AGENDAPUNT /05

Transcriptie

1 AGENDAPUNT /05 Voorstel voor de vergadering van: het algemeen bestuur Datum vergadering: 4 juli 2014 Onderwerp: Portefeuillehouder: Indiener: Definitieve besluitvorming majeure projecten en onderzoeken Leden DB Peter Bos/Adriaan Buitink 1. Gevraagd besluit 1. Kennis te nemen van de wensen en bedenkingen van de VRU-gemeenten; 2. Kennis te nemen van de adviezen Klankbordgroep VoM en de reactie van de directie van de VRU hierop; 3. Kennis te nemen van de adviezen van de OR van de VRU en de reactie van de bestuurder hierop; 4. In te stemmen met de voorstellen tot wijziging van de besluiten 1.2 en 1.4, betreffende de districtsmanager en de GHOR; 5. In te stemmen met de analyse betreffende de ontvangen wensen, bedenkingen en adviezen; 6. Kennis te nemen van de door het brandweerpersoneel van district Utrecht aan het DB aangeboden petitie. 7. De voorgenomen besluiten van het AB om te zetten in definitieve besluiten, gehoord de gemeenten, de OR en de klankbordgroep VoM en in aanmerking genomen de reactie van de bestuurder op het OR-advies en van de directie op het klankbordgroep-advies; 8. Gemeenten beargumenteerd te informeren over de genomen besluiten en beargumenteerd antwoord te geven op hun wensen en bedenkingen; 9. Opdracht te geven de definitieve besluiten te implementeren en kennis te nemen van de vervolgactiviteiten (hoe verder). 2. Toelichting bij het voorstel Op 20 januari heeft het algemeen bestuur voorgenomen besluiten genomen betreffende de majeure projecten en onderzoeken. Deze zijn 1

2 vervolgens voor wensen en bedenkingen voorgelegd aan de gemeenten. Ook de Ondernemingsraad van de VRU is om advies gevraagd. Voor wat betreft het project Veiligheidszorg op Maat (VoM) heeft de klankbordgroep (bestaande uit beroeps en vrijwilligers) advies uitgebracht. Op basis van deze input wordt een beredeneerd voorstel gedaan om tot definitieve besluitvorming te komen. Het pakket stukken betreffende de majeure projecten en onderzoeken is u, mede gelet op de omvang ervan en het feit dat ze al in uw bezit zijn, niet nogmaals (digitaal) toegezonden. De versies die voor consultatie zijn toegezonden, kunt u terugvinden via de link: januari. 3. Bijlagen bij het voorstel A. Voorgenomen besluiten AB 20 januari 2014 B. Integraal overzicht wensen en bedenkingen C. 1. Advies klankbordgroep VoM 2. Reactie directie VRU D. 1. Advies ondernemingsraad VRU 2. Reactie bestuurder WOR E. Overzicht VRU-brede communicatie- en consultatie-activiteiten F. Petitie repressieve medewerkers brandweer district Utrecht G. Geactualiseerd materieelspreidingsplan VoM, 4. Financiële consequenties Zoals verwerkt in de kadernota en de ontwerpbegroting VRU Verdere behandeling Implementatie en communicatie 2

3 VOORSTEL bij agendapunt /05 Inleiding Op 20 januari 2014 heeft het algemeen bestuur voorgenomen besluiten genomen betreffende de majeure projecten en onderzoeken. Deze zijn gevoegd als bijlage A bij dit voorstel. Deze voorgenomen besluiten zijn vervolgens voor wensen en bedenkingen voorgelegd aan de gemeenten. Ook de Ondernemingsraad van de VRU heeft advies uitgebracht. T.a.v. het project Veiligheidszorg op Maat (VoM) heeft de klankbordgroep (bestaande uit beroeps en vrijwilligers) advies uitgebracht. Op basis van deze input wordt een beredeneerd voorstel gedaan om tot definitieve besluitvorming te komen. Proces en communicatie In bijlage E is aangegeven hoe het bestuurlijke- en consultatieproces betreffende de majeure onderwerpen is uitgevoerd. Tevens is opgenomen hoe de communicatie richting medewerkers is vormgegeven. In het algemeen kan worden geconstateerd dat veel aandacht is uitgegaan naar de bestuurlijke consultatieronde en de communicatie richting medewerkers. Diverse gemeenten hebben hun waardering uitgesproken over de wijze waarop het proces is vormgegeven en hun vragen zijn beantwoord. Ook de openheid richting en participatie van de medewerkers (VRU-breed en in alle lagen van de organisatie) wordt gewaardeerd. Dit voorstel voorziet er in om ook na besluitvorming de communicatie met medewerkers en de gemeenten zorgvuldig door te zetten, respectievelijk als onderdeel van de implementatie van het Organisatie- en Formatieplan (O&F-plan) en naar de gemeenten op individuele basis met een brief van het bestuur. Daarmee worden de gemeenten dan geïnformeerd over de besluiten van het AB, en zullen hun wensen en bedenkingen beantwoord worden. Advies klankbordgroep VoM In bijlage C is het advies van de klankborgroep VoM opgenomen. Bij de inrichting van de projectorganisatie Veiligheidszorg op Maat (VoM) hechtte het bestuur grote waarde aan brede betrokkenheid van de medewerkers. Om deze reden is vanaf het begin van het project een klankbordgroep ingesteld. De klankbordgroep is bedoeld om de bestuurlijke adviescommissie VoM gevraagd en ongevraagd van advies te dienen. De klankbordgroep bestaat uit beroeps en vrijwillig brandweerpersoneel, afkomstig uit alle districten. De 25 leden van de klankbordgroep nemen deel op persoonlijke titel, zonder last of ruggespraak. De afgelopen twee jaar heeft de klankbordgroep regelmatig overleg gevoerd met leden van de bestuurlijke adviescommissie VoM, de directie van de VRU en de projectleider VoM. Zowel tijdens als ook bij de afronding van elke fase (plateau) van het project heeft de groep een (inhoudelijk) advies gegeven. Daarnaast heeft zij ook geadviseerd over de inrichting van onder meer het communicatie- en consultatieproces. Ter afronding van haar werkzaamheden heeft de klankbordgroep een advies opgesteld over het einddocument van het project VoM met de titel Plateau 3: Dekkingsplan 2.0. Het advies is op 2 juni jl. door een delegatie van de klankbordgroep toegelicht aan de heren Van den Brink en Röell van de bestuurlijke adviescommissie VoM. De bestuurlijke adviescommissie heeft de directie van de VRU verzocht een reactie op het advies te geven. De reactie van de directie van de VRU is onderdeel van bijlage C. Belangrijke elementen uit het advies en de reactie hierop hebben betrekking op het flexibel kunnen omgaan met personeelsplanning, specifieke bereikbaarheidsrisico s en het hiervoor 3

4 benodigde specifieke materieel en de spreiding hiervan over de regio mee te nemen bij de implementatie van VoM, het aantal bedrijfsvoeringsvoertuigen (twee extra voor de duur van twee jaar waarna evaluatie plaatsvindt) en de inzet van stimulerende preventie. De beantwoording van de wensen en bedenkingen naar de individuele gemeenten zal in overeenstemming zijn met de reactie van de directie VRU op het advies van de klankbordgroep VoM. Advies ondernemingsraad VRU De ondernemingsraad van de VRU is uitgebreid en zeer constructief betrokken geweest bij de reorganisatie-activiteiten tot dusver en is in de gelegenheid gesteld breed te adviseren, onverlet het politiek primaat. De interactie tussen OR en bestuurder is door beide partijen gewaardeerd, waarbij uitgebreid gebruik is gemaakt van het trechtermodel om gaande het proces zaken te kunnen bespreken en verduidelijken. De bestuurder heeft advies gevraagd op de majeure projecten en onderzoeken, zijnde de zelfde documenten die de gemeenten hebben ontvangen. Ook is advies gevraagd op het O&F-rapport. Het O&F-rapport is de feitelijke uitwerking van de voorstellen betreffende de Visie op de VRU, zijnde het reorganisatieplan zoals dat wordt genoemd in het Sociaal Statuut van de VRU. Tevens is de OR advies gevraagd op de personele consequenties van de voorstellen voor repressieve efficiency Utrecht, immers een bijzonder element in het geheel. Aan de precieze uitwerking van de repressieve efficiency wordt nog gewerkt, in goed overleg met de OR en de Adviesgroep Cluster Utrecht. De OR-adviezen op de majeure projecten en onderzoeken zijn inmiddels ontvangen, en de bestuurder heeft daarop gereageerd. Het betreffende OR-advies en de reactie van de bestuurder daarop zijn gevoegd als bijlage D. De reactie van de bestuurder op de ORadviezen die tot dusver zijn ontvangen spreekt voor zich en impliceert dat het AB vanwege het OR-advies de voorgenomen besluiten niet zou hoeven aanpassen. Het advies van de OR op het O&F-plan is nog niet ontvangen. Indien dit advies nog voor de vergadering van het AB wordt ontvangen, zal het advies ter vergadering aan het bestuur kenbaar worden gemaakt. Zodoende kan ook dit OR-advies nog bij de besluitvorming worden betrokken. Aanpassingen betreffende de organisatievoorstellen Wat betreft de voorgenomen besluiten 1.2 en 1.4 zijn bij de uitwerking daarvan in het O&Fplan (het reorganisatievoorstel) enkele ambtelijke aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in het DB besproken, mede gezien het feit dat het DB het O&F-plan vaststelt. Echter, aangezien het veranderingen ten opzichte van de initiële voorstellen betreft wordt het AB gevraagd alsnog met deze wijzigingen in te stemmen. Het gaat om wijzigingen die voortvloeien uit voortschrijdend inzicht op basis van consultatie van het personeel in de vorm van adviesgroepen. Het betreft een tweetal wijzigingen, beide naar de overtuiging van directie en DB geheel verdedigbaar en passend binnen de visie op de VRU. Met andere woorden, de wijzigingen doen geen afbreuk aan de visie op de VRU noch aan hetgeen de raden is aangereikt voor wensen en bedenkingen. - De term districtsmanager is in het O&F-plan veranderd in accountmanager en de functionaris in kwestie heeft geen hiërarchische positie in de brandweerlijn. In de Visie op de VRU-organisatie wordt nog gesproken over een districtsmanager die ook de rol van account- en contactfunctionaris heeft. Met de wijziging is het advies van de adviesgroep repressieve clusters overgenomen, om de districtsmanager niet als lijnfunctionaris in de repressieve brandweerlijn te positioneren. De heersende opvatting is dat de posten en postcommandanten beter gediend zijn met een directe lijn van directeur, naar clustercommandant, naar postcommandant: minder niveaus en meer duidelijkheid en meer garantie om zaken zo laag als mogelijk in de 4

5 organisatie te beleggen. Het desondanks blijvend hanteren van de term districtsmanager zou teveel de suggestie wekken dat betrokken functionaris toch een lijnverantwoordelijkheid heeft. Vandaar dat ook de naam is veranderd. De drie districtsgebieden vallen onder de verantwoordelijkheid van accountmanagers. Aan de rol en taak van de accountmanagers verandert ten opzichte van de Visie op de VRU in het geheel niets. Ook de relatie tussen accountmanager en burgemeester komt op geen enkele wijze in het gedrang. Voorstel tot wijziging van besluit 1.2.: de term districtsmanager te wijzigen in accountmanager - De GHOR wordt inderdaad een nieuwe (gebundelde) organisatie-eenheid, maar wordt niet, zoals opgenomen in de visie op de VRU, op directieniveau gepositioneerd. Het wordt een eenheid binnen een directie, waarbij de naam van de directie ook het GHOR-ressort duidt (directie crisisbeheersing en GHOR). Deze wijziging heeft geen effect op het besluit om de GHOR te voorzien van een eigen begrotingsonderdeel en een eigen begrotingsprogramma. Beide deelbesluiten blijven in stand en worden conform uitgevoerd. De rechtstreekse aansturing van de GHOR door de DPG blijft eveneens van toepassing en wordt vanwege de zelfstandige begrotingspositie ook niet in de wielen gereden. Naar de opvatting van de directie wordt aldus een meer evenwichtige organisatie van het directieniveau gepresenteerd, zonder de uitgangspunten die zien op het beter en slagvaardiger positioneren van de GHOR tekort te doen. Voorstel tot wijziging van besluit 1.4.: de zinsnede op concernniveau te wijzigen in op directieniveau. Wensen en bedenkingen gemeenten Op 23 januari jl. zijn de voorstellen aan de gemeenten verzonden met het verzoek om uiterlijk 16 juni wensen en bedenkingen kenbaar te maken bij uw bestuur. Vrijwel alle gemeenten hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. In bijlage B treft u het volledige integrale overzicht met wensen en bedenkingen per gemeente aan. Een aantal gemeenten geeft in hun reactie aan (op onderdelen) wel/niet te kunnen instemmen met de voorliggende voorstellen. Het is echter aan het algemeen bestuur om in te stemmen en vast te stellen. In die gevallen waar sprake is van vermeende instemming worden de reacties als wensen en bedenkingen behandeld. In het navolgende worden de meest in het oog springende wensen en bedenkingen besproken. - Visie op de VRU In het algemeen is er veel waardering voor de organisatievoorstellen. Er zijn diverse vragen gesteld over de invulling en ontwikkeling van het accountmanagement en hoe dit relateert aan de functie postcommandant. Inmiddels is de kwartiermaker volop bezig de nieuwe accountorganisatie op te zetten. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de door gemeenten gemaakte opmerkingen en gestelde vragen. Kern van de zaak is en blijft dat er een vaste relatie ontstaat tussen accountmanager en burgemeester, terwijl er voor de burgemeester vanzelfsprekend ruimte blijft om naar wens de postcommandant en/of clustercommandant te blijven ontmoeten en spreken. In principe bepaalt de gemeente de overlegvorm. De clustercommandanten en de accountmanagers zullen daarover afspraken maken. De accountorganisatie krijgt ook een backoffice van waaruit het contact met de gemeenteambtenaren kan worden onderhouden. 5

6 Gezien de reacties is er, anders dan de hiervoor voorgestelde tekstuele wijzigingen bij besluiten 1.2. en 1.4., geen aanleiding te amenderen op de voorgenomen besluiten 1.1 tot en met VoM Op het onderwerp VoM zijn relatief veel wensen en bedenkingen ontvangen. Het merendeel van de wensen en bedenkingen heeft ook de strekking van de adviezen van de klankbordgroep VoM. In het algemeen is er instemming met het geheel, maar er zijn ook veel bezorgde pleidooien voor het borgen van het veiligheidsniveau en het in stand houden van het systeem van vrijwilligheid. Het uitgangspunt bij VoM is en blijft dat het veiligheidsniveau in de veiligheidsregio Utrecht niet achteruit gaat. Het veiligheidsniveau is het totale niveau van veiligheid binnen de veiligheidsregio Utrecht, gegeven de Wet veiligheidsregio s. Dat wordt uitgedrukt in opkomsttijden en een samenhangend stelsel van maatregelen, gericht op risicobeheersing en incidentbestrijding. Veiligheidszorg (brandweerzorg) is dus een samenstelling van repressie (dekking) en risicobeheersing. Daarmee staat het dekkingsplan niet op zichzelf. Het dekkingsplan beschrijft de repressieve dekking van de in de regio aanwezige objecten en risico s, maar waar de repressieve dekking niet aan de wettelijke eisen voldoet en op repressief gebied geen extra maatregelen worden getroffen, wordt met behulp van risicobeheersingsmaatregelen het veiligheidsniveau verhoogd. Het dekkingsplan voorziet er in dat er net zo snel wordt gereden als voorheen, waar mogelijk in de toekomst zelfs sneller en efficiënter georganiseerd. Dat betekent dat de operationele dekking niet minder wordt. Die blijft gebaseerd op 67 uitruklocaties met een efficiëntere verdeling van materieel. Daarnaast worden gelijktijdig stimulerende preventieve maatregelen (brandveilig leven) getroffen, risicogericht en versterkt. Hierdoor kunnen nog meer incidenten worden voorkomen, incidenten (branden) eerder worden ontdekt en daardoor eerder worden gemeld. Het resultaat van een eerdere melding is altijd een eerdere inzet, met meer kans op succesvol redden en blussen. Het doel is dat het samenstel van repressie en risicobeheersing zal gaan leiden tot een hoger (brand)veiligheidsniveau. Meerdere gemeenten wijzen op het belang van betrokken en gemotiveerde vrijwilligers. De VRU zal in het najaar onder de vrijwilligers een betrokkenheidsonderzoek uitvoeren. Enerzijds zal dit ingaan op het eerder gehouden onderzoek in 2009 (binden en boeien van vrijwilligers) en anderzijds op toekomstige ontwikkelingen zoals betrokkenheid van vrijwilligers bij onderdelen als stimulerende preventie in het verzorgingsgebied van de post (verhogen maatschappelijk rendement). De uitkomsten zullen worden gebruikt om te komen tot een VRU-visie op behoud en beheer van vrijwilligheid (kwaliteit, boeien en binden) die aansluit op de landelijke visie van Brandweer Nederland. Bij de voorlichting aan de raden is ook telkenmale benadrukt dat de nieuwe inrichting van de repressieve organisatie nu juist bedoeld is om posten en postcommandanten beter te ondersteunen en waar nodig meer ruimte te geven om hun post goed te kunnen aansturen en uitvoering te kunnen geven aan de te formuleren visie op behoud en beheer van vrijwilligheid. De VRU onderschrijft de noodzaak tot het kunnen blijven binden en boeien van vrijwilligers volledig, maar meent daarvoor met onderhavige voorstellen ook een goede basis te zullen leggen. 6

7 Er zijn vragen gesteld over de financiering, organisatorische inbedding en betrokkenheid van de jeugdbrandweer. Tijdens de bestuursconferentie in Kijkduin is gevraagd om een voorstel betreffende de jeugdbrandweer. Nu beschikt slechts een aantal gemeenten over jeugdbrandweer. Het betreft de vraag of de jeugdbrandweer een basistaak kan worden van de VRU. Een voorstel over dit onderwerp is in voorbereiding en komt aan de orde in een latere bestuursvergadering. Voorgenomen besluit 2.1 verwijst naar het Dekkingsplan 2.0 en de daarin opgenomen nieuwe verdeling van materieel. In bijlage 1 van de projectnotitie, het materieelspreidingsplan, was bij de reductie van materieel geen relatie gelegd met de financieringswijze, oftewel het onderscheid naar 1B taken. In het bijgevoegde overzicht (bijlage G) is dit geactualiseerd. Er zijn geen principiële bedenkingen ten aanzien van de voorgenomen besluiten 2.1 tot en met 2.4 aangereikt. Wel hebben enkele gemeenten een lokale behoefte die afwijkt van het voorgestelde dekkingsplan. Per saldo is er geen aanleiding te amenderen op de voorgenomen besluiten 2.1 tot en met Repressieve huisvesting Meerdere gemeenten maken opmerkingen over de behoefte aan nader onderzoek om invulling te geven aan het voorgenomen besluit met betrekking tot de visie op het toekomstig beheer en onderhoud van de posten. Men wil meer inzicht in de voor- en nadelen. Aan deze wensen wordt tegemoet gekomen doordat er feitelijk nu alleen een besluit voorligt om in te stemmen met de visie, verder gezamenlijk met gemeenten uit te werken in de komende twee jaar. De feitelijke besluiten over het toekomstig beheer en onderhoud, alsook over overdracht van vastgoed en middelen, worden pas over twee jaar genomen, nota bene als dubbelbesluiten. Dat betekent dat van overdracht van huisvesting en of middelen geen sprake kan zijn als de individuele gemeente daar te zijner tijd niet mee instemt. De nu voorliggende besluiten 3.4 tot en met 3.6 gaan er van uit dat het proces wat moet leiden tot de op termijn voor te leggen (beleids)besluiten gezamenlijk met de gemeenten wordt doorlopen, en vanwege het karakter van de dubbelbesluitvorming ook een ruime consultatie zullen kennen. Er is één principieel bezwaar tegen besluit 3.4, van de gemeente Woudenberg. Per saldo is er geen aanleiding te amenderen op de voorgenomen besluiten 3.1 tot en met Financieringssystematiek Op dit onderdeel zijn diverse wensen en bedenkingen ingediend. Het betreft in een aantal gevallen fundamentele opvattingen ten opzichte van de voorgenomen besluiten: - De gemeenten Leusden en Woudenberg zijn tegen het inbrengen van de FLO in het financieringssysteem. - De gemeenten Leusden en Woudenberg zijn onder verwijzing naar hun bedenkingen ten aanzien van de FLO tevens van opvatting dat de tweede tranche bezuiniging niet mag worden ingezet ter compensatie van de nadeelgemeenten. - De gemeente Utrecht is van opvatting dat met de start van het nieuwe financieringssysteem moet worden gewacht tot na de grote herijking van het gemeentefonds. - De gemeenten Bunnik en Eemnes zijn van opvatting dat de compensatieregeling eindig behoort te zijn. 7

8 Van belang is te benadrukken dat de voorgestelde financieringssystematiek een totaalpakket aan maatregelen bevat, matregelen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De solidariteit in dit pakket is belangrijk, alsook de keuze om gezamenlijk vooruit te kijken en vooruit te gaan. Wijzigingen in onderdelen van het pakket, leiden per definitie tot een disbalans in het totaal; dat is hoogst onwenselijk. Mede in aanmerking genomen het geringe aantal fundamentele bezwaren per genoemd onderwerp alsmede (daar tegenover) de vele adhesiebetuigingen op de voorstellen, wordt voorgesteld de financieringssystematiek als totaal te beschouwen en is er geen aanleiding te amenderen op de besluiten 4.1 tot en met 4.5. Repressieve efficiency district Utrecht Omdat het te compenseren nadeel voor de gemeente Utrecht relatief groot is, wordt door de VRU een specifieke compensatiemaatregel ingezet. Het betreft een bijzondere bezuiniging, alleen in te zetten ter verkleining van het nadeel van de gemeente Utrecht, ter grootte van vanaf 2018 (in ; in ). De voorwaarde die het bestuur aan deze specifieke compenserende maatregel stelt, is dat de bezuiniging (geduid als repressieve efficiency ) alleen wordt gerealiseerd binnen het gebied van het repressief brandweeroptreden voor de stad Utrecht (tegelijk het huidige district Utrecht). Door de gemeente Utrecht zijn wensen en bedenkingen ingediend met betrekking tot deze bijzondere bezuiniging, in aanmerking genomen een motie van de gemeenteraad van Utrecht die bij de wensen en bedenkingen is meegezonden. Bij het zoeken naar mogelijkheden is als uitgangpunt gehanteerd dat geen gedwongen ontslagen uit de repressieve dienst mogen vallen en dat het veiligheidsniveau voor de stad (het district) Utrecht niet verlaagd wordt. Het eventueel samenvoegen van posten biedt in elk geval geen oplossing voor deze begrotingsperiode en zou ook niet als doel op zich mogen staan. Om aan deze uitgangspunten te kunnen voldoen zijn vele opties in beschouwing genomen. Met de maatregelen waarover thans overleg plaatsvindt wordt de taakstelling van 1,835 mln. tot en met 2018 geheel gerealiseerd. Om de uitwerking van deze bijzondere bezuinigingsopdracht ook gedragen te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat het personeel van het district betrokken wordt. Mede daarom is serieus gekeken naar een petitie, aangeboden door het repressieve brandweerpersoneel van district Utrecht (bijlage F). Daarnaast is een adviesgroep repressieve efficiency Utrecht in het leven geroepen en wordt de OR separaat om advies gevraagd op de personele consequenties van de voor te stellen maatregelen. Het overleg moet leiden tot een gedragen eindvoorstel dat uiterlijk op 4 juli (zo mogelijk eerder) aan het bestuur van de VRU kan worden gepresenteerd. Besluitvorming De voorstellen betreffende de majeure projecten en onderzoeken zijn het resultaat van een lang (bestuurlijk) proces. Voorop heeft altijd gestaan dat er samenhang tussen de onderscheiden onderdelen bestaat. Daarom zijn de voorstellen ook in samenhang aangeboden aan de gemeenten. Het is van belang vooraf die samenhang nogmaals te bevestigen, zeker waar het gaat om VoM, de financieringssystematiek en de Kadernota. Op onderdelen wijzigen of schrappen betekent dat de balans uit het samenhangende pakket aan maatregelen verdwijnt en het geheel ter discussie komt te staan. Zeker nu zich uit de opbrengst van de wensen en bedenkingen geen meerderheden lijken af te tekenen tegen de voorstellen (enkelvoudig of als geheel) wordt voorgesteld te besluiten zoals in deze notitie verwoord. 8

9 Hoe verder Afhankelijk van de besluitvorming in het algemeen bestuur, zullen de volgende vervolgstappen worden genomen: Visie op de VRU-organisatie Als uitwerking op de Visie op de VRU-organisatie is een Organisatie- en Formatieplan opgesteld. Op 6 juni jl. heeft het dagelijks bestuur een voorgenomen besluit tot vaststelling van het plan genomen. Afhankelijk van het OR-advies (dat naar verwachting voor 4 juli is ontvangen) en de besluitvorming in het algemeen bestuur, zal het DB het plan definitief kunnen vaststellen. Daarna volgt het plaatsingsproces. Het algemeen bestuur wordt gevraagd daartoe formeel een plaatsingsadviescommissie in te stellen. Voorafgaand worden vier zogenaamde sleutelfuncties intern opengesteld. Deze sleutelfunctionarissen, aangewezen door het directieteam, na overleg met de ondernemingsraad, zullen na aanstelling kwartier maken. Immers op deze domeinen vinden de belangrijkste veranderingen plaats. Dat geldt ook voor het accountmanagement, maar daartoe is eerder al een kwartiermaker op detacheringsbasis uit de gemeente De Bilt mee aan de slag. Voorts zal het volgende voor 1 januari a.s. worden vormgegeven: - Implementatieplan O&F - Project integraal management - Project voor de werking van de directie brandweerrepressie - Bijeenkomsten voor leidinggevenden - Plan van aanpak stimulerende preventie Repressieve huisvesting Na instemming van het algemeen bestuur zullen in de periode tot 1 januari 2015 de gemeenten waar dit van toepassing is 'het been bijtrekken' om de staat van onderhoud van de repressieve huisvesting op orde te krijgen. De VRU faciliteert gemeenten met handreikingen repressieve huisvesting en inhoudelijk advies. Parallel hieraan zal de VRU samen met de gemeenten in de periode tot 2016 een visie ontwikkelen op het beheer en onderhoud van de repressieve huisvesting. Uitgangspunt van denken is dat de VRU op termijn het eigendom en beheer, inclusief bijbehorende budgetten, van gemeenten overneemt. Dit traject start met het opstellen van een roadmap om tot het nieuwe huisvestingsbeleid te komen. Veiligheidszorg op Maat Na instemming van het algemeen bestuur zal aan de hand van het in ontwikkeling zijnde implementatieplan VoM in plateau 4 de uitvoering worden gerealiseerd. In het implementatieplan worden alle relevante thema s uitgewerkt. In 2015 zal het materieel in lijn worden gebracht met het materieel spreidingsplan, operationele grenzen zullen worden doorgevoerd en worden verwerkt in het meldkamersysteem. Voor de personele consequenties zal de periode tot 2018 worden benut om invulling te geven aan het natuurlijk verloop. Communicatie n.a.v. besluitvorming Na de besluitvorming door het algemeen bestuur zullen de medewerkers van de VRU worden geïnformeerd via een aantal middelen (zoals intranet, VRU TV etc.) en door leidinggevenden, tevens zal de klankbordgroep VoM worden geïnformeerd. Over de besluitvorming zal snel na de vergadering een algemene brief aan de colleges kunnen worden gezonden. Vervolgens zal per gemeente een individuele reactie worden gegeven op de ingediende wensen en bedenkingen. 9