Het tekengereedschap en zijn hulpstukken hebben tot doel het tekenwerk te vergemakkelijken en te verkorten.

Transcriptie

1

2 HET TEKENGEREEDSCHAP Het tekengereedschap en zijn hulpstukken hebben tot doel het tekenwerk te vergemakkelijken en te verkorten. 1 Tekenpotlood Het tekenpotlood bestaat uit een stift gevat in een houten schacht. Het vulpotlood bestaat uit een stift gevat in een speciale houder. Vulpotloden worden meer en meer gebruikt. Men moet ze niet scherpen. De stiften bestaan in verschillende graden van hardheid. Dit omdat de hardheid moet kunnen aangepast worden aan het uit te voeren werk. Bij een vulpotlood duidt men ook de dikte van de stift aan (vb 0.5 of 0.7). BETEKENIS DER LETTERS EN CIJFERS. B: zwarte stift (Black = zwart). H : hiermee duidt men de hardheid aan (H is de eerste letter van het engelse woord Hard wat in het Nederlands hardheid betekent). De hardheidsgraad wordt aangeduid door een cijfer gaande van 0 (zeer zacht) tot 9 (zeer hard). Welke potloden gebruiken we? Eerst tekenen met een potlood 2H of 3H. Dan de overbodige lijnen uitgommen en afwerken met 2B(HB). 2 Gom

3 3 Tekendriehoek of geo-driehoek Een tekendriehoek van Hierin is meestal een gradenboog in verwerkt. 4 Passer De passer is van groot belang bij het technisch tekenen, men mag zich niet tevreden stellen met een passer van mindere kwaliteit. De potloodstift wordt spievormig aangeslepen met de vlakke kant naar buiten of van de passerpunt weg. De passerstift iets langer instelllen dan het potloodpunt om kleine cirkels te kunnen tekenen.

4 5 Tekenbord Bij het technisch tekenen gebruik je een tekenbord. Het tekenbord heeft twee klemmen. Hiermee span je een vel papier in. Met de liniaal teken je horizontale; verticale en schuine lijnen. De liniaal kun je vast of los zetten Met de liniaal teken je horizontale; verticale en schuine lijnen. De liniaal kun je vast of los zetten. Schuif de grijze balk naar rechts. Als het venster groen is kun je de liniaal verschuiven of van het tekenbord verwijderen. Zet de liniaal bij het tekenen altijd vast. 6 Computertekenprogramma : QCAD maar ook MS WORD Tekenen in Word Word is geen tekenprogramma zoals Paint. Soms kan het nodig zijn om in Word te tekenen, omdat je bijvoorbeeld je tekst wilt verfraaien of omdat je pijlen wilt tekenen van en naar je illustraties. Word beschikt daartoe over enkele eenvoudige tekengereedschappen. Onder in het venster van Word zit de tekenbalk. Als die op dit moment niet zichtbaar is, moet je hem zichtbaar maken. Dat doe je als volgt: ga in de menubalk naar Beeld. Klik op Werkbalken en zet een vinkje voor Tekenen. Deze balk ziet er als volgt uit: Qcad QCAD is een eenvoudig en gratis open source CAD programma waarmee tweedimensionale tekeningen mee gemaakt, bewaard en afgedrukt kunnen worden. Het is niet geschikt voor het maken van vrije figuren, maar kan bijvoorbeeld wel gebruikt worden om platte gronden, schema's,... te maken. Het programma bevat ingebouwde standaardvormen (punten, lijnen, bogen, cirkels, tekst,... ), functies waarmee componenten gemanipuleerd kunnen worden, functies om afstanden, hoeken, coördinaten en oppervlakten te berekenen, en nog veel meer. De resultaten zien er erg professioneel uit! Je kan de meest recente versie van het programma gratis downloaden vanop

5 LIJNSOORTEN (volgens NBN E ) 1 Lijndikte Er zijn twee lijndikten, dik en dun. De verhouding tussen beide moet tenminste gelijk zijn aan 2. De dikte van de lijnen wordt gekozen in functie van de grootte, aard en bestemming van de tekening uit volgende waarden: 0,25 0,35 0,5 0,7 en 1 mm. D C B A 2 Lijnsoorten Het gebruik van verschillende lijnsoorten maakt een technische tekening duidelijker. voorstelling Genormaliseerde benaming Gebruikt voor Potlood A Dikke figuurlijn Zichtbare omtrekken 2B B Dunne streeplijn Onzichtbare omtrekken 2H C Dunne gemengde streeplijn Aslijnen en symetrielijnen 2H D Dunne figuurlijn Maatlijnen en hulpmaatlijnen 2H Wanneer twee lijnsoorten toevallig samenvallen, moet je voorrangsregels in acht nemen. Ze bepalen welke lijn je tekent. Lijn A krijgt voorrang op lijn B, C en D. Lijn B krijgt voorrang op lijn C en D. Lijn C krijgt voorrang op lijn D. (m.a.w. een dikke figuurlijn heeft voorrang op een dunne streeplijn)

6 LIJNEN Afmeting HARTLIJN 4 Afmeting STREEPLIJN Constante streeplijn GOED FOUT 1 LIJNSOORTEN Hoeken mooi laten aansluiten Mooie kruising hartlijn Klas Nr. Naam Datum Blad L1

7 LIJNEN LIJNSOORTEN Voorrangsregel van RECHTS Klas Nr. Naam Datum Blad L2

8 LIJNEN Opdracht: Vervolledig de ontbrekende lijnen. Zichtbare lijn (HB) onzichtbare lijn (3H) Hartlijn (3H) Dunne lijn (3H) Klas Nr. Naam Datum Blad L3

9 NORMSCHRIFT Letters, het normschrift. Op een technische tekening zullen er ook aanduidingen (tekst en getallen)moeten komen. Bij het schrijven van deze aanduidingen is het belangrijk dat deze voor iedereen leesbaar zijn. Onduidelijke aanduidingen kunnen tot gevolg hebben dat een voorwerp foutief gemaakt wordt. Om ervoor te zorgen dat alle tekeningen, ongeacht door wie ze gemaakt wordt, gelijk zijn heeft men bepaalde afspraken gemaakt zodat iedereen hetzelfde lettertype en grootte gebruikt. Al deze gegeven kunnen we in normboeken terugvinden. We praten dan ook over NORMSCHRIFT. OPDRACHT: schrijf de cijfers en letters met ordelijke letters. A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Klas Nr. Naam Datum Blad L4

10 NORMSCHRIFT OPDRACHT: schijf de volgende gegevens in normschrift 5 mm. NAAM: VOORNAAM STRAAT HUISNUMMER POSTCODE GEMEENTE TEL. Klas Nr. Naam Datum Blad L5

11 NORMSCHRIFT 1 Algemeen Een technische tekening bevat ook geschreven informatie. Denk maar aan de benaming van een tekening, de naam van de tekenaar, de maatcijfers, enz Je gebruikt hiervoor normschrift. Dit is een genormaliseerd schrift waarbij de vorm en de hoogte van letters en cijfers vastligt. De hoogte van de letters ligt vast. Je kan kiezen uit letterhoogten (h): 2,5 3, en 20 mm. De hoogte van de kleine letters is steeds een maat kleiner dan die van de hoofdletters, bv. Bij een hoofdletter van 5 mm hoog schrijf je een kleine letter van 3,5 mm hoog. 2 Schrift B, recht 3 Kenmerken BENAMING VERHOUDING AFMETINGEN (mm) Hoogte van de hoofdletters h Hoogte van de kleine letters c Hoogte tussen de kleine letters en andere tekens a 10/10 h 2,5 3, /10 h 2,5 3, /10 h 0,5 0,7 1 1,4 2 2,8 4 Minimale regelafstand b M Minimale afstand tussen de woorden e Lijndikte d 14/10 h 3, /10 h 1,5 2,1 3 4,2 6 8,4 12 1/10 h 0,25 0,35 0,5 0,7 1 1,4 2 Nota : wanneer tegelijk hoofd- en kleine letters gebruikt worden is hmin = 3,5 mm

12 MAATAANDUIDING (het bijzonderste uit NBN E ) Eenmaal de vorm van het werkstuk getekend in verschillende aanzichten, voorziet men de tekening van maten. 1 Basisregels - Alle maten die nodig zijn om een werkstuk te vervaardigen moeten op de tekening staan. - In de mechanica worden alle lengtematen in mm aangegeven, ze worden op een tekening aangeduid zonder eenheid. - Men mag een maat slechts één keer aanduiden. Alvorens de maataanduiding te plaatsen, denk na over de volgende vragen: 1. Welke vorm heeft het werkstuk? 2. Hoe kan het werkstuk worden vervaardigd? 3. Welke maataanduidingen zijn noodzakelijk? 2 Uitvoering Een normale maataanduiding bestaat uit: - 2 hulpmaatlijnen - de maatlijn - 2 maatpijlen - het maatgetal

13 Alle lijnen voor maataanduiding zijn dunne volle lijnen. De hulpmaatlijnen lopen 1 mm. verder dan de maatlijn. De afstand tussen maatlijn en aanzicht (of andere maatlijn ) is minimum gelijk aan 7 mm. - Aslijnen en omtrekslijnen mogen niet als maatlijn maar wel als hulpmaatlijn gebruikt worden. Maatlijnen mogen in principe niet gesneden worden door andere lijnen. Maatpijlen mogen bij plaatsgebrek vervangen worden door een punt.. Maten worden ingeschreven zodat ze van de rechter- of de bovenkant leesbaar zijn. Maatgetallen zijn 5 mm hoog.

14 Het maatgetal staat in het midden van de maatlijn en 1 mm boven de maatlijn. De pijlen hebben een lengte van 3,5 mm en staan aan de binnenzijde van de maat, tenzij de maatlengte < 10mm. Voor de maat van een straal wordt slechts één maatpijl getekend; deze pijl wordt geplaatst aan de binnenkant van de boog maar bij plaatsgebrek mag hij aan de buitenkant aangebracht worden. Er wordt aangeraden om maatlijnen steeds buiten de tekening te plaatsen. 3 Gebruik van symbolen bij maataanduiding - Bij omwentelingslichamen die slechts door één aanzicht zijn weergegeven of wanneer verwarring mogelijk is worden de diametermaten voorafgegaan door het symbool Ø. - Voor vierkante stukken geldt hetzelfde maar nu wordt het symbool gebruikt. - De straalmaatgetallen worden voorafgegaan door een R.

15 - De maataanduiding voor metrische schroefdraad is de hoofdletter M gevolgd door de waarde van de buitendiameter van de schroefdraad. 4 Afschuiningen en soevereinen - Van afschuiningen geeft men meestal de twee maten van de afschuining. - Van soevereinen geeft men één maat en één hoekmaat; wanneer de hoek 45 bedraagt kan de maataanduiding eenvoudiger worden aangegeven met slechts één aanduiding die een combinatie is van lengtemaat en hoek. - Maataanduiding bij tekeningen op schaal ; onafgezien van de schaal van de tekening geeft men altijd de maatgetallen van de werkelijke maat aan.

16 Maataanduiding Met 3 aanzichten kan je meestal de vorm van een gebouw of voorwerp volledig weergeven. Om een voorwerp of gebouw te kunnen realiseren heb je echter ook nog afmetingen nodig. Een werktekening moet alle maten bevatten die er nodig zijn om het werkstuk te kunnen vervaardigen. Een MAAT bestaat uit de volgende elementen: - maatgetal - maatlijn - hulpmaatlijn - pijlpunten 70 - maatgetal - maatlijn - hulpmaatlijn - pijlpunten Maatgetal a) Maatgetallen moet je uitvoeren in zeer duidelijk normschrift. De hoogte van het maatgetal bedraagt ALTIJD 3.5mm. OEFENING: Schrijf de volgende getallen over tussen de lijntjes b) Maatgetallen worden ongeveer in het midden en 1mm boven de maatlijn geplaatst Indien er te weinig plaats is mag het maatgetal eventueel links of rechts van de hulplijn geplaatst worden. De maatlijn wordt dan wel mee verlengt naar de zijde waar men het maatgetal plaatst. Voorbeeld: 45 2,5 1mm Klas Nr. Naam Datum Blad M1

17 Maataanduiding OEFENING: meet de maataanduidingen op en schrijf de maatgetallen op de juiste wijze boven de maatlijnen. c) Maten moeten leesbaar zijn vanaf de onderkant of de rechterzijde van de tekening. Voorbeeld OEFENING: plaats de maatgetallen bij zijde a,b,c,d en e a e b d c 40 d) Maatgetallen mogen nooit gescheiden worden door een lijn. Verplaats het maatgetal desnoods iets naar links of naar rechts. FOUT GOED Klas Nr. Naam Datum Blad M2

18 Maataanduiding Pijlpunt a) De pijltjes moeten slank zijn. lengte ±4mm - breedte ±1.5mm 4 ±1.5 Opdracht: teken de pijlpunten aan onderstaande maatlijnen b) De pijltjes worden tussen de hulpmaatlijnen getekend. De punt raakt net de hulpmaatlijnen. 40 Indien er te weinig plaats is mag men de pijltjes langs de buitenkant plaatsen. 10 Het kan zijn dat bij een aaneenschakeling van kleine maten geen plaats is voor pijltjes In dat geval mag men de pijltjes vervangen door een duidelijke stip ( Ø1.5mm). NOTA: De 2 buitenste pijlpunten mag men NIET vervangen door stippen!!! FOUT GOED Klas Nr. Naam Datum Blad M3

19 Maataanduiding OEFENING: In onderstaande figuur zijn de pijltjes vergeten. Vervolledig de tekening op een correcte manier Ø Maatlijn + hulpmaatlijn a) De maatlijn wordt meestal horizontaal of vertikaal getekend, evenwijdig op een afstand van 7.5 mm met de rand van het werkstuk. b) De maatlijn en hulpmaatlijn wordt in dunne volle lijn getekend, dikte mm. c) De hulpmaatlijn raakt het werkstuk niet! Je laat ±1 mm open. (zie fig) d) De uiteinden van de hulpmaatlijn teken je ±2mm voorbij de maatlijn. ±2 Dunne volle lijn mm Maatlijn Hulpmaatlijn ±1 7.5 Klas Nr. Naam Datum Blad M4

20 Maataanduiding OEFENING: teken de maat- en hulpmaatlijnen bij de zijden a,b,c en d. a b d b c a c d e) tussen 2 parallel geplaatste maten houdt men steeds een tussenafstand van 7.5mm ,5 7,5 Klas Nr. Naam Datum Blad M5

21 Maataanduiding Soorten bematingen 1) Vanuit referentievlakken Dikte 5 Ø Door het aangeven van "dikte 5" in het VA moet een 2de aanzicht niet meer getekend worden 2) Kettingmaten Ø10(4x) Dikte ) Symmetrielijnen geven het midden van het werkstuk aan. Ø Klas Nr. Naam Datum Blad M6

22 Maataanduiding OPDRACHT: Plaats de maataanduiding volgens de geldende normen. Klas Nr. Naam Datum Blad M7

23 Maataanduiding OPDRACHT: Plaats de maataanduiding volgens de geldende normen. Klas Nr. Naam Datum Blad M8

24 Maataanduiding OPDRACHT: Plaats de maataanduiding volgens de geldende normen. Klas Nr. Naam Datum Blad M9

25 Maataanduiding Opdracht: Plaats de maataanduiding bij de gegeven aanzichten. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Schaal 3/4 Klas Nr. Naam Datum Blad M10

26 Maataanduiding Opdracht: Plaats de maataanduiding bij de gegeven aanzichten. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Schaal 3/4 VA Klas Nr. Naam Datum Blad M11

27 Maataanduiding Opdracht: Teken de aanzichten en plaats de maataanduiding. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Schaal 3/4 VA Klas Nr. Naam Datum Blad M12

28 PROJECTIETEKENEN (NBN E ) 1 Europese projectie De vlakke voorstelling van meerdere vlakken van een voorwerp. Meestal is goede informatie van één vlak van een voorwerp onvoldoende. Om een voorwerp te maken moet je informatie krijgen over meerder vlakken. Bij een Europese projectie tekenen we minstens drie vlakken. Om dit te begrijpen gebruiken we een drievlakshoek. Hou een balk in je driehoeksvlak zoals op de tekening en kijk in de richting van de pijl VA. Dit is het vooraanzicht VA. Projecteer dit vlak op het achterliggende vlak. Je bekijkt het voorwerp in de richting van pijl BA. Projecteer dit bovenvlak op het onderliggende vlak. Dit is het bovenaanzicht BA. Je bekijkt het voorwerp vanuit de linkerkant in de richting van pijl LA. Projecteer het vlak dat je ziet op het achterliggende vlak. Dit is het linkeraanzicht LA. De vlakken met het BA en LA worden omgeklapt. Zo liggen de drie aanzichten (VA BA LA) in één vlak. Het LA staat links van / rechts van / boven / onder het VA. Het BA staat links van / rechts van / boven / onder het VA.

29 Dit zijn de normen van de EUROPESE PROJECTIE. In de titelhoek van elke tekening getekend volgens de Europese projectie vind je onderstaand symbool. Je tekent dus drie parallelle projecties van één voorwerp. De verhoudingen blijven behouden. 2 Aanzichten Definitie: Een aanzicht is de vlakke voorstelling van een voorwerp bekomen door orthogonale projectie op een vlak. Benaming van de aanzichten Naargelang de waarnemingsrichting worden de aanzichten als volgt genoemd: Vooraanzicht (VA): Bovenaanzicht (BA): Linkeraanzicht (LA): Rechteraanzicht : Onderaanzicht : Achteraanzicht volgens A volgens B volgens C volgens D volgens E volgens F Nota: in deze cursus met EUROPESE PROJECTIE werken wij enkel met het VA BA LA.

30 Schikking van de aanzichten Ten opzichte van het vooraanzicht (A) worden de andere aanzichten als volgt geschikt: A: vooraanzicht B: bovenaanzicht C: linkeraanzicht D: rechteraanzicht E: onderaanzicht F: achteraanzicht Keuze van het hoofdaanzicht Het hoofdaanzicht is het aanzicht dat het duidelijkst de vorm van het stuk weergeeft. Men neemt bijna altijd het vooraanzicht als hoofdaanzicht.

31 3 Kleuren Om de aanzichten te leren herkennen werken we met kleuren. De volgende afspraken gelden in onze school: VA blauw BA geel La rood Schuine vlakken oranje 4 Projecties 5 Kader en titelhoek (NBN E ) KADER Het kader omlijnt de tekenruimte en de titelhoek. Het laat een rand over van tenminste 10mm. Het kader moet door een dikke figuurlijn getekend worden. TITELHOEK De titels en algemene aanduidingen zijn gegroepeerd in een titelhoek in de rechteronderhoek van het blad.

32 PROJECTIETEKENEN Overzicht: Bij de EUROPESE PROJECTIEMETHODE staan de aanzichten ALTIJD als volgt: VA LZA BA VA = vooraanzicht LZA = Linkerzijaanzicht BA = bovenaanzicht Omdat er verschillende projectiemethoden zijn moeten we op een technische tekening steeds vermelden volgens welke methode we werken. De EUROPESE PROJECTIEMETHODE wordt weergegeven door: BA isometrisch perspectief Klas Nr. Naam Datum Blad P1

33 Projectietekenen Teken het ontbrekende aanzicht. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Klas Nr. Naam Datum Blad P2

34 Projectietekenen Teken het ontbrekende aanzicht. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Sch. Vlakken Oranje Klas Nr. Naam Datum Blad P3

35 Projectietekenen Teken het ontbrekende aanzicht. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Sch. vlakken: Oranje Klas Nr. Naam Datum Blad P4

36 Projectietekenen Teken de aanzichten. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Klas Nr. Naam Datum Blad P5 VA

37 Projectietekenen Teken de aanzichten. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel VA Klas Nr. Naam Datum Blad P6

38 Projectietekenen Teken de aanzichten. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Schuine vlakken Oranje Klas Nr. Naam Datum Blad P7 VA

39 Projectietekenen Teken de aanzichten. V.A. L.Z.A. B.A. Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Schuine vlakken Oranje Klas Nr. Naam Datum Blad P8 VA

40 Projectietekenen Tekende aanzichten. V.A. L.Z.A. B.A. 5 5 Kleur de isometrische voorstelling: VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel Schuine vlakken Oranje Klas Nr. Naam Datum Blad P9

41 BreedteB Hoogte H Lengte L Parallelprojectie Isometrische projectie Dimetrische projectie Evenwijdige parallelprojectie Cavalier-perspectief H H 7 45 H Tekenschaal Hoek tov hor. Tekenschaal Hoek tov hor. Tekenschaal Hoek tov hor. cirkels in vlakken tekenen B 1/1 1/1 1/ /1 1/1 1/ /1 1/2 1/ In alle vlakken worden cirkels als ellipsen getekend In alle vlakken worden cirkels als ellipsen getekend Voor- en achterzijde: cirkel overige vlakken: cirkel wordt ellips Klas Nr. Naam Datum Blad R1

42 Isometrische projectie Opdracht: Teken een kubus van 40x40x40 volgens het: isometrisch perspectief dimetrisch perspectief evenwijdig parallelperspectief - cavalier perspectief Klas Nr. Naam Datum Blad R2

43 Isometrisch perspectief OPDRACHT: Duid aan welk van de 3 isometrische perspectieven bij de getekende aanzichten behoort. Teken dit isometrisch perspectief op schaal 1/1 20 VA 40 LZA BA 3 Klas Nr. Naam Datum Blad R3

44 Isometrisch perspectief OPDRACHT: Duid aan welk van de 3 isometrische perspectieven bij de getekende aanzichten behoort. Teken dit isometrisch perspectief op schaal 1/1 VA LZA BA Klas Nr. Naam Datum Blad R4

45 SCHAAL TEKENEN (NBN E ) 1 Algemeen - een tekening op schaal is een tekening die niet op ware grootte werd getekend; - een werkstuk wordt het best op ware grootte getekend; - sommige werkstukken kan je niet op ware grootte voorstellen op het tekenblad; - daarom zal men een voorwerp groter of kleiner tekenen dan in het in werkelijkheid is; - op de tekening schrijft men altijd de werkelijke maten in ; het maatgetal op de tekening komt dus overeen met de afmetingen van het werkstuk; - de schaal wordt vermeld in het vakje dat hiervoor bestemd is (zie titelhoek). 2 Begrip schaal Wanneer een voorwerp groter of kleiner wordt getekend dan de werkelijke grootte, spreekt men van een tekening op schaal. schaal getekende _ maat werkelijke _ maat Wanneer de tekening op ware grootte is aangebracht schrijft men 1/1 in de titelhoek. Genormaliseerde schalen: Vergroting 2:1 5:1 10:1 20:1 50:1 Ware grootte 1:1 verkleining 1:2 1:5 1:10 1:20 1:50 1:100

46 Coördinaatsystemen De laatste jaren wordt er in de werkplaats meer en meer gebruik gemaakt van CNC-gestuurde machines. Deze CNC-gestuurde (lees computergestuurde) machines werken met COÖRDINATEN. Coördinaten in een vlak (X-Y) Y 3 2 e b 1 -X -3-2 a -1 c d X a b c d e X Y -Y Coördinaten in de ruimte (CARTESISCH coördinaatsysteem) (X-Y-Z) X0,Y50,Z0 X0,Y0,Z50 X50,Y0,Z0 Y Z X KLAS NAAM DATUM BLAD C1 0

47 Coördinaatsystemen Opdracht: Vul de tabel in volgens het CARTESISCH coördinaatsysteem K J L M 0 F N O E C A B C D E F G H I J K L M N O P X Y Z I P H G D B Z Y X A Schaal 3/4 KLAS NAAM DATUM BLAD C2

48 Coördinaatsystemen Opdracht: Vul de tabel in volgens het CARTESISCH coördinaatsysteem K J M L F N O E C A B C D E F G H I J K L M N O P X Y Z I P H G D B Z Y X A 0 Schaal 3/4 KLAS NAAM DATUM BLAD C3

49 Coördinaatsystemen Opdracht: - Plaats de maataanduiding. - Vul de tabel in volgens het CARTESISCH coördinaatsyst. - Kleur het isometrische perspectief VA: Blauw LZA: Rood BA: Geel I P K J F G H N O L M E D Z C B Y X A B C D E F G H I J K L M N O P X Y Z A 0 Schaal 3/4 KLAS NAAM DATUM BLAD C4