mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht

Transcriptie

1 mr. J. Vleggeert Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht Deventer

2 INHOUDSOPGAVE Voorwoord Lijst van gebruikte afkortingen V XXVII HOOFDSTUK Reikwijdte Opbouw 1 8 HOOFDSTUK 2 De achtergrond van het onderscheid tussen rente en dividend in de vennootschapsbelasting De geschiedenis van de vennootschapsbelasting Het patentrecht Bedrijfs- en beroepsbelasting Inkomstenbelasting van De dividend- en tantièmebelasting van De winstbelasting Besluit op de vennootschapsbelasting De Wet op de vennootschapsbelasting Conclusie De rechtsgronden van de vennootschapsbelasting De zelfstandigheidsgedachte De samenhang tussen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting Het beginsel van bevoorrechte verkrijging Het profijtbeginsel Conclusie IX

3 HOOFDSTUK 3 Primair dividend en primair rendement Het voorstel van het American Law Institute Allowance for corporate equity Het Belgische systeem Een Nederlandse regeling voor de aftrek van een (primair) dividend of een primair rendement Een aftrek van een primair dividend Omvang van de aftrek Deelnemingsvrijstelling Bronbelasting Inkomstenbelasting Voorkoming van dubbele belasting Aftrekbeperkingen Evaluatie Een aftrek van een primair rendement Omvang van de aftrek Deelnemingsvrijstelling Bronbelasting Inkomstenbelasting Voorkoming van dubbele belasting Aftrekbeperkingen Evaluatie 49 HOOFDSTUK 4 Afschaffen van de renteaftrek CBIT Een Nederlandse regeling om vreemd vermogen te behandelen als eigen vermogen Deelnemingsvrijstelling Bronbelasting Belastingheffing over de rente in de inkomstenbelasting Voorkoming van dubbele belasting Evaluatie 50

4 HOOFDSTUK 5 De beperkingen van de aftrek van de rente in de vennootschapsbelasting Geldleningen die als een kapitaalverstrekking worden aangemerkt Jurisprudentie Schijn en wezen Bodemloze put Deelnemerschapslening Onzakelijke lening Art. 10, lid 1, onderdeel d, Wet VPB 1969: van 2002 tot 2007 Art. 10, lid 1, onderdeel d, Wet VPB 1969: vanaf 2007 De eerste voorwaarde: de vergoeding voor de geldverstrekking is afhankelijk van de winst De tweede voorwaarde: de schuld is achtergesteld bij alle concurrente schuldeisers De derde voorwaarde: de schuld heeft geen vaste looptijd doch is slechts opeisbaar bij faillissement. surséance van betaling of liquidatie De consequenties Art. 10b Wet VPB 1969: vanaf Converteerbare obligaties en warrantleningen De jurisprudentie Art. 10b Wet VPB Art. 10, lid 1, onderdeel j. Wet VPB Art. 10a Wet VPB 1969 Fraus legis/richtige heffing Art. 10a Wet VPB 1969: van 1997 tot 2007 Lid 1: kasrondjes Lid 2: leningen van verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen die samenhingen met bepaalde rechtshandelingen Lid 3: Tegenbewijs bij zakelijke overwegingen of een compenserende heffing over de rente bij de crediteur Art. 15, lid 4 en 5 (vanaf 2003 art. 15ad) Wet VPB Art. 10a Wet VPB 1969: vanaf XI

5 Art. 10a, lid Art. 10a, lid Art. 10a, lid 3 De inmiddels afgeschafte beperking van de aftrek van deelnemingskosten van art. 13, lid 1, VPB 1969 Onderkapitalisatie De weg naar regels tegen onderkapitalisatie Art. lod Wet VPB De drie stappen van de regeling tegen onderkapitalisatie De regeling is alleen van toepassing als de belastingplichtige behoort tot een groep De eerste stap De tweede stap De derde stap Voorkoming van dubbele belasting en buitenlandse belastingplicht Samenloop met andere beperkingen van de aftrek van de rente De heffing bij de crediteur over de rente op een hybride geldlening Jurisprudentie Art. 13, lid 3. onderdeel b: van 2002 tot Art. 13, lid 4, onderdeel b: vanaf 2007 De heffing van dividendbelasting over de opbrengst van hybride geldleningen HOOFDSTUK 6 Regels tegen onderkapitalisatie in het licht van het arm's length-beginsel De historie van art. 9, lid 1, OESO-modelverdrag De restrictieve werking van art. 9 OESO-modelverdrag Heeft art. 9 OESO-modelverdrag restrictieve werking? Hoe ver reikt de restrictieve werking van art. 9 OESOmodelverdrag? Kan art. 9 OESO-modelverdrag de toepassing verhinderen van regels tegen onderkapitalisatie? Tekstuele interpretatie XII

6 Art. 9 OESO-modelverdrag heeft alleen betrekking op winsttoerekening De term 'conditions' Het doel van de bepaling Het commentaar op art. 9 OESO-modelverdrag en het Thin Capitalisation rapport Het belang van het commentaar op het OESO-modelverdrag De betekenis van het commentaar op art De uitzonderingen De voorbehouden op het commentaar Conclusie De OESO rapporten over transfer pricing uit 1979 en 1995 en het Report on the attribution of profits to permanent establishments Transfer Pricing and Multinational Enterprises (1979) Transfer Pricing Guidelines (1995) Deel 1 van het permanent establishment report Specialty Manufacturing Andritz Sprout Bauer Samenvatting en conclusie Art. 9, lid 2, OESO-modelverdrag Art. 8b Wet VPB Is art. 8b Wet VPB 1969 een nationale regel tegen onderkapitalisatie? De betekenis van art. 8b Wet VPB 1969 bij de interpretatie van art. 9 OESO-modelverdrag Art. 3, lid 2, OESO-modelverdrag De betekenis van art. 8b Wet VPB 1969 bij de interpretatie van de uitdrukking 'conditions' in art. 9, lid 1, OESO-modelverdrag De betekenis van art. 8b Wet VPB 1969 bij de interpretatie van de uitdrukkingen 'management', 'control' en 'capital' in art. 9 OESO-modelverdrag 6.7 De bepaling over gelieerde ondernemingen in de Nederlandse belastingverdragen Het verdragsbeleid De bepaling over gelieerde ondernemingen in de Nederlandse belastingverdragen XIII

7 De bepaling die overeenkomt met art. 9, lid 1, OESOmodelverdrag De bepaling die overeenkomt met art. 9, lid 2, OESOmodelverdrag Welke eisen stelt art. 9 OESO-modelverdrag aan regels tegen onderkapitalisatie? Voldoet art. lod Wet VPB 1969 aan art. 9 OESO-modelverdrag indien deze bepaling conform het commentaar wordt uitgelegd? Hoe zou Nederland een regel tegen onderkapitalisatie vorm kunnen geven in het licht van het arm's length-beginsel? De regeling tegen onderkapitalisatie heeft betrekking op de rente op leningen die zijn verstrekt door gelieerde vennootschappen De regeling tegen onderkapitalisatie heeft betrekking op alle rente Is het mogelijk om het bereik van art. lod uit te breiden tot externe rente? Art. lod versus de capital allocation approach Uitwerking van de capital allocation approach Nadere toelichting op en evaluatie van de capital allocation approach Aanpassing van de capital allocation approach Nadere toelichting op en evaluatie van de aangepaste capital allocation approach Earnings stripping benadering Nadere toelichting op en evaluatie van de earnings stripping benadering Samenvatting 223 HOOFDSTUK 7 Regels tegen onderkapitalisatie in verhouding tot de vrijheden van het EG- Verdrag en de bepaling over non-discriminatie in de belastingverdragen Wanneer is sprake van een belemmering? Wanneer is volgens het Hof van Justitie EG sprake van een belemmering? De vergelijking van het begrip dispariteit dat wordt gehanteerd door het Hof van Justitie EG en de interne consistentie toets die wordt aangelegd door het US Supreme Court 229 XIV

8 7.2.4 Verstoringen die het gevolg zijn van de samenloop van de belastingregels van twee verschillende lidstaten De dubbele belasting over dividend bezien vanuit de lidstaat van de aandeelhouder De dubbele belasting over dividend bezien vanuit de lidstaat van de uitkerende vennootschap Regels tegen onderkapitalisatie in verhouding tot de vrijheden van het EG-Verdrag Lankhorst Is sprake van een belemmering? Is de belemmering gerechtvaardigd? De nieuwe regels tegen onderkapitalisatie Coreal Gestion Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenu Welke vrijheid was van toepassing? Was sprake van een belemmering? De bestrijding van de ontwijking van nationaal (belasting)recht en misbruik van gemeenschapsrecht Derdelanden Conclusie Lasertec Kan een regeling tegen onderkapitalisatie die rente die is verschuldigd aan een binnenlandse dan wel een buitenlandse crediteur gelijk behandelt niettemin in strijd zijn met de vrijheden? Dubbele heffing over de rente Welke eisen stellen de vrijheden aan regels tegen onderkapitalisatie? De bepaling over non-discriminatie in de belastingverdragen Art. 24, lid 4, OESO-modelverdrag Onderscheid tussen de crediteur/inwoner en de crediteur/niet-inwoner is verboden Directe en verkapte discriminatie? Het voorbehoud voor arm's length rente en andere uitgaven De betekenis van de termen 'interest' en 'andere uitgaven' 276 XV

9 Ramada Ontario Limited v. The Queen Samenvatting en praktisch belang van art. 24, lid 4, OESO-modelverdrag Art. 24, lid 5, OESO-modelverdrag Is de vergelijkingsmaatstaf een onderneming die eigendom is van inwoners van de situsstaat of een onderneming die eigendom is van inwoners van een derde staat? Is elk verschil in behandeling naargelang het kapitaal in handen is van inwoners van de situsstaat dan wel van de andere staat verboden? Samenloop tussen art. 24, lid 4 en 5, OESOmodelverdrag Conclusie Art. 24, lid 1, OESO-modelverdrag De Nederlandse belastingverdragen Belastingverdragen waarin geen bepalingen voorkomen conform art. 25, lid 3 en 4, NSV Belastingverdragen waarin de bepaling die is gebaseerd op art. 25, lid 4, NSV het karakter heeft van een meestbegunstigingsclausule Belastingverdragen met een aantal voormalige Sovjetstaten Overige afwijkende bepalingen in de belastingverdragen Samenvatting Welke eisen stelt de bepaling over non-discriminatie uit de belastingverdragen aan regels tegen onderkapitalisatie? Voldoet art. lod Wet VPB 1969 aan de voorwaarden die voortvloeien uit de vrijheden en de bepalingen over nondiscriminatie? Art. lod, lid 2, Wet VPB Welke vrijheid is van toepassing? Vormt het groepscriterium een belemmering? Vormt het fiscale eenheidregime een belemmering? Art. 24, lid 5, OESO-modelverdrag De vaste ratio De concernratio Het saldo van de rente betaald aan en ontvangen van verbonden vennootschappen 329 XVI

10 7.5.6 De economisch dubbele belasting over de rente Hoe zou Nederland een regel tegen onderkapitalisatie vorm kunnen geven in het licht van de vrijheden en de bepaling over non-discriminatie in de belastingverdragen? Toetsing van de arm's length benadering 330 HOOFDSTUK 8 De beperking van de aftrek van de rente in het geval van onderkapitalisatie in het licht van de Moeder-dochterrichtlijn en de Rente en royalty-richtlijn Kan de Moeder-dochterrichtlijn de toepassing van de Nederlandse regeling tegen onderkapitalisatie verhinderen? Kan de Rente- en royaltyrichtlijn de toepassing van de Nederlandse regeling tegen onderkapitalisatie verhinderen? 337 HOOFDSTUK 9 De toepassing van de regels tegen onderkapitalisatie op een vaste inrichting Welke eisen stelt art. 7 OESO-modelverdrag aan de kapitalisatie van de vaste inrichting? Tekstuele interpretatie van art. 7 OESO-modelverdrag Het commentaar op art. 7 OESO-modelverdrag Komt de rente op een interne lening tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting in aanmerking? Welke eisen stelt het commentaar aan de verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen van een vaste inrichting? Conclusie Het permanent establishment report De 'relevant business activity approach' versus de 'functionally seperate entity approach' De kapitalisatie van de vaste inrichting Interne rente Verschillen tussen het werkelijke free capital en het arm's length free capital Het concept commentaar op art. 7 OESOmodelverdrag en de OECD Financiële instellingen 364 XVII

11 Tekstuele interpretatie van art. 7 OESO-modelverdrag Het commentaar op art. 7 OESO-modelverdrag Het permanent establishment report Natwest Conclusie Moeten kosten die toerekenbaar zijn aan een vaste inrichting in aftrek komen? De Nederlandse belastingverdragen Welke eisen stellen de onderzochte internationale regels aan de kapitalisatie van een vaste inrichting? Welke eisen stelt art. 23 OESO-modelverdrag aan de kapitalisatie van de vaste inrichting? Art. 23 A, lid 1, OESO-modelverdrag Art. 23 A, lid 4, OESO-modelverdrag Dubbele belasting of doublé non-taxation die het gevolg is van een verschil in benadering over de kapitalisatie van een vaste inrichting De kapitalisatie van een vaste inrichting in het licht van de vrijheden van het EG-Verdrag en art. 24, lid 3, OESOmodelverdrag De kapitalisatie van de vaste inrichting getoetst aan de vrijheid van vestiging Vanuit het perspectief van de secundaire vestigingsstaat Vanuit het perspectief van de primaire vestigingsstaat De kapitalisatie van de vaste inrichting getoetst aan art. 24, lid 3, OESO-modelverdrag Voldoen de jurisprudentie van de Hoge Raad over de kapitalisatie van een vaste inrichting en de regeling tegen onderkapitalisatie voor zover zij van toepassing is bij de berekening van de winst van een vaste inrichting aan de onderzochte internationale regels? De opvatting van de Hoge Raad over interne leningen en de kapitalisatie van een vaste inrichting Interne leningen De kapitalisatie van een vaste inrichting Buitenlandse belastingplicht Is de balans van de vaste inrichting of die van de generale onderneming het uitgangspunt bij de toepassing van art. lod 402 XVI11

12 Kan art. 7 OESO-modelverdrag in de weg staan aan de toepassing van art. lod op een vaste inrichting van een buitenlands belastingplichtige? Art. lod, lid 9 tot en met 11, Wet VPB Art. lod, lid 9, Wet VPB Art. lod, lid 10, Wet VPB Art. lod, lid 11, Wet VPB Toetsing aan de vrijheid van vestiging Hoe zou Nederland zijn regels tegen onderkapitalisatie wat betreft de berekening van de winst van een vaste inrichting kunnen vormgeven in het licht van de vrijheden en art. 7 en art. 24, lid 3, OESO-modelverdrag? De toepassing van de zuivere capital allocation benadering op een vaste inrichting Is de zuivere capital allocation benadering in overeenstemming met de vrijheid van vestiging? Vormt het groepscriterium een belemmering? Vormt het fiscale-eenheidregime een belemmering? 415 HOOFDSTUK 10 De beperking van de aftrek van de rente op een lening in verband met een deelneming Bosal Het voorstel van Engelen c.s. 421 HOOFDSTUK 11 De beperking van de aftrek van de rente op hybride leningen en de heffing van vennootschapsbelasting over deze rente bij de crediteur Is het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen in overeenstemming met de vrijheden? Welke eisen stellen de vrijheden aan regels die de aftrek van de rente op een hybride geldlening beperken? Welke eisen stellen de vrijheden aan regels over de heffing van vennootschapsbelasting over de rente op een hybride geldlening bij de crediteur? Welke eisen stellen de Moeder-dochterrichtlijn en de Renteen royaltyrichtlijn aan regels die de aftrek van de rente op een hybride geldlening beperken? 426 XIX

13 11.6 Welke eisen stellen de Moeder-dochterrichtlijn en de Renteen royaltyrichtlijn aan regels over de heffing van vennootschapsbelasting over de rente op een hybride geldlening bij de crediteur? Uitgekeerde winst De bewoordingen van art. 4 Moeder-dochterrichtlijn Het doel van art. 4 Moeder-dochterrichtlijn De rechtsvergelijkende interpretatie De samenhang met de Rente-en royaltyrichtlijn Moedermaatschappij Als deelgerechtigde Conclusie Welke eisen stellen de Nederlandse belastingverdragen aan regels die de aftrek van de rente op een hybride geldlening beperken? Welke eisen stellen de Nederlandse belastingverdragen aan regels over de heffing van vennootschapsbelasting over de rente op een hybride geldlening bij de crediteur? Zijn de regels over de rente op een hybride geldlening in de Nederlandse vennootschapsbelasting in overeenstemming met de onderzochte internationale regels? Is de beperking van de aftrek van de rente op hybride leningen in overeenstemming met de onderzochte internationale regels? De jurisprudentie van de Hoge Raad en art. 10, lid 1, onderdeel d, Wet VPB Art. 10, lid 1, onderdeel j, Wet VPB Art. 10b Wet VPB Is de heffing van Nederlandse vennootschapsbelasting over de rente op hybride leningen bij de crediteur in overeenstemming met de onderzochte internationale regels? Hoe kan Nederland in het licht van de onderzochte internationale regels de beperking van de aftrek van de rente op hybride leningen en de heffing van vennootschapsbelasting over deze rente bij de crediteur vormgeven? De regeling tegen onderkapitalisatie heeft betrekking op de rente op leningen die zijn verstrekt door gelieerde vennootschappen Hoe kan Nederland in het licht van de onderzochte internationale regels de beperking van de aftrek van de rente op hybride leningen vormgeven? 460 XX

14 Hoe kan Nederland in het licht van de onderzochte internationale regels de heffing van vennootschapsbelasting over de rente op hybride leningen bij de crediteur vormgeven? De regeling tegen onderkapitalisatie heeft betrekking op alle rente 463 HOOFDSTUK 12 De heffing van dividendbelasting over de rente op hybride leningen De bepalingen over dividend en rente in de belastingverdragen Art. 10, lid 6 en art. 11, lid 3, NSV Inkomsten uit schuldvorderingen die aanspraak geven op een aandeel in de winst in de zin van art. 10, lid 6, NSV Andere vennootschappelijke rechten in de zin van art. 10, lid 6, NSV Afwijkende bepalingen in Nederlandse belastingverdragen Belastingverdragen conform het OESO-modelverdrag Belastingverdragen waarin de term 'winstdelende obligaties' is opgenomen; het belastingverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten Belastingverdragen waarin voor de definitie van de term 'dividend' wordt verwezen naar inkomsten die zijn onderworpen aan Nederlandse dividendbelasting Het belastingverdrag tussen Nederland en België Andere afwijkende belastingverdragen Wanneer is de rente op een schuldvordering te beschouwen als dividend in de zin van de Nederlandse belastingverdragen? Onder welke voorwaarden is Nederland verplicht verrekening te verlenen voor de dividendbelasting die door het bronland over de rente op een hybride lening is geheven? De verrekening van dividendbelasting in het OESOmodelverdrag De bepaling over de vermijding van dubbele belasting verwijst naar de dividendbepaling 484 XXI

15 De bepaling over vermijding van dubbele belasting verwijst naar inkomensbestanddelen die overeenkomstig de bepalingen van het verdrag in de andere staat mogen worden belast De Nederlandse belastingverdragen Wanneer staat de Moeder-dochterrichtlijn in de weg aan de heffing van dividendbelasting over de rente op hybride leningen? Wanneer staat de Rente- en royaltyrichtlijn in de weg aan de heffing van dividendbelasting over de rente op hybride leningen? Hoe verhoudt de heffing van dividendbelasting over de rente op een geldlening die door de Hoge Raad wordt aangemerkt als een kapitaalverstrekking zich met de belastingverdragen, de Moeder-dochterrichtlijn en de Rente- en royaltyrichtlijn? In welke gevallen zou Nederland dividendbelasting mogen heffen over inkomsten uit een hybride geldlening in het licht van de belastingverdragen, de Moeder-dochterrichtlijn en de Rente- en royaltyrichtlijn? 489 HOOFDSTUK 13 Rente die niet aftrekbaar is omdat de lening een zakelijk motief ontbeert dan wel doordat een compenserende heffing bij de crediteur ontbreekt Welke eisen stellen de vrijheden aan een beperking van de aftrek van de rente vanwege het ontbreken van een zakelijk motief dan wel een compenserende heffing bij de crediteur? Welke eisen stellen de belastingverdragen aan een beperking van de aftrek van de rente vanwege het ontbreken van een zakelijk motief dan wel een compenserende heffing bij de crediteur? Is art. 10a Wet VPB 1969 in overeenstemming met de onderzochte internationale regels? Is art. 10a Wet VPB 1969 in overeenstemming met de vrijheden? Welke vrijheid is van toepassing? De toegang tot de vrijheden Is art. 10a Wet VPB 1969 een belemmering? Wordt de belemmering gerechtvaardigd? De verhouding met derdelanden Conclusie 524 XXII

16 Is art. 10a Wet VPB 1969 in overeenstemming met de belastingverdragen? Op welke wijze kan Nederland in het geval van het ontbreken van een zakelijk motief of een compenserende heffing bij de crediteur in het licht van de onderzochte internationale regels de aftrek van de rente weigeren? 528 HOOFDSTUK 14 Onderling overleg en arbitrage De bepaling over onderling overleg in de belastingverdragen Het arbitrageverdrag Het arm's length-beginsel van art. 4, lid 1, Arbitrageverdrag Is art. 4, lid 1, Arbitrageverdrag van toepassing op nationale thin capitalisationregels? Op welke wijze wordt de dubbele belasting voorkomen wanneer art 4, lid 1, betrekking heeft op thin capitalisationregels en het arm's length-beginsel door een van de staten niet in acht is genomen? De zelfstandigheidsfictie Wordt de rente op een interne lening in aanmerking genomen? De kapitalisatie van de vaste inrichting De wijze waarop de dubbele heffing wordt weggenomen Procedurele aspecten Samenvatting 547 HOOFDSTUK 15 Samenvatting en conclusies De toetsing van de aftrekbeperkingen van de rente Onderkapitalisatie Is art. lod Wet VPB 1969 in overeenstemming met art. 9 OESO-modelverdrag? Art. 8b Wet VPB XXIII

17 Is art. lod Wet VPB 1969 in overeenstemming met het arbitrageverdrag en de regeling voor onderling overleg? Is art. lod Wet VPB 1969 in overeenstemming met de vrijheid van vestiging, het vrije verrichten van diensten en de vrijheid van kapitaalverkeer? Is art. lod Wet VPB 1969 in overeenstemming met de bepaling over non-discriminatie in de belastingverdragen? Kan de Moeder-dochterrichtlijn of de Rente- en royaltyrichtlijn de toepassing van de Nederlandse regeling tegen onderkapitalisatie verhinderen? Onderkapitalisatie en vaste-inrichtingwinst De binnenlandse vaste inrichting van een buitenlands belastingplichtige De voorkoming van dubbele belasting over de winst van een vaste inrichting Welke eisen stellen het arbitrageverdrag en art. 25 OESO-modelverdrag aan de kapitalisatie van een vaste inrichting? De aftrek van de rente op een lening in verband met een deelneming De aftrek van de rente op hybride leningen en de heffing van vennootschapsbelasting over deze rente bij de crediteur Zijn de jurisprudentie van de Hoge Raad over hybride leningen en art. 10, lid 1, onderdeel d, Wet VPB 1969 in overeenstemming met de vrijheden, de Moederdochterrichtlijn, de Rente- en royaltyrichtlijn en art. 9 OESO-modelverdrag? Is art. 10, lid 1, onderdeel j, Wet VPB 1969 in overeenstemming met de vrijheden en art. 9 OESOmodelverdrag? Is art. 10b Wet VPB 1969 in overeenstemming met de vrijheid van vestiging en art. 9 OESO-modelverdrag? Is de heffing van Nederlandse vennootschapsbelasting over de rente op hybride leningen bij de crediteur in overeenstemming met de vrijheden en art. 4 Moederdochterrichtlijn? Rente die niet aftrekbaar is vanwege het ontbreken van een zakelijk motief dan wel een compenserende heffing bij de crediteur XXIV

18 Welke vrijheid is van toepassing? De toegang tot de vrijheden Is art. 10a Wet VPB 1969 een belemmering? Wordt de belemmering gerechtvaardigd? De verhouding tussen art. 10a Wet VPB 1969 en art. 24, lid 4 en 5, OESO-modelverdrag Eenalternatief voorde huidige aftrekbeperkingen van de rente Aanpassing van de bestaande aftrekbeperkingen van de rente Een voorstel voor nieuwe aftrekbeperkingen van de rente De alternatieve regeling tegen onderkapitalisatie De alternatieve regeling voor hybride schulden Evaluatie 593 Nederlandse jurisprudentie 595 Europese jurisprudentie 599 Buitenlandse jurisprudentie 601 Aangehaalde literatuur 603 Trefwoordenregister 619 XXV