V e r s l a g C o n c e p t / d e f i n i t i e f

Transcriptie

1 Provinciale Staten Commissie V e r s l a g C o n c e p t / d e f i n i t i e f Datum commissievergadering : 21 januari 2008 Commissiegriffier Telefoonnummer / Registratienummer : : Water, Agrarische Zaken, Milieu, Economie en Natuur : Monique de Zwart : 023 / / zwartm@noord-holland.nl Aanwezig: Voorzitter mw J. Geldhof Commissiegriffier: mw. M.C.A. de Zwart leden van de commissie CDA C. Broekhoven, A. Bruggeman, C.P. van Diest CU-SGP mw T. Biersteker, A. Roetman D66 F. de Groot Fractie Braam GroenLinks mw A.P. van Heijst ONH/VSP mw. J. van Diepen PvdA mw G. Blokker, E. Wagemaker PvdD A.E. van Liere, SP F.J. Gersteling, K.F. Gunster, A.A. de Vries VVD K. Gör, mw P.E. Kirch, A.F. Kraak 20 Gedeputeerden: Notulist: Insprekers: Afwezig: J. Bond (CDA), R. Kruisinga (CDA), P. Visser (PvdA) Verslagbureau Stan Verschuuren / Stan Verschuuren mw De Vries (KvK), mw Krommendijk (Milieufederatie) mw C. Braam (FB), K.W.C. Breunissen (GrLi), A.P. van der Meché (PvdA), P. van Poelgeest (PvdD) Algemeen 1. Opening en mededelingen Voorzitter 2 Vaststellen van de agenda 3. Vaststellen van de verslagen dd 26 november, 10 en 17 december 2007 Onderdeel Economische Zaken B- Agenda 4. Concept bouwsteen provinciale detailhandel- en leisurevisie 5. Rondvraag portefeuille dhr Bond Onderdeel Water A-agenda 6. Statenvoordracht inzake provinciale subsidie aan de sanering van de riooloverstorten op het strand van Wijk aan Zee en van Egmond aan Zee 7. Statenvoordracht inzake vaststellen waterschapsreglementen in verband met de herziening van de Waterschapswet B-agenda 8. Voorstel financiële bijdrage van de provincie Noord-Holland aan de Kaderrichtlijn Water 9. Rondvraag portefeuille mw Kruisinga Natuur, Landschap en Klimaat A-agenda 10. Statenvoordracht inzake Deelverordening Waddenfonds Noord-Holland 2007 Milieu

2 Pagina A-agenda 11. Voordracht inzake Subsidieverordening lokale maatregelen luchtkwaliteit Noord-Holland 2008 B-agenda 12. Rondvraag portefeuilles dhr Moens en dhr Visser C- Agenda Zie bijlage 13. Sluiting

3 Pagina Algemeen 1. Opening en mededelingen Voorzitter Voorzitter opent de vergadering om 9.15 uur. Zij meldt - dat naar verwachting in maart een kleine evaluatie over het ILG aan de orde zal zijn, - dat zij samen met de griffier in overleg zal treden met bij deze commissie betrokken gedeputeerden over de gang van zaken rond de commissie. Daarbij zal worden de wens van de commissie meegenomen worden om nauwer betrokken te worden bij ontwikkelingen en kaderstelling rond onderwerpen die onder de portefeuilles van deze commissie vallen. Dat komt dan in de plaats van de brief die zij hierover zou schrijven aan GS. - dat de Randstedelijke Rekenkamer een rapport heeft geschreven inzake het opnemen van meldingsvoorschriften in vergunningen voor grondwateronttrekking. Zij stelt voor het rapport al dan niet te agenderen voor de volgende commissievergadering, afhankelijk van het advies van de rekeningcommissie. Akkoord 2 Vaststellen van de agenda De agenda wordt conform vastgesteld Vaststellen van de verslagen dd 26 november, 10 en 17 december 2007 Langetermijnagenda en actielijst De verslagen worden conform vastgesteld, met de aantekening dat dhr Van Poelgeest (PvdD) wel aanwezig was op de vergadering van 17 december Langetermijnagenda en actielijst De langetermijnagenda en actielijst worden conform vastgesteld. Dhr Wagemaker (PvdA) krijgt uit de toezegging van dhr Bond dd 27 november de indruk dat dhr Bond zichtbaarheid van bedrijventerreinen onder duurzaamheid vindt vallen. Hij wijst er nogmaals op dat de PvdA van mening is dat het gevaar op verrommeling van het landschap op die manier niet ondenkbeeldig is. De PvdA ziet liever dat bedrijventerreinen door groen omkleed worden; dat is ook een vorm van duurzaamheid. Dhr Bond (ged.) meldt dat het hier gaat om een eis van het ministerie van VROM die is gekoppeld aan het HIRB, en is bedoeld om de kwaliteit te verhogen. Onderdeel Economische Zaken B- Agenda 4. Concept bouwsteen provinciale detailhandel- en leisurevisie - inspreker Dhr Raadschelders, voorzitter van de Vereniging Amstelveense Detailhandelorganisaties geeft in zijn bijdrage enige feitelijke aanscherping van de notitie. Daarnaast vraagt hij om nader onderzoek naar de gevolgen van de veranderende bevolkingssamenstelling voor het koopgedrag in de Amsterdamse regio, spreekt hij zijn bezorgdheid uit over de mogelijke marktverstorende werking van de Zuidas en de getzontwikkeling, en betuigt hij zijn instemming met het streven van GS om bij grotere ontwikkelingen te onderzoeken of de markt daarvoor wel voldoende ruimte heeft. Al met al hoopt hij dat de provincie serieus werk maakt van haar regierol, en daaronder ook verstaat dat zij greep wil houden op ongewenste ontwikkelingen op basis van een goed toetsingskader. (Zie bijlage.) - commissie Dhr Kraak (VVD) memoreert dat in de vorige periode een aantal uitgangspunten is opgesteld voor een nieuwe detailhandelsvisie. In juni 2007 is het onderwerp ook in deze commissie aan de orde geweest, en toen is vastgesteld dat de visie zich moest begeven op het niveau tussen provincie en regio, en dat de provincie een regierol op zich zou nemen. Dit stuk wordt echter gekenmerkt door detailuitwerking op lokaal niveau. De VVD kan zich er dan ook niet in vinden dat de nota op deze manier wordt uitgewerkt. De detailhandelvisie moet een van de bouwstenen zijn voor de Structuurvisie waaraan door de provincie nu wordt gewerkt (niet voor niets wordt in het stuk al voortdurend verwezen naar de Structuurvisie). Die Structuurvisie zal een veel abstracter karakter krijgen en sturend zijn, waarbij het provinciaal belang de leiddraad wordt. Om daarop aan te sluiten zal ook de detailhandelvisie naar een abstracter niveau getild moeten worden dan nu het geval is. De andere, meer gedetailleerde werkwijze tav een detailhandelvisie is door de provincie Noord-Brabant gehanteerd. Dat heeft daar geleid tot een boekwerk van 800 pagina s. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Al met al zal de visie uiteen moeten vallen in een deel over de

4 Pagina ruimtelijke aspecten en een deel met de economische aspecten. Daaronder valt dan ook de wens van de provincie om sturender op te treden tav de detailhandel, bijv. bij grootschalige perifere vestigingen. Maar de provincie moet zich verre houden van wat zich op lokaal niveau binnen gemeenten afspeelt. Bij het ruimtelijke aspect zal rekening gehouden moeten worden met de huidige ontwikkelingen binnen de provincie ter voorbereiding van de Structuurvisie. Als het goed is worden half maart in PS de kaders voor de Structuurvisie vastgesteld, en zullen ook de randvoorwaarden gesteld worden. Dan zal ook bekeken moeten worden in hoeverre details uit deze visie daarin meegenomen moeten worden. In tweede termijn zal hij nader op de gestelde vragen ingaan. Overigens heeft hij een enorme hekel aan het gebruik van de term leisure; waarom wordt niet gewoon het woord vrijetijdbesteding gebruikt? Dhr Broekhoven (CDA) is tevreden met de gevolgde handelwijze nadat de provincie zich op dit gebied lange tijd te passief heeft opgesteld. Het uitgebreide rapport van Goudappel Coffeng biedt goed inzicht in deze complexe materie. Hij is het met dhr Kraak eens dat de provincie uiteindelijk een regierol op zich moet nemen, maar de gemeenten verder de ruimte moet geven om invulling te geven aan eigen beleid; dat sluit ook aan bij de wens van de markt en de rol die de provincies in de Nota Ruimte wordt toegedacht. Tav het sturingsniveau kan zijn fractie zich vinden in de middenvariant die wordt voorgesteld. In het rapport van Goudappel Coffeng wordt benadrukt dat de provincie moet beschikken over instrumentarium om die bovenregionale rol waar te maken cq te kunnen ingrijpen. Als voorbeeld wordt een winkelplanningcommissie genoemd. Hij weet uit de praktijk dat dat een nuttig instrument is als er goede afspraken worden gemaakt, want op zich heeft zo n commissie geen status. Dat zou bij de verdere uitwerking aan de orde moeten komen. Mw Biersteker (CU/SGP) wijst erop dat er op lokaal niveau al veel detailhandelvisies bestaan. Als de provincie wil sturen moet zij dat op hoofdlijnen doen - want wat decentraal kan moet niet op centraal niveau nog eens overgedaan worden. Haar fractie ziet de rol van de provincie daarmee vooral als regisserend, stimulerend, arbitrerend en faciliterend: de provincie moet wel aanwezig zijn, maar niet dominant, en vooral nieuwe ontwikkelingen stimuleren, met veel aandacht voor een zorgvuldig gebruik van de openbare ruimte. Winkelplanningcommissies zijn een nuttig instrument, maar die zijn er al veel op lokaal niveau. Wordt het werk daarvan niet doorkruist door een provinciale planningscommissie? Hoe denkt ged. zich bij dat alles werkelijk te kunnen beperken tot de provinciale taak? Dhr Van Liere (PvdD) ziet voor de provincie in dezen vooral een regierol weggelegd, om te sturen op hoofdlijnen en regionale en gemeentelijke plannen en ontwikkelingen op elkaar af te stemmen. Overigens heeft zijn fractie er niets op tegen als, met terughoudendheid, concrete voorschriften worden ingezet op het moment dat ongewenste ontwikkelingen tegengegaan moeten worden, bijv. waar het gaat om het ontstaan van ongewenste vervoersstromen. Het viel hem op dat de commissie herhaaldelijk drie keuzes worden voorgelegd. Dan zal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid steeds gekozen worden voor de middenvariant. Er zal gezocht moeten worden naar een vorm die ertoe leidt dat keuzes meer inhoudelijk bepaald worden. Overigens kan zijn fractie zich tav deze notitie steeds vinden in de middelste variant. Winkelplanningcommissies acht hij een nuttig instrument. Dhr Gunster (SP) sluit zich grotendeels aan bij de inbreng van eerdere sprekers. Hij heeft geen bezwaar tegen het detaillistische niveau van het rapport, omdat dat veel inzicht biedt. Veel meer problemen heeft hij met de vragen die worden gesteld, want de gevraagde keuzes zijn eigenlijk pas te maken als een visie is vastgesteld. Daarover komt hij slechts één aspect tegen, behoud van de leefbaarheid. Maar wat die leefbaarheid is zou dan aan de hand van criteria geconcretiseerd moeten worden. Andere aspecten die hij wil noemen zijn: ruimtelijke ontwikkeling, nieuwe trends en het nemen van verantwoordelijkheid. Op basis van die aspecten zou een visie opgebouwd moeten worden. Dhr Broekhoven (CDA) denkt dat vooralsnog de kaders moeten worden aangegeven, zodat die hun weerslag kunnen krijgen in de Structuurvisie. Het lijkt hem niet de bedoeling nu al invulling te geven aan die kaders. Dhr Gunster (SP) acht een winkelplanningcommissie een goed instrument, mits die duidelijke taken en verantwoordelijkheden krijgt. Omdat vrijetijdbesteding veel consumenten naar dezelfde plek brengt kan leisure inderdaad onder de detailhandelvisie vallen. De positie van de provincie ziet de SP duidelijk bovenlokaal, in een regierol. De provincie zou trends en marktpotentieel moeten monitoren, zwarte en witte vlekken bepalen et cetera.

5 Pagina Dhr De Groot (D66) is erg te spreken over de kwaliteit van het rapport, maar vindt daarin tot zijn spijt weinig economische handvatten terug, zoals de invloed van beleid op gedifferentieerd consumentenaanbod en op de arbeidsmarkt, de bijdrage die detailhandel en leisure kunnen leveren aan het vestigingsklimaat in de provincie en aan het aantrekken van nationale en internationale kampioenen. Dat maakt het moeilijker een wensbeeld op te stellen op basis waarvan beleid kan worden geformuleerd. Dergelijke aspecten zouden op termijn ontwikkeld moeten worden, met vragen als: hoe kan de detailhandel aansluiten op vervoersstromen, consumentenvoorkeuren etc. Daarover is wel wat terug te vinden in het rapport, maar niet op een zodanig niveau dat daar nu op gereageerd kan worden. De provincie kan naar de mening van D66 niet meer dan een tussenrol spelen; voor meer is de provincie te gedifferentieerd en minder kan niet omdat de provincie zelf betrokken is bij grootschalige ontwikkelingen (Zuidas, Schiphol) en een belangrijke spil is in art.19-procedures. Een winkelplanningcommissie zou zeker bouwstenen kunnen leveren tav de eerder door hem genoemde aspecten. Hij pleit er bovendien voor een soort MER voor de economie in te stellen, een EER, waarin de elementen zijn opgenomen die in het rapport worden genoemd. Mw Van Heijst (GrLi) vindt het moeilijk een keuze te maken tussen de diepte induiken of op hoofdlijnen kijken. GroenLinks vindt dat het provinciale beleid regionaal moet zijn en gericht op hoofdlijnen, waarbij een modus gevonden zal moeten worden zodat de provincie toch ongewenste ontwikkelingen op lokaal niveau kan voorkomen. Bij die ongewenste ontwikkelingen denkt zij aan verrommeling aan de randen van de stad door grote winkelcentra die later weer verlaten worden omdat zij worden ingehaald door nieuwe ontwikkelingen; of de leegstand in de binnensteden als gevolg van grootschalige detailhandel aan de rand van gemeenten. De zorg van GroenLinks wordt niet alleen ingegeven door een achteruitgang van de kwaliteit van die binnensteden, maar ook omdat op die manier voor veel mensen de detailhandel niet meer bereikbaar is (de OV-bereikbaarheid van winkelcentra aan de randen van de stad is veelal slecht geregeld) en de mobiliteit vaak in het geding komt door een grote concentratie van vervoersstromen in gebieden die daarop niet berekend zijn. Al met al gaat de voorkeur van GroenLinks uit naar een gemiddelde rol voor de provincie. Voor zij kan zeggen of een winkelplanningcommissie een goed instrument is, zou zij dat eerst nader uitgewerkt willen zien. Vooralsnog heeft zij daar haar reserves over. Dhr Wagemaker (PvdA) meldt dat zijn fractie een andere insteek heeft dan hij tot nu toe heeft gehoord. De PvdA maakt zich veel zorgen over de ontwikkelingen van de detailhandel en leisurevoorzienignen in de provincie. In het rapport van Goudappel en Coffeng wordt voortdurend uitgegaan van groei, terwijl uit de notitie Krimpende stad heel duidelijk blijkt dat de bevolkingsomvang op termijn hooguit op hetzelfde peil blijft, als die al niet krimpt. Dat zal ertoe leiden dat steden steeds meer met elkaar gaan concurreren op bestaande voorzieningen - en die trend heeft zich nu al ingezet, zie de megabioscopen of XL-winkels waarvoor overal plannen worden gemaakt. Dergelijke ontwikkelingen zijn de dood in de pot voor de kleine kernen, terwijl het beleid van de provincie er juist op is gericht die leefbaar te houden door het realiseren van meer woningen, zodat het voorzieningenniveau op peil kan blijven. Dat soort elementen komt hij in het rapport te weinig tegen. Anders dan de bovenregionale, regisserende rol voor de provincie waarvoor de fracties van CDA en VVD pleiten, is de PvdA van mening dat de provincie proactief bezig moet zijn, veel meer de touwtjes naar zich toe moet trekken, bovenop de ontwikkelingen moet zitten en de instrumenten moet ontwikkelen om die in de hand te kunnen houden. Bij detailhandel spelen immers veel meer provinciale belangen een rol, zoals de vervoersstromen, het OV, landschap en natuur, het milieu en de veiligheid, die ook in de Structuurvisie aan bod komen. Winkelplanningcommissies kunnen daarbij een instrument zijn, mits het er niet te veel worden om onderlinge concurrentie en bureaucratisering tegen te gaan. Drie zou de PvdA optimaal vinden: voor de metropool Amsterdam, t Gooi en de kop. Dhr De Groot (D66) is benieuwd of de PvdA denkt dat de provincie beter dan de gemeentes en lokale ondernemers weten wat goed is? Dhr Wagemaker (PvdA) wijst erop dat om duidelijkheid wordt gevraagd. En vanwege haar helikopterview is de provincie bij uitstek geschikt om de keuzes in de verschillende regio s te sturen. Dhr Broekhoven (CDA) vraagt zich af of de PvdA niet ook van mening is dat winkelplanningcommissies juist zorgen voor meer draagvlak en betrokkenheid in hun omgeving, en dat beleidsmakers daar hun voordeel mee moeten doen? Dhr Wagemaker (PvdA) is het volledig eens met dhr Broekhoven. Er moeten winkelplanningcommissies komen, maar voor grotere gebieden. Want als het om lokale commissies gaan, zullen die slechts het belang van de eigen lokale achterban nastreven en geen oog hebben voor het grotere belang.

6 Pagina Uit het rapport komt de situatie in Zuid-Holland op de PvdA bijzonder positief over, en dat geldt ook voor de richtlijnen van het IPO. Mw Van Diepen (ONH) is benieuwd hoe de provincie de aanwijzingsbevoegdheid wil gaan invullen die zij met de nieuwe Wro krijgt: in- of uitsluitend. Dhr Kraak (VVD) benadrukt dat hij niet denkt aan een passieve opstelling van de provincie als hij het heeft over de regierol. Daar hoort meer bij, en uit de inbreng van hemzelf en andere fracties maakt hij op dat de commissie een detailhandelvisie wil die uitgaat van de regionale situatie en een aantal aspecten, en dat uit die visie bouwstenen genomen kunnen worden voor de provinciale Structuurvisie. Dat betekent dus nadrukkelijk dat niet de hele detailhandelsvisie een bouwsteen is, maar elementen daaruit. Dat lijkt hem een handiger werkwijze, want iets proactief in de Structuurvisie meenemen is slechts mogelijk als alles tot in detail is uitgewerkt. Dhr Bond (ged.) antwoordt dat de detailhandelvisie een bouwsteen moet zijn voor de Structuurvisie. Hij kan niet ontkennen dat het voorliggende rapport heel gedetailleerd is, maar dat is nodig om vandaaruit te kunnen komen tot een hoofdlijn. Daarbij wordt aan de commissies een aantal keuzes voorgelegd. Hij kan tot zijn vreugde constateren dat de commissie instemt met wat GS voorstellen met uitzondering van de PvdA waar het gaat om de regierol. De bedoeling is dat er regionale winkelplanningcommissies komen. Hoeveel, dat zal nog uitgebreid aan de orde komen bij de uitwerking van de Structuurvisie. De winkelplanningcommissies hebben geen beslissingsbevoegdheid maar een adviserende rol uiteindelijk beslissen GS. Daarnaast zal een verordening worden opgesteld als instrument om een vinger aan de pols te kunnen houden. De commissie is nu al erg hard bezig met de Structuurvisie, maar dat is te vroeg. De bedoeling is dat met deze inbreng van de commissie een stuk op hoofdlijnen wordt opgesteld waarin de voorgelegde beleidskeuzes meegenomen worden, en dat bij het vervolg van het traject wordt aangesloten bij de ontwikkelingen op andere beleidsterreinen, waar men ook aan de slag is met het opstellen van bouwstenen voor de Structuurvisie. Nadat die kadervisie is opgesteld is het moment aangebroken om meer de diepte in te gaan, en te praten over het voorkomen van verrommeling of leegstand, de vervoersstromen, het OV, de afstemming tussen de regio s, de monitoring, de loketfunctie. Datzelfde geldt voor de schaal, de aandacht voor de kleine kernen, de handvatten waarom D66 vroeg. Kortom: alle onderwerpen die heden aan de orde zijn geweest zullen in een latere fase uitgebreid terugkomen. Dhr Kraak (VVD) herhaalt dat de VVD de voorkeur heeft voor beleid op hoofdlijnen, zowel tav de detailhandel als de vrijetijdbesteding. De provincie heeft wat de VVD betreft een bovenlokale en bovenregionale taak, met de aanvulling dat een regierol niet identiek is aan passief achterover leunen. Er kan ook uit voortkomen dat er bepaalde beslispunten in de verordening worden opgenomen en dat zal onderwerp van een nadere discussie zijn, zoals ged. al stelde. Hij kan nog geen keuze maken uit minimale, maximale of gemiddelde sturing; dat is pas aan de orde op het moment dat het beleid verder is uitgewerkt. Zelf is hij geneigd tussen de minimale en de gemiddelde sturing te gaan zitten. Of er al dan niet winkelplanningcommissies komen is hem om het even maar als ze komen moeten ze wel zin hebben. Dhr Broekhoven (CDA) is tevreden met de beantwoording. Hij constateert dat wat nu aan de orde is, in feite de gereedschapskist is die later gevuld moet worden. De Staten hebben dit onderwerp naar zich toegetrokken en zelf hoorzittingen gehouden. Er is gebleken dat in de nieuwe Wet RO precies staat aangegeven wat de rol is van de provincie en gemeentes. Hij heeft goed geluisterd naar de inbreng van de PvdA-fractie. Er moet inderdaad voorkomen worden dat de gemeentes elkaar gaan beconcurreren, en daar biedt de nieuwe Wro mogelijkheden toe, omdat de provincie een sturende en regisserende rol naar zich toe kan trekken. In die richting moet een en ander ook uitgewerkt worden, zodat de provincie bovenop de ontwikkelingen kan zitten. Daarmee wil hij aan de andere kant ook niet zeggen dat de provincie al te dirigistisch moet worden; het moet geen Sovjetunie worden. Mw Biersteker (CU-SGP) is blij dat ged. heeft aangegeven dat de opzet die dhr Kraak schetste, ook de inzet is van GS. Dat betekent wel dat er eerst een redelijk detaillistisch inzicht nodig is, en dat biedt het rapport. Zij wijst erop dat ook de lokale winkelplanningcommissies een adviserende rol hebben, en zij kan zich voorstellen dat het erg frustrerend voor ondernemers kan zijn als zij op verschillende niveaus te maken hebben met winkelplanningcommissies. Dat moet goed geregeld worden om het ondernemersklimaat te stimuleren.

7 Pagina Mw Van Diepen (ONH) heeft in de beantwoording niet gehoord dat er ook aandacht is voor het afnemend inwoneraantal in de provincie. Dat wetende moet onnodig ruimtebeslag voorkomen worden. Dhr Van Gunster (SP) kan zich in grote lijnen vinden in het antwoord van ged. Hij heeft nog wel enkele aanvullingen en een vraag. De vraag is waarom Schiphol Plaza ontbreekt in het rapport. Dat zou een mooie casus zijn om het toekomstige beleid aan te toetsen. Hij is benieuwd of de inbreng van de PvdA betekent dat de partij wil ingrijpen in de marktwerking. Hij doet de suggestie om bij het uitwerken van de visie uit te gaan van een aantal begrippen die als kapstok kunnen dienen, zoals leefbaarheid, economische trends, ruimtelijke ordening en mobiliteit. Daar zouden vervolgens criteria aan gehangen moeten worden op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. Dat zal een hoop duidelijkheid en richting geven bij de verdere uitwerking. Dhr De Groot (D66) is gerustgesteld door de beantwoording: GS gaan de richting in die ook hij voor ogen had. Wel maakt hij zich zorgen over de verdiepingsslagen die gemaakt moeten worden, bijv tav de onderwerpen die hij noemde. Kunnen die tijdig afgerond worden? Hij herhaalt zijn suggestie van een EER. Tot slot dringt hij erop aan bij het provinciaal beleid ook over de provinciale grenzen heen te kijken. Dhr Wagemaker (PvdA) denkt dat zijn fractie op dezelfde golflengte zit als de andere fracties, al verschillen de nuances wat: de PvdA neigt tav de regierol naar een positie tussen de midden- en maximale variant. Wat betreft het ingrijpen in de marktwerking: het gaat de PvdA met name om de variatie. Daarbij legt hij de relatie met het afnemend bevolkingsaantal zoals dat wordt gesignaleerd in De krimpende stad. Hij is benieuwd hoe ged. Bond daar tegenaan kijkt. Hij vermoedt zelf dat daar aanvullend onderzoek naar gedaan moet worden, want Nederland wordt nu klaargemaakt voor Daar moet wel op geanticipeerd worden. Dhr Bond (ged.) antwoordt dat de detailhandelnota loopt tot 2015, met ook een langeretermijnvisie voor de jaren erna. Het teruglopen van de bevolking speelt na Dat onderwerp zal dus zeker aan de orde moeten komen bij de actualisatie van het detailhandelbeleid. Gedurende de looptijd van de Structuurvisie zullen de ontwikkelingen op de verschillende beleidsterreinen bovendien nauwlettend gemonitord worden, en zal beleid nadrukkelijk worden geactualiseerd. In die monitoring en actualisering van de cijfers vindt de verdiepingsslag plaats waar dhr De Groot om vroeg. Dat zal bijvoorbeeld sterk door moeten werken in de adviezen van de winkelplanningcommissies. Overigens is er toe nu toe slechts één winkelplanningcommissie, in oprichting: in Den Helder. Hoe dan ook, het advies van een regionale winkelplanningcommissie zal zwaarwegender zijn. Hij verzekert dat ook afstemming met buurprovincies gaat plaatsvinden. Hij vindt dit traject een mooi voorbeeld van de wijze waarop PS beleid naar zich toe kan trekken. De nota is opgesteld op verzoek van PS, PS stellen nu de kaders, en houden de vingers aan de pols bij de verdere uitwerking richting Structuurvisie. Schiphol Plaza ontbreekt inderdaad; die wordt meegenomen. Een EER acht hij niet nodig omdat dan te veel op details gelet zou worden terwijl een en ander juist vanuit RO-perspectief moet worden bekeken. Dhr Kraak (VVD) doet een beroep op ged. dat de verdere uitwerking tijdig in de naar hij aanneemt twee betrokken commissies terugkomt, ruim voor de invulling van de Structuurvisie aan de orde is. Overigens kan hij zich ook voorstellen dat eens een gezamenlijke vergadering over dit onderwerp wordt georganiseerd met de desbetreffende commissies van de twee buurprovincies. Dhr Bond (ged.) verzekert dat de planning van het gehele traject van de Structuurvisie scherp in het oog wordt gehouden. 5. Rondvraag portefeuille dhr Bond Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. Onderdeel Water A-agenda 6. Statenvoordracht inzake provinciale subsidie aan de sanering van de riooloverstorten op het strand van Wijk aan Zee en van Egmond aan Zee Dhr De Vries (SP) spreekt van een helder voorstel, en constateert dat de financiering zich ipv tot 2010 nu uitstrekt tot In dat verband wijst hij erop dat de provincie zich steeds heeft ingezet voor de blauwe vlag, mét een resultaatverplichting bij de gemeenten. Is de termijn waarop de riooloverstorten weg

8 Pagina moeten zijn met dit voorstel ook verruimd? Hoe wil de provincie de resultaatverplichting van gemeenten monitoren, zodat tijdig ingegrepen kan worden, en hoe kunnen de gemeenten verplicht worden de termijn te halen? Blijft de zwemwaterrichtlijn tot 2015 ongewijzigd, en zo niet, hoe wordt dat meegenomen? Tot slot vraagt hij of een aantal van de genoemde knelpunten wel opgelost moeten worden vanuit dit budget. Mw Blokker (PvdA) sluit aan bij de vragen van de SP over de resultaatverplichting. Zij gunt de gemeenten hun blauwe vlag, maar verbaast zich dat niet meer actie is ondernomen. Hoe lang kunnen de twee gemeenten de zaak nog uitstellen, wat is hun eigen financiële bijdrage, en beschikken zij niet over een eigen rioleringsplan? De zaak zou zo snel mogelijk opgelost moeten worden, en wordt de gemeenten met in 2015 niet te veel ruimte gelaten? Kan het niet sneller? Mw Kirch (VVD) onderschrijft de noodzaak dat de zaak zo snel mogelijk moet zijn opgelost. Tav de financiering wordt nu voorgesteld de renteloze lening om te zetten in een subsidie. Zij kan zich voorstellen dat hiervoor gekozen is met het oog op de snelheid, maar is daarbij ook naar alternatieven gekeken, want zij is bang voor precedentwerking tav andere subsidies buiten verordening, waarover in de commissie FEPO nu druk wordt gepraat. Dhr Van Diest (CDA) wijst erop dat ihkv het milieu aan het bedrijfsleven stringente regels worden opgelegd met termijnen die ook streng worden gehandhaafd. Dan kan het niet zo zijn dat de verschillende overheden elkaar steeds de hand boven het hoofd houden en voetstoots termijnen verlengen. Daarom stelt hij voor dat ged. teruggaat naar de gemeenten en eist dat zij in 2010 alles geregeld hebben - en als het daarvoor nodig is te schuiven in de financiële systematiek, heeft hij daar geen probleem mee. Mw Van Heijst (GrLi) sluit zich geheel aan bij het pleidooi van dhr Van Diest. Mw Van Diepen (ONH) wil de zaak zo spoedig mogelijk opgelost zien Mw Kruisinga (ged.) beseft dat op verzoek van de Staten afspraken zijn gemaakt over termijnen en bedragen. Dan kan zij wel teruggaan naar de gemeenten om daar opnieuw harde eisen te stellen, maar dan zou zij onverrichter zaken terugkomen omdat de gemeenten niet willen meewerken. Dan gebeurt er niets en blijft de discussie nog jaren voortsudderen. De situatie is immers dat zij geen enkele eis kan stellen - het stellen van eisen is aan Rijkswaterstaat ihkv de zwemwaterkwaliteit bij het afgeven van de vergunning voor zwemwater. Dat gegeven is ook gebruikt om de gemeenten onder druk te zetten. RWS heeft aangegeven dat er in 2015 geen zwemvergunning voor de stranden meer zal worden afgegeven als de riooloverstorten niet verdwenen zijn. Bij Bergen speelde het probleem van de wateroverlast in de kernen; dat heeft in die gemeente een hogere politieke prioriteit dan de riooloverstort. Daarom heeft men daar besloten tot een totaalaanpak van beide problemen, wat tot vertraging heeft geleid. Bijkomend probleem is dat het hoogheemraadschap moet meewerken bij het afvoeren van het water, en dat maakt het er niet makkelijk op. Er worden nu totaalplannen opgesteld waarbij zowel de problemen met de riolering als de riooloverstort worden aangepakt. Daarom is de termijn gesteld op 1 januari De zwemwaterrichtlijn is voor de provincie leidend bij het monitoren van het traject. Een goede waterkwaliteit is overigens slechts één van de eisen voor een blauwe vlag. Het gaat ook om de vraag in hoeverre bij de inrichting van de stranden tegemoet is gekomen aan de wensen van de ANWB. Zij heeft gemerkt dat de wens van een blauwe vlag voor alle stranden bij gemeenten soms minder leeft dan bij de provincie. Het gaat hier slechts over twee gemeenten, en daarvoor wil zij geen aparte verordening maken. Volgens juridische zaken gaat van de voorstellen geen precedentwerking uit naar andere onderwerpen. De gemeenten hebben ieder 5 miljoen beschikbaar voor het hele traject. Hollands Noorderkwartier draagt voor Bergen eenmalig bij, en een afkoppelsubsidie voor Beverwijk van Mw Van Heijst (GrLi) kan de redenering van ged. tav Bergen goed volgen gezien de financiële problemen en de wateroverlast daar. Dat alles speelt echter niet in Beverwijk. Waarom worden die twee gemeenten dan gelijkgetrokken? Mw Blokker (PvdA) denkt dat er enige ruimte wordt gecreëerd voor de gemeenten als ged. spreekt over vóór 1 januari 2015, terwijl in de stukken wordt gesproken over in Zij wijst erop dat de overlast in Egmond het regenwater betreft, en de afkoppeling daarvan is al veel langer een verantwoordelijkheid van de gemeente. Daar zou veel meer vaart achter gezet moeten worden, misschien met inzet van expertise vanuit de provincie. Het duurt anders wel erg lang.

9 Pagina Dhr Van Diest (CDA) kan zich iets voorstellen bij het oprekken van termijnen gezien de problemen die spelen, maar vindt vijf jaar wel onwaarschijnlijk lang vergeleken met de opstelling van de overheid tegenover het bedrijfsleven. Hij ziet liever dat ged. inzet op een uistel van twee jaar, met het intrekken van de zwemvergunning door RWS als stok achter de deur. Al met al vindt hij de voordracht niet ondersteunenswaardig. Dhr De Vries (SP) sluit zich aan bij de opmerking van dhr Van Diest tav de termijn. Verder heeft hij niet gehoord welke middelen de provincie heeft om een resultaatsverplichting af te dwingen. Zo kan hij zich voorstellen dat de provincie bij een gefaseerde subsidieverstrekking pas overgaat tot de volgende tranche als is gebleken dat de voorafgaande trance is afgerond. Over dat soort zaken zal vóór de Staten meer duidelijkheid moeten komen. Mw Kruisinga (ged.) antwoordt dat naast het intrekken van de zwemwatervergunning door RWS, de provincie als dwangmiddel heeft om de verleende subsidie terug te eisen - met rente. Dat wordt onderdeel van de overeenkomst. Wie zegt dat het allemaal sneller kan onderschat wat er moet gebeuren. Het ontkoppelen van een riool is niet zomaar gepiept. Daarnaast moeten verbeterplannen worden gemaakt voor Wijk aan Zee, dat in een kom ligt, waardoor sprake is van veel overlast. Omdat vooral de overlast politieke prioriteit heeft en men wilde voorkomen dat de lasten voor de burgers al te zeer zouden toenemen, hebben de gemeenten gekozen voor een totaalaanpak. Er liggen nu plannen van aanpak. Die zijn voor haar reden geweest om tot dit voorstel te komen, want zij heeft gemeentes heel duidelijk gemaakt dat zij niet bereid was over te gaan tot financiering zonder plannen van aanpak met een resultaatverplichting. Zij zal de Staten die plannen van aanpak doen toekomen. Het blijkt dat, terugrekenend, 2015 het vroegst haalbare tijdstip was om de problemen opgelost te hebben. Over de voortgang zal de commissie jaarlijks worden geïnformeerd; die wordt steeds gemonitord, zoals is vastgelegd in het plan van aanpak. Men kan wel eisen dat een en ander voortvarender moet worden opgepakt, maar er is al veel druk uitgeoefend op de gemeenten, en sneller kan men niet. Als dat niet wordt geaccepteerd is het einde oefening, valt het geld vrij en blijft het probleem bestaan - en zal de discussie ongetwijfeld weer vanaf het begin beginnen omdat de Staten de riooloverstorten een ongewenste situatie vinden. Voorzitter concludeert - dat de voordracht doorkan naar de Staten, - dat de fracties van CDA, GroenLinks en SP nog zullen bepalen of sprake kan zijn van een hamerstuk op basis van de beantwoording van ged. en het plan van aanpak dat zij nog zal aanleveren. Zij zullen aan de griffier doorgeven of het stuk als hamerstuk op de agenda van ps geplaatst kan worden. 7. Statenvoordracht inzake vaststellen waterschapsreglementen in verband met de herziening van de Waterschapswet - insprekers Mw De Vries spreekt namens de drie Kamers van Koophandel in de provincie. Gezien het grote belang van water voor het bedrijfsleven, en de hoogte van financiële bijdrage van het bedrijfsleven voor de uitvoering van de taken van de waterschappen, bepleit zij een verhoging van het aantal geborgde zetels van zeven naar negen, waardoor het aantal zetels voor de categorie bedrijven kan worden verhoogd van drie naar vier. Daarbij wijst zij erop dat de provincie Zuid-Holland voor een dergelijke verdeling heeft gekozen voor hoogheemraadschap Rijnland. (Zie bijlage.) Mw Krommendijk spreekt namens de Milieufederatie en het NBO. Zij geeft allerlei argumenten waarom het aanbeveling verdient alle categorieën minimaal twee geborgde zetels te geven. (Zie bijlage.) Dhr Van Liere (PvdD) is benieuwd of mw Krommendijk het criterium van de economische waarde van natuurgebieden zo simpel vindt als de provincie hoopt dat het zal zijn. Mw Krommendijk weet dat over die vraag al jaren verwoede discussies lopen tussen economen; zo simpel is het dus niet. Mw Blokker (PvdA) wijst erop dat volgens mw De Vries van de KvK het moeilijk is om met lijsten te komen. Hoe zit dat bij de natuurorganisaties? 475 Mw Krommendijk antwoordt dat er voor iedereen in principe de mogelijkheid is met een lijst te komen voor waterschapsverkiezingen, los van de geborgde zetels. De natuurorganisaties zijn daar ook mee bezig, maar dat is niet zo gemakkelijk.

10 Pagina commissie Mw Van Heijst (GrLi) memoreert dat haar fractie zich in het verleden al over de opzet heeft uitgesproken. Zij is tegen kiesdistricten, en heeft aangegeven dat er bij Rijnland sprake moet zijn van zeven geborgde zetels, waarvan twee voor natuur. Dat geldt ook hier. Dat standpunt wordt bepaald door het gegeven dat het bedrijfsleven in de andere zetels al ruimschoots vertegenwoordigd is. Als dan natuur deel uitmaakt van de lijst, moet dat stevig worden ingezet. Mw Blokker (PvdA) meldt dat de PvdA graag zou zien dat het bestuur van de waterschappen een meer democratisch gehalte krijgt doordat meer mensen aan de verkiezingen deelnemen. Het gaat hier immers om een belangrijk bestuursorgaan, zeker voor deze provincie. De PvdA is evenmin gelukkig met een zetelverdeling die is gebaseerd op economische waarde; zij vraagt om een evenwichtiger verdeling van de geborgde zetels. Verder wijst zij erop dat het heel wat vergt van organisaties om mee te doen aan waterschapsverkiezingen. Net als GroenLinks pleit ook de PvdA voor twee zetels voor natuur, niet zozeer vanwege de economische waarde, alswel omdat groen voor zoveel mensen zo belangrijk is. Dhr De Groot (D66) vindt het belangrijk dat sprake is van een eenvoudig criterium, al beseft hij ook wel dat dat nadelen heeft. Op zich is het natuurlijk sympathiek om natuur meer geborgde zetels te geven, maar daarmee zullen nieuwe criteria nodig zijn. De vraag is dan of niet een nieuwe discussie ontstaat over de juiste invulling, en dat vindt hij niet gewenst. Dhr Gersteling (SP) meldt dat de SP instemt met het maximum aantal zetels van het algemeen bestuur en het uitgangspunt gelijke monniken, gelijke kappen. Dat zou eigenlijk ook moeten gelden voor de geborgde zetels (waar de SP overigens geen voorstander van is), zijnde zeven om elf - ook in geval van Rijnland. Hij is benieuwd in hoeverre Noord-Holland tav Rijnland enige zeggenschap heeft zonder dat daar een probleem uit voorkomt. GS hebben natuurterreinen één geborgde zetel toegekend omdat twee niet zou passen bij de wettelijke methodiek. Hoe valt dat dan te rijmen met het gegeven dat niet elke provincie dezelfde methodiek hanteert? Dat natuurorganisaties gemakkelijk een eigen lijst kunnen oprichten vindt hij in dit verband een onzinnig argument, en niet alleen omdat natuurterreinen natuurlijk niet gelijk zijn aan natuurorganisaties; met dat argument kunnen meteen alle geborgde zetels worden afgeschaft. Hij is het eens met de inspreekster dat het criterium van de economische waarde aanvechtbaar is, en vindt dat zij een heel bruikbaar en simpel alternatief heeft aangereikt: alle categorieën twee zetels. Op zich kan hij zich wel iets voorstellen bij de vraag vanuit de schriftelijke inspraak, waarom de LTO als enige organisatie vanuit de landbouw vertegenwoordigers voor de geborgde zetels kan voordragen. Die monopoliepositie vindt hij een punt van discussie, omdat de LTO natuurlijk niet de hele landbouw vertegenwoordigt. Hij is benieuwd wat de andere fracties daarvan denken. Dhr Van Liere (PvdD) sluit zich aan bij de inbreng van de fracties van GroenLinks, PvdA en SP. Hij denkt dat simpel en objectief erg rekbare begrippen zijn, en geeft de voorkeur aan een criterium dat niet alleen simpel en objectief maar vooral eerlijk is: iedereen is gelijk. Dat zou betekenen dat alle categorieën minimaal twee zetels krijgen. Wat dan met de restzetel moet gebeuren van AGV en NHNK, daar valt wel uit te komen. Desgevraagd antwoordt hij dat de Staten natuurlijk niets te zeggen hebben over het al dan niet afschaffen van geborgde zetels, maar dat zou wel zijn voorkeur hebben - zoals de PvdD ook het liefst zou zien dat de waterschappen als bestuurslaag zouden worden afgeschaft en onder het provinciaal bestuur zouden vallen, maar ook daar gaan de Staten niet over. Mw Van Diepen (ONH) meldt dat ook haar fractie al eerder heel duidelijk haar standpunt heeft gegeven. Enthousiast is haar fractie niet over de voorstellen, en zij blijft vasthouden aan twee zetels voor natuur. Mw Biersteker (CU/SGP) meldt dat haar fractie de voordracht steunt. Daarin vindt zij de eigen standpunten terug zoals die al eerder zijn uitgedragen, terwijl de voordracht ook goed aansluit bij ontwikkelingen in andere provincies. Haar fractie onderschrijft daarnaast de reacties van GS op de zienswijzen. Zij spreekt haar waardering uit voor de zorgvuldige aanpak van GS. Dhr Van Diest (CDA) spreekt zijn waardering uit voor de voordracht. De Staten moeten controleren of de belangenafwegingen door de waterschappen goed hebben plaatsgevonden en goed hun weerslag vinden in de diverse keuzes die zijn gemaakt. Het CDA ondersteunt wat voorligt. Hij erkent dat er altijd discussie mogelijk is over belang en de mate van inbreng, maar hij denkt dat de natuurorganisaties uiteindelijk voldoende invloed zullen kunnen uitoefenen gezien hun organiserend vermogen en wetende dat de kieslijsten al bijna gereed zijn.

11 Pagina Mw Kirch (VVD) meldt dat haar fractie zich kan vinden in de omvang van de dagelijkse besturen, de verdeling over de ingezetenen en de geborgde zetels. Wat dat laatste betreft sluit haar fractie zich aan bij het standpunt van de waterschappen, omdat de waterschappen over ruime expertise beschikken om goede voorstellen te doen, en beter in staat zijn een oordeel te vellen dan zij als Statenlid - en aan dat standpunt houdt zij vast als zij door mw Blokker en dhr Van Liere wordt gevraagd of het niet eerlijker zou zijn als natuur twee zetels zou krijgen. Zij kan zich ook vinden in de gekozen organisaties voor geborgde zetels. Zij begrijpt dat de MPW wordt uitgenodigd kandidaten te leveren voor de lijst, en zij gaat ervan uit dat daarmee serieus wordt omgegaan. De VVD is blij met de vereenvoudiging van het kiesstelsel, omdat dat bijdraagt aan een grotere transparantie. Zij vindt het ook eerlijker dat Amsterdam bij AGV nu niet bij voorbaat al meer zetels krijgt dan de rest - zij heeft zich altijd afgevraagd of het agrarisch belang op die manier wel goed behartigd werd. Tot slot is zij benieuwd of er beperkende criteria worden gesteld aan de lijsten - of kan iedereen een lijst beginnen? En is er geen maximum aan het aantal lijsten? Voorzitter concludeert dat de commissie instemt met het aantal van dertig zetels voor de algemene besturen, de omvang van de dagelijkse besturen en het afzien van kiesdistricten, dat er discussie bestaat over het aantal geborgde zetels en de verdeling ervan, en dat één fractie zich afvraagt of LTO wel de aangewezen partij is om als enige benoemende instantie te zijn voor ongebouwd. Mw Kruisinga (ged.) stelt dat in de vorige discussie al bleek dat het uitgangspunt maximale zeggenschap voor ingezetenen niet ter discussie staat. Dat leidt eigenlijk automatisch tot de verhouding binnen de geborgde zetels. Het aantal geborgde zetels ligt bij Rijnland hoger omdat Zuid-Holland voor dat hoogheemraadschap leidend is - met inachtneming natuurlijk van de interne discussie over een onderwerp binnen een waterschap. Desgevraagd antwoordt zij dhr Gersteling dat haar natuurlijk gevraagd kan worden over het aantal geborgde zetels te gaan onderhandelen met Zuid-Holland, maar zij weet dat Zuid-Holland aan het aantal van negen zetels vast zal houden, dus zullen onderhandelingen tot niets leiden. In Zuid-Holland loopt nog wel de discussie over een extra zetel voor ongebouwd, op basis van de economische waarde. Wat de uitkomst van die discussie zal zijn kan zij niet zeggen. Als fracties enerzijds hechten aan maximale zeggenschap van de ingezetenen, en anderzijds pleiten voor een zetel meer voor natuurterreinen, dan is zij benieuwd ten koste van welke categorie die extra zetel gaat: van het bedrijfsleen of de landbouw. Die discussie wacht zij af. Over de objectiviteit van economische waarde kan tot in den treuren worden gediscussieerd, en dat is in IPO-verband ook gebeurd. Als enige hebben Limburg en Gelderland (voor Rijn en IJssel) gekozen voor twee zetels voor natuur. Daar is echter tav de natuur sprake van zeer specifieke situaties. Zij wil zich blijven committeren aan één zetel, op basis van het criterium van de economische waarde dat is afgesproken (hoe kort door de bocht dat ook is), en omdat de waterschappen dat zelf hebben voorgesteld. De LTO heeft de hoogste organisatiegraad binnen de landbouw. Wel is met LTO gesproken over het feit dat er binnen de landbouw meerdere belangenorganisaties zijn, en gevraagd zich ontvankelijk op te stellen tegenover die organisaties, die toch ook een economisch belang vertegenwoordigen. In hoeverre dat gebeurt kan zij niet zeggen. Iedere ingezetene kan een lijst opstellen; aan het aantal lijsten worden geen beperkingen gesteld, dat is een democratisch recht. Daarnaast kunnen categorieën zich verbinden aan een politieke lijst. Kandidaten kunnen echter niet op twee lijsten staan. Voorzitter concludeert dat de commissie en de Staten vrijwel gelijkelijk in tweeën verdeeld is over de zetelverdeling bij geborgd, en of natuur een extra zetel moet krijgen. De vraag is ten koste van welke categorie die zetel zou moeten gaan. Mw Blokker (PvdA) herhaalt dat de PvdA graag een extra zetel voor natuur wil realiseren. Hoe dat vorm moet krijgen, daar wil zij nu nog geen uitspraak over doen, omdat eerst overleg met andere fracties zal moeten plaatsvinden. Zelfs het ophogen van het aantal geborgde zetels van zeven naar acht zou voor haar fractie bespreekbaar zijn, al beseft zij dat dat moeilijk is. Mw Van Heijst (GrLi) kan zich voorstellen dat de extra zetel voor natuur ten koste gaat van het bedrijfsleven. Met een verdeling van heeft het bedrijfsleven dan toch nog steeds een meerderheid bij de geborgde zetels. Dhr Gersteling (SP) geeft er de voorkeur aan de zetel voor natuur ten koste van de bedrijven te laten gaan. Met het oog op een geheel gelijke verdeling van geborgde zetels zou zelfs een totaalaantal van zes overwogen kunnen worden:

12 Pagina Hij beseft terdege dat de LTO de hoogste organisatiegraad kent. Dat wil zijns inziens echter helemaal niet zeggen dat de LTO ook alle zetels mag toewijzen, want de LTO kan nooit alle belangen in de landbouw vertegenwoordigen. Ziet ged. daar nog enige speelruimte? Dhr Van Liere (PvdD) denkt dat het niet zo n probleem is om te bepalen ten koste van welke categorie de extra zetel voor natuur moet gaan; daar zal men wel uitkomen. Mw Van Diepen (ONH) laat de finale beslissing ten koste van welke categorie de tweede zetel voor natuur moet gaan aan haar fractievoorzitter over. Zij schat in dat hij de meerderheid daarin zal volgen Mw Kruisinga (ged.) stelt dat de belangenorganisaties binnen de landbouw maar buiten de LTO erg verdeeld zijn. Zij zullen coalities moeten vormen, en zij heeft begrepen dat het daarop al zal mislopen. Vandaar dat zij kiest voor de zekerheid van de (organisatiegraad en achterban van de) LTO. Voorzitter concludeert dat de commissie verdeeld is over de tweede zetel voor natuur, en dat de voordracht wel doorkan naar de Staten, maar niet als hamerstuk. B-agenda 8. Voorstel financiële bijdrage van de provincie Noord-Holland aan de Kaderrichtlijn Water - inspraak Mw Krommendijk is blij dat de provincie het benodigde bedrag voor de waterparels beschikbaar stelt, en HNK en het ministerie van LNV heeft gevraagd om onderzoek naar de maatregelen voor brakke Natura 2000 doelen binnen de waterlichamen van Laag Holland. Verder is zij minder tevreden over de provincie, gezien de (te beperkte) ambities en financiële bijdragen tot 2015 voor de KRW, de verdrogingbestrijding en Natura Aangezien een belangrijke oorzaak van de problemen de overmaat aan voedingsstoffen is, betreurt zij het dat de landbouw grotendeels buiten schot blijft. Wel is zij verheugd dat de provincie voornemens is waterkwaliteitmaatregelen te financieren uit het POP. Waterkwaliteit is nu eenmaal niet als een op zichzelf staand probleem. Het is daarom van het grootste belang dat waterkwaliteit onderdeel is dan wel wordt van het ILG. (Zie bijlage.) - commissie Dhr Van Liere (PvdD) vindt dat ged. een mooie vertaling heeft gemaakt van de discussie tijdens de eerdere behandeling van de KRW, door een redelijk ruime interpretatie te geven aan het begrip strikt noodzakelijk. Daarmee vallen ook de waterparels binnen het KWR-beleid, en daar is hij blij mee. Dat laat onverlet dat hij het betreurt dat het begrip 'strikt noodzakelijk überhaupt wordt gehanteerd. Zijn fractie zal daarom komen met voorstellen om als provincie wat guller te zijn voor de waterschappen, omdat investeren in waterkwaliteit een goede besteding is van middelen, of dat nu een provinciale taak is of niet; dat is in ieders belang. Bovendien zou het uitermate te betreuren zijn als sommige van de zinnige maatregelen die de waterschappen voorstellen, door geldgebrek niet door zouden gaan en het zou nog veel treuriger zijn als vervolgens de provincie wordt beboet door Brussel omdat zij niet heeft voldaan aan haar resultaatsverplichting. Het is echter niet zo dat de PvdD de provincie voor alles wil laten betalen. Zij is niet voor biomanipulatie. Liever dan vis weg te vangen uit troebel water ziet de PvdD dat de goede ecologische toestand tot stand wordt gebracht door vermindering van het teveel aan fosfaten, want dat is de oorzaak van de algengroei en bijbehorend troebel water, niet de vis. En waar moet men heen met de vis? De versnipperaar in? Hij vraagt aandacht voor de mogelijke tegenstelling tussen de KRW-doelstellingen en de brakke water doelstellingen van Natura In deze commissie zal de discussie gevoerd moeten worden waar brakke natuur gewenst is. In feite lijkt het erop dat verzoeting een autonoom proces is. Dan is de vraag aan de orde of het natuurbeleid bedoeld is om dat proces tegen te gaan. In de ogen van de PvdD moet natuurbeleid erop gericht zijn om kaders te scheppen, zodat de natuur zich zelf kan ontwikkelt, en niet de mens dat voor de natuur bepaalt en met dure maatregelen een situatie in stand houdt omdat die nu eenmaal altijd zo is geweest. Misschien moet wel worden afgestapt van Natura 2000-doelen om het realiseren van KRW-doelstellingen gemakkelijker te maken. Met andere woorden: wat de PvdD betreft hebben de zoetwaterdoelstellingen van de KRW de prioriteit boven de brakke natuur-doelstellingen van Natura Tot slot: hij zou het betreuren als het provinciaal beleid niet KRW-proof is. Voor zoverdat niet het geval is zal het bijgesteld moeten worden. Mw Van Diepen (ONH) meldt dat haar fractie instemt met de voorstellen, hoewel het lastig blijft om goed af te wegen wat wel of niet strikt noodzakelijk is. Als blijkt dat sommige doelstellingen niet worden gehaald, valt daar achteraf uit op te maken dat ze wel strikt noodzakelijk waren geweest. Maar wat dan?

13 Pagina Dhr Gunster (SP) vindt in de notitie een goede reflectie terug van de uitgebreide eerdere discussie over de KRW en het begrip strikt noodzakelijk. Wel vindt hij het lastig de vinger achter de financiering te krijgen. Wat krijgt de provincie voor 26 miljoen? En hoe zijn de diverse kosten berekend? Mw Biersteker (CU-SGP) meldt dat haar fractie kan instemmen met de voorstellen, inclusief de bijdragen. Zij gaat ervan uit dat de provinciale bijdragen onderdeel elk jaar zullen zijn van de integrale afweging bij de begroting. Zij kan ermee instemmen dat het in deze fase vooral nog gaat om de provinciale inzet bij het onderhandelingsproces; de primaire verantwoordelijkheid ligt immers bij de waterschappen. Dhr De Groot (D66) kan zich in grote lijnen vinden in het voorstel. Deze commissie heeft gekozen voor het voorzichtige scenario, en dat is als zodanig vertaald in deze uitwerking. De concretisering van de financiering gaat ook D66 na aan het hart. Hij kan zich voorstellen dat de bedragen zijn opgevoerd om de wettelijke doelstellingen te halen, maar is benieuwd naar het antwoord van ged. op de vraag van de SP. D66 is niet bereid verdere bedragen te voteren voor dit beleid, zoals de PvdD voorstelt; de verantwoordelijkheid ligt bij de waterschappen. Mochten zaken het provinciaal belang raken, dan zullen de waterschappen heel goed hun weg naar de provincie weten te vinden. Dhr Van Diest (CDA) heeft tav de KRW steeds gesproken over realistisch omgaan met ambities, en GS vertalen dat als niet meer dan strikt noodzakelijk ; dat ligt in het verlengde van elkaar. De waterschappen zijn primair verantwoordelijk in dezen. Desondanks stellen GS voor op vijf terreinen een bijdrage te leveren onder de voorwaarde dat de ecologische toestand niet mag verslechteren vergeleken met een paar jaar geleden, en daar kan niemand tegen zijn. GS stellen ook voor om wat niet voor 2015 kan worden gerealiseerd, later aan te pakken. Hij vindt niet dat men de indruk moet wekken dat GS daarmee niet ambitieus zouden zijn, want het blijkt toch vooral dat nog onderzoeken lopen of in gang gezet moeten worden naar de meest effectieve maatregelen. Dat steunt het CDA volledig. Hij is benieuwd of de provinciale bijdrage lager kan uitvallen als het rijk toch met financiering over de brug komt. Wanneer is daar zicht op? Ook is hij benieuwd wat het verschil in ongedekte kosten bepaalt tussen de tabel 2 ( 10,45 miljoen), en de tekst (15 miljoen). Voor maatregelen tav de Oostelijke Vechtplassen stellen GS 2,05 miljoen beschikbaar, waarvan 1,3 miljoen voor baggeren. Hoogheemraadschap Rijnland ziet voorlopig echter af van baggeren omdat er twijfels zijn over het effect (p.3). Een toelichting graag. Hij vindt het wat gekunsteld om de waterparels binnen de KWR te laten vallen, omdat zij wat hem betreft gewoon onder natuurbeheer vallen en daar dan ook begroot moeten worden. Hij wijst erop dat in Nederland veel mensen op een relatief kleine oppervlakte wonen. Dat leidt tot veel achtergronddepositie, van verkeer, industrie, recreatie. Bovendien blijken veel vermestende stoffen gewoon in de bodem te zitten, zoals in het veen. De situatie ligt dus behoorlijk genuanceerd. Het is daarom niet terecht, zoals in de notitie gebeurt, dat de indruk wordt gewekt dat alle vermestende stoffen afkomstig zijn van de landbouw, en dat met het aanpakken van de landbouw een oplossing binnen handbereik ligt. Hij zou graag zien dat de notitie in die zin wordt aangepast. Hij pleit ervoor de groenblauwe diensten-catalogus uit te breiden met een extra pakket, zodat particuliere eigenaars meer in de gelegenheid worden gesteld oevers van sloten etc. op een natuurvriendelijke wijze te beheren. Bij de behandeling van de provinciale SAN-regeling heeft ged. Moens toegezegd hiernaar te zullen kijken, en hij hoopt dat deze dat nog steeds oppakt. Natuurbeheer is in Nederland behoorlijk detaillistisch. Gezien de waarschijnlijk gigantische gevolgen van de klimaatswijziging zou eigenlijk toegewerkt moeten worden naar een systeembenadering. Dat is in feite wat dhr Van Liere bedoelt, en het CDA sluit zich daarbij aan. Het is niet echt enthousiast om natuur gekunsteld in stand te houden alleen om de biotoop van drie of vier bijzondere plantjes te redden. Mw Van Heijst (GrLi) wijst erop dat haar fractie bij de vorige bespreking uitgebreid is ingegaan op dingen die zij bijgesteld zou willen zien. Ged. heeft gekozen voor een gemiddelde van wat in die bespreking door de commissie is ingebracht. Voor het grootste deel kan haar fractie zich daarin vinden, en voor zover dat niet het geval is schikt zij zich daarin. Ook zij betreurt het dat nog niets bekend is over de rijksbijdragen, en is net als het CDA benieuwd of die tzt eventueel zal leiden tot een lagere bijdrage van de provincie. Of wordt dat geld gereserveerd voor het oplossen van onverwachte situaties? Zij is blij met het onderzoek naar de bollensector, waarover GroenLinks erg bezorgd is. Tot slot complimenteert zij de organisatie en GS met het vele werk dat is verzet. Mw Kirch (VVD) sluit zich aan bij de complimenten. Hetgeen door de commissie is verwoord is goed vertaald in deze notitie. Dat wordt aangesloten bij het bestaande provinciale beleid is logisch, met het