Bijlage 1 Toelichting inkoop essentiële functies 2017

Transcriptie

1 Bijlage 1 Toelichting inkoop essentiële functies 2017 In deze toelichting worden de gezamenlijke inkoopafspraken van de vijf 5 Utrechtse regio s voor de essentiële functies 2017 beschreven. Deze bijlage is gebaseerd op het beslisdocument van 24 november 2016, waarmee het bovenregionaal bestuurlijk platform heeft ingestemd. Inleiding Vanaf 2015 werken de Utrechtse regio s samen op het gebied van Zorg voor Jeugd. De bestuurders van de vijf Utrechtse regio s onderschrijven dat de samenwerking belangrijk is gezien de noodzakelijke schaal en specialistische zorgvormen. Deze samenwerking kenmerkte zich tot nu toe door het maken van afspraken over hoe en hoeveel zorg wordt ingekocht en door onderlinge afspraken met elkaar, bijvoorbeeld over hoeveel elke regio inkoopt en over het verevenen van eventuele risico s. Een afspraak over het eventueel verevenen van risico s was te rechtvaardigen omdat voor 2015 en 2016 gewerkt moest worden met aannames over het reële zorgverbruik. Voor 2017 kan op basis van meer inzicht (actueel zorggebruik) de slag worden gemaakt naar het financieren van de voorgestelde basisbeschikbaarheid op instellingsniveau. Voor 2018 is het voornemen om de financiering door te ontwikkelen naar een basisbeschikbaarheid op functieniveau in een veranderd zorglandschap. Voorliggende notitie beschrijft wat deze verschuiving voor de inkoop van 2017 betekent. Afspraken binnen het kader In het Bestuurlijk Platform Zorg voor Jeugd van 23 mei en 19 september jl. is het kader voor de inkoop van de essentiële functies voor 2017 door het bestuurlijk platform vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor budget, cliëntaantallen en tarieven, inkoopsystematiek, keuze voor zorgaanbieders en de inhoudelijke doorontwikkeling opgenomen. Aan de hand van dit kader zijn in het najaar gesprekken gevoerd met vier zorgaanbieders. In deze notitie staan de uitkomsten van deze gesprekken. Daarnaast lichten we een drietal uitzonderingen waar het bestuurlijk platform mee heeft ingestemd. In lijn met het inkoopkader zijn de volgende punten afgesproken met de aanbieders: - Voor s HeerenLoo, Intermetzo en Youké is het budgetplafond vastgesteld op realisatie 2015 en Q1 en Q Voor s HeerenLoo en Intermetzo betekent dit een korting van 10% op het budgetplafond 2016, voor Youké een korting van 20%. - Alle organisaties zijn akkoord met overgang op dagtarieven zonder tariefswijziging t.o.v Alle gemaakte afspraken zijn getoetst in het licht van administratieve lastendruk. - Alle organisaties zijn akkoord met een inhoudelijke monitoring in 2017 op duur, in- en uitstroom van zorg. Hiermee ondervangen we een perverse financiële prikkel voor ongewenst langere zorgduur. Afspraken binnen het kader verder uitgewerkt Onderschrijding/basisbeschikbaarheid In 2017 willen de vijf Utrechtse regio s, in lijn met het advies van Marion Smit (kwartiermaker zorglandschap), keuzes maken over het zorglandschap voor de komende jaren. Dit betekent mogelijk het 1

2 af- dan wel ombouwen van huidige essentiële voorzieningen vanaf 2018 en het toewerken naar basisbeschikbaarheid op functieniveau. Om dit proces te kunnen doorlopen willen we voor 2017 afspraken maken over basisbeschikbaarheid op instellingsniveau voor de periode van één jaar. Intermetzo en Youké hebben beide aangegeven dat voor de voorzieningen Jeugdzorg+, GGZ kliniek (beide Intermetzo) en Kinabu (3-milieu voorziening Youké) de kritische ondergrens 4x8 plekken is. Dit betekent dat de voorziening enkel aan de kwaliteitseisen en inhoudelijke zorgeisen kan voldoen, wanneer voor 32 plekken personeel en huisvesting beschikbaar is. Denk daarbij aan het organiseren van piketdiensten, beveiliging en de minimale bezetting van begeleiders op een groep. De kosten die voor deze 32 plekken gemaakt worden staan dus vast, ongeacht of er minder kinderen gebruik van maken. Op dit moment worden de 32 plekken bekostigd door de Utrechtse regio s (trajectfinanciering) en door andere regio s indien er sprake is van buitenregionale plaatsingen. De organisaties kunnen deze voorzieningen niet in stand houden, als ze niet elke dag minimaal het budget voor 32 plekken ontvangen. Daar waar de bezetting lager is, lijdt de organisatie verlies. Op dit moment wordt dit risico deels opgevangen door de trajectfinanciering en door de organisaties zelf. Aangezien we in 2017 overgaan op de financiering van etmalen en het budgetplafond onder deze ondergrens ligt, wordt dit risico volledig bij de organisaties neergelegd, als we hier geen aanvullende afspraken over maken. Daarom is ons voorstel om in 2017 de 32 plaatsen per eerder genoemde voorziening via drie geldstromen te bekostigen: - Utrechtse regio s op basis van etmalen met een budgetplafond - Andere regio s - Basisbeschikbaarheid Deze laatste geldstroom gaat pas lopen indien de eerste twee tot onvoldoende budget leiden. Om het risico voor de regio s op de bekostiging van beschikbaarheid in te perken, stellen we voor om de volgende afspraken te maken: - We gaan ervanuit dat bij de JZ+ minimaal 75% (24 plekken/3 groepen) gedekt kan worden uit de eerste 2 geldstromen. Het budget voor basisbeschikbaarheid zal dus maximaal 25% zijn. Dit is 1.1mlj. - Bij de GGZ kliniek verwachten we dat minimaal 50% (16 plekken/2groepen) gedekt kan worden uit de eerste 2 geldstromen. Het budget voor basisbeschikbaarheid zal dus maximaal 50% zijn. Dit is 2.2 mlj. - Bij de 3milieu voorziening van Youké verwachten we dat minimaal 50% (16 plekken/2groepen) gedekt kan worden uit de eerste 2 geldstromen. Het budget voor basisbeschikbaarheid zal dus maximaal 50% zijn. Dit is 1.8 mlj. NB: De percentages gaan uit van het totaalbedrag dat nodig is om de functies in stand te houden. Het budgetplafond kan lager liggen omdat er ook vanuit andere regio s plekken worden afgenomen en omdat wij de beweging naar voren willen stimuleren. Het bestuurlijk platform heeft ingestemd met het verdelen van de maximale risico s over de regio s naar rato van het definitieve budget voor jeugdhulp 2017 (zoals wordt vastgelegd in de meicirculaire 2017). Daarbij sluiten we aan op de afspraken die zijn gemaakt over de verdeling van het risico van een tekort als gevolg van de zorgkosten voor voogdijpupillen, zoals dat is vastgesteld in het bestuurlijk platform van 31 oktober Het budget voor jeugdhulp is een logische verdeelsystematiek, omdat hiermee wordt aangesloten op de draagkracht van de regio s. Gelet op de bezettingscijfers in de afgelopen anderhalf jaar wordt de kans dat het financiële risico zich voordoet ingeschat op gemiddeld 25%. Een inschatting van deze risico s per regio zijn als volgt: 2

3 Regio Budget % Risico Youké Risico GGZ Kliniek Risico Gesloten Jeugdzorg Maximaal risico Verwacht risico (25%) Eemland % Lekstroom % Stad % West % ZOU % TOTAAL % Wanneer de bezetting onder de percentages per aanbieder schiet, gaan we in gesprek over vervroegd afbouwen van de capaciteit. We verwachten echter, op basis van realisatie Q1 en Q2 2016, dat maximale risico niet zal ontstaan. Bovenstaande ontslaat de aanbieders niet van het blijvend inzetten op transformatie en afbouw naar regionale voorzieningen. Door in te staan voor de financiering van beschikbaarheid, halen we de perverse prikkel om groepen te vullen weg. In het geval van Youké verwachten we hierdoor Kinabu nog sneller volledig om kunnen bouwen naar regionale zorg. Per kwartaal monitoren we met de aanbieder hoe groot de eerste twee geldstromen in dat kwartaal waren en vullen we indien nodig aan om de liquiditeit van de aanbieder te borgen. De aanbieder laat de inkomsten vanuit de tweede geldstroom als toets punt meenemen door de accountant. Overschrijding Net als voorgaande jaren maken we met alle aanbieders afspraken over budgetplafonds. Gezien de gerealiseerde afbouw in de afgelopen jaren, geven sommige aanbieders echter aan dat de kans groter wordt dat de zorgvraag groter is dan dit plafond. Aanbieders worden nu in andere regio s financieel verantwoordelijk gemaakt voor deze extra zorgvraag en willen hierover met de Utrechtse regio s afspraken maken. De vijf Utrechtse regio s erkennen dat dit een gezamenlijke risico is, daarom besloot het bestuurlijk platform om hierover een procesafspraak op te nemen in het contract. We monitoren de instroom en op het moment dat er veel meer jongeren komen dan verwacht, treden we in gesprek met de aanbieder. Afspraken afwijkend van het kader Geen bovenregionale afspraken meer met GGZ Centraal Uit de gesprekken met GGZ Centraal bleek het overgaan op dagtarieven erg ingewikkeld door de DBC systematiek. Daarnaast zien we dat GGZ Centraal eerder een regionale functie vervuld binnen de provincie, namelijk voor Eemland. Zowel GGZ Centraal als de regio Eemland zijn akkoord met het voorstel om GGZ Centraal uit de bovenregionale afspraken te halen. Over het in stand houden van de infrastructuur zal regio Eemland in gesprek gaan met de regio s Flevoland en West Veluwe. De overige regio s kunnen, indien gewenst en nodig, separate afspraken maken met GGZ Centraal. Ophoging budgetplafond Intermetzo Afgelopen jaar is gebleken dat de reguliere, specialistische zorg bij Intermetzo voor een zeer kleine groep kinderen niet afdoende is. De zorg voor deze kinderen is zo intensief dat het tarief voor de 3-milieu voorziening niet past. Wij verwachten van Intermetzo, als specialist binnen ons zorglandschap, dat zij alle 3

4 kinderen een passende plek kunnen bieden binnen de gestelde kaders. Intermetzo wil deze taak ook vervullen. In 2016 heeft Intermetzo voor deze groep meerkosten gemaakt. Deze kosten konden opgevangen worden binnen de trajectafspraken dan wel het totaalbudget doordat zij konden uitmiddelen. De verwachting is dat dit in 2017, vanwege de omslag naar de bekostiging van etmalen, niet meer gaat passen. Om die reden heeft het bestuurlijk platform besloten om het budgetplafond van 2017 met op te hogen. Dit is een eenmalige ophoging, vanaf 2018 nemen we deze zorgbehoefte mee in de uitvraag. De meerkosten kan Intermetzo boven op het tarief voor de 3-milieuvoorziening declareren. Uiteraard worden alleen de gemaakte kosten gedeclareerd, het is dus een maximale ophoging van het plafond die wij achteraf (bij werkelijke afname) betalen. Het bedrag is per regio/gemeente is klein. We voorzien dan ook geen problemen voor de dekking. Omdat dit voornamelijk over voogdijkinderen gaat, worden deze kosten meegenomen in de afspraken over de voogdijcompensatie die zijn gemaakt in het Bestuurlijk Platform Zorg voor Jeugd van 31 oktober Niet langer verevenen van zorggebruik Steeds meer richt de samenwerking zich op strategische keuzes in het zorglandschap; op inhoudelijke afspraken met elkaar en met aanbieders als het gaat om transformatie. Wij hebben de gemaakte afspraken over de verevening tegen het licht gehouden van onze transformatiedoelstelling en dat leidt er toe dat het volgende is besloten.. Het bestuurlijk platform heeft besloten om risicoverevening van elkaars zorggebruik op bovenregionaal niveau los te laten. Wel blijven de regio s wel gebruik te blijven maken van elkaars capaciteit indien dit nodig is, maar dit gebruik bekostigt de regio zelf en wordt6 niet langer (achteraf) tussen regio s verevend. Daarbij verandert er voor de aanbieders niets ten opzichte van de huidige contracten. Redenen om dit verevenen van zorggebruik achteraf tussen regio s los te laten zijn: - Wanneer regio s enkel hun eigen zorggebruik bekostigen, biedt dit meer ruimte om te transformeren. Immers, bij lager gebruik dan verwacht, kan de regio zelfstandig besluiten deze middelen in te zetten voor transformatie. In geval van verevening dient zij dit budget te reserveren voor tegenvallend gebruik van andere regio s. Niet langer verevenen geeft de regio zodoende meer slagkracht in de transformatie en beloont de regio wanneer zij het gebruik weet te voorkomen. - Wanneer we stoppen met deze risicoverevening draagt dit bij aan het beperken van de administratieve lasten aan de kant van gemeenten en regio s en de daarbij horende kosten (in ureninzet/capaciteit). De huidige afspraken met verevening achteraf blijken in de praktijk namelijk te leiden tot zeer complexe berekeningen. Het stoppen van de risicoverevening van zorggebruik heeft geen invloed op de borging van de infrastructuur en het overeind blijven van de aanbieders. Immers in de contracten van aanbieders verandert er niets als gevolg van dit besluit. Het borgen van de infrastructuur komt tot uiting in de afspraken over basisbeschikbaarheid (zie hierboven). De bovenregionale werkgroep adviseert de regio s om op regionaal niveau( verevenings) afspraken te maken 1, aangezien op gemeentelijke schaal deze dure zorgvormen nog altijd sterk kunnen fluctueren. We verwachten dat de fluctuatie binnen de regio s goed kan worden opgevangen. Ook eventuele meerkosten, bij s Heerenloo en Intermetzo, die niet vallen onder de afspraken over de kosten van voogdijpupillen, adviseert de werkgroep mee te nemen in regionale afspraken. 1 Vooralsnog maakten de regio s afspraken met elkaar op regionaal niveau over het verevenen van zorggebruik. Dat betekent dat alleen verevenend werd, wanneer een totaal regionaal budget overschreden werd. Als gevolg van de bovenregionale afspraak waren de regio s ook op regionaal niveau genoodzaakt om onderling afspraken te maken. 4

5 Beslispunten Al met al heeft het Bestuurlijk Platform Zorg voor Jeugd besloten: 1. In te stemmen met het voorstel om voor de periode van één jaar, namelijk 2017, middelen voor basisbeschikbaarheid, daar waar nodig, op instellingsniveau te financieren voor Jeugdzorg+ (75%), GGZ Kliniek Intermetzo (50%) en Kinabu (50%). 2. In te stemmen om voor de periode van één jaar, 2017, middelen voor basisbeschikbaarheid op gemeentelijk niveau te reserveren, namelijk maximaal voor Jeugdzorg+ (25%), GGZ Kliniek Intermetzo (50%) en Kinabu (50%) en kennis te nemen van de kans dat het risico zich voordoet. 3. In te stemmen met het niet langer onderling tussen regio s verevenen van zorggebruik maar daarvoor in de plaats voor één jaar basisbeschikbaarheids afspraken te maken op instellingsniveau (zie beslispunten 1 en 2) waarbij de regio s in 2017 toewerken naar basisbeschikbaarheidsafspraken op functieniveau in 2018 en; 4. In te stemmen met het voorstel om geen bovenregionale afspraken meer te maken over GGZ Centraal. 5. In te stemmen met het voorstel om het budgetplafond van Intermetzo voor 2017 éénmalig op te hogen met voor meerkosten. 5