid Artikel 229 De tekst van art. 229 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S en (Art. 2, 20, a) en b), W ) B.S Niettegenstaande elk hiermee strijdig beding, zijn de oprichters jegens de belanghebbenden hoofdelijk gehouden : 1 voor het volle gedeelte van hèt kapitaal waarvoor niet op geldige wijze zou zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 216, alsmede voor het eventuele verschil tussen het minimumkapitaal vereist bij artikel 214 en het bedrag van de inschrijvingen; zij worden van rechtswege als inschrijvers ervan beschouwd; 2 tot werkelijke storting van het kapitaal en van de aandelen overeenkomstig artikel 223, alsmede van het gedeelte van het kapitaal waarvoor zij overeenkomstig onder 1 als inschrijvers worden beschouwd; 3 tot volstorting van de aandelen waarop rechtstreeks of middels certificaten is ingeschreven in strijd met artikel 217; 4 tot vergoeding van de schade die het onmiddellijke gevolg is, hetzij van de nietigheid van de vennootschap uitgesproken op grond van artikel 227, hetzij van het ontbreken of de onjuistheid van de vermeldingen voorgeschreven bij artikel 226, hetzij van de kennelijke overwaardering van de inbrengen in natura, alsmede tot betaling van schadevergoeding bedoeld in artikel 65; 5 voor de verbintenissen van de vennootschap, naar een verhouding die de rechter vaststelt, in geval-van faillissement uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting, indien het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenom~n bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Het financieel plan, voorgeschreven krachtens artikel 215, wordt in dit geval door de notaris, op verzoek van de rechter-commissaris of van de procureur des Konings, aán de rechtbank overgelegd. Art. art. 229 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) 229 : B.S en (Art. 2, 20, a) en b), VI ) B.S

20 18. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen HOOFDSTUK II. - Aandelen Afdeling I. - Algemene bepalingen Artikel 238 De tekst van art. 238 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Het kapitaal wordt verdeeld in gelijke aandelen, al dan niet met stemrecht, met of zonder vermelding van waarde. De aandelen zijn ondeelbaar. Art. art. 238 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) 238 : B.S

21 19. A.2.2. Naamloze vennootschap Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen TITEL Oprichting HOOFDSTUK I. - Bedrag van het kapitaal Artikel 439 De tekst van art. 439 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Het maatschappelijk kapitaal mag niet minder bedragen dan EUR. Art. art. 439 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) 439 : B

22 20. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen HOOFDSTUK II. - Plaatsing van het kapitaal Afdeling I. - Volledige plaatsing Artikel 441 De tekst van art. 441 is van toepassing met ingang van (Art. 25 r W ) B.S Het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap moet volledig en, niettegenstaande enig andersluidend beding, onvoorwaardelijk geplaatst zijn. Art. art. 441 is van toepassing met ingang van (Art. 25, W 441 : ) B.S art. 441 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

23 21. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» --_.._ Afdeling Inbreng in natura Artikel 443 Wetgeving» Wetboek van vennootschappen De tekst van art. 443 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Inbreng anders dan in geld, komt slechts in aanmerking voor vergoeding met aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, wanneer hij bestaat uit vermogensbestanddelen die naar economische maatstaven kunnen worden gewaardeerd t met uitsluiting van verplichtingen tot het verrichten van werk of van diensten. Deze inbreng wordt inbreng in natura genoemd. Art. 443 : art. 443 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

24 22. Artikel In geval van een inbreng in natura, wordt vóór de oprichting van de vennootschap een bedrijfsrevisor aangewezen door de oprichters. De revisor maakt een verslag op, inzonderheid over de beschrijving van elke inbreng in natura en over de toegepaste methoden van waardering. Het verslag moet aangeven of de waarden waartoe deze methoden leiden, ten minste overeenkomen met het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen. Het verslag vermeldt welke werkelijke vergoeding als tegenprestatie voor de inbreng wordt verstrekt. In een bijzonder verslag zetten de oprichters uiteen waarom de inbreng iri natura van belang is voor de vennootschap. en eventueel ook waarom afgeweken wordt van de conclusies van het verslag van de revisor. Dat verslag wordt, samen met het verslag van de revisor, neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, overeenkomstig artikel Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer een inbreng in natura plaatsvindt: 1 in de vorm van effecten of geldmarktinstrumenten zoals bepaald in artikel 2, 31 en 32, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, die worden gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende de drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op een of meer gereglementeerde markten zoals bepaald in artikel 2, 3, 5 en 6, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten zijn toegelaten; 2 in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, welke reeds door een bedrijfsrevisor zijn gewaardeerd en wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de waarde in het economisch verkeer werd bepaald op een -datum die niet meer dan zes maanden aan de effectieve datum van de inbreng voorafgaat; b) de waardering is uitgevoerd me~ inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng vormen; 3 in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 C bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, waarbij de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel is afgeleid uit de jaarrekeningen van het voorgaande boekjaar, mits de jaarrekeningen door de commissaris of door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon werden gecontroleerd en mits het verslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat. Paragraaf 1 is evenwel van toepassing op de herwaardering waartoe wordt overgegaan op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichters: 1 op het in paragraaf 2, eerste lid, 1 0, bepaalde geval indien de koers is beïnvloed door uitzonderlijke omstandigheden die zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng ervan, met inbegrip van situaties waarin de markt voor die effecten of geldmarktinstrumenten niet meer liquide is;

25 op de in paragraaf 2, eerste lid, 2 0 en 30 bepaalde gevallen indien nieuwe bijzondere omstandigheden zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde in het economisch verkeer van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng enan. 3. in de gevallen van paragraaf 2 waarin de inbreng plaatsvindt zonder toepassing van paragraaf 1, wordt binnen één maand na de effectieve datum van de inbreng van het vermogensbestanddeel een verklaring neergelegd overeenkomstig artikel 75, waarin de volgende inlichtingen worden vermeld: 1 een beschrijving van de desbetreffende inbreng in natura; 2 0 de naam van de inbrenger; 3 0 de waarde van deze inbreng, de herkomst van deze waardering, en in voorkomend geval, de waarderingsmethode; 4 0 de nominale waarde van de aandelen of, bij gebreke van een nominale waarde, het aantal aandelen die tegen elke inbreng in natura zijn uitgegeven; 5 0 een attest dat bepaalt of de verkregen waarde ten minste met het aantal en de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uit te geven aandelen overeenkomt; 6 0 een attest dat er zich geen nieuwe bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke waardering die deze kunnen beïnvloeden.

26 24. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen HOOFDSTUK III. - Storting van het kapitaal Artikel 448 De tekst van art. 448, tweede lid, 2, is van toepassing met ingang van (Art. 26, W ) B.S Vanaf de oprichting van de vennootschap moet het kapitaal volgestort zijn ten belope van het minimum bepaald in artikel 439. Bovendien: 1 0 moet op ieder aandeel dat overeenstemt met inbreng in geld en op ieder aandeel dat geheel of ten dele overeenstemt met inbreng in natura, een vierde worden gestort; 2 moeten de aandelen die geheel of ten dele inbrengen in natura vertegenwoordigen, volgestort zijn binnen een termijn van vijf jaar na de oprichting van de vennootschap. Art. art. 448, tweede lid, 2, is van toepassing met ingang van (Art. 448 : 26, W ) B.S art. 448 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

27 25. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen Afdeling Vermeldingen in de oprichtingsakte Artikel 453 De tekst van art. 453, e~rste lid, 5, is van toepassing. met ingang v~n (Art. 15, W ) B.S erratum B.S Naast de gegevens opgenomen in het uittreksel bestemd voor bekendmaking overeenkomstig artikel 69, worden in de vennootschapsakte de volgende gegevens vermeld: 1 de naleving van de wettelijke voorwaarden met betrekking tot de plaatsing en de storting van het kapitaal; 2 de regeling, voor zover deze niet uit de wet voortvloeit, van het aantal en de wijze van benoeming van de leden van de organen die belast zijn met het bestuur en, in voorkomend geval, het dagelijks bestuur, de vertegenwoordiging tegenover derden en de controle op de vennootschap, alsmede de verdeling van de bevoegdheden tussen die organen; 3 het aantal en de nominale waarde van de aandelen of, indien ze zijn uitgegeven zonder vermelding van nominale waarde, hun aantal alleen, alsmede eventueel de bijzondere voorwaarden die hun overdracht beperken en, indien er verschillende soorten aandelen bestaan, dezelfde gegevens voor elk der soorten en de rechten die aan de aandelen van elke soort zijn verbonden; 4 het aantal winstbewijzen, de rechten die daaraan zijn verbonden alsmede eventueel de bijzondere voorwaárden die hun overdracht beperken en, indien er verschillende soorten winstbewijzen bestaan, dezelfde gegevens voor elk der soorten; 5 De vorm van de effecten als bedoeld in artikel 460, alsmede de bepalingen inzake omwisseling voor zover zij verschillen van die waarin de wet voorziet; 6 de nadere omschrijving van elke inbreng in natura, de naam van de inbrenger, de naam van de bédrijfsrevisoren de conclusies van zijn verslag, het aantal en de nominale waarde van de aandelen of, bij gebreke van nominale waarde~ het aantal aandelen die tegen elke inbreng zijn uitgegeven alsmede, in voorkomend geval, de andere voorwaarden waarop de inbreng is gedaan; - 7 de oorzaak en de omvang van de bijzondere voordelen die worden toegekend aan elke oprichter of aan ieder die rechtstreeks of zijdelings aan de oprichting van de vennootschap deelgenomen heeft; 8 het totale bedrag, althans bij benadering, van de kosten, uitgaven, vergoedingen of lasten, in welke vorm ook, die voor rekening van de vennootschap komen of worden gebracht wegens haar oprichting; 9 de instelling waarbij de in geld te storten inbreng naar het voorschrift van artikel 449 is gedeponeerd;. 10 de overdrachten onder bezwarende titel gedurende de vijf voorgaande jaren van de onroerende goederen die bij de vennootschap zijn ingebracht, alsmede de bedingen waaronder deze overdrachten hebben plaatsgehad;

28 de hypothecaire lasten of pandrechten waarmee de ingebrachte goederen zijn bezwaard; 12 de voorwaarden waaronder de ingebrachte optierechten kunnen worden uitgeoefend. In de volmachten moeten de gegevens bedoeld in artikel69{ 1, 2, 3 { 5 { 11, en in het 2 van dit artikel worden opgenomen. Art. art. 453, eerste lid, 5, is van toepassing met ingang van (Art. 15{ 453 : W ) B erratum B.S art. 453 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

29 27. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen ~----- HOOFDSTUK VI. - Aansprakelijkheid Artikel 456 De tekst van art. 456 is van toepassing met ingang van (Art. 2{ W ) B.S en (Art. 2, 33 { W ) B.S Niettegenstaande elk hiermee strijdig beding, zijn de oprichters jegens de belanghebbenden hoofdelijk gehouden : 1'? voor hèt volle gedeelte van het kapitaal waarvoor niet op geldige wijze is ingeschreven overeenkomstig ar:tikel 441, alsmede voor het eventuele verschil tussen het minimumkapitaal vereist bij artikel 439 en het bedrag van de inschrijvingen; zij worden van rechtswege als inschrijvers ervan beschouwd; 2 tot werkelijke storting van het in artikel 439, bepaalde minimumkapitaal, tot werkelijke storting van een vierde op de aandelen, tot volstorting binnen vijf jaar van de aandelen die geheel of ten dele overeenstemmen met inbreng in natura, krachtens artikel 448, alsmede tot werkelijke volstorting van het gedeelte van het kapitaal waarvoor zij overeenkomstig de bepaling onder 1 0 als inschrijvers worden beschouwd; 3 tot vergoeding van de schade die het onmiddellijke en rechtstreekse gevolg is, hetzij van de nietigheid van de vennootschap uitgesproken op grond van artikel 454, hetzij van het ontbreken of de onjuistheid van de bij de artikelen 451 en 453 voorgeschreven vermeldingen in de akte of in het ontwerp van akte van vennootschap en in de inschrijvingsbiljetten, hetzij van de kennelijke overwaardering van inbrengen in natura; 4 voor de verbintenissen van de vennootschap, naar een verhouding die de rechter vaststelt, in geval van faillissement, uitgesproken binnen drie jaar na de oprichting, indien het maatschappelijk kapitaal bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale Uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar. Het financieel plan, voorgeschreven door artikel 440, wordt in dit geval door de notaris, op verzoek van de rechtercommissaris of van de procureur des Konings, aan de rechtbank overgelegd. Art. 456 : art. 456 is van toepassing met ingang van (Art. 2., W ) B.S en (Art. 2.,33, W ) B.S

30 28. I A.3. Quasi-inbreng van vermogensbestanddelen A.3al. Onderworpen vennootschappen Vennootschapsvorm 1. BVBA 2. CVBA 3. NV ''Wetboek van vennootschappen" artikelen 220, 221, 222 en 345 artikel 396 artikelen 445, 446,447,458 en 647

31 29. A.3.2. Wetteksten - Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen Afdeling Quasi-inbreng Artikel 220 De tekst van art. 220 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Omtrent elk vermogensbestanddeelt toebehorend aan een oprichtert zaakvoerder of vennoott hetwelk de vennootschap overweegt binnen twee jaar te rekenen van de oprichting, in voorkomend geval met toepassing van artikel 60, te verkrijgen tegen een vergoeding van ten minste een tiende van het geplaatste kapitaal, wordt een verslag opgemaakt door de commissaris, of in de vennootschappen waar die er niet is, door een bedrijfsrevisor, die wordt aangewezen door het bestuursorgaan. Het eerste lid is van toepassing op de overdracht gedaan door een persoon die handelt in eigen naam, maar voor rekening van een persoon zoals bedoeld in het eerste lid. Art. 220 : art. 220 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B

32 30. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen Artikel 221 De tekst van art. 221 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S Artikel 220 is niet van toepassing op verkrijgingen in het gewone bedrijf van de vennootschap eriëiië'plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die de vennootschap normaal voor soortgelijke verrichtingen eist, en evenmin op verkrijgingen ter beurze en op verkrijgingen bij een gerechtelijke verkoop. Art. 221 : art. 221 is van toepassing met ingang van (Art. 2, W ) B.S

33 31. Artikel Het verslag bedoeld in artikel 220, vermeldt de naam van de eigenaar van het goed dat de vennootschap wil verkrijgen, de beschrijving van dit goed, alsook de vergoeding die werkelijk als tegenprestatie voor de verkrijging wordt verstrekt en de toegepaste waarderingsmethode. Het verslag moet aangeven of de waarden waartoe deze methoden leiden, tenminste gelijk zijn aan de als tegenprestatie verstrekte vergoeding. Bij dit verslag wordt een bijzonder verslag gevoegd, waarin het bestuursorgaan uiteenzet waarom de overwogen verkrijging van belang is voor de vennootschap en eventueel ook waarom afgeweken wordt van de conclusies van het bijgevoegde verslag. Het verslag van de revisor en het bijzonder verslag van het bestuursorgaan wordt op de griffie van de rechtbank van koophandel neergelegd op de wijze voorgeschreven bij artikel 75. Deze verkrijging behoeft vooraf de goedkeuring van de algemene vergadering. De in het tweede lid genoemde verslagen worden in de agenda vermeld. Een afschrift van deze verslagen wordt verzonden overeenkomstig artikel 269. Het ontbreken van de verslagen bedoeld in dit artikel heeft de nietigheid van de beslissing van de algemene vergadering tot gevolg. 2. Artikel 220 is niet van toepassing wanneer een quasi-inbreng plaatsvindt: 1 in de vorm vaneffecten of geldmarktinstrumenten zoals bepaald in artikel 2, 31 en 32, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, die worden gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende de drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de quasi-inbreng op een of meer gereglementeerde markten zoals bepaald in artikel 2, 3, 5 en 6, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten zijn toegelaten; 2 in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 -bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, welke reeds door een bedrijfsrevisor zijn gewaardeerd en wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) de waarde in het economisch verkeer werd bepaald op een datum die niet meer dan zes maanden aan de effectieve datum van de quasi-inbreng voorafgaat; b) de waardering is uitgevoerd met inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de quasiinbreng vormen; 3 in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, waarbij de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel is afgeleid uit de jaarrekeningen van het voorgaande boekjaar, mits de jaarrekeningen door de commissaris of door de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon werden gecontroleerd en mits het verslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat. Artikel 220 is evenwel van toepassing op de herwaardering waartoe wordt overgegaan op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan:

34 32. 1 op het in paragraaf 2, eerste lid, 1 0, bepaalde geval indien de koers is beïnvloed door uitzonderlijke omstandigheden die zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de quasi-inbreng ervan, met inbegrip van situaties waarin de markt voor die 'effecten of geldmarktinstrumenten niet meer liquide is; 2 op de in paragraaf 2, eerste lid, 2 en 3, bepaalde gevallen indien nieuwe bijzondere omstandigheden zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde in het economisch verkeer van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de quasiinbreng ervan. Bij het ontbreken van een herwaardering zoals bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 2, kunnen een of meer aandeelhouders die op de dag dat het besluit tot quasi-inbreng wordt genomen gezamenlijk ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal in hun bezit hebben, een waardering volgens paragraaf 1 door een bedrijfsrevisor eisen. \ Deze eis kan ingediend worden tot de effectieve datum van de quasi-inbreng van het vermogensbestanddeel,. op voorwaarde dat zij op datum van de eis nog steeds ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal, zoals dat kapitaal luidde op de dag dat het besluit tot quasiinbreng werd genomen, gezamenlijk in hun bezit hebben. De kosten van deze herwaardering komen ten laste van de vennootschap. 3. In de gevallen van paragraaf 2 waarin de quasi-inbreng plaatsvindt zonder toepassing van artikel 220, wordt binnen één maand na de effectieve datum van de quasi-inbreng van het vermogensbestanddeel een verklaring neergelegd overeenkomstig artikel 75, waarin de volgende inlichtingen worden vermeld: 1 een beschrijving van de desbetreffende quasi-inbreng; 2 de naam van de eigenaar van het goed dat de vennootschap wil verkrijgen; 3 de waarde van deze quasi-inbreng, de herkomst van deze waardering, en in voorkomend geval, de waarderingsmethode; 4 een attest dat de vergoeding bepaalt die werkelijk als tegenprestatie voor de verkrijging wordt verstrekt; 5 een attest dat er zich geen nieuwe bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke waardering die deze kunnen beïnvloeden.

35 33. Boekhouding, Handels- en Vennootschapsrecht» Wetgeving» Wetboek van vennootschappen TITEL VIII. - Strafbepalingen Artikel 345 De tekst van art. 345 is van toepassing met ingang van (Art. 2r W ) B.S en (Art. 2r 26 1 a) en b), W ) B.S Met geldboete van vijftig euro tot tienduizend euro worden gestraft : 1 de zaakvoerders en commissarissen die verzuimen een algemene vergadering van vennoten of obligatiehouders bijeen te roepen binnen drie weken na het hun gedane verzoek; 2.0 de zaakvoerders die de verkrijgingen niet onderwerpen aan de goedkeuring van de algemene vergadering overeenkomstig artikel 222; 3 zij die nalaten de vermeldingen te doen zoals voorgeschreven door artikel 22.6, 307 en 308; 4 de zaakvoerders die het bijzonder verslag samen met het verslag van de cbmmissaris, 9 van de bedrijfsrevisor of, naar -gelang van het geval, van de externe accountant, niet N V -, voorleggen zoals voorgéschreven door de artikelen 219, 222 en 313. Art. art. 345 is van toepassing met ingang van (Art. 2., W ) 345 : B.S en (Art. 2, 26, a) en b), W ) B.S

36 34. A.4. Aandachtspunten met betrekking tot de concrete toepassing inzake de mogelijkheid om een inbreng in natura en quasi-inbreng uit te voeren zonder deskundigen-controleverslag van een bedrijfsrevisor of commissaris AANPASSING VAN BET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN DOOR HET KB VAN 8 OKTOBER AANPASSING VAN DE WETTELlJKE BEPALINGEN DOOR HET KB Vanaf 1 januari 2009 worden de vennootschapsrechtelijke regels in verband met inbreng in natura en quasi-inbreng aanzienlijk versoepeld. Ingevolge de Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van het haar kapitaal (zogenoemd "Tweede Vennootschapsrichtlijn") en de Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van de "Tweede Vennootschapsrichtlijn", heeft het Koninklijk besluit van 8 oktober 2008 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen in België de betreffende wetgeving inzake inbreng in natura en quasi-inbreng gewijzigd (B.S. 30 oktober 2008 met inwerkingtreding, op enkele uitzonderingen na, op 1 januari 2009). 2. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET KONINKLLIK BESLillT VAN 8 OKTOBER 2008 De gewijzigde bepalingen van de "Tweede Vennootschapsrichtlijn" die principieel gelden voor de naamloze vennootschap worden eveneens in het Belgisch Vennootschapsrecht tot andere vennootschapsvormen uitgebreid. Het betreffend KB van 8- oktober 2008 geldt voor de BVBA, de CVBA, de NV, de Comm. VA en de SE, zijnde de Europese vennootschappe.n. De betreffende wijzigingen ingevolge het KB van 8 oktober 2008 hebben onder meer betrekking op de regels inzake de controle van de kapitaalvorming bij inbreng in natura, zowel bij oprichting als bij kapitaalverhegi-ng, en tevens voor de wetgeving inzake quasi-inbreng. 3. DE ALTERNATIEVE PROCEDURE INZAKE INBRENG IN NATURA EN QUASI INBRENG 3.1. Inbreng in natura: de huidige procedure Onder de huidige regeling komt een inbreng in natura in een vennootschap enkel in aanmerking voor vergoeding met aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, wanneer deze inbreng in natura bestaat uit vermogensbestanddelen die aan de hand van economische maatstaven kunnen worden gewaardeerd.

37 35. De betreffende waardering wordt verricht door de oprichters of/en het bestuursorgaan van de vennootschap met een controle door een onafhankelijk deskundige, met name door de commissaris van de vennootschap, of bij gebrek aan een commissaris in de vennootschap, door een bedrijfsrevisor. Het doel van de huidige procedure is het tegengaan van het risico tot een overwaardering van de ingebrachte vermogensbestanddelen en bijgevolg wil de wetgever de realiteit van het kapitaal garanderen. De huidige controleprocedure omvat enerzijds het controleverslag van de commissaris of een door de oprichters aangewezen bedrijfsrevisor indien er geen commissaris in de inbrenggenietende vennootschap werd benoemd alsmede het opstellen van een bijzonder verslag van de oprichters of/en van het bestuursorgaan. De voormelde beide verslagen dienen neergelegd te worden in het vennootschapsdossier overeenkomstig het artikel 75 van het Wetboek van Vennootschappen. Tevens dienen in de oprichtingsakte of/en in de akte met betrekking tot de buitengewone algemene vergadering ingevolge een kapitaalverhoging onder andere de conclusies van het controleverslag van de commissaris of de aangestelde bedrijfsrevisor te worden opgenomen. Een aanverwante regeling zoals hiervoor uiteengezet geldt bij quasi-inbreng Inbreng in natura en quasi-inbreng: nieuwe regeling vanaf 1 januari 2009 De nieuwe regeling zoals vervat in het KB van 8 oktober 2008 biedt de mogelijkheid om een inbreng in natura te laten uitvoeren zonder deskundigenverslag in gevallen waarin er reeds een duidelijk referentiepunt bestaat voor de waardering van een dergelijke inbreng in natura of quasi-inbreng, een orfie zonder de verplichting om een controleverslag van de commissaris of een bedrijfsrevisor te aten opstellen bij een inbreng in natura of quasi-inbreng. Noot 1: Onder de term "deskundigenverslag",wordt verstaan het controleverslag opgesteld door een commissaris indien er in de vennootschap een commissaris is of door een bedrijfsrevisor aan te stellen door de oprichters of het bestuursorgaan bij kapitaalverhoging. Het deskundigenverslag bedoelt niet een schattingsverslag bijvoorbeeld door een schatter van roerende goederen of/en van onroerende goederen. Concreet kan onder bepaalde omstandigheden de controleplicht voor de inbreng in natura en quasi-inbreng vervallen en is er geen deskundigenverslag vereist in drie uitzonderingen waarbij het controleverslag kan worden weggelaten. Het bijzonder verslag van de oprichters of/en van het bestuursorgaan wordt in die gevallen vervangen door een bijkomende formaliteit, namelijk het opstellen van en het neerleggen van een verklaring. De voormelde uitzonderingsgevallen vinden enkel plaats indien de inbreng in natura of quasiinbreng plaatsvindt wanneer er reeds een duidelijk referentiepunt bestaat voor de waardering van de inbreng in natura - vermogensbestanddelen - in de vorm van:

38 effecten of geldmarktinstrumenten die genoteerd zijn op een gereglementeerde markt; 2. vermogensbestanddelen welke reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een recente waardering door de commissaris of een bedrijfsrevisor; 3. vermogensbestanddelen waarbij de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel is afgeleid uit de door een commissaris gecontroleerde en goedgekeurde jaarrekening van het voorgaande boekjaar met een controleverslag van de commissaris zonder voorbehoud. De hiervoor weergegeven drie uitzonderingen hebben met elkaar gemeen dat er telkens een duidelijk referentiepunt bestaat voor de waardering waarbij de tussenkomst van de onafhankelijke deskundige, zijnde de commissaris of een benoemde bedrijfsrevisor, niet meer noodzakelijk wordt geacht. Noot 2 : Waardering: Terminologie in het KB van 8 oktober 2008 : De Raad van State maakt een opmerking met betrekking tot de omzetting van de begrippen ')uste valeur"!"billi jke waarde". In de Franstalige tekst van het ontwerpbesluit wordt ')uste valeur" als dusdanig overgenomen. In de Nederlandstalige tekst echter wordt niet geopteerd voor de term "billijke waarde" maar voor "waarde in het economisch verkeer". De drie uitzonderingen knnnen als volgt nader worden toegelicht : De eerste uitzondering betreft een inbreng in natura in de vorm van effecten of geldmarktinstrumenten Deze inbreng omvat de inbreng in natura in de vorm van effecten of geldmarktinstrmnenten die worden gewaardeerd tegen de "gewogen gemiddelde koers" waartegen zij gedurende drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op één of meer gereglementeerde markten zijn toegelaten. Indien toepassing gemaakt wordt van deze eerste uitzondering waarbij geen controleverslag van de commissaris of een aangestelde bedrijfsrevisor wordt opgesteld, dan wordt ter zake de aansprakelijkheid met betrekking tot de beschrijving, de waardering en de bepaling van de tegenprestatie doorgeschoven van de commissaris of de bedrijfsrevisor naar het bestuursorgaan. Met betrekking tot deze eerste uitzondering dient aandacht verleend te worden aan de uitzondering op de uitzondering 1 dat stelt dat wanneer: 1. op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichters, of het bestuursorgaan (bij kapitaalverhoging) tot een "herwaardering" overgegaan wordt én

39 de koers beïnvloed is door uitzonderlijke omstandigheden die zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng ervan, met inbegrip van situaties waarin de markt voor die effecten of geldmarktinstrumenten niet meer liquide is DAN: geldt de huidige controleprocedure inzake inbreng in natura en is een controleverslag van de commissaris of bedrijfsrevisor toch vereist. Noot 3 : De definitie van de begrippen "effecten" en "geldmarktinstrumenten" wordt nader omschreven in het artikel 2, 31 0 en 32 van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Noot 4 : In het kader van uitzondering 1 dient de aandacht gevestigd te worden op de waardering die dient te worden verricht tegen de "gewogen gemiddelde koers" waartegen zij gedurende drie maanden voorafgaand werden genoteerd. De voormelde termijn van drie maanden staat niet als dusdanig in de tweede vennootschapsrichtlijn maar wordt beschouwd als een "toereikende periode" om tijdelijke pieken of dalen van de koers uit te vlakken. Ter zake dient uitdrukkelijk gesteld te worden dat de periode "drie maanden" (van datum tot datum) deze is die voorafgaat aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van een inbreng in natura. Concreet betekent dit dat de "gewogen gemiddelde koers" dient te worden berekend tot op de "dag" voorafgaand aan de datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura, zijnde de dag voordat de notariële akte met betrekking tot de inbreng in natura wordt verleden. De "gewogen gemiddelde koers" omvat de koers van de effecten of/e~ geldmarktinstrumenten van de laatste drie maanden zoals weergegeven maar met een weging van het aantal aandelen die elke dag worden verhandeld. Teneinde te vermijden dat een beperkt aantal transacties in de betreffende drie maandperiode een belangrijke invloed zouden kunnen hebben op de bepaling van de "gewogen gemiddelde koers", dient in het kader van de bepaling van de gewogen gemiddelde koers aandacht verleend te worden aan de hoeveelheid verhandelde effecten van een bepaalde vennootschap per dag x de koers van de betreffende transactie (deze berekening dient te worden verricht per dag) en vervolgens wordt een gemiddelde gemaakt van de beursdagenwaarde van de laatste drie maanden om de betreffende "gewogen gemiddelde koers" te bepalen van de effecten of geldmarktinstrumenten die worden ingebracht.

40 38. n-4 n-3 n-2 n-1 n De "gewogen gemiddelde koers" kan derhalve bepaald worden als : o x P totaal Q totaal Ter zake is het woord "gewogen" belangrijk omdat dit duidt op een weging met het aantal verhandelde effecten. Indien men louter het gemiddelde zou nemen van de gemiddelde koersen per dag gedurende de laatste drie maanden, dan heeft men enkel een "gemiddelde koers" maar geen "gewogen gemiddelde koers". Noot 5 : Wat is de juiste betekenis van het begrip "herwaardering"? Diverse malen wordt de term "herwaardering" gebruikt in de uitzonderingen op de uitzonderingen waarbij gesteld wordt dat wanneer op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichter of het bestuursorgaan tot een ''herwaardering'' wordt overgegaan waarbij nieuwe bijzoncler-e omstandigheden zouden lijden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde in het economisch verkeer... Ter zake dient gesteld te worden dat onder het begrip "herwaardering" men hier bedoelt een "waarde-aanpassing" zowel naar beneden als naar boven om de vooropgestelde waarde in overeenstemming te brengen met de waarde die op de datum van de inbreng in natura beantwoordt aan de waarde in het economisch verkeer van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng.

41 39. Noot 6 : Tevens is er geen duidelijkheid wat juist bedoeld wordt in het KB van 8 oktober 2008 met betrekking tot "nieuwe bijzondere omstandigheden" die zich hebben voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke waardering die leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waardering. Bedoelt men met "aanzienlijke" een "materiële" invloed van de waarde of ook een ''beperkte'' invloed van de waarde? Deze reflectie wordt gemaakt met betrekking tot het begrip ''materialiteit'' dat belangrijk is omdat in het kader van het beoordelen van een jaarrekening men de algemene materialiteitsevaluatie hanteert doch dat met betrekking tot de oprichting van een vennootschap of kapitaalverhoging, men in het kader van de kapitaalvorming zich veelal baseert op objectieve - veelal correct waardeerbare - elementen zonder rekening te houden met het algemeen begrip "materialiteit" Als tweede uitzondering dient aandacht verleend te worden aan een inbreng in natura van andere reeds gewaardeerde vermogensbestanddelen De inbreng in natura van andere vermogensbestanddelen (andere dan de hierboven bedoelde effecten of geldmarktinstrumenten), welke reeds door een erkende onatbankelijke deskundige (bedrijfsrevisor) gewaardeerd zijn, dienen niet meer verplicht het voorwerp uit te maken van een controle door de commissaris of een aangestelde bedrijfsrevisor wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1. de waarde in het economische verkeer werd bepaald op een datum die niet meer dan zes maanden aan de effectieve datum van de inbreng in natura voorafgaat 2. de waardering is uitgevoerd met inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng in natura vormen, zoals bijvoorbeeld maar niet beperkt tot de "international valuation standards" en de "international private equity and venture capita! guidelines". Maar : de uitzondering op de uitzondering 2 : 1. wanneer op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichters, of het bestuursorgaan tot een "herwaardering" wordt overgegaan én 2. nieuwe bijzondere omstandigheden zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde in het economisch verkeer van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng in natura ervan DAN: geldt de huidige controleprocedure inzake inbreng in natura en is een controleverslag van de commissaris of een bedrijfsrevisor toch vereist

42 40. Noot 7: Eenzelfde reflectie zoals bij noot 6 kan worden gemaakt met betrekking tot "uitzondering 2" voor wat betreft de "materialiteit" zoals hiervoor vermeld waarbij de waarde in het economisch verkeer werd bepaald op een datum die niet meer dan zes maanden aan de effectieve datum van de inbreng voorafgaat. Kan een waardering in een periode die zes maanden bedraagt voorafgaand aan de effectieve datum van de inbreng in natura nog als aanvaardbaar worden beschouwd? Wie gaat dit concreet beoordelen met de bijkomende aansprakelijkheid voor de oprichters enlof het bestuursorgaan? Noot 8: De waardering onder "uitzondering 2" dient te worden verricht met inachtname van de algemeen aanv3al'de normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng in natura vormen. Kan men hier beroep doen op Europese of Amerikaanse normen naar vrije keuze, ook als deze sterk zouden verschillen van elkaar? Als derde uitzondering met betrekking tot de inbreng in natura-procedure geldt de inbreng in natura van "reeds gewaardeerde" vermogensbestanddelen die zijn opgenomen in een jaarrekening met een controle verslag van de commissaris zonder voorbehoud Onder reeds gewaardeerde vermogensbestanddelen wordt bedoeld de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel dat is afgeleid uit een goedgekeurde en gecontroleerde jaarrekening van het voorgaande boekjaar als: 1. deze jaarrekening door de commissaris (voor de Belgische vennootschappen) ofuoor de met de controle van de jaarrekening belaste persoon (voor buitenlandse vennootschappen) werd gecontroleerd en 2. het controleverslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat. Maar : de uitzondering op de uitzondering 3 stelt dat: 1. wanneer op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van de oprichters, of het bestuursorgaan tot een "herwaardering" wordt overgegaan én 2. nieuwe bijzondere omstandigheden die zouden leiden tot een aanzienlijke wijziging van de waarde in het economisch verkeer van het vermogensbestanddeel op de effectieve datum van de inbreng ervan DAN: geldt de huidige controleprocedure inzake inbreng in natura en is een controleverslag van de commissaris of bedrijfsrevisor toch vereist.

43 41. Noot 9 : Enkel een voorbehoud met betrekking tot de cijfers of bijvoorbeeld een algemeen voorbehoud inzake continuïteit of een inbreuk, bijvoorbeeld dat de vennootschap geen gebruik maakt van het wettelijk verplicht minimum algemeen rekeningstelsel? Noot 10: De hiervoor weergegeven derde uitzondering is derhalve niet van toepassing in Belgische vennootschappen die geen commissaris hebben aangesteld of, voor buitenlandse vennootschappen, geen belaste persoon hebben aangesteld met betrekking tot de controle van de jaarrekeningen. Deze derde uitzondering kan dus enkel toepassing vinden waarbij een vermogensbestanddeel afkomstig is van een inbrengende vennootschap waarbij voor het laatst afgesloten boekjaar een verklaring zonder voorbehoud werd afgeleverd door de commissaris voor een Belgische inbrengende vennootschap of door de met de controle van de jaarrekening belaste persoon voor zover de inbrenger een buitenlandse vennootschap is. Noot 11: Kan een waardering afgeleid uit de goedgekeurde en gecontroleerde jaarrekening van het voorafgaand boekjaar die veelal enkele maanden oud is, nog dienen in het kader van een correcte waardering van activa die het voorwerp uitmaken van een inbreng in natura? Tevens dient aandacht verleend te worden aan het feit dat een waardering in het kader van het opstellen van de jaarrekening veelal uitgaat van een historische waardebenadering. Bij een inbreng in natura dient een bedrijfseconomische waardebepaling te worden gehanteerd waarbij de ecorromische waardebepaling de economische-marktwaarde dient te benaderen. Ter zake dient uitdrukkelijk gesteld te worden dat het onwaarschijnlijk is dat in de Belgische context, aangezien waarderingen van jaarrekeningen veelal worden verricht op basis van de historische aanschaffingswaarde verminderd met de cumulatieve afschrijvingen voor immateriële vaste activa en materiële vaste activa, men aldus veelal geen waardering zal terugvinden in de betreffende goedgekeurde jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar tegen de waarde in het economisch verkeer omdat dit volgens het Belgisch boekhoudrecht geen gebruikelijk criterium is in het kader van het opstellen van de jaarrekening. Denken we maar aan een onroerend goed verworven door de vennootschap 35 jaar geleden waarbij de jaarrekening enkel nog de historische terreinwaarde weergeeft?

44 42. Ter zake stelt zich ook de vraag in hoever een commissaris die een controle heeft verricht van een jaarrekening, achteraf kan verantwoordelijk gesteld worden voor de goedkeuring van de daarop volgende jaarrekeningen waarin het actiefbestanddeel dat destijds deel uitmaakte van een goedgekeurde jaarrekening en dit actiefbestanddeel werd ingebracht in een andere vennootschap en derhalve werd vervangen door aandelen. Kan men stellen dat de commissaris onrechtstreeks de waardering heeft verricht van het actiefbestanddeel, zijnde aandelen als geldbelegging of als financiële vaste activa in de daarop volgende jaarrekeningen, dat door hem als commissaris wordt gecontroleerd in het kader van het opstellen van het controleverslag als commissaris van de inbrengende vennootschap? Noot 12: Problematiek van de "onafhankelijkheid" van de commissaris: Ter zake dient aandacht verleend te worden aan de bepalingen van het artikel 183ter van het Wetboek van Vennootschappen waariilgesteld wordt: "De commissaris kan zich niet onafhankelijk verklaren ingeval hij of een persoon waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten of met wie hij beroepshalve in samenwerkingsverband staat of een met de commissaris verbonden vennootschap of persoon als bedoeld in artikel 11 W. Venn.: " "4 instaat voor het waarderen van de elementen van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening van de gecontroleerde vennootschap indien deze een belangrijk element vormen van de jaarrekening; " Ter zake kan men zich niet inbeelden dat het de bedoeling was van de Belgische wetgever om het regime van de verbodsbepalingen te wijzigen dat uitdrukkelijk verbiedt dat de commissaris instaat voor het waarderen van de elementen van de jaarrekening van een gecontroleerde vennootschap. Door het doorbreken van deze wettelijke bepaling van onafhankelijkheid zou de wetgever aan het fundamenteel evenwicht tussen de taken van het bestuursorgaan enerzijds, die waarderingen verricht en die beslissingen neemt, en de taak van de commissaris anderzijds, die een controle- en toezichtfunctie heeft op de door het bestuursorgaan afgesloten jaarrekening, in het gedrang brengen Bijkomende formaliteiten voor zover gebruik gemaakt wordt van één van de drie hiervoor vermelde uitzonderingen: Bijkomende formaliteiten dienen vervuld te worden indien toepassing wordt gemaakt van één van de drie voormelde vrijstellingen waarbij geen controleverslag dient te worden opgesteld door een aangestelde bedrijfsrevisor of de commissaris naar aanleiding van een inbreng in natura: 1. binnen één maand na de effectieve datum van de inbreng in natura van het vermogensbestanddeel dient "een verklaring" te worden opgesteld en ter griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel te worden neergelegd waarin de volgende inlichtingen worden vermeld:

45 43. a. een beschrijving van de desbetreffende inbreng in natura b. de naam van de inbrenger(s) c. de waarde van deze inbreng in natura, en de herkomst van deze waardering en de waarderingsmethode d. de nominale waarde van de aandelen of, bij gebreke van een nominale waarde, het aantal aandelen dat tegen elke inbreng in natura zijn uitgegeven (deze vereiste geldt logischerwijze niet bij quasi-inbreng e. of de verkregen waarde (= de tegenprestatie) ten minste met het aantal en denominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng in natura uitgegeven aandelen overeenkomt (deze vereiste geldt (logischerwijze) niet bij quasi-inbreng) f. dat er zich geen nieuwe bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan ten opzichte van de oorspronkelijke waardering die de weerhouden waarde zou kunnen beïnvloeden 2. De hiervoor vermelde "verklaring" dient gepubliceerd te worden in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Noot 13: Ter zake is het niet duidelijk door wie "de verklaring" dient te worden opgesteld. Wie bepaalt of de verkregen waarde minstens overeenstemt met het aantal en de nominale waarde, of bij gebreke van een nominale waarde, de fractiewaarde van de tegen de inbreng uitgegeven aandelen? Overwegende dat de keuze om geen controleverslag te laten opmaken berust bij de oprichter of/en het bestuursorgaan en de voormelde verklaring in vervanging komt van het bijzonder verslag van de oprichter of het bijzonder verslag van het bestuursorgaan, kan gesteld worden dat de oprichter of/en het bestuursorgaan ter zake verantwoordelijk is voor het opstellen van de betreffende verklaring, de neerlegging van de verklaring op de griffie van de Rechtbank van Koophandel en voor de publicatie ter zake in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. Bijkomende algemene noten: Noot 14: Aandacht voor de huidige controleopdracht van de bedrijfsrevisor/commissaris in tegenstelling met de voormelde vrijstellingen: De huidige opdracht van een commissaris omvat behoudens een controle van de waardering van de in te brengen vermogensbestanddelen, tevens een controle van de beschrijving van de activa die worden ingebracht met specifieke aandacht voor een beschrijving van alle lasten of/en verbintenissen die het in te brengen goed bezwaren zoals onder meer hypotheken, hypothecaire mandaten of/en pandrechten met betrekking tot roerende goederen, e.d.

46 44. Ter zake stelt zich de vraag op welke wijze men in het kader van de toepassing van een vrijstelling van het controleverslag naar aanleiding van de inbreng in natura of quasi-inbreng voldoende aandacht zal verlenen bij het opstellen van de voormelde verklaring die dient opgesteld en gepubliceerd te worden met betrekking tot de inpandgeving of waarborgverlening van de activa die ingebracht worden. Een goede informatie met betrekking tot de waarborgen is nuttig enlof noodzakelijk in het kader van de beoordeling van de volledigheid van de inbreng in natura enlof quasi-inbreng. Noot 15: De bepaling van de als tegenprestatie te verstrekken vergoeding: Ter zake stelt zich eveneens de vraag in hoever aandeelhouders en derden geïnformeerd kunnen worden over de reële als tegenprestatie te verstrekken vergoeding, bijvoorbeeld indien aandelen worden verstrekt naar aanleiding van een inbreng in natura met een bijkomende vereiste van de inbrenger van activa - vermogensbestanddelen - dat de inbrenger tot bestuurder wordt benoemd in de raad van bestuur voor een bepaalde minimale duur met een vooraf vastgestelde vergoeding? Anderzijds stelt zich eveneens de vraag hoe de tegenprestatie, zijnde het aantal aandelen, zal worden bepaald in het kader van een kapitaalverhoging die wordt verricht door een inbreng in natura. Zal men als oprichter of bestuursorgaan de waarde van de als tegenprestatie te verstrekken aandelen bepalen op basis van de boekhoudkundige waarde of de intrinsieke waarde rekening houdend met latente meerwaarden of minderwaarden van materiële vaste activa, of/en met de reële marktwaarde van de vennootschap waarbij eveneens de inherent aanwezige goodwillwaarde of/en andere immateriële vaste activawaarden worden weerhouden? In de huidige context is het de bedrijfseconomische reële waarde die de marktwaarde zal dienen te benaderen van de aandelen van de inbrenggenietende vennootschap die de basis vormt voor het bepalen van het aantal uit te geven aandelen door de inbrenggenietende vennootschap naar aanleiding van een inbreng in natura - kapitaalverhoging. 4. BUKOMEND MECHANISME TER BESCHERMING VAN DE (MlNDERHEIDS-) VENNOTEN /AANDEELHOUDERS BLJ EEN KAPITAALVERHOGING OF QUASI-INBRENG (NIET VAN TOEPASSING BLJ OPRICHTING OMDAT ER OP DAT OGENBLIK NOG GEEN VENNOTEN/AANDEELHOUDERS ZLJN?) Tevens heeft het KB van 8 oktober 2008 voorzien in een aantal bepalingen die een bijkomend mechanisme ter bescherming van de minderheids-vennotenlaandeelhouders inhouden waarbij: 1. bij een inbreng in natura in het kader van een kapitaalsverhoging en bij quasi-inbreng 2. de inbreng in natura of quasi-inbreng wordt verwezenlijkt van vermogensbestanddelen waarbij de toepassing wordt gemaakt van de vrijstelling van het deskundigenverslag

47 één of meer vennoten/aandeelhouders die op datum van het besluit tot kapitaalverhoging/quasi-inbreng gezamenlijk ten minste 5 % van het geplaatste kapitaal in hun bezit hebben een waardering door een bedrijfsrevisor of/en van de commissaris kunnen eisen. De eis tot het opstellen van een controleverslag door een bedrijfsrevisor of de commissaris kan enkel worden verricht op voorwaarde dat de vennoten/aandeelhouders op de datum van deze eis nog steeds ten minste 5 % van het geplaatst kapitaal in hun bezit hebben en dat deze eis tot het opstellen van een controleverslag wordt verricht ten laatste op de effectieve datum van de inbreng in natura / quasi-inbreng. Concreet betekent dit dat, voor zover naar aanleiding van een kapitaalverhoging of quasi-inbreng men wenst gebruik te maken van deze uitzonderingsbepalingen, men dan slechts zeker is dat toepassing kan gemaakt worden van de vrijstellingsregel waarbij ~eeti-controleverslag wordt opgesteld door een commissaris of bedrijfsrevisor voor zover op de datum van de notariële akte met betrekking tot de kapitaalverhoging of/en de datum van de bijzondere algemene vergadering met betrekking tot de goedkeuring van de quasi-inbreng geen enkele minderheids-vennoot/aandeelhouder die ten minste 5 % van het geplaatst kapitaal bezit, toepassing vraagt van het opstellen van een controleverslag door een bedrijfsrevisor of commissaris. Noot 16: Kan een commissaris een waardering verrichten in het kader van de onafbankelijkheidsvereisten ingeschreven in het Wetboek van Vennootschappen? Noot 17: Bij de oprichting van een vennootschap kan van deze bijkomende bescherming van de minderheidsaandeelhouder geen gebruik worden gemaakt.omdat er alsdan op de datum van de akte van de oprichting nog geen vennoot/aandeelhouder is diè op dat ogenblik 5 % van de aandelen bezit. 5. INBRENG IN NATURA IN HET KADER VAN HET "TOEGESTANE" KAPITAAL Bij een inbreng in natura in het kader van een "toegestaan" kapitaal wordt de bevoegdheid om het kapitaal te verhogen in principe gedelegeerd aan het bestuursorgaan.

48 46. Indien een kapitaalverhoging wordt verricht met toepassing van een vrijstelling tot het opstellen van een controleverslag zoals weergegeven in het artikel 602, 2, van het Wetboek van Vennootschappen, dan dient aandacht verleend te worden aan de bepalingen van het artikel 603, lid 4, van het Wetboek van Vennootschappen dat stelt: "Indien de kapitaalverhoging bij wijze van inbreng in natura plaatsvindt met toepassing van artikel 602, 2, wordt, vóór de inbreng in natura is verwezenlijkt, overeenkomstig artikel 75 een aankondiging neergelegd, die de datum van het besluit tot kapitaalverhoging alsook de in artikel 602, 3, bedoelde informatie bevat. In dat geval houdt de in artikel 602, 3, bedoelde verklaring enkel in dat zich sinds de openbaarmaking van de eerder genoemde aankondiging geen nieuwe bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan. " Indien de raad van bestuur het kapitaal van de vennootschap zonder controleverslag wil verhogen in het kader van het toegestane kapitaal, dient aandacht verleend te worden dat : 1. Voorafgaande "aankondiging" : voorafgaand aan de inbreng in natura een "aankondiging" dient neergelegd te worden ter griffie van de Rechtbank van Koophandel en per mededeling bekendgemaakt dient te worden in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad deze voorafgaande "aankondiging" de datum bevat waarop de kapitaalverhoging in het kader van het toegestane kapitaal zal worden verricht alsmede de gegevens zoals vermeld in de verklaring van het bestuursorgaan welke hiervoor nader werden besproken. 2. Verldaring : Binnen de maand nadat de effectieve inbreng in natura werd verricht, moet het bestuursorgaan opnieuw een "verklaring" neerleggen ter griffie van de Rechtbank van Koophandel en per mededeling bekendmaken in de Bijlagen bij het B-elgisch Staatsblad. De betreffende verklaring zoals bedoeld in het artikel 602, 3, W. Venn. moet tevens bevestigen dat sinds de openbaarmaking van de eerste aankondiging voorafgaand aan de kapitaalverhoging in het kader van het toegestane kapitaru,"geen nieuwe bijzondere omstandigheden zich hebben voorgedaan. Deze verklaring die dient opgesteld te worden door het bestuursorgaan kan voor wat betreft de publicatie deel uitmaken van de notariële akte waarin tot de kapitaalverhoging wordt besloten indien dit uitdrukkelijk in de betreffende akte wordt vermeld en mee wordt gepubliceerd in het kader van de openbaarmaking. Gislenus Bats T: gadj2009/ced.samsomlw Venn KB 8 okt 2008

49 47. IA.s. Publicatie Belgisch Staatsblad d.d. 30 oktober 2008 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE Publicatie: OKTOBER Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen ingevolge Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77191/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal VE~LAGAANDEKOmNG Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd en genomen wordt op grond van artikel 79 van de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (1), heeft tot doel de wijzigingen aan Richtlijn 77/911EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal (hierna, de tweede vennootschapsrichtlijn), zoals aangebracht door Richtlijn 2006/68/EG van 6 september 2006 van het Europees Parlement en de Raad, om te zetten in ons nationaal recht Gelet op de structuur van ons Wetboek van Vennootschappen en in aansluiting op de benadering die de Regering in het verleden heeft gevolgd, leek het aangewezen om de toepassing van de gewijzigde bepalingen van de tweede richtlijn die gelden voor de naamloze vennootschap, uit te breiden tot andere vennootschapsvormen. Derhalve werden de bepalingen die specifiek van toepassing zijn op de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en op de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid op dezelfde wijze gewijzigd als de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen. In antwoord op een algemene bemerking van de Raad van State merkt de Regering op dat het besluit wel degelijk - m.n. in artikel 11 - voorziet in een aanpassing van artikel 423 van het Wetboek van vennootschappen. In de gevallen waarin geen gevolg werd gegeven aan de voorstellen van de Raad van State tot aanpassing van het besluit, wordt de reden hiervoor nader toegelicht in de commentaar bij de desbetreffende artikelen. Artikelsgewijze bespreking Art. 2 Dit artikel wijzigt artikel 219 Wetboek vennootschappen dat betrekking heeft op de inbreng in natura bij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Hoewel de tweede richtlijn slechts van toepassing is-op de naamloze vennootschap, kent België inderdaad, zoals hoger vermeld, gelijklopende regels voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De nieuwe paragrafen 2 en 3 van artikel 219 van het Wetboek vennootschappen liggen in de lijn van de artikelen lobis en loter van de tweede richtlijn. - Artikel10bis van de tweede richtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid de inbreng in natura te laten uitvoeren zonder deskundigenverslag zoals voorzien in artikel 10 van de tweede richtlijn, in gevallen waarin er reeds een duidelijk referentiepunt bestaat voor de waardering van een dergelijke inbreng: * wanneer de inbreng in natura plaats vindt in de vorm van effecten of geldmarktinstrumenten die worden gewaardeerd tegen de gewogen gemiddelde koers waartegen zij gedurende drie maanden voorafgaand aan de daadwerkelijke datum van de verwezenlijking van de inbreng in natura op een of meer gereglementeerde markten zijn toegelaten (artikel 219, 2,1, Wetboek vennootschappen). Voor de definitie van de begrippen effecten en geldmarktinstrumenten wordt verwezen naar artikel 2,31 en 32, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Een termijn van drie maanden wordt vooropgesteld, in overeenstemming met de richtlijn die spreekt van een toereikende periode en het oorspronkelijk voorstel van de Europese Commissie dat een tennijn van drie maanden voorzag.

50 48. * wanneer een inbreng in natura plaatsvindt in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, welke reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een waardering (artikel 219, 2,2, Wetboek vennootschappen), worden bijkomende voorwaarden gesteld: de waardering moet door een bedrijfsrevisor zijn gebeurd, de waardebepaling mag niet verder dan zes maanden teruggaan en moet zijn gebeurd met inachtneming van de algemeen aanvaarde normen en beginselen voor de waardering van de categorie vermogensbestanddelen die de inbreng vormen, zoals bijvoorbeeld de «international valuation standards» en de «international private equity and venture capital guidelines»; * wanneer een inbreng in natura plaatsvindt in de vorm van andere vermogensbestanddelen dan de in het 1 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten, maar waarbij de waarde in het economisch verkeer van elk vermogensbestanddeel is afgeleid uit de jaarrekeningen van het voorgaande boekjaar, mits de jaarrekeningen door de commissaris (voor de Belgische vennootschappen) of t100r de met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon (voor buitenlandse vennootschappen) werden gecontroleerd en mits het verslag van die persoon een verklaring zonder voorbehoud bevat (artikel 219, 2, 3, Wetboek vennootschappen). De Raad van State maakt een opmerking met betrekking tot de omzetting van de begrippen "juste valeur"l"billijke waarde". In de Franstalige tekst van het ontwerpbesluit wordt "juste valeur" als dusdanig overgenomen; in de Nederlandstalige tekst echter wordt niet geopteerd voor "billijke waarde" maar voor "waarde in het economisch verkeer". De Raad van State is van oordeel dat in de Nederlandstalige tekst van het ontwerpbesluit het in richtlijn 2006/68/EG gehanteerde begrip "billijke waarde" zou moeten worden gebruikt. De Regering wijst er evenwel op dat richtlijn 2001l65/EG van 27 september 2001 (tot wijziging van de richtlijnen 78/660IEEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen), die tot doel had de boekhoudrichtlijnen zodanig te wijzigen dat bepaalde financiële activa en passiva op basis van de waarde in het economisch verkeer zouden kunnen worden gewaardeerd, nergens spreekt over "billijke waarde" maar consequent over "waarde in het economisch verkeer". De artikelen 1 en 2 van voornoemde richtlijn werden in Belgisch recht omgezet bij koninklijk besluit van 8 maart 2005, dat het begrip "waarde in het economisch verkeer" heeft ingevoerd in het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen (zie o.m. de artikelen 91 en 165). Het lijkt de Regering dan ook aangewezen om bij de invoering van hetzelfde begrip in het Wetboek van vennootschappen zelf dezelfde terminologie te hanteren. De controle waarvan hier sprake is de wettelijke controle zoals gedefinieerd in richtlijn 2006/43/EG. Voor de Belgische vennootschappea bepaalt artikel 144, eerste lid, 4, Wetboek vennootschappen de verschillende verklaringen die kunnen worden afgeleverd door de commissaris. Deze uitzondering mag bijgevolg niet gebruikt worden door de vennootschappen die geen commissaris of (voor wat de buitenlandse vennootschappen betreft) met de controle van de jaarrekeningen belaste persoon hebben benoemd. - De nieuwe paragraaf 3 van artikel.219 Wetboek vennootschappen voorziet dat een verklaring moet openbaar gemaakt worden ingeval een inbreng in natura plaatsvindt zonder deskundigenrapport krachtens de voorgaande paragrafen (artikel loter van de tweede richtlijn). Hier moet n.a.v. een opmerking van de Raad van State verduidelijkt worden dat in de gevallen waarin het de inbreng in natura betreft op het moment van de oprichting, niet noodzakelijk naar de agio/uitgiftepremie moet worden verwezen. De uitgiftepremie beoogt immers om bestaande aandeelhouders te beschermen tegen verwatering wanneer bij latere kapitaalverhogingen, gelet op de intrinsieke waarde of beurswaarde op dat moment, een prijs wordt betaald die hoger is dan de kapitaalvertegenwoordigende waarde (zijnde de nominale of fractiewaarde) van de aandelen. Art. 3 Dit artikel wijzigt artikel 222 van het Wetboek vennootschappen dat betrekking heeft op de quasiinbreng bij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Hoewel de tweede richtlijn slechts van toepassing is op de naamloze vennootschap, kent België inderdaad, zoals hoger vermeld, gelijklopende regels voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. De nieuwe paragrafen 2 en 3 van artikel 222 van het Wetboek vennootschappen liggen in de lijn van het gewijzigd artikel 11 van de tweede richtlijn.

51 49. De hoger vermelde uitzonderingen bij artikel 219, 1, van het Wetboek vennootschappen (zie toelichting bij artikel 2) gelden mutatis mutandis ingeval van quasi-inbreng van een actiefbestanddeel, met dien verstande dat een of meer aandeelhouders die op de dag dat het besluit tot quasi-inbreng wordt genomen gezamenlijk ten minste S % van het geplaatste kapitaal in hun bezit hebben, een waardering volgens paragraaf 1 door een bedrijfsrevisor kunnen eisen. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2. Art. 4 Huidig artikel 313 van het Wetboek vennootschappen vereist dat ingeval bij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid een kapitaalverhoging een inbreng in natura omvat, de commissaris of, voor vennootschappen waar die er niet is, een bedrijfsrevisor aangewezen door het bestuursorgaan, vooraf een verslag opstelt. De nieuwe paragrafen 2 en 3 van artikel 313 van het Wetboek vennootschappen liggen in de lijn van artikellobis van de tweede richtlijn. Hoewel de tweede richtlijn slechts van toepassing is op de naamloze vennootschap, kent België inderdaad, zoals hoger vermeld, gelijklopende regels voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Deze nieuwe paragrafen voorzien de mogelijkheid het deskundigen verslag niet te eisen. Ingevolge het advies van de Raad van State kan worden verduidelijkt dat de herwaardering van paragraaf 2, tweede lid, dient te gebeuren conform paragraaf 1, inclusief het vierde lid. Tenslotte kan mb.t. paragraaf 2, derde lid, worden opgemerkt dat een of meer aandeelhouders die op de dag dat het besluit tot kapitaalverhoging wordt genomen gezamenlijk ten minste S % van het geplaatste kapitaal in hun bezit hebben, een waardering volgens paragraaf 1 door een bedrijfsrevisor kunnen eisen. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2. Art. S Dit artikel wijzigt artikel 321 Wetboek vennootschappen dat betrekking heeft op de inkoop van eigen aandelen door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Hoewel de tweede richtlijn slechts de naamloze vennootschap viseert, heeft de Belgische wetgever, zoals hoger vermeld, de beschermingsmaatregelen ook van toepassing gemaakt op de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Er wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 17. Art. 6 Dit artikel wijzigt artikel 322 Wetboek vennootschappen. Er wordt verwezen naar de toelichting bij artikels. Art. 7 Dit artikel wijzigt artikel 324 Wetboek vennootschappen. Er wordt verwezen naar de toelichting bij artikels. Art. 8 Artikel 23 van de tweede richtlijn bevatte het verbod voor een naamloze vennootschap tot het verlenen van financiële bijstand met het oog op de verkrijging van hun aandelen door derden. Hoewel de tweede richtlijn slechts van toepassing is op de naamloze vennootschap, kenr-belgië gelijklopende regels voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Dit artikel vervangt artikel 329 Wetboek vennootschappen, in de lijn met het gewijzigde artikel 23- van de tweede richtlijn. Het nieuwe eerste lid van artikel 23 laat lidstaten nu toe het verlenen van financiële bijstand toe te staan, mits naleving van een aantal voorwaarden. Zo zullen dergelijke verrichtingen bijvoorbeeld slechts toegelaten zijn ten belope van een bedrag dat ten hoogste gelijk is aan dat van hun beschikbare reserves. Artikel 23.2 van richtlijn 77/91 blijft onveranderd. Bijgevolg mag de vennootschap in de twee hypothesen bedoeld in artikel 329, 2, financiële bijstand blijven verlenen onder soepeler voorwaarden, er enkel over wakend dat de bedragen bestemd voor de verrichting voor uitkering vatbaar zijn overeenkomstig artikel 320. Ten slotte werd de formulering van de uitzondering ten voordele van de LMBO (Leverage Management Buy-Out) in 2,2, gecorrigeerd. Het concept «verbonden vennootschap» wordt immers verkeerdelijk gebruikt in de bestaande tekst: de vennootschappen zullen verbonden zijn na de verrichting, maar zijn dit niet ex ante. Artikel 23bis van de tweede richtlijn stelt dat aan het verlenen van financiële steun die derden moet toelaten aandelen te verkrijgen, waarborgen moeten zijn verbonden om zowel de aandeelhouders als