Waarschuwing voor de sprekers die deze presentatie gebruiken:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Waarschuwing voor de sprekers die deze presentatie gebruiken:"

Transcriptie

1 Waarschuwing voor de sprekers die deze presentatie gebruiken: Deze powerpointpresentatie is opgesteld door DGD voor gebruik in het kader van de Infocyclus van de Belgische Technische Coöperatie (BTC). Ze kan ook handig zijn voor wie wil kennismaken met DGD. BTC koos het thema "De ontwikkelingsactoren" als onderdeel van de BTC-Infocyclus. Deze presentatie geeft een overzicht van de uitdagingen waar de ontwikkelingsactoren voor staan. Het is geen exhaustieve verzameling van alle informatie die er bestaat over het onderwerp. Aangezien de deelnemers de inhoud van de slides moeten kennen voor het Infocyclusexamen, dienen ze de versie met de commentaar onder de slides te krijgen. In het commentaar bij sommige slides hebben wij een paragraaf opgenomen onder de noemer Om hier verder op in te gaan. Deze paragraaf gaat dieper in op de materie in kwestie maar moet niet noodzakelijk door de sprekers gepresenteerd worden. Deze stof moet voor het examen dan ook niet gekend zijn. De duidelijke boodschap voor de deelnemers is dus: de algemene inhoud (zonder details) van alle slides moet gekend zijn voor het examen (behalve de paragrafen met 'Om hier verder op in te gaan'). Deze presentatie vormt het uitgangspunt voor de volgende presentaties. Wie ze goed instudeert, zal ook de volgende presentaties beter begrijpen. Het staat elke spreker vrij de inhoud van een of meerdere slides verder uit te diepen. Opgelet: de inhoud van bepaalde slides (cijfers of internationale conferenties) moet regelmatig bijgewerkt worden. Datum van de laatste update: september

2 Doelstelling van deze slide: Het plan van de presentatie uitleggen. Deze stap lijkt ons belangrijk om de begrippen te introduceren die later besproken worden. Punt 1: wie "ontwikkelingsactoren" zegt, denkt meteen aan AzG, Oxfam, Vredeseilanden, Unicef, BTC of DGD. Maar in dezelfde categorie horen ook de Stichting Bill Gates, Rotary, migranten die geld naar hun land van herkomst sturen, of zelfs de Carrefour die voedingsmiddelen naar een ontwikkelingsland stuurt. Al die mensen en organisaties zijn "ontwikkelingsactoren" voor zover ze meehelpen om armoede in een land de bestrijden, ieder op hun eigen manier. We stellen dus vast dat er heel veel "ontwikkelingsactoren" zijn en dat ze bovendien onderling sterk verschillen. Als we de eigenheid en de rol van ieder van die actoren willen begrijpen, kunnen we hen in twee categorieën verdelen: zij wiens acties vallen onder Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) en zij wiens acties niet vallen onder Officiële Ontwikkelingshulp. Opmerking: ook al staat het niet op de slide, de belangrijkste ontwikkelingsinstantie in een land is uiteraard het land zelf. Punt 2: Als we de actoren indelen volgens hun bijdrage aan Officiële Ontwikkelingshulp (ODA), moeten we uiteraard begrijpen wat dat begrip inhoudt. In eerste instantie zullen we bekijken hoeveel ODA uitmaakt van de Belgische begroting. Daarna zullen we zien wat ODA vertegenwoordigt in 2 heel verschillende landen: een lage-inkomensland zoals Burundi en een midden-inkomensland zoals Marokko. Punt 3: de meeste ontwikkelingsactoren volgen principes voor goed gedrag. Die principes worden vaak goedgekeurd door de internationale gemeenschap tijdens grote conferenties, zoals de klimaatconferentie van Rio+20 of de conferenties over de 2

3 doelmatigheid van de hulp. Op Belgisch niveau legt een wet vast welke principes voor goed gedrag de Belgische ontwikkelingshulp moet hanteren. Punt 4 : we zullen zien hoe de Belgische ODA is verdeeld per actoren. Punt 5 : vervolgens zullen we zien hoe de verschillende actoren de officiële ontwikkelingshulp van DGD uitvoeren. DGD is de Directie-Generaal van ontwikkelingssamenwerking van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dit hoofdstuk 5 focust op de DGD aangezien zij als hoofdleverancier van Belgische ODA de belangrijkste institutionele speler is in de ontwikkelingshulp van België. In punt 5 zullen we dus zien dat de actoren die de hulp van de DGD uitvoeren ieder hun eigen kenmerken hebben. Ten slotte hebben we het in punt 6 over enkele uitdagingen en moeilijkheden waar ontwikkelingshulp tegenwoordig voor staat. 2

4 Doelstelling van deze slide: Deze slide dient uitsluitend om het plan van punt 1 te tonen. 3

5 Doelstellingen van deze slide: Uitleggen wat OFFICIËLE ontwikkelingshulp (ODA) is. Aantonen dat de financiële bijdrages van de OFFICIËLE ontwikkelingsactoren onder OFFICIËLE ontwikkelingshulp vallen. Aantonen dat het aandeel van ODA in het volume van de mondiale geldstromen die ontwikkeling financieren, niet zo groot is als men vaak denkt: wereldwijd vertegenwoordigt ODA 16,4% van de externe stromen naar ontwikkelingslanden (cijfers van 2013 uit het verslag 2015 van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) "Development Co-operation Report 2015"). De volgende slide legt uit dat de privésector het grootste deel (72,5%) uitmaakt van de externe stromen naar ontwikkelingslanden. (Niet voor het examen te kennen uitleg over de 11,1% andere officiële ontwikkelingssamenwerking: Het verschil (11,1%) bestaat uit overheidsmiddelen die niet verrekend worden als officiële ontwikkelingshulp: exportkredieten die overheidssteun genieten (4,5%) en andere overheidsmiddelen (6,6%) die niet voldoen aan de criteria om onder ODA te vallen, ofwel omdat ze ontwikkeling niet als hoofddoel hebben, ofwel omdat ze een schenkingsdeel van minder dan 25% hebben.) 1. Wat is Officiële Ontwikkelingshulp (ODA)? (in het Engels "Official Development Assistance ODA": De definitie van officiële ontwikkelingshulp is in 1969 uitgewerkt door het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO en werd verfijnd in Officiële ontwikkelingshulp bestaat uit financiële middelen van de landen. Het woord "officieel" toont aan dat het gaat om officiële financiële middelen, d.w.z. fondsen van de 4

6 staat en dus van de belastingbetalers. ODA is uitsluitend bestemd voor de financiering van armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden. Het betreft giften en concessionele leningen en andere vormen van bijdragen die verder beschreven zijn onder om hier verder op in te gaan. 2. Actoren wiens acties (financiële bijdragen) onder ODA vallen: De regeringen van de donorlanden (meestal het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking of het ministerie van Financiën) beschikken over een financiële enveloppe voor ontwikkelingssamenwerking. Die enveloppe wordt goedgekeurd door het parlement. Zo bestaat het budget van de Belgische federale ontwikkelingssamenwerking (d.w.z. DGD), net als het budget van de Zweedse of Japanse ontwikkelingssamenwerking, uit officiële financiële middelen, aangenomen door het parlement. In België beschikken de regeringen van de gemeenschappen en gewesten eveneens over een begrotingsenveloppe, aangenomen door de gewestparlementen, voor acties van ontwikkelingssamenwerking. De regeringen zijn "ontwikkelingsactoren" aangezien zij het budget voor ontwikkelingssamenwerking beheren en de beleidslijnen uitzetten voor het gebruik van dat budget. De betrokken ministeries (Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Financiën enz.) wijzen hun enveloppe voor ontwikkelingssamenwerking toe aan verschillende uitvoeringsactoren zoals: uitvoeringsagentschappen zoals de BTC, het AfD (het Franse agentschap voor ontwikkelingssamenwerking), de GIZ (het Duitse agentschap voor ontwikkelingssamenwerking), enz.; actoren van de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking (ANGS) zoals de erkende Belgische ngo's (Oxfam, Wereldsolidariteit, Vredeseilanden enz.), universiteiten, vakbonden, vzw's enz.; internationale ngo's; gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties (IAB, FAO) of fondsen en programma's van de Verenigde Naties (UNICEF, UNDP); de Europese Unie (bv. het Europees ontwikkelingsfonds EOF); Ontwikkelingsbanken zoals de Wereldbank. Alle acties die gevoerd worden door deze verschillende actoren met deze budgetten vallen onder ODA. 3. Op wereldvlak vertegenwoordigt Officiële Ontwikkelingshulp (134,3 miljard USD in 2013) 16,4% van de externe stromen naar ontwikkelingslanden. Om hier verder op in te gaan: Inzake de nieuwe maatregel voor totale officiële steun voor duurzame ontwikkeling (TOSSD)/Total Official Support for Sustainable Development (TOSSD) Het concept van ODA ligt momenteel ter discussie bij het DAC. Het DAC verzamelt de gegevens van zijn lidstaten. Maar ook landen die geen lid zijn van 4

7 het DAC, storten overheidsgeld aan ontwikkelingslanden. Die landen vormen een heterogene groep waar ook de BRICS (Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika) en landen in Zuid-Amerika en Zuid-Oost-Azië deel van uitmaken. Het zijn hoofdzakelijk landen met een gemiddeld inkomen, die ontwikkelingshulp ontvangen en geven tegelijk (bv. de Arabische Emiraten). Op dit moment bezorgen 18 niet-lidstaten van het DAC toch hun cijfers op het vlak van ontwikkelingssamenwerking aan de OESO. Die cijfers zijn echter niet altijd volledig of gedetailleerd genoeg. Er wordt gewerkt aan een nieuw instrument voor statistiek om het concept van ODA aan te vullen. Dat is de TOSSD. De evolutie van de ontwikkelingslanden zelf (LICs-, MICS-, BRICs en MINT-landen enz.) en de evolutie van de ontwikkelingssamenwerking (formuleren van ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030, het groot aantal ontwikkelingsactoren, de evolutie van de instrumenten en middelen voor de financiering van internationale samenwerking, enz.) leiden tot het opstellen van een toekomstige maatregel voor totale officiële steun voor duurzame ontwikkeling (TOSSD). Die maatregel is bedoeld voor de volgende actoren en financieringsinstrumenten: De donorlanden die lid zijn van het DAC: concessionele en niet-concessionele bilaterale financiering; Particuliere filantropie: stichtingen, ngo's; De donorlanden die geen lid zijn van het DAC (BRICs- en MINT-landen: Mexico, Indonesië, Nigeria, Turkije en de Zuid-Zuid-donoren) Instellingen voor exportkredieten; Particuliere actoren en investeerders; Multilaterale instellingen: concessionele en niet-concessionele financiering; Begrip "concessionele lening": dit zijn leningen met een lage rentevoet of met een lange looptijd of rechtstreekse subsidies. Ze hebben dus betere voorwaarden dan een gewone lening. Over de definitie van ODA en historiek van de doelstelling van 0,7%: De doelstelling dat een land 0,7% van zijn inkomen zou uitgeven aan ODA is een uitvloeisel van een VN-resolutie uit Deze resolutie stipuleert dat elk economisch gevorderd land moet proberen om 0,7% van zijn inkomsten aan ontwikkelingslanden toe te kennen. De eigenlijke definitie van officiële ontwikkelingshulp is in 1969 uitgewerkt door het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO en werd verfijnd in Officiële ontwikkelingshulp omvat volgende uitgaven: giften en concessieleningen afkomstig uit de openbare sector + vermindering van de schulden + een gedeelte van de hulp aan asielzoekers + bepaalde uitgaven betreffende het gebruik van gewapende troepen voor het vervoer van humanitaire hulp + bepaalde uitgaven die aan een zeer precieze definitie beantwoorden in het kader van operaties voor het behoud van de vrede + uitgaven op het vlak van nucleaire energie op voorwaarde dat ze worden aangewend voor burgerlijk gebruik + culturele programma's, op voorwaarde dat ze bedoeld zijn om de culturele capaciteit van de begunstigde landen te versterken. Vallen niet onder ODA: uitgaven voor militaire steun, namelijk de financiering van militair materiaal of militaire diensten en van activiteiten in de strijd tegen terrorisme; uitgaven voor culturele programma's, als het gaat om gelegenheidstournees van kunstenaars of sportlui uit de donorlanden. Let wel: 32% van het salaris van het personeel van de FOD Buitenlandse Zaken komt in 4

8 aanmerking voor ODA. Dit percentage van de personeelslonen is goed voor 2,4 % van de totale Belgische ODA. Dit loopt parallel met hetgeen er gebeurt in de andere lidstaten van de OESO. De definitie van officiële ontwikkelingshulp is binnen het DAC zelf geregeld stof tot discussie: Sommigen zijn van mening dat de definitie van het DAC te restrictief is. Een voorbeeld: de ontwikkelingshulp van landen die geen lid zijn van het DAC wordt niet op formele wijze meegerekend, hoewel bepaalde landen, met name China, grote leveranciers van hulp zijn. Maar als de hulp van China meegerekend zou worden, hoe ga je ze dan op een homogene manier verrekenen ten opzichte van de hulp van de DAC-lidstaten, aangezien de Chinese hulp hoofdzakelijk betrekking heeft op de financiering van infrastructuur in Afrika? Een ander voorbeeld: hoewel de privégiften ten gunste van activiteiten in de ontwikkelingslanden in stijgende lijn gaan, worden de belastingvrijstellingen in verband met deze giften niet verrekend in de ODA, enz. Anderen zien het dan weer net omgekeerd en menen dat de definitie van het DAC juist te ruim is. Als ODA moet dienen om ontwikkelingsprogramma's rechtstreeks te financieren, moeten we dan in de definitie van ODA de uitgaven behouden die zeker legitiem zijn, maar die niet rechtstreeks bijdragen aan de economische en sociale ontwikkeling op lange termijn? Moeten we bijvoorbeeld de uitgaven die naar hulp aan asielzoekers gaan, naar humanitaire hulp of naar het kwijtschelden van schulden (wat een boekhoudkundige operatie is) als ODA in rekening brengen? Enz. De volledige historiek van de 0,7%-norm is te vinden op de website van de OESO (DCD- DAC). 4

9 Doelstellingen van deze slide: Aantonen dat de particuliere actoren meer bijdragen aan armoedebestrijding en ontwikkeling dan ODA. Door groei te stimuleren, dragen ze immers indirect bij aan ontwikkeling. Uitleggen dat een van de uitdagingen van ontwikkelingssamenwerking erin bestaat om de inbreng van de privésector zo goed mogelijk aan te vullen en daarbij streven naar kwalitatieve resultaten. De verschillende privé-actoren doornemen. Het gearceerd gedeelte van de grafiek toont de officiële ontwikkelingshulp (ODA en andere, niet ODA aanrekenbare bijdragen). Dit werd al bij de vorige slide besproken. Het doel van deze slide is het niet gearceerd gedeelte = de inbreng van de privésector. 1. Diaspora en "remittances" Remittances zijn geldtransfers van migranten naar hun land van oorsprong (bijvoorbeeld: de poetsvrouw uit een ontwikkelingsland die een gedeelte van haar loon naar haar land stuurt). Remittances zijn fondsen van privé-oorsprong die armoedebestrijding mogelijk maken, aangezien ze een inkomen vormen voor wie ze ontvangt. Die middelen van privé-oorsprong die gebruikt worden voor privébelangen zijn niettemin een belangrijke motor voor de groei en maken bijgevolg armoedebestrijding mogelijk. Volgens de cijfers van de Wereldbank vertegenwoordigden transfers uit het buitenland (remittances) 400 miljard dollar in 2013 (Wereldbank, jaarrapport 2015). 5

10 2. Privébedrijven Privébedrijven doen wat men directe buitenlandse investeringen (DBI) (in het Engels Foreign Direct Investments FDI).Die bestaan uit internationale kapitaalbewegingen met het oog op de oprichting of de ontwikkeling van een filiaal in het buitenland. Ze maken armoedebestrijding mogelijk, aangezien ze het creëren van werkgelegenheid mogelijk maken. Aangezien investeerders landen zonder risico's verkiezen, is één van de rollen van de ontwikkelingssamenwerking het stimuleren van een gunstig investeringsklimaat. In landen met lage inkomens zijn er immers grotere risico's (klimaat, veiligheid, milieu, enz.) dan in landen met middeninkomens. Volgens de cijfers van de Wereldbank vertegenwoordigden DBI's 778 miljard dollar in 2013 (Wereldbank, jaarrapport 2015). Ook bedrijven als Carrefour en Delhaize schenken aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en werken op regelmatige basis samen met plaatselijke ngo's. 3.Particuliere filantropie Als voorbeeld, en om het belang van particuliere filantropische middelen (Rotary, confessionele stichtingen, enz.) te onderstrepen, geven we mee dat het budget van de Bill Gates Foundation hoger ligt dan dat van de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) en dat beide organisaties dezelfde kwalen bestrijden. 4. Eigen fondsen van ngo's De eigen fondsen van ngo's worden niet tot ODA gerekend. 5. Fondsen afkomstig van de "vierde pijler, in het Frans "Initiatives Populaires de Solidarité Internationale" (IPSI's). Die initiatieven worden genomen door scholen, vriendenclubs, beroepsverenigingen of andere, sportclubs, enz. Het kan bijvoorbeeld gaan om een omhaling in een crèche waarvan de fondsen naar ontwikkelingslanden gestuurd worden. 6. Op wereldvlak vertegenwoordigt de financiële inbreng van de privésector 72,5% van de externe stromen naar ontwikkelingslanden. Die financiële stromen helpen onrechtstreeks armoede in de wereld te bestrijden. Dit cijfer is interessant aangezien men vaak ten onrechte gelooft dat alleen de overheid de armoedebestrijding in de wereld steunt. Om hier verder op in te gaan: In 2002, op de VN-conferentie in Monterrey (Mexico) over de financiering van ontwikkeling, werd de internationale gemeenschap zich echt bewust van het belang van financiële steun uit de privésector in de financiering van armoedebestrijding. Deze bewustwording is het gevolg van de bliksemsnelle stijging, sinds het begin van de jaren 2000, van de geldstromen naar de ontwikkelingslanden die niet tot de officiële ontwikkelingshulp behoren. Over de "vierde pijler": 5

11 De benaming "vierde pijler" werd voor de eerste gebruikt in Vlaanderen in 2005 door Patrick Develtere (KUL). Ze verwijst naar de drie traditionele pijlers van ontwikkelingssamenwerking: gouvernementele ontwikkelingssamenwerking (DGD op federaal niveau, Departement Internationaal Vlaanderen DIV voor Vlaanderen, Wallonie-Bruxelles International - WBI voor de Franstalige Gemeenschap en het Waals Gewest) als eerste pijler, multilaterale ontwikkelingssamenwerking als tweede pijler en niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking als derde pijler (volgens Develtere). Daarnaast merken we op dat de "vierde pijler" in Vlaanderen meer verankerd is dan in Wallonië. Uit een studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid (KUL) zou de vierde pijler in Vlaanderen jaarlijks goed zijn voor 45 tot 70 miljoen euro. Let wel: de fondsen van de vierde pijler worden niet in rekening gebracht als ODA, hoewel ze wel worden gebruikt voor armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden. 5

12 Doelstellingen van deze slide: Aantonen wat de uitgaven van ODA voorstellen in verhouding tot andere uitgaven van de Belgische staat zoals sociale zekerheid of defensie. Uitleggen wat de doelstelling van 0,7% van het bruto nationaal inkomen (BNI) voorstelt met betrekking tot beleidskeuzes. 1. We wijzen erop dat de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van België bestaat uit fondsen van de Belgische staat, d.w.z. geld van de Belgische belastingbetaler, bestemd voor de financiering van armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden. 2. Laten we eens bekijken wat deze ODA-uitgave van de Belgische staat betekent in verhouding tot het bruto nationaal inkomen (BNI): Bruto nationaal inkomen (BNI) van België: 398 miljard euro in 2014 (exact cijfer = euro). Uitgaven van de Belgische staat voor ontwikkelingssamenwerking = officiële ontwikkelingshulp: 1,8 miljard euro in 2014 (exact cijfer = 1.845,39). Dat komt overeen met 0,46% van het BNI. Met andere woorden: in 2014 werd 0,46% van het BNI van België besteed aan solidariteit met de arme landen. Uitgaven van de Belgische staat voor defensie: 2,4 miljard euro in 2014 (exact cijfer = 2.451,10 euro). Dat komt overeen met 0,62% van het BNI. België geeft meer uit aan defensie dan aan ontwikkelingssamenwerking. Uitgaven van de Belgische staat op vlak van sociale zekerheid:110 miljard euro in 2014 (exact cijfer sociale zekerheid in de ruime zin = ,60 euro). Dat komt 6

13 overeen met 27,71% van het BNI. Met andere woorden: in 2014 werd bijna 30% van het BNI van België besteed aan solidariteit in België. 3. Op dit moment besteedt België slechts 0,46% van zijn BNI aan ontwikkelingssamenwerking, terwijl de doelstelling 0,7% bedraagt. De deelnemers hebben zeker al gehoord over deze 0,7%-norm. De doelstelling om 0,7% van het BNI te halen voor openbare ontwikkelingshulp is een politieke keuze. Het is inderdaad zo dat de donorlanden sedert de economische en financiële crisis van 2008 in hun overheidsuitgaven onderworpen zijn aan budgettaire beperkingen. Vaak is het voor een regering ten opzichte van haar parlement en de publieke opinie makkelijker om haar ODA te verminderen dan de uitgaven ten voordele van haar eigen bevolking in te dijken. Om hier verder op in te gaan: Ter herinnering: de doelstelling om 0,7% van het BNI te besteden aan officiële ontwikkelingshulp is een uitvloeisel van een VN-resolutie uit Deze resolutie stipuleert dat elk economisch gevorderd land moet proberen om 0,7% van zijn inkomsten aan ontwikkelingslanden toe te kennen. Deze doelstelling van 0,7% geeft aanleiding tot vele discussies : Sommigen hebben kritiek op dat streefcijfer en stellen dat niet het volume, maar wel de kwaliteit van de hulp telt. De officiële hulp moet op een efficiënte manier aangewend worden en resultaat opleveren. Critici menen ook dat de 0,7%-norm geen rekening houdt met de graad van ontwikkeling van een land. Aangezien het aantal landen met lage inkomens daalt, menen ze dat de doelstelling minder ambitieus moet zijn en dat ODA geconcentreerd moet worden op de landen die ze het meest nodig hebben, namelijk de armste, de lage-inkomenslanden. Anderen wijzen dan weer op het belang van een streefcijfer. Dat betekent immers een engagement en legt overheden een concreet cijfer op. Als de 0,7% er niet zou zijn, zouden sommige landen wel eens om de verkeerde redenen hun hulp kunnen beperken. 6

14 Doelstellingen van deze slide: Opmerking: er bestaan talrijke bibliografische bronnen over de financiering van de ontwikkeling (Wereldbank, OESO, EU) en de cijfergegevens zijn vaak moeilijk te interpreteren, aangezien dit onder meer afhangt van de zienswijze die men voorstaat. Deze slide is gebaseerd op een analyse die door de Europese Commissie werd gemaakt in haar Mededeling van 16 juli 2013 over een globale aanpak van de financiering van de armoedebestrijding (COM final). Het spreekt vanzelf dat er andere manieren bestaan om de financiering van de ontwikkeling te presenteren. Doelstellingen van deze slide: Aantonen dat de ODA of officiële ontwikkelingshulp maar een klein deeltje vertegenwoordigt van de sommen die bestemd zijn om de armoede in de wereld te bestrijden. Aantonen dat de ODA marginaal is in de middeninkomenslanden maar wel omvangrijk blijft in de lage-inkomenslanden. Uitleggen dat de nationale overheidsmiddelen van een land (met name de fiscale ontvangsten) de basis vormen van de financiering van de armoedebestrijding. Uitleggen dat een groot gedeelte van de financiële middelen die armoedebestrijding mogelijk maken uit privébronnen komen, zowel nationaal als internationaal. Uitleggen dat de uitdaging van de ontwikkelingssamenwerking die een beroep doet op ODA erin bestaat te weten hoe die ODA de andere middelen van de ontwikkelingslanden zo goed mogelijk kan aanvullen. Oorsprong van de financiële middelen van een land 7

15 Laten we eens een poging doen om te begrijpen waar de financiële middelen van de ontwikkelingslanden vandaan komen. Vaak denkt men - maar dat is naïef - dat er alleen maar officiële ontwikkelingshulp bestaat. We zullen echter zien dat die slechts marginaal is, vooral in de middeninkomenslanden. De financiële middelen van een land kunnen naar gelang hun oorsprong ingedeeld worden in 4 categorieën: Nationale overheidsmiddelen; Internationale overheidsmiddelen; Nationale particuliere middelen; Internationale particuliere middelen. De slide toont de bestaande financiële middelen in 2 economisch verschillende landen: een lage-inkomensland (Low-Income Country "LIC"), zoals Burundi, en een middeninkomensland (Middle-Income Country "MIC"), zoals Marokko. LIC = jaarlijks inkomen per inwoner minder dan 1005 USD: 49 landen. 1. De nationale overheidsmiddelen (public domestic resources) voornaamste en efficiëntste financieringsbron van overheden: De nationale overheidsmiddelen bestaan hoofdzakelijk uit fiscale inkomsten. Ze vormen de belangrijkste financieringsbron waarover regeringen rechtstreeks kunnen beschikken. Ze vormen de basis en het vertrekpunt voor armoedebestrijding. In een LIC bestaat de uitdaging erin om het aandeel van nationale overheidsmiddelen te vergroten (groen deel) door het ontwikkelen van een fiscaal stelsel. Daarom besteden vele donoren, de EU in het bijzonder, een aanzienlijk deel van hun hulp aan het ondersteunen van de versterking van het beheersysteem van de overheidsfinanciën en het fiscaal systeem in ontwikkelingslanden. De officiële ontwikkelingshulp gebruiken om de inzet van de nationale middelen te ondersteunen is wat men in het jargon van de ontwikkelingssamenwerking heeft gedefinieerd als de ODA gebruiken als hefboom (ODA as a leverage to domestic resource mobilization). Het fiscaal systeem van een land ondersteunen aan de hand van officiële ontwikkelingshulp is hier een voorbeeld van. 2. De internationale overheidsmiddelen nog steeds belangrijk voor de armste landen: De internationale overheidsmiddelen bestaan hoofdzakelijk uit giften en leningen die tot het domein van de officiële ontwikkelingshulp behoren. De grafieken tonen een groot verschil tussen lage-inkomenslanden (zoals Burundi) - waarvoor ODA een belangrijke bron van financiering is - en middeninkomenslanden (zoals Marokko) - waarvoor ODA echt miniem is. In het voorbeeld hierboven is een land als Marokko dus minder afhankelijk van ODA dan een land als Burundi. Deze cijfers stemmen tot nadenken over de politieke keuzes van de donoren, aangezien ze het principe bevestigen dat de hulp geconcentreerd zou moeten zijn op de landen die er het meest behoefte aan hebben. 3. De nationale particuliere middelen essentiële motor voor groei Het gaat om investeringen van lokale bedrijven. In de LICs zijn investeringen door lokale bedrijven goed voor 28% van de particuliere 7

16 financiering, terwijl dat in de MICs 38% is. Dit valt te verklaren doordat de MICs een beter investeringsklimaat hebben. 4. Particuliere internationale financiering DBI en remittances zijn de grootste bronnen van externe stromen naar ontwikkelingslanden: Dit zijn internationale investeringen van privé-oorsprong zoals directe buitenlandse investeringen, bijdragen van stichtingen of geldtransfers van migranten (remittances). Hoewel directe buitenlandse investeringen (DBI) het grootste deel uitmaken van de particuliere internationale financiering, valt het groeiende aandeel van remittances niet te ontkennen. De cijfers van de Wereldbank (cijfers van 2013 in het jaarverslag van 2015) zijn op dat vlak veelzeggend: ODA wereldwijd: 134,3 miljard dollar Remittances op wereldschaal: 400 miljard dollar Directe buitenlandse investeringen: 778 miljard dollar Hoewel de middelen van privé-oorsprong gebruikt worden voor privébelangen, zorgen ze niettemin voor essentiële stuwkracht voor de groei en maken bijgevolg armoedebestrijding mogelijk. Ook daarom zou ontwikkelingssamenwerking een zakelijk klimaat moeten stimuleren dat gunstig is voor het beleid van de partnerlanden en kunnen overwegen om publiek-private partnerships tot stand te brengen. Om hier verder op in te gaan: In deze presentatie willen we het simpel houden. Daarom hebben we enkele categorieën niet vermeld: de minst ontwikkelde landen (MOLs), de landen met een laag gemiddeld inkomen en de landen met een hoog gemiddeld inkomen. Raadpleeg de documenten van de Verenigde Naties, de OESO en de Wereldbank voor meer informatie over de indeling van landen volgens hun economisch niveau. Tijdens de eerste VN-conferentie over de financiering van ontwikkeling (Monterrey, 2002) werd voor de eerste keer benadrukt dat de financiering van een land in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het land zelf is. Vanaf dat moment beschouwde de internationale gemeenschap de inzet van nationale middelen hoofdzakelijk via de fiscale inkomsten) als de basis en het vertrekpunt van de strijd tegen armoede. Wereldwijd vertegenwoordigen illegale geldstromen (fiscale fraude, corruptie) ongeveer 650 miljard euro (volgens de EU en de Wereldbank). Dat zijn sommen die verloren zijn voor de overheidsfinanciën van vele landen. Men heeft het vaak over "innovatieve" financieringsbronnen, of over "innovatieve financiering van de ontwikkeling" (innovative financing): belasting op financiële verrichtingen, belasting op vliegtuigtickets, verzekeringsmechanismes, waarborgsystemen, enz. Deze financiële middelen kunnen ingezet worden in de strijd tegen armoede. De Europese Commissie pleit voor een financieringsmethode die blending genoemd wordt. Het gaat om een mix van giften, leningen en eigen kapitaal. Deze mix, alsook het beroep doen op mechanismen van garantie en risicospreiding, kunnen een katalysatoreffect hebben op de privé- en de overheidsinvesteringen. 7

17 Gezien de specifieke context van lage-inkomenslanden en middeninkomenslanden heeft de Belgische ontwikkelingssamenwerking gekozen voor een gedifferentieerde aanpak voor het uitvoeren van haar taken. Zo krijgen LICs en MICs ieder een ander soort hulp. Een LIC heeft meer aan steun voor het bouwen van infrastructuur (scholen, ziekenhuizen), de zogenaamde "harde" steun. Een MIC daarentegen heeft meer nood aan "zachte" samenwerking (uitwisseling van kennis, expertise, capaciteitsversterking). 7

18 Doelstelling van deze slide: De structuur van de volgende slides aankondigen. De belangrijkste conferenties: Wij overlopen hier enkele grote internationale conferenties. Het is de bedoeling om aan te tonen dat de grote internationale conferenties, in tegenstelling tot de indruk die men vaak heeft, wel degelijk hun nut hebben. Het is inderdaad op deze conferenties - of laten we zeggen op sommige ervan - dat nieuwe concepten en paradigma's van ontwikkeling aan de oppervlakte komen, met andere woorden: ontwikkelingsmodellen- of benaderingen. Het is ook op deze conferenties dat er een gedragscode werd opgesteld voor ontwikkelingshulp. Die concepten en principes voor goed gedrag worden nadien concreet vertaald in activiteiten voor ontwikkelingshulp. De internationale conferenties bieden dus de kans om op zoek te gaan naar een nieuwe benadering voor ontwikkelingshulp. Bedoeling daarbij is dat de "ontwikkelingsactoren" zich scharen achter de gedragscode waarover op de conferenties onderhandeld wordt. Het spreekt dan ook voor zich dat er op deze conferenties ook ruimte is voor discussie en vragen over de voorgestelde benadering. Het formaat van de Infocyclus-sessie laat ons niet toe om meer in detail te treden over de grote conferenties. Daarom hebben we beslist om slechts die conferenties aan te halen die in onze ogen essentieel zijn. De Europese Unie: aangezien de Belgische ontwikkelingssamenwerking steunt op Europese principes, zullen we daar kort enkele van uitleggen. De wet van 2013: zij vormt de wettelijke basis voor de acties van de DGD. 8

19 Doelstellingen van deze slide: Deze presentatie geeft een chronologisch overzicht van de grote internationale conferenties. Uiteraard zijn er nog andere internationale conferenties geweest die hier niet vermeld zijn. De selectie is gebeurd op basis van de conferenties die het hebben over de hulpdoeltreffendheid en die aanleiding hebben gegeven tot principes waarover op internationaal vlak gediscussieerd wordt. Opgelet: deze conferenties worden georganiseerd door verschillende instellingen: de VN (MDGs, Rio+20 en Post-2015) en het DAC/OESO (Verklaring van Parijs, maar ook die van Accra en Busan, die vermeld worden in "Om hier verder op in te gaan"): Millenniumverklaring en OMD/MDGs In 2000 ratificeren 189 staatshoofden en regeringsleiders de Millenniumverklaring en de 8 Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (Millennium Development Goals MDGs). Het is de eerste keer dat de internationale gemeenschap het eens raakt over 8 concrete doelen die tegen 2015 gerealiseerd moeten zijn. Die doelstellingen hebben een hoofdzakelijk sociale insteek en zijn vertaald in 8 concrete doelen: het bestrijden van armoede en honger, kindersterfte, en hiv/aids; basisonderwijs voor alle kinderen, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, een betere gezondheid voor moeders, het beschermen van het leefmilieu en het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking. Voor elk van deze 8 doelen zijn streefdoelen en indicatoren vastgesteld. In totaal zijn er 18 streefdoelen en 48 indicatoren. 9

20 De MDGs = fantastische katalysator op het vlak van beleid en fondsenwerving. Ze bieden de mogelijkheid de publieke opinie te sensibiliseren. Maar de MDGs vertonen ook lacunes: zo zijn er geen doelen of indicatoren over de economische groei, goed bestuur, rechtvaardigheid, veiligheid en vrede, of mensenrechten. De indicatoren van de MDGs meten bovendien niet of de doelstellingen per land bereikt zijn Verklaring van Parijs De Verklaring van Parijs werd ondertekend door een honderdtal landen en 26 multilaterale organisaties. Het is een historisch belangrijk akkoord, dat 5 grote principes naar voor schuift die de aanpak van ontwikkelingssamenwerking grondig veranderd hebben. Korte uitleg bij de 5 principes: Eigenaarschap van de hulp door het partnerland ("ownership"): de partnerlanden ontwikkelen zelf hun ontwikkelingsbeleid, en de donorlanden aanvaarden dat het partnerland de leiding neemt. Concreet voorbeeld: in een partnerland is het niet België dat beslist of het in de gezondheidszorg, het onderwijs of de landbouw wil werken, maar die beslissing ligt bij het partnerland. De Belgische ontwikkelingssamenwerking moet inderdaad aan de behoefte van het partnerland beantwoorden, aangezien het land zelf verantwoordelijk is voor zijn ontwikkeling. Afstemming van de hulp op de agenda van het partnerland ("alignment"): de donorlanden baseren hun steun op de ontwikkelingsstrategieën van het land. Concreet voorbeeld: in een partnerland waar de Belgische ontwikkelingssamenwerking bijvoorbeeld gezondheidsprogramma's financiert, is de strategie waarop deze gezondheidsprogramma's gebaseerd zijn niet de Belgische, maar de nationale strategie op het vlak van gezondheidszorg in het partnerland. Harmonisatie tussen donorlanden ("harmonisation"): de donoren moeten hun respectieve interventies harmoniseren, en dus rationaliseren, om de collectieve ontwikkelingshulp efficiënter te maken. De harmonisering van de strategieën en procedures door de donoren maakt het mogelijk een veelvoud aan administratieve kosten te vermijden. Resultaatgericht beheer ("managing for results"): de hulp moet gericht zijn op het bereiken van de resultaten. Wederzijdse verantwoordelijkheid ("mutual accountability") : donorlanden en partnerlanden moeten verantwoording afleggen tegen elkaar. Ze moeten samen de hoeveelheid en de kwaliteit van de geleverde hulp analyseren. Deze principes lijken misschien logisch en eenvoudig, toch vormen ze vaak een grote uitdaging Rio+20 De benaming "Rio+20" verwijst naar de duurzaamheidsconferentie in Rio de Janeiro in juni 2012, twintig jaar na de Earth Summit, die in 1992 eveneens in Rio plaatsvond. Op Rio+20 kwamen mensen samen en 80 staatshoofden en regeringsleiders. De conferentie lanceerde het denkproces over een samensmelting tussen de doelstellingen voor armoedebestrijding (MDGs) en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDGs). Dankzij de Conferentie van Rio+20 werden twee thema's 9

21 samengebracht die voordien vaak tegen elkaar werden uitgespeeld: enerzijds armoedebestrijding en anderzijds duurzame ontwikkeling. Dat laatste thema werd daarbij veel ruimer bekeken dan uitsluitend milieukwesties. Doel van de conferentie was om op te roepen tot een hernieuwd politiek engagement voor duurzame ontwikkeling. De groene economie was daarbij het voornaamste punt op de agenda. Over de definitie zelf van groene economie werd echter geen consensus bereikt. Het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) kreeg een beter statuut, maar de versnippering als gevolg van de verschillende milieuverdragen, binnen en buiten het VN-systeem, en het gebrek aan efficiëntie dat daaruit voortvloeit, werden niet opgelost of ernstig besproken. Ondanks die matige balans van Rio+20 op het vlak van milieu hebben twee elementen een belangrijke invloed gehad op het "post 2015"-proces: In de slotverklaring van de conferentie, "The Future We Want", vragen de staatshoofden en regeringsleiders om een proces op te stellen om een beperkt aantal concrete en toegankelijke doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDGs) uit te werken die ambitieus zijn en van toepassing over de hele wereld. Ook al werden die SDGs niet vastgelegd tijdens Rio+20, de aanzet werd gegeven. Aan het eind van dit proces werden de 8 MDGs vervangen door 17 SDGs op de "post 2015"-top over duurzame ontwikkeling in september In de slotverklaring van de conferentie wordt de definitie van duurzame ontwikkeling herhaald. Er is sprake van drie dimensies die onderling verbonden zijn en die dus ieder even belangrijk zijn: een economische, een sociale en een milieudimensie. Het document erkent ook het belang van economische en sociale rechten, zoals het recht op voeding, op gezondheid, op onderwijs en op sociale bescherming voor iedereen Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (= post-2015) Van 25 tot 27 september wordt er een top georganiseerd tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Die top is gewijd aan het ontwikkelingsprogramma post-2015 en is bedoeld om het document "Transforming our World: the 2030 Agenda for Sustainable Development" goed te keuren. Deze "Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling" bevat 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling(sdgs of Sustainable Development Goals). De 17 nieuwe SDGs (doelstellingen voor duurzame ontwikkeling) vervangen de 8 MDGs (millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling) uit Het proces voor de goedkeuring van de 17 nieuwe SDGs wordt "post-2015" genoemd omdat de deadline voor de MDGs verstrijkt in Er zijn heel wat verschillen tussen de 8 MDGs uit 2000 en de 17 SDGs van De 8 MDGs wilden armoede uitbannen en hadden vooral een sociale insteek. In de 17 SDGs daarentegen zitten alle facetten van duurzame ontwikkeling vervat, zowel sociale aspecten als economie en milieu. Naast de sociale doelstellingen van de MDGs bevatten de 17 SDGs thema's als: energiediensten, infrastructuur, economische groei, ongelijkheden, consumptieen productiemethodes, klimaatverandering, de rijkdommen van de zee, ecosystemen op aarde, vrede en justitie. Terwijl de 8 MDGs vooral van toepassing waren op ontwikkelingslanden, zijn de 17 SDGs universeel en van toepassing op alle landen over de hele wereld. De 17 SDGs zijn onderverdeeld in 169 doelen of subdoelstellingen. Terwijl de 9

22 indicatoren van de MDGs moeilijk te gebruiken waren voor landen, moeten de indicatoren van de SDGs makkelijk in gebruik zijn. Die indicatoren worden opgesteld door de commissie statistiek van de Verenigde Naties. De 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling zullen van kracht gaan op 1 januari Om hier verder op in te gaan: Over de Millenniumverklaring en de 8 Millenniumdoelen voor Ontwikkeling (MDGs) in 8: De MDGs zijn niet helemaal bereikt in Alleen al het feit dat er mondiale doelstellingen zijn opgesteld heeft de strijd tegen armoede echter wereldwijd aangewakkerd zoals nooit tevoren in de geschiedenis van de ontwikkelingshulp. Hoe zit het in 2015 met de MDGs? Volgens het UNDP-rapport van 2015 over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling is er enorme vooruitgang geboekt, onder andere: Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, is gedaald met de helft, van 1,9 miljard in 1990 naar 836 miljoen in De gelijkheid tussen jongens en meisjes in het basisonderwijs is bereikt in de meeste landen. Het sterftecijfer bij kinderen van minder dan 5 jaar is met meer dan de helft gedaald, van 90 naar 43 overlijdens voor 1000 levend geboren kinderen. De moedersterfte is gedaald met 45% over de hele wereld. Het aantal nieuwe besmettingen met hiv is gedaald met 40% tussen 2000 en De officiële ontwikkelingshulp van ontwikkelde landen is gestegen met 66% tussen 2000 en 2014 en bedraagt nu 135,2 miljard dollar. Die vooruitgang was weliswaar mogelijk dankzij de MDGs, toch wijzen we erop dat het behalen van de MDGs grote verschillen vertoont tussen de landen onderling. Over de Verklaring van Parijs: De Verklaring van Parijs werd getekend tijdens het tweede High Level Forum (HLF) over de doeltreffendheid van hulp, georganiseerd door de DAC/OESO. Het eerste High Level Forum over de doeltreffendheid van hulp vond in 2003 plaats in Rome en ging over de harmonisatie van hulp tussen donoren. Op het ogenblik dat de Verklaring van Parijs werd ondertekend lieten de ngo's weten, zowel in het Noorden als in het Zuiden, dat ze niet achter deze Verklaring konden staan. Eén van de redenen hiervoor is dat ngo's zich moeilijk op één lijn kunnen plaatsen met de politiek van het partnerland (het principe van afstemming) als ze werken in landen die niet democratisch zijn. Als reactie op de Verklaring van Parijs ondertekenden de organisaties uit het middenveld (SCO's) de 10 principes van Istanbul over de efficiëntie van ontwikkeling van SCO's, op het Forum van Istanbul in 2010 ( Ook nu nog blijven de ngo's afstand nemen van de Verklaring van Parijs, zij het minder uitgesproken dan in Dat is met name te danken aan het feit dat ze hebben deelgenomen aan de HLFs in Accra en Busan, terwijl ze voor het HLF in Parijs niet uitgenodigd waren. Het is ook te danken aan het feit dat er over de 5 principes van de Verklaring van Parijs door de internationale gemeenschap en in ruime kring 9

23 gediscussieerd werd en dat ze een zekere legitimiteit verworven hebben. Sommigen verwijten de Verklaring van Parijs dat ze te veel gericht is op de donoren. Er is nog geen sprake van samenwerkingen tussen partner- en donorlanden; dat komt pas met de volgende HLFs in Accra en Busan. De principes van de Verklaring van Parijs zijn het onderwerp van vele discussies op internationaal vlak. Een voorbeeld: wederzijdse verantwoordelijkheid en de resultaten van de hulp aantonen: hoe worden de resultaten van de hulp toegewezen? Hoe tonen we de resultaten van de Belgische hulp aan als die, zoals zo vaak, ofwel een aanvulling is van wat lokaal wordt gefinancierd, ofwel een cofinanciering is met andere donoren?, enz. Het afstemmingsprincipe is waarschijnlijk het moeilijkst toe te passen. Het zegt namelijk dat de donoren niet alleen hun agenda moeten afstemmen op die van het partnerland, maar ook "de systemen van de partnerlanden" moeten gebruiken. Dat betekent dat een donor onder meer maar niet alleen de regels van de overheidsopdrachten in het partnerland moet respecteren. Voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking betekent dat, dat BTC als het een aanbesteding van goederen of diensten moet uitvoeren, zich moet baseren op het wettelijke systeem van de overheidsopdrachten van het partnerland en niet op het Belgische systeem. In sommige landen, waar corruptie en/of de zwakheid van de overheid flagranter is dan elders, brengt het gebruik van de regels van overheidsopdrachten door de partner soms hogere risico's met zich mee (Tanzania, Oeganda, de DRC bijvoorbeeld). Dat is de reden waarom een risicoanalyse dient uitgevoerd te worden, die enerzijds de voordelen weergeeft van het gebruik van de nationale systemen (met name: nationale capaciteitsversterking) en anderzijds de fiduciaire risico's. Deze risicoanalyse kan ertoe leiden dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking (in samenwerking met het partnerland) de systemen van de partnerlanden niet gaat gebruiken en dus gaat afwijken van de goede praktijk van het gebruik van de nationale systemen. Elk principe van de Verklaring van Parijs omvat becijferde indicatoren die behaald hadden moeten worden in In totaal zijn er 12 indicatoren. De opvolging van de Verklaring van Parijs wordt gedaan door de DAC/OESO (zie website). Over de conferenties van Accra (2008) et Busan (2011): De Verklaring van Parijs werd gevolgd door twee grote internationale conferenties, georganiseerd door de DAC/OESO (dus niet door de Verenigde Naties). Die 2 conferenties hadden als doel om te evalueren hoever de uitvoering van de Verklaring van Parijs stond. Conferentie van Accra : Dit was de derde High Level Forum over de doeltreffendheid van hulp, georganiseerd door de DAC/OESO in Accra, Ghana, van 2 tot 4 september nieuwe elementen (in vergelijking met de Verklaring van Parijs) zijn te onthouden uit de Accra Agenda for Action (AAA): Voor het eerst wordt er gesproken over partnerships - de aanpak is minder gericht op de traditionele donoren als in de Verklaring van Parijs: o Alle actoren worden aangemoedigd om de principes van de Verklaring van Parijs toe te passen. o De waarde van de Zuid-Zuid-samenwerking wordt erkend. o Voorwaardelijkheid - de donoren stellen niet langer hun eigen v o o r w a a r d e n, m a a r v e r b i n d e n de v o o r w a a r d e n aan de 9

24 ontwikkelingsdoelen die bepaald worden door het ontwikkelingsland zelf. o Hulpversnippering tegengaan - de donoren komen overeen om zo weinig mogelijk nieuwe hulpkanalen te creëren; ze werken samen met de landen in kwestie aan een taakverdeling die gestuurd wordt door het land zelf. Het middenveld wordt in aanmerking genomen: de regeringen van de ontwikkelingslanden zullen meer in dialoog treden met de parlementen en de organisaties uit het middenveld. Conferentie van Busan : Dit is het vierde High Level Forum over doeltreffendheid van hulp, georganiseerd door de DAC/OESO in Busan, Korea, van 29 november tot 1 december Voor de eerste keer wordt er rekening gehouden met opkomende landen zoals Brazilië, Rusland, India, Zuid-Afrika, maar ook Zuid-Korea en de Arabische landen, burgerlijke organisaties en privéfinanciers. Het is de eerste keer dat alle actoren deelnemen aan gesprekken met betrekking tot de doeltreffendheid van hulp. Voor het eerst wordt er officieel gesproken over de doeltreffendheid van de hulp versus doeltreffendheid van de ontwikkeling. Tot dan toe sprak de internationale gemeenschap over "doeltreffendheid van de hulp", maar op de conferentie werd het begrip "doeltreffendheid van de ontwikkeling" naar voor geschoven door de landen uit het Zuiden. Dat China zich toch heeft geëngageerd tot algemene principes als transparantie en het afleggen van verantwoordelijkheid, mag een belangrijke stap vooruit genoemd worden. Over de Rio+20-conferentie: De Rio+20-conferentie is de derde grootschalige VN-conferentie waarop de problematiek van duurzame ontwikkeling centraal staat. Ze vond immers plaats 10 jaar na de Wereldtop inzake Duurzame Ontwikkeling (Johannesburg, 2002) en 20 jaar na de VN- Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling (Rio de Janeiro, 1992). Ook al werden er geen doelstellingen voor duurzame ontwikkeling geformuleerd tijdens Rio+20, gaf de conferentie wel de juiste aanzet. Na afloop van de conferentie werd er in maart 2013 een open werkgroep ("Open Working Group") opgericht door de VN. Die werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van 30 landen (België maakte er geen deel van uit) en kwam 13 keer samen tussen maart 2013 en juli 2014 om de SDGs op te stellen. Op de Rio+20-conferentie werd het begrip groene economie erkend als een belangrijk instrument voor duurzame ontwikkeling. Er werden twee akkoorden gesloten, respectievelijk een mondiaal tienjarenkader van programma s voor duurzame consumptie en productie (10YFP), en een akkoord over de versterking van het UNEP. Waar zit het verschil tussen groene economie, groene groei en duurzame ontwikkeling? Het UNEP definieert groene economie als een economie die leidt tot meer welzijn voor de mensen en meer sociale gelijkheid en die tegelijkertijd de milieurisico's en de ecologische schaarste aanzienlijk vermindert. Groene groei betekent volgens de OESO de economische groei en ontwikkeling stimuleren en er tegelijkertijd voor zorgen dat de natuurlijke rijkdommen onze hulpbronnen en milieudiensten blijven leveren waarop ons welzijn berust. Om deze doelstellingen te bereiken moet de ontwikkeling de investeringen en 9

25 innovaties katalyseren die het fundament vormen voor duurzame groei en nieuwe economische opportuniteiten bieden. De bekendste definitie van het concept duurzame ontwikkeling is degene die gebruikt werd in het rapport Our Common Future van de Brundtlandcommissie (1987): een ontwikkeling die tegemoet komt aan de noden van het heden zonder de behoeftevoorziening van de komende generaties in het gedrang te brengen. Rio+20 heeft die opvatting verbreed door aan te tonen dat duurzame ontwikkeling drie luiken omvat die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: het economische, het sociale en het milieuluik. Het document met 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkelingen, dat werd voorgesteld op de top van 2015, gaat nog verder en betrekt ook armoedebestrijding bij duurzame ontwikkeling: "Duurzame ontwikkeling rust op het idee dat de maatregelen om armoede in al zijn vormen en dimensies uit te roeien, om ongelijkheden in de landen en tussen landen onderling te bestrijden, om de planeet te beschermen, om een houdbare, inclusieve en duurzame economische groei te realiseren en de sociale cohesie te versterken, nauw met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn." Het mag weinig verwondering wekken dat deze drie concepten soms door elkaar gebruikt worden. Duurzame ontwikkeling blijft evenwel het overkoepelende idee, waarbij zowel de groene economie als groene groei het accent leggen op bepaalde aspecten van die bredere agenda duurzame ontwikkeling. Over de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (= post-2015) De uitdrukking "post 2015" dook voor het eerst op in september 2010, tijdens de VN-top over de monitoring van de MDGs. De Verenigde Naties beslisten om ambitieuze doelen vast te leggen voor de periode na 2015, deadline van de MDGs uit De jaren tussen 2010 en 2015 vormden de achtergrond voor talloze discussies, zowel van de regeringen als van het middenveld, over wat post-2015 zou kunnen zijn en wat in de plaats van de 8 MDGs zou komen. In 2012 startte Rio+20 met een denkoefening over universele doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Vanaf dan groeit de overtuiging dat de opvolgers van de MDGs een combinatie moeten zijn van de 8 MDGs met doelstellingen voor duurzame ontwikkeling die in 2012 nog onbekend waren. Tussen 2012 en 2014 twijfelde de internationale gemeenschap tussen 2 agenda's. Moesten de opvolgers van de 8 MDGs uitsluitend doelstellingen voor armoedebestrijding zijn of moesten de doelstellingen voor armoedebestrijding samensmelten met die voor duurzame ontwikkeling? Pas in augustus 2014 kwam men tot een consensus om een lijst van 17 SDGs op te stellen, de opvolgers van de MDGs (Verslag van de open werkgroep van de Algemene vergadering over de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, 12 augustus 2014). Het volledige post-2015-proces is al sinds 2010 bijzonder inclusief verlopen en is gevolgd door duizenden mensen. De Verenigde Naties houden sinds 2010 thematische consultaties op nationaal, regionaal en mondiaal niveau via hun agentschappen (WHO, UNICEF, enz.). Over de hele wereld nam bijna een miljoen mensen eraan deel. Europees proces: de Europese Commissie heeft van haar kant eveneens openbare consultaties gehouden bij de lidstaten en het middenveld. Ook internationale en nationale ngo's over de hele wereld hebben consultaties georganiseerd over het post-2015-kader. Honderden "think thanks" schreven verslagen over een mogelijk post

26 kader. Over de conferentie over de financiering van ontwikkeling, Addis-Abeba, juli 2015: De derde internationale conferentie over de financiering van ontwikkeling vond plaats in Addis-Abeba (Ethiopië) van 3 tot 16 juli De 2 voorafgaande conferenties vonden plaats in Doha (2008) en in Monterrey (2002) en toonden het belang aan van verschillende geldstromen voor ontwikkeling (officiële ontwikkelingshulp, directe buitenlandse investeringen, remittances, enz.) In de context van post-2015 was de conferentie van Addis-Abeba belangrijk omdat ze een financieel kader wilde scheppen voor de doelstellingen van Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (Agenda post-2015). Men is het erover eens dat het actieprogramma van Addis-Abeba weinig vooruitgang boekt tegenover de verbintenissen van de voorafgaande conferenties in Doha en Monterrey. Vergeleken met de twee voorafgaande conferenties over de financiering van ontwikkeling kent het actieprogramma van Addis-Abeba volgende nieuwigheden: De vraag om officiële ontwikkelingshulp vaker aan vrouwen toe te kennen, aan projecten die vrouwen zelfstandiger te maken en die de gelijkheid tussen man en vrouw bevorderen. Het voorstel om een "nieuwe instantie" op te richten om de lacunes op vlak van infrastructuur op te vangen en het creëren van een "mechanisme voor technologie-overdracht" waarmee de noden op dat vlak achterhaald kunnen worden. 9

27 10

28 Doelstellingen van deze slide: Twee belangrijke elementen voorstellen van het Europees beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. Uiteraard zijn er nog andere, maar we hebben de elementen gekozen die we zelf het belangrijkst vinden en die ook nu nog een impact hebben op de Belgische ontwikkelingssamenwerking: het Programma voor verandering (Agenda for Change) (2011) en de Gedragscode (2007). Het Europees kader is belangrijk voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking aangezien de DGD zowel haar beleid als haar werkinstrumenten hieraan toetst. Agenda for Change (2011) Op 13 oktober 2011 publiceerde de Europese Commissie het bericht "De impact van het EU-beleid inzake ontwikkeling verhogen: een agenda voor verandering" (Increasing the impact of EU development policy : an agenda for change). Dit bericht gaf aanleiding tot conclusies van de Raad (van de EU) op 14 mei 2012 en zet de krijtlijnen uit voor de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie in de komende jaren. In dit belangrijke beleidsdocument vraagt de Europese Commissie om de steun te concentreren op twee doelstellingen: Mensenrechten, democratie, goed bestuur Een inclusieve en duurzame groei ten dienste van de menselijke ontwikkeling. Mensenrechten, democratie en goed bestuur: de situatie en de capaciteit van landen om hervormingen door te voeren op het vlak van deze belangrijke elementen worden in aanmerking genomen bij de samenstelling en het niveau van de hulp. Er zullen specifieke programma's zijn voor deze domeinen. Rechtstreekse steun aan het middenveld geniet de voorkeur wanneer de situatie op het vlak van democratie en mensenrechten niet 11

29 bevredigend geacht wordt. In bepaalde gevallen zullen strengere voorwaarden overwogen worden. Er wordt wel rekening gehouden met de bijzonderheden van fragiele situaties. Inclusieve en duurzame groei ten dienste van ontwikkeling: de Europese Commissie legt het accent op de 3 dimensies: 1) sociale bescherming, gezondheid, onderwijs en werk. 2) Zakelijk klimaat, regionale integratie en wereldmarkten. 3) Duurzame landbouw en energie. In haar mededeling stelt de Commissie ook "3 instrumenten" voor: Gedifferentieerde partnerships voor ontwikkeling. Beter gecoördineerde acties van de EU aan de hand van een "gemeenschappelijke programmatie". Meer coherentie tussen de beleidslijnen van de EU. Gedifferentieerde partnerships voor ontwikkeling: de Europese Commissie stelt voor om partnerships en hulpmodaliteiten te differentiëren op basis van het niveau van economische ontwikkeling van de landen. Enerzijds zou de hulp in de vorm van giften voor meer ontwikkelde landen als Brazilië, India en China stoppen of verminderen. Anderzijds zou daardoor de financiering kunnen focussen op de landen die ze het meest nodig hebben en daardoor een grotere impact hebben. Voorrang gaat naar de buurlanden van de EU (in het oosten en in het zuiden), subsaharisch Afrika, de minst ontwikkelde landen en de fragiele landen. Beter gecoördineerde acties van de EU : de Europese Commissie wil de "verdeling van het werk" tussen donoren verbeteren om te vermijden dat het aanbod van de EU en de noden van de landen niet op elkaar zijn afgestemd. Een van de voorgestelde instrumenten is de gezamenlijke programmatie(joint Programming). Bedoeling is om een strategie uit te werken voor een "gezamenlijk antwoord" tussen de EU en haar lidstaten op basis van een gezamenlijke analyse van de situatie van een land. De 28 lidstaten en de Commissie zouden zo voor elk partnerland een document voor unieke gezamenlijke programmatie kunnen opstellen dat het werk per sector indeelt en financiële toewijzingen per sector en per donor. De Europese Commissie vraagt om die gezamenlijke programmering in de mate van het mogelijke af te stemmen op de cycli van de nationale strategieën van de partnerlanden. In 2015 stellen we vast dat de gezamenlijke programmatie nog niet volledig gerealiseerd is, maar dat ze geleidelijk wordt doorgevoerd. Zo wil de DGD de Belgische ontwikkelingsprogramma's op de kalender van de Europese samenwerkingsprogramma's afstemmen. Meer coherentie tussen de beleidslijnen van de EU: het accent ligt op de band tussen veiligheid en ontwikkeling, de transitie tussen humanitaire hulp, de reactie op crisissen en de ontwikkelingssamenwerking, en op de samenhang tussen ontwikkeling en migratie. EU-gedragscode (2007) De "gedragscode van de Europese Unie inzake de complementariteit en de taakverdeling binnen het ontwikkelingsbeleid" (2007) heeft de sector van de ontwikkelingshulp grondig door elkaar geschud en nog steeds gloeiend actueel. De gedragscode is voortgevloeid uit de volgende vaststellingen: De statistieken tonen aan dat de donoren in de landen waar ze vertegenwoordigd zijn, vaak gericht zijn op dezelfde sectoren (water, gezondheid, onderwijs, enz.). Binnen de landen worden dus sommige sectoren 11

30 stiefmoederlijk behandeld. De statistieken tonen ook aan dat donoren vaak op dezelfde landen gericht zijn. Sommige landen worden door de donoren dus gul behandeld ( donor darlings ) en andere stiefmoederlijk ( aid orphans ). Het feit dat er stiefmoederlijk behandelde landen en sectoren bestaan, met als logisch gevolg dat donoren zich allemaal concentreren op dezelfde landen en dezelfde sectoren, wordt de versnippering van de hulp genoemd. De Gedragscode is een antwoord op de versnippering van de hulp: de EU-lidstaten komen overeen om het werk onderling te verdelen. Dit noemt men taakverdeling(division of Labour). De taakverdeling onder donoren kan tussen landen of tussen sectoren in hetzelfde land gebeuren. De gedragscode omvat 11 principes die bedoeld zijn om de administratieve formaliteiten te beperken en de hulpverlening efficiënter, sneller en beter te organiseren. Twee daarvan zijn van groot belang: het aantal partnerlanden beperken en maximaal 2 interventiesectoren per partnerland (noot: de Belgische bilaterale gouvernementele ontwikkelingssamenwerking respecteert dit principe, behalve voor de 3 landen van het Gebied van de Grote Meren (DRC, Burundi en Rwanda), waar ze een maximum van 3 sectoren nastreeft. Om hier verder op in te gaan: Over het Europese proces voor de VN-conferenties: Het Europese proces is belangrijk voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De Belgische stem klinkt bij de Verenigde Naties inderdaad door via het gemeenschappelijke standpunt dat op het niveau van de EU en haar lidstaten tot stand gekomen is. Om deze gemeenschappelijke positie voor te bereiden onderhandelen de lidstaten binnen de Raad van de EU op basis van een voorstel van de Europese Commissie en de Europese dienst voor externe actie. Dit gemeenschappelijke standpunt is onder meer te vinden in de conclusies van de Raad van de EU, die als basis dienen voor de positie van de EU en haar lidstaten bij de multilaterale onderhandelingen op de Verenigde Naties. België laat in deze Europese debatten zijn positie en zijn prioriteiten gelden, zowel op technisch vlak (Expertengroep van de EU, het Ontwikkelingscomité van de Europese Raad) als op politiek gebied (Raad van Buitenlandse Zaken, groep van de ministers van Ontwikkelingssamenwerking). Intern wordt de positie van België binnen de EU voorbereid via een hele reeks consultatievergaderingen (met name met de maatschappelijk middenveld) en coördinatiemeetings (met andere FODs of gefedereerde entiteiten). 11

31 Doelstelling van de slide : uitleggen wat de wet van 2013 (aangepast op 09/01/2014) juist inhoudt. Deze wet vormt de wettelijke basis voor de acties van de DGD. Het is uitermate positief dat er een wet bestaat, want dat maakt het mogelijk de ontwikkelingssamenwerkingsacties in een kader te plaatsen. De wet legt de doelstelling van de Belgische ontwikkelingssamenwerking vast. Ze bepaalt 3 kanalen waarlangs de hulp van de DGD gebeurt: Gouvernementele samenwerking Niet-gouvernementele samenwerking Multilaterale samenwerking De wet bepaalt eveneens 4 interventiesectoren (uitsluitend voor de gouvernementele samenwerking) en 3 prioritaire thema's, naast 2 transversale thema's (voor alle samenwerkingskanalen). Om hier verder op in te gaan: Fragmenten uit het OESO-rapport over de Belgische ontwikkelingssamenwerking (DAC Peer Review) (2015): "Uit de federale wet van 2013 over ontwikkelingssamenwerking blijkt duidelijk de ambitie van België in dit domein, namelijk "bijdragen aan een duurzame, mensgerichte ontwikkeling". De wet wordt door velen nageleefd en eigen gemaakt: sterk uiteenlopende actoren namen deel aan het drie jaar durende actualiseringsproces van de wet en sommige van hun prioriteiten werden in aanmerking genomen. Ook al is ze niet van 12

32 toepassing op de deelstaten, toch sluit ze aan bij hun prioriteiten. Sinds 2010 heeft België grote vooruitgang geboekt met zijn strategisch kader, overeenkomstig de aanbevelingen van de laatste peer review. De wet bestrijkt intussen een breder domein doordat zowel ontwikkelingshulp als humanitaire hulp hieronder vallen. Ze regelt ook de manier waarop België de ontwikkeling van de privésector zal ondersteunen in de ontwikkelingslanden. De banden tussen het ontwikkelingsprogramma en het humanitaire programma werden niet aangehaald, maar België gebruikt wel humanitaire fondsen voor heropbouw- en recovery-activiteiten (...) (p. 16). "Armoedebestrijding neemt voor België een belangrijke plaats in ontwikkelingssamenwerking in. Dat blijkt met name uit de steun die het toekent aan de MOLs en aan fragiele situaties. België heeft geen specifieke richtlijnen vastgelegd voor deze doelstelling, maar zegt dat het zijn inspanningen zal richten op een inclusieve economische groei om armoede, uitsluiting en ongelijkheid tegen te gaan. Gezien de vele thematische en sectorale prioriteiten in de Belgische wetgeving, beleidslijnen en strategieën, bestaat het risico dat er minder belang wordt gehecht aan armoedebestrijding" (p. 16). Elk samenwerkingskanaal heeft zijn eigen uitvoeringsmodaliteiten, door DGD samen met de verscheidene actoren overeengekomen. Elk samenwerkingskanaal heeft ook zijn eigen budget in de algemene uitgavenbegroting van de Belgische staat (Activiteitenprogramma). 12

33 Doelstelling van deze slide: Deze slide wil een antwoord geven op de vraag: hoe wordt Belgische ODA gebruikt? Deze slide geeft een overzicht van de bronnen en uitgavenposten die samen het hele Belgische budget ontwikkelingssamenwerking vormen, hetzij 0,46 % van het BNI in We stellen vast dat het grootste deel van de Belgische ODA beheerd wordt door DGD (66%). 1. DGD: 66% van de Belgische ODA in 2014 (de grootste bron). In 2014 levert DGD 66% van het totaal aan officiële ontwikkelingshulp van België (totale Belgische ODA in 2014 = 1.845, 39 md euro). Als hoofdleverancier van ODA in België is DGD eveneens de belangrijkste speler binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De ontwikkelingshulp verloopt concreet via 3 kanalen en 4 instrumenten, die verderop in deze presentatie in detail uitgelegd zijn: Het kanaal van de gouvernementele samenwerking: 16% van de totale Belgische ODA, hetzij 292 miljoen euro, wordt toegekend aan gouvernementele samenwerking. Dit is een vorm van samenwerking van staat tot staat. Dit wordt ook rechtstreekse bilaterale ontwikkelingssamenwerking genoemd. De uitvoering hiervan ligt bij BTC. Het kanaal van de multilaterale samenwerking: 28% van de totale Belgische ODA, hetzij 517 miljoen euro, wordt toegekend aan multilaterale samenwerking. Het gaat hier om financiële bijdragen van België aan agentschappen van de Verenigde Naties (FAO, WHO, UNICEF, UNESCO, enz.), aan de Europese Unie en aan o ntwikkelingsbanken als de Wereldbank. De multilaterale ontwikkelingssamenwerking vertegenwoordigt het grootste gedeelte van het budget van DGD, met name omwille van de verplichte bijdragen van België aan 13

34 het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en aan de Wereldbank. Het kanaal van de niet-gouvernementele samenwerking: 13% van de totale Belgische ODA, hetzij 249 miljoen euro, wordt toegekend aan nietgouvernementele samenwerking. Dit is de samenwerking die tot stand komt door de niet-gouvernementele actoren (ANGS), meer bepaald de ngo's, universiteiten, researchinstellingen, vakbonden, mutualiteiten, steden en gemeenten. De 3 overige instrumenten van DGD vertegenwoordigen samen 9% van de totale Belgische ODA: 102 miljoen voor humanitaire hulp, 55 miljoen voor steun aan de lokale privésector en 5,6 miljoen voor ontwikkelingseducatie in België (uitgezonderd de gelden die de ngo's verkrijgen). 2. De "andere departementen" (behalve DGD) leveren samen 34% van de totale ODA van België. Van die 34% is 5% afkomstig van de gemeenschappen en de gewesten, hetzij 81 miljoen euro. Om hier verder op in te gaan: Detail van de inhoud van de rubriek "Andere FOD" (24,5% van de Belgische ODA in 2014): In deze rubriek wordt een deel van de Belgische bijdragen via de FOD Financiën ingeschreven bij de Europese Commissie (14,6% van de Belgische ODA). België mag, net als alle lidstaten, een gedeelte van de hulp die geleverd wordt door de Commissie inschrijven als ODA, op basis van de bijdrage die wordt geleverd door de FOD Financiën als verplichte bijdrage van België aan het budget van de Europese Unie. Fedasil: een gedeelte van de uitgaven die worden gedaan voor vluchtelingen in België door Fedasil kan worden verrekend als ODA (7,6% van de Belgische ODA in 2014). De overige uitgavenposten van deze rubriek (2,3% van de Belgische ODA) betreffen de ODA die toegekend wordt door andere FODs (bv. de bijdragen van de FOD Binnenlandse Zaken bij de vrijwillige terugkeer van migranten naar hun land van oorsprong), net als schuldenkwijtscheldingen (0,3% van de Belgische ODA in 2014) via de Nationale Delcrederedienst. De gewesten en gemeenschappen: 5% van de Belgische ODA in 2014: Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap (3,1% van de Belgische ODA in 2014): het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking (VAIS) werkt samen met 3 partnerlanden (Mozambique, Zuid-Afrika en Malawi). Waals Gewest en Franstalige Gemeenschap (1,3% van de Belgische ODA in 2014): het Agence Wallonie-Bruxelles International (WBI) is vertegenwoordigd in tal van ontwikkelingslanden. Alle Vlaamse en enkele Waalse provincies doen aan ontwikkelingssamenwerking via, onder andere, steun aan projecten in het Zuiden en sensibilisering in België (0,6% van de Belgische ODA in 2014). Noot: de volledige en gedetailleerde cijfers over de Belgische ODA zijn te verkrijgen bij de DGD en op internet : ganisatie/oda/oda-databank/ 13

35 Doelstelling van deze slide: De structuur van punt 5 voorstellen: hoe verschillende actoren de hulp van DGD uitvoeren. Die actoren werken binnen 3 samenwerkingskanalen en 3 specifieke instrumenten. De presentatie focust op de actoren die de officiële ontwikkelingshulp van DGD uitvoeren omdat DGD de belangrijkste institutionele speler is binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking. (Ter herinnering: DGD beheert 66% van de totale officiële ontwikkelingshulp van België). 14

36 Doelstelling van deze slide: Uitleggen wat het kanaal voor gouvernementele samenwerking juist is, d.w.z. de samenwerking tussen de Belgische regering en de regering van een partnerland. De twee regeringen zijn zelf ontwikkelingsactoren. Partnerlanden van de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking: 14 partnerlanden sinds de ministerraad van 21/05/2015: Benin, Burkina Faso Burundi, Guinee (Conakry), Mali, Marokko, Mozambique, Niger, Oeganda, DRC, Rwanda, Senegal, Tanzania, het Palestijns Gebied. Het aantal partnerlanden (zo'n twintig jaar geleden waren er 40 landen, nu nog 14): wijst op meer concentratie (in de lijn van de internationale hulpcontext). Dat betekent minder versnippering van de uitgaven, meer concentratie en relatief lagere transactiekosten. De ministerraad legt de lijst van de partnerlanden vast, op basis van een aantal criteria zoals de armoedegraad, aspecten van goed bestuur en de mogelijkheden voor België om betekenisvolle hulp te bieden. Dat betekent dus dat er ook een politiek element meespeelt. De Belgische samenwerking kiest voor een gedifferentieerde aanpak: We gaan niet op dezelfde manier te werk in een lage-inkomensland (Low-Income Country of LIC) zoals Benin, in een fragiel land als Burundi of in een middeninkomensland (Middle-Income Country of MIC) als Marokko.). Een land wordt als fragiel beschouwd wanneer de overheid niet in staat is om een 15

37 basisdienstverlening te garanderen. Samenwerkingsprogramma (SP) Het samenwerkingsprogramma legt de interventiesectoren vast op basis van de 4 door de wet vermelde sectoren: gezondheidszorg, onderwijs en vorming, landbouw en voedselveiligheid, basisinfrastructuur (maximaal 2 sectoren per land, maar 3 in Centraal- Afrika). Daarnaast bepaalt het programma het budget dat toegekend wordt aan de partnerlanden. Een samenwerkingsprogramma wordt ondertekend voor een duur van 4 of 5 jaar. Uitvoering door BTC: BTC is vertegenwoordigd in de partnerlanden via zijn "Plaatselijke Vertegenwoordigers", die er controleren of de programma's en projecten goed uitgevoerd worden. De projectdeskundigen worden aangenomen door BTC en vallen onder diens verantwoordelijkheid. Om hier verder op in te gaan: Tot in juni 2015 telde de bilaterale samenwerking 18 partnerlanden. Onlangs werden Peru, Bolivia, Ecuador, Vietnam, Zuid-Afrika en Algerije van de lijst met partnerlanden geschrapt. Nu worden ze onderworpen aan een exitstrategie. 8 van de 14 partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking zijn landen die de OESO als fragiel bestempelt: Burundi, Guinee, Mali, Niger, Oeganda, DRC, Rwanda, Palestijns Gebied. In die landen is de nood het hoogst, maar de omstandigheden zijn er ook het moeilijkst en de risico's het grootst. België werkt samen met 3 midden-inkomenslanden (Middle Income Countries MICs): Marokko, Senegal en het Palestijnse Gebied. De 11 andere partnerlanden zijn lageinkomenslanden (LICs). Een land kan tegelijk fragiel en LIC zijn (Burundi) of fragiel en MIC (Palestijns Gebied). DGD heeft beleidsnota's opgesteld over fragiele situaties en over middeninkomenslanden (zie site DGD of rubriek ontwikkelingssamenwerking/strategieën). Deze beleidsnota's leggen uit hoe de Belgische samenwerking functioneert in een speciale context. Ze geven ook een bibliografie van de bronnen die werden gebruikt om landen te klasseren als fragiel of als middeninkomensland (voornamelijk de OESO en de Wereldbank). Naast de 14 partnerlanden, genieten ook andere ontwikkelingslanden Belgische steun. De niet gouvernementele actoren kunnen DGD-subsidies in 30 landen (waaronder de 14 partnerlanden van de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking) aanwenden. De humanitaire hulp kan daarentegen overal waar de nood zich voordoet aangewend worden. België wil zich voor de gouvernementele samenwerking concentreren op een maximum 15

38 van 2 sectoren, met 2 uitzonderingen: 3 sectoren in Centraal-Afrika en 1 sector voor de MIC-landen. Europese gezamenlijke programmering("joint Programming") en tussentijdse SPs: bereidheid om de Belgische samenwerkingsprogramma's af te stemmen op de kalender van de Europese samenwerkingsprogramma's. In functie van de landen kan worden gewerkt met de realisatie van een tussentijds programma (van twee jaar), een soort overgangsprogramma waardoor men de tijd heeft om zich af te stemmen op het volgende Europese samenwerkingsprogramma van het partnerland. Hulpvormen van de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking Projecthulp - Dit is de meest bekende hulpvorm. Project = geheel van middelen (geld, materiaal, expertise ), activiteiten en resultaten waar donorland en partnerland het over eens zijn. Een project wordt opgezet om specifieke doelen te bereiken in een bepaalde tijdspanne, in een bepaald geografisch gebied en met een bepaald budget. Programmahulp - Bij een programma-aanpak wordt de ontwikkelingshulp op een gecoördineerde wijze toegespitst op een programma van het begunstigde land zelf, zoals een nationaal plan om de armoede te bestrijden, een sectorprogramma voor het onderwijs, een thematisch programma voor meer vrouwenrechten enz. Budgethulp - We spreken van budget- of begrotingshulp wanneer het geld van de donoren direct op de staatsbegroting van het begunstigde land wordt ingeschreven. Op die manier kan het begunstigde land meer activiteiten uitvoeren om de armoede te bestrijden, op basis van goedgekeurde meerjarenplannen (zogenaamde Poverty Reduction Strategies of armoedebestrijdingsplannen). "Basketfunding" - Dit is een instrument voor ontwikkelingssamenwerking waarmee verschillende donoren financiële middelen aanbieden op één enkele rekening voor de financiering van projecten/programma's voor de ontwikkeling van het partnerland. Gedelegeerde samenwerking - Is een hulpvorm waarbij de donoren een deel van hun ontwikkelingsgeld toevertrouwen aan een andere (bilaterale of multilaterale) donor. België kan zo bijvoorbeeld geld krijgen van Groot-Brittannië om projecten in Congo uit te voeren. Ons land wordt immers beschouwd als een ervaren expert in Centraal-Afrika. Omgekeerd kan België beslissen om geld toe te vertrouwen aan Spanje voor projecten in Latijns-Amerika. Het doel van gedelegeerde samenwerking is om de hulp doeltreffender te maken (Verklaring van Parijs). Geld samenvoegen levert immers schaalvoordelen op en ook voor het begunstigde land is het voordelig omdat het met minder gesprekspartners te maken krijgt. Studiebeurzen - stagebeurzen - Opleiding, kennisoverdracht en vaardigheden aanleren zijn essentiële activiteiten om de partnerlanden in staat te stellen hun eigen ontwikkeling in handen te nemen en de armoede te bestrijden. Daarom zijn studie- en stagebeurzen voor onderdanen van de partnerlanden een essentiële component van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Uitvoeringsmodaliteiten van de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking: 15

39 Regie : de uitvoering van projecten verloopt volgens de procedures van Belgische overheidsopdrachten. Medebeheer : de verantwoordelijkheden worden gedeeld tussen het partnerland en België. Nationale uitvoering: de uitvoering van projecten verloopt volgens de procedures en overheidsopdrachten van het partnerland. We herinneren eraan dat de Verklaring van Parijs de nationale uitvoering aanbeveelt (afstemmingsprincipe). In sommige landen kan het echter moeilijk zijn om de procedures en de overheidsopdrachten van het partnerland te gebruiken, omwille van corruptie en/of de zwakheid van het openbaar bestuur. Dat is de reden waarom de uitvoeringsmodaliteiten gezamenlijk bepaald worden door DGD, BTC en het partnerland, na een risicoanalyse. Eenvoudig samengevat komt het erop neer dat de risicoanalyse een evaluatie is van, enerzijds, de voordelen van het gebruik van de nationale systemen (met name een versterking van de nationale capaciteit) en anderzijds van de fiduciaire risico's die verbonden zijn aan het gebruik van de procedures en de overheidsopdrachten van het partnerland. Deze risicoanalyse vormt een belangrijk element in de keuze van de vorm van de steun en de uitvoering ervan, want het is logisch dat de belastingbetaler wil weten hoe zijn geld wordt beheerd en waaraan het wordt besteed. Als de risicoanalyse aantoont dat er risico's bestaan die de goede uitvoering van de werken in gevaar kunnen brengen, dan opteert men beter voor het systeem van regie, wetende dat je door dit te doen de risico's beperkt, maar het afstemmingsprincipe van de Verklaring van Parijs niet respecteert. Omgekeerd, als de risico's klein zijn opteert men beter voor de nationale uitvoeringsvorm die wordt aanbevolen door de Verklaring van Parijs. In de meeste gevallen wordt als modaliteit het medebeheer gekozen. Bovendien is het bijna altijd zo dat een interventie een mix is van uitvoeringsmodaliteiten: in regie voor de rekrutering van technisch personeel door BTC enerzijds en medebeheer anderzijds. Als het gaat om budgethulp gebruikt men noodzakelijkerwijze de nationale systemen (begrotingsprocedures), aangezien de fondsen rechtstreeks worden ingeschreven in de staatsbegroting van het partnerland. Daarom zijn de Belgische begrotingsautoriteiten (de Inspecteur van Financiën) vaak terughoudend tegenover het gebruik van de modaliteit van budgethulp. In middeninkomenslanden wordt budgethulp zelden gebruikt, omdat die landen geen behoefte hebben aan een financiële injectie in de staatsbegroting. In het licht van de twee voorgaande punten zou je dus kunnen zeggen dat landen die het meest behoefte hebben aan budgethulp (de armste landen) vaak ook landen zijn waar deze modaliteit van hulpverlening het moeilijkst te realiseren is. De risicoanalyse is uiteraard geen Belgo-Belgische analyse. DGD en BTC baseren zich op de door alle donoren samen in een bepaald land gedane werken en meer bepaald op de gezamenlijke evaluatie van de PEFA (Public Expenditure and Financial Accountability) en het FRA (Fiduciary Risk Assessment). Bovendien wordt elke donor door het partnerland beoordeeld op zijn prestaties op het vlak van de toepassing van de principes en de indicatoren van de Verklaring van Parijs. Deze evaluatie wordt uitgevoerd via het DPAF (Donor Performance Assessment Framework). Het gaat hier om een oefening in wederzijdse accountability (Mutual accountability). 15

40 Het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ)) (belangrijk: in 2016 zal het BFVZ een grondige hervorming moeten doorvoeren en misschien andere vorm van ontwikkelingssamenwerking moeten uitbouwen): In het organigram (en het budget) van DGD bevindt het BFVZ zich binnen de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking, ook al werkt het Fonds zowel met BTC als met ngo's en multilaterale organisaties samen. Het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid werd opgericht door de wet van het federaal parlement van 19 januari Het wordt gefinancierd door de Nationale Loterij en deels door DGD, die aanvullende financiering voorziet. De oprichting op initiatief van het parlement en de financiering door de Loterij maken er een uniek ontwikkelingsinstrument van. Hoewel het BFVZ pas in 2010 werd opgericht, bestaat het eigenlijk al meer dan 30 jaar. Van 1983 tot 2009 gingen twee andere fondsen het BFVZ vooraf: het Overlevingsfonds Derde Wereld, opgericht door de wet van 3 oktober 1983 en het Belgisch Overlevingsfonds, opgericht door de wet van 9 februari Het Overlevingsfonds Derde Wereld kwam er na de verontwaardigde reacties van het publiek op de hongersnood in de Hoorn van Afrika en de Sahel. Daarnaast was het een gevolg van het "Manifest tegen de honger" dat begin jaren 80 ondertekend werd door 77 laureaten van de Nobelprijs, en van de optocht van de Belgische bevolking, samen met 60 burgemeesters, in juni 1982 voor het oprichten van een fonds om de honger in de wereld te bestrijden. Het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid (BFVZ) beschikt over een enveloppe van zo'n 17 miljoen euro per jaar, afkomstig uit de nettowinst van de Nationale Loterij. Het grote verschil tussen het BFVZ en zijn voorlopers schuilt in de introductie van landenprogramma's. Het BFVZ ontwikkelt multisectorale en geïntegreerde (multidimensionale) programma's, die uitgevoerd worden door meerdere ontwikkelingsactoren die samenwerken binnen een uniek programma (programmaaanpak). Het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid komt tussen in Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara en geeft daarbij prioriteit aan partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Het BFVZ heeft als doel het verbeteren van de voedselzekerheid van de bevolking in gebieden met een groot risico op voedselonzekerheid, met de focus op de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Het Fonds houdt rekening met de vier dimensies van voedselzekerheid: beschikbaarheid van voedingsmiddelen; financiële en fysieke toegang tot voeding; stabiliteit en veilige toegang tot voedingsmiddelen op elk moment van het jaar en voor iedereen; en de kwaliteit van de voeding met een voldoende hoge voedingswaarde voor een gezond en actief leven. De partnerorganisaties van het BFVZ zijn VN-organisaties zoals de FAO en Unicef, Belgische niet-gouvernementele organisaties of BTC. Elke partnerorganisatie die deelneemt aan een programma van het BFVZ houdt zich bezig met de aspecten waar ze mee vertrouwd is en waarvoor ze een meerwaarde kan betekenen. Op die manier verbetert de kwaliteit van de interventies en vullen de organisaties elkaar mooi aan van bij de start van het gemeenschappelijk programma. De strategische visie en de uitvoeringsmodaliteiten van het BFVZ worden uitgewerkt in een beleidsnota en een procedurehandleiding, in samenwerking met de partnerorganisaties (documenten verkrijgbaar bij de DGD). 15

41 Doelstelling van de slide : Uitleg geven over het kanaal voor niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking, d.w.z. de initiatieven van derden die gesubsidieerd worden door DGD. De actoren van de niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking worden onderverdeeld in organisaties uit het middenveld of organisaties van de civiele maatschappij (OCM) (bv. ngo's en vakbonden) en andere institutionele actoren (universiteiten, verenigingen van steden en gemeenten, enz.). Voor de niet gouvernementele samenwerking bestaat er over het algemeen een medefinanciering (meestal ongeveer 80% DGD 20% eigen middelen. Het punt van overeenkomst van alle actoren van de niet gouvernementele samenwerking is hun initiatiefrecht: het zijn zij die hun strategieën bepalen, hun partners en de interventies die ze ter financiering voorleggen aan DGD. De niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking heeft steeds beschikt over belangrijke budgeten, ongeveer het dubbele van het gemiddelde van de OESO-landen (249 miljoen euro ontvangen in2014). De laatste jaren heeft de niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking een opeenvolging van hervormingen gekend, die nog steeds lopen. De "voornaamste redenen" van die hervormingen waren vaak de volgende: Efficiëntie van de interventies van de actoren van de niet gouvernementele samenwerking. 16

42 Geografische concentratie van de gesubsidieerde interventies van de niet gouvernementele samenwerking, met prioriteit voor de partnerlanden van de gouvernementele ontwikkelingssamenwerking. Overleg, complementariteit en synergie tussen de actoren van de niet gouvernementele samenwerking. Overleg, complementariteit en synergie van de actoren van de niet gouvernementele samenwerking met de andere actoren op het terrein (o.a. BTC). Professionalisering : verscherpte erkenningscriteria. Administratieve vereenvoudiging Om hier verder op in te gaan : Net zoals bij de gouvernementele samenwerking was er de laatste jaren een vermindering van het aantal landen waarvoor de van de actoren van de niet gouvernementele samenwerking bij DGD subsidies konden aanvragen. Tot eind 2016 komen 50 landen hiervoor in aanmerking, maar vanaf 2017 zal het slechts gaan om een 30-tal landen, waaronder de 14 partnerlanden van de gouvernementele samenwerking. Vanaf 2017 moeten de programma's van de van de actoren van de niet gouvernementele samenwerking in elk land passen binnen een gemeenschappelijk strategisch kader voor alle actoren van de niet gouvernementele samenwerking die aanwezig zijn in het land. Deze kaders mogen ook thematisch van aard zijn. Dat gemeenschappelijk strategisch kader zal voortvloeien uit een gemeenschappelijke contextanalyse met als doel een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen op de uitdagen waarmee de civiele maatschappij in een land geconfronteerd wordt en de meest efficiënte manier om de civiele actoren te versterken. Hierbij wordt rekening gehouden met de ervaring en de competentie (o.a. binnen een bepaalde sector) van Belgische actoren van de niet gouvernementele samenwerking. Het is niet alleen de bedoeling om de complementariteit en de synergiën van de Belgische actoren van de niet gouvernementele samenwerking te identificeren, maar ook van alle organisaties die in dat land actief zijn en uiteraard ook met de Belgische gouvernementele samenwerking in de 14 partnerlanden en in België. Het gemeenschappelijk strategisch kader en de gemeenschappelijke contextanalyse zijn twee documenten die als referentie zullen dienen om de gouvernementele en nietgouvernementele ontwikkelingssamenwerking beter op elkaar af te stemmen. Er komen een 33 gemeenschappelijke strategische kaders, waaronder een thematisch rond Waardig werk en een voor België rond ontwikkelingseducatie. 75% van de middelen die toegekend worden aan de actoren van de niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking moeten passen in deze gemeenschappelijke strategische kaders. Voor de niet-gouvernementele samenwerking is het belangrijk te signaleren dat er momenteel gewerkt wordt aan een nieuwe erkenningsprocedure voor de actoren van de niet gouvernementele samenwerking : zij zal leiden tot een vermindering van het aantal erkende actoren van de niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking in De erkenning zal gebeuren op basis van criteria die onder meer betrekking hebben op de managementcapaciteiten van de organisatie (financieel, strategie, human 16

43 ressources, processen ). Een studiebureau evalueert de actoren van de niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking op basis van die nieuwe criteria. In totaal hebben 106 actoren van de niet gouvernementele ontwikkelingssamenwerking hun erkenning aangevraagd. 16

44 Doelstelling van deze slide: Uitleg geven over het kanaal van multilaterale ontwikkelingssamenwerking, d.w.z. de samenwerking tussen de Belgische regering en multilaterale organisaties die programma's uitvoeren dankzij de subsidies van België en andere donoren. 15 multilaterale partnerorganisaties van DGD De multilaterale ontwikkelingssamenwerking van DGD is in financieel opzicht erg belangrijk: 28% van de totale Belgische ODA, hetzij 517 miljoen euro in Sinds de ministerraad van 21/05/2015 is de lijst van multilaterale partnerorganisaties afgeslankt van 20 tot 15 organisaties. Die 15 organisatie zijn de volgende: 13 organisaties van de "VN-familie": UNICEF, UNFPA, UNDP, UNEP, FAO, CGIAR, WHO, UNAIDS, VN-vrouwen, ILO, OHCHR, Wereldbank, IMF. 2 organisaties buiten de VN: IOM en GFATM. De IOM (Internationale Organisatie voor Migratie) is een intergouvernementele organisatie en het GFATM (Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria) is een Zwitserse stichting. Die 15 organisaties werden gekozen door de ministerraad van 21/05/2015 omdat hun mandaat en hun activiteiten aansluiten bij de thematische prioriteiten van DGD. Bijvoorbeeld: Landbouw en voedselzekerheid: FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties) en CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research). 17

Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN

Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN STRUCTUUR VAN DE PRESENTATIE: 1. DIVERSITEIT EN DIFFERENTIATIE VAN DE ONTWIKKELINGSACTOREN Actoren van

Nadere informatie

Deze PowerPointpresentatie werd door DGD en BTC samen voorbereid.

Deze PowerPointpresentatie werd door DGD en BTC samen voorbereid. Waarschuwing voor de sprekers die deze presentatie gebruiken: Deze PowerPointpresentatie werd door DGD en BTC samen voorbereid. De sprekers moeten deze presentatie beschouwen als een geheugensteuntje en

Nadere informatie

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ACP-UE/101.868/B 19.3.2015 ONTWERPVERSLAG over de financiering van de investeringen en de handel, met

Nadere informatie

AANGENOMEN TEKSTEN. Follow-up en stand van zaken van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling

AANGENOMEN TEKSTEN. Follow-up en stand van zaken van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling Europees Parlement 2014-2019 AANGENOMEN TEKSTEN P8_TA(2016)0224 Follow-up en stand van zaken van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling Resolutie van het Europees Parlement van

Nadere informatie

15293/08 cle/gra/jv 1 DG E II

15293/08 cle/gra/jv 1 DG E II RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 november 2008 (12.10) (OR. fr) 15293/08 DEVGEN 210 ACP 219 RELEX 868 CDR 115 NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad d.d.: 11 november 2008 nr. vorig doc.:

Nadere informatie

Sustainable development goals

Sustainable development goals Sustainable development goals The road to dignity by 2030 Ending Poverty, Transforming all Lives and Protecting the Planet = De weg naar waardigheid, Armoede beëindigen, alle levens veranderen en de aarde

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

Van ODA naar Internationale Samenwerking

Van ODA naar Internationale Samenwerking Age Bakker Van ODA naar Internationale Samenwerking De Official Development Assistance (ODA) is qua definitie aan vernieuwing toe. De Nederlandse regering stelde in 2012 een commissie in om met voorstellen

Nadere informatie

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU. Zittingsdocument. over de doeltreffendheid van steun en definitie van publieke ontwikkelingssteun

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU. Zittingsdocument. over de doeltreffendheid van steun en definitie van publieke ontwikkelingssteun PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU Zittingsdocument ACP-EU/100.300/B/08 9.7.2008 VERSLAG over de doeltreffendheid van steun en definitie van publieke ontwikkelingssteun Commissie Economische Ontwikkeling,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Contactpersoon Anne Poorta T +31-70-3485428

Nadere informatie

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie Europees Parlement 2014-2019 Zittingsdocument B8-0587/2016 9.5.2016 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van verklaringen van de Raad en de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Nadere informatie

Ontwikkelingssamenwerking: begrippen, geschiedenis, trends

Ontwikkelingssamenwerking: begrippen, geschiedenis, trends Ontwikkelingssamenwerking: begrippen, geschiedenis, trends Prof.dr. Paul Hoebink Cordaid/CIDIN Masterclass Profielwerkstuk Nijmegen 23 september 2016 Centre for International Development Issues Nijmegen

Nadere informatie

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid // 3 Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid Na de crisis van de

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Betreft: Kadertekst van de nationale strategie duurzame ontwikkeling (NSDO)

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Betreft: Kadertekst van de nationale strategie duurzame ontwikkeling (NSDO) DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Kadertekst van de nationale strategie duurzame ontwikkeling

Nadere informatie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij de VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij de VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.12.2011 SEC(2011) 1476 definitief WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij de VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) en internationale klimaatfinanciering in 2018.

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) en internationale klimaatfinanciering in 2018. DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA)

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking

Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking Voorontwerp van decreet tot wijziging en optimalisatie van diverse bepalingen van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de minister-president

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van maandag 5 oktober

A D V I E S Nr Zitting van maandag 5 oktober A D V I E S Nr. 1.959 ------------------------------- Zitting van maandag 5 oktober 2015 --------------------------------------------------- Vragenlijst voor een evaluatie van de Verklaring van de IAO

Nadere informatie

Commissie ontwikkelingssamenwerking ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0000/2016

Commissie ontwikkelingssamenwerking ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0000/2016 Europees Parlement 2014-2019 Commissie ontwikkelingssamenwerking 2016/2885(RSP) 27.9.2016 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0000/2016 ingediend overeenkomstig

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie 10 april 2001 VOORLOPIGE VERSIE 2000/2243(COS) ONTWERPADVIES van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek

Nadere informatie

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting Op 29 juni 2015 werd de Aziatische infrastructuurinvesteringsbank (AIIB) opgericht met als doel het bevorderen van duurzame economische

Nadere informatie

Millennium Development Goal 8: Developing a Global Partnership for Development

Millennium Development Goal 8: Developing a Global Partnership for Development Millennium Development Goal 8: Developing a Global Partnership for Development Samenvatting In september 2000 namen 147 staatshoofden en regeringsleiders en in totaal 189 landen de Millennium Verklaring

Nadere informatie

Antwoord van de politieke partijen op het manifest van UNICEF België: verkiezingen 2014

Antwoord van de politieke partijen op het manifest van UNICEF België: verkiezingen 2014 Antwoord van de politieke partijen op het manifest van UNICEF België: verkiezingen 2014 Vraag 4: Doe uw deel: Maakt internationale samenwerking deel uit van uw prioriteiten? Hoe denkt u de belofte van

Nadere informatie

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D)

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D) Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D) 1 Inleiding Meer dan ooit is onze toekomst digitaal. Op Europees niveau speelt

Nadere informatie

Openbare ontwikkelingshulp als hefboom voor het mobiliseren van de privésector in de ontwikkelingslanden (blending)

Openbare ontwikkelingshulp als hefboom voor het mobiliseren van de privésector in de ontwikkelingslanden (blending) Advies van de Adviesraad inzake beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling Openbare ontwikkelingshulp als hefboom voor het mobiliseren van de privésector in de ontwikkelingslanden (blending) 1. Inleiding

Nadere informatie

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking Brussel, 5 juli 2006 050706_Advies_kaderdecreet_Vlaamse_ontwikkelingssamenwerking Advies over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking 1. Inleiding Op 24 mei 2006 heeft Vlaams minister

Nadere informatie

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Arnout Justaert Directeur ngo-federatie INHOUD 1. Een internationale agenda: aangepast aan de uitdagingen van vandaag? 2. Een hedendaagse Belgische ontwikkelingssamenwerking?

Nadere informatie

De Bilt, 7 februari 2019

De Bilt, 7 februari 2019 De Bilt, 7 februari 2019 De Global Goals (1) Wereldwijde agenda met 17 doelen voor duurzame ontwikkeling: Sustainable Development Goals Duurzaamheid in de breedste zin In 2015 vastgesteld door VN Te realiseren

Nadere informatie

EU-ontwikkelingsbeleid Onze wereld, onze toekomst, onze waarden

EU-ontwikkelingsbeleid Onze wereld, onze toekomst, onze waarden EU-ontwikkelingsbeleid Onze wereld, onze toekomst, onze waarden NL We leven in tijden van ingrijpende veranderingen die vragen om een aangepast EU-ontwikkelingsbeleid. De Global Development Framework after

Nadere informatie

The DAC Journal: Development Co-operation - 2004 Report - Efforts and Policies of the Members of the Development Assistance Committee Volume 6 Issue 1

The DAC Journal: Development Co-operation - 2004 Report - Efforts and Policies of the Members of the Development Assistance Committee Volume 6 Issue 1 The DAC Journal: Development Co-operation - 2004 Report - Efforts and Policies of the Members of the Development Assistance Committee Volume 6 Issue 1 Summary in Dutch Het DAC-journaal: Ontwikkelingssamenwerking

Nadere informatie

15573/17 van/gra/fb 1 DG C 1

15573/17 van/gra/fb 1 DG C 1 Raad van de Europese Unie Brussel, 11 december 2017 (OR. en) 15573/17 RESULTAAT BESPREKINGEN van: d.d.: 11 december 2017 aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig doc.: 15498/17

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSBELEID ALGEMENE BEGINSELEN

ONTWIKKELINGSBELEID ALGEMENE BEGINSELEN ONTWIKKELINGSBELEID ALGEMENE BEGINSELEN Het ontwikkelingsbeleid is een van de belangrijkste onderdelen van het buitenlands beleid van de Europese Unie. De EU heeft haar oorspronkelijke focus op de landen

Nadere informatie

Toespraak nieuwjaar event VLIR UOS 2014

Toespraak nieuwjaar event VLIR UOS 2014 Toespraak nieuwjaar event VLIR UOS 2014 Dames en heren, Sta me eerst en vooral toe me te verheugen dat ik het begin van 2014 met u mag doorbrengen. Wij laten twee turbulente jaren achter ons die gekenmerkt

Nadere informatie

Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingssamenwerking Cordaid CIDIN Masterclass Radboud Universiteit 25 september 2015 Ontwikkelingssamenwerking Begrippen Motieven Kanalen Bronnen Definities Ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingshulp

Nadere informatie

Openingstekst VN-Resolutie: 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling. Resolutie goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 25 september 2015

Openingstekst VN-Resolutie: 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling. Resolutie goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 25 september 2015 Openingstekst VN-Resolutie: 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling Verenigde Naties A/RES/70/1 Algemene Vergadering Distr.: Algemeen 21 oktober 2015 Zeventigste zitting Agendapunten 15 en 116 Resolutie

Nadere informatie

Waar staat Ondernemers voor Ondernemers voor?

Waar staat Ondernemers voor Ondernemers voor? 8 Ondernemers voor Ondernemers Jaarverslag 2014 9 Waar staat Ondernemers voor Ondernemers voor? Missie De missie van de vzw Ondernemers voor Ondernemers (opgericht in 2000) is het bevorderen van duurzame

Nadere informatie

SUBSIDIEREGLEMENT: 4de pijler in Turnhout

SUBSIDIEREGLEMENT: 4de pijler in Turnhout SUBSIDIEREGLEMENT: 4de pijler in Turnhout Wat is 4 de pijler? De actoren die optreden in het domein van de ontwikkelingssamenwerking worden vaak onderverdeeld in 4 pijlers. De 1ste pijler wordt gevormd

Nadere informatie

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board n.v.t.

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board n.v.t. Fiche 6: Mededeling Nieuwe EU Consensus on Development 1. Algemene gegevens a) Titel voorstel Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social

Nadere informatie

Tijdens de zitting van 18 mei 2009 heeft de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen de conclusies in bijlage dezes aangenomen.

Tijdens de zitting van 18 mei 2009 heeft de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen de conclusies in bijlage dezes aangenomen. RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 18 mei 2009 (26.05) (OR. en) 9909/09 DEVGE 147 E ER 187 E V 371 COAFR 172 OTA van: het secretariaat-generaal d.d.: 18 mei 2009 nr. vorig doc.: 9100/09 Betreft: Conclusies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1480 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE

Nadere informatie

CYCLUS 1 (JANUARI/FEBRUARI 2016)

CYCLUS 1 (JANUARI/FEBRUARI 2016) ALGEMENE INFORMATIECYCLUS PROGRAMMA CYCLUS 1 (JANUARI/FEBRUARI 2016) DEEL I: VORMING WEEKEND 1 VAN ZATERDAG 09/01/2016 OM 08u30 TOT ZONDAG 10/01/2016 OM 18u00 WEEKEND 2 VAN ZATERDAG 23/01/2016 OM 09u00

Nadere informatie

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010 Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010 Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie: Conferentie over Biodiversiteit in een veranderende wereld 8-9 september 2010 Internationaal Conventiecentrum

Nadere informatie

AMENDEMENTEN 1-7. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2075(DEC) Ontwerpadvies Linda McAvan (PE v01-00)

AMENDEMENTEN 1-7. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2075(DEC) Ontwerpadvies Linda McAvan (PE v01-00) EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie ontwikkelingssamenwerking 16.12.2014 2014/2075(DEC) AMENDEMENTEN 1-7 Linda McAvan (PE541.411v01-00) inzake het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene

Nadere informatie

Ontwikkelingshulp = geven van geld, goederen of diensten aan ontwikkelingslanden om de welvaart en het welzijn in die landen te bevorderen

Ontwikkelingshulp = geven van geld, goederen of diensten aan ontwikkelingslanden om de welvaart en het welzijn in die landen te bevorderen Aantekening door een scholier 936 woorden 24 januari 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Maatschappijwetenschappen 3.1 Helpen of samenwerken? Ontwikkelingssamenwerking = het geheel van activiteiten waarbij welvarende

Nadere informatie

Op 24 mei 2005 heeft de Raad (RAZEB), in zijn samenstelling van ministers van Ontwikkelingssamenwerking, de conclusies in bijlage I aangenomen.

Op 24 mei 2005 heeft de Raad (RAZEB), in zijn samenstelling van ministers van Ontwikkelingssamenwerking, de conclusies in bijlage I aangenomen. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 mei 2005 (25.05) (OR. en) 9278/05 DEVGEN 92 RELEX 257 SAN 74 ONU 61 ACP 73 NOTA van: het secretariaat-generaal dd: 24 mei 2005 nr. vorig doc.: 9085/05 DEVGEN 88 RELEX

Nadere informatie

Boodschap aan de vijfde Top Europese Unie Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op 16 en 17 mei 2008 in Lima

Boodschap aan de vijfde Top Europese Unie Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op 16 en 17 mei 2008 in Lima EURO-LATIJNS-AMERIKAANSE PARLEMENTAIRE VERGADERING Boodschap aan de vijfde Top Europese Unie Latijns-Amerika en het Caribisch gebied op 16 en 17 mei 2008 in Lima donderdag 1 mei 2008 Lima (Peru) DV\721105.doc

Nadere informatie

F Lees bron 1 en beantwoord daarna opdracht 1.

F Lees bron 1 en beantwoord daarna opdracht 1. Opdracht Expert Overheidsbeleid Het crisisteam is samengesteld. Jij bent als expert overheidsbeleid ingevlogen om vast te stellen wat de overheid doet om ruimtelijk ongelijkheid te verminderen. De deskundigheid

Nadere informatie

VIMG 13 NOV 2015 (070)

VIMG 13 NOV 2015 (070) Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad 13 NOV 2015 VIMG Vereniging van Nederlandse Gemeenten informatiecentrum tel. uw kenmerk bijlage(n) (070) 373 8393 betreft ons kenmerk datum VNG activiteiten

Nadere informatie

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde Boekverslag door H. 1034 woorden 15 februari 2007 6.6 80 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoofdstuk 2 het Noorden tegenover het Zuiden 2 Noord- Zuidverhoudingen 2.1 De kloof wordt

Nadere informatie

Rheden, 6 april 2017

Rheden, 6 april 2017 Rheden, 6 april 2017 Historie: Hoe tot stand gekomen? Iedereen mocht erover meepraten. Via de online enquête konden burgers stemmen op thema s die zij belangrijk vinden. 7,8 miljoen mensen gestemd op

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.3.2018 COM(2018) 168 final 2018/0078 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende machtiging van de Commissie om het mondiale pact voor veilige, ordelijke en reguliere

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Uw Referentie 2017Z02412 Datum 31 maart

Nadere informatie

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting De EU-LAC-Stichting is een krachtens het volkenrecht opgerichte internationale intergouvernementele organisatie. De Stichting

Nadere informatie

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5) Directoraat-generaal Communicatie AFDELING ANALYSE VAN DE PUBLIEKE OPINIE De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5) SOCIAALDEMOGRAFISCHE FOCUS Deel economie en maatschappij Brussel, oktober

Nadere informatie

Fiche 1: Mededeling monitoring van de Europese pijler van sociale rechten

Fiche 1: Mededeling monitoring van de Europese pijler van sociale rechten Fiche 1: Mededeling monitoring van de Europese pijler van sociale rechten 1. Algemene gegevens a) Titel voorstel Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch

Nadere informatie

ACP-EU JOINT PARLIAMENTARY ASSEMBLY. Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

ACP-EU JOINT PARLIAMENTARY ASSEMBLY. Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG ACP-EU JOINT PARLIAMENTARY ASSEMBLY ASSEMBLEE PARLEMENTAIRE PARITAIRE ACP-UE Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel 10.3.2017 ONTWERPVERSLAG over de verbetering van de effectiviteit van

Nadere informatie

Datum 13 november 2013 Betreft Motie Sjoerdsma (33625, nr. 8) inzet private sector bij klimaatfinanciering

Datum 13 november 2013 Betreft Motie Sjoerdsma (33625, nr. 8) inzet private sector bij klimaatfinanciering Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Datum 13 november 2013 Betreft Motie Sjoerdsma

Nadere informatie

VR DOC.1099/3

VR DOC.1099/3 VR 2018 0510 DOC.1099/3 MEMORIE VAN TOELICHTING I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting Op 29 juni 2015 werd de Aziatische infrastructuurinvesteringsbank (AIIB) opgericht met als doel het bevorderen van

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting in de Nederlandse taal

Summary in Dutch. Samenvatting in de Nederlandse taal OECD Journal on Development Development Co-operation - 2006 Report - Efforts and Policies of the Members of the Development Assistance Committee Vol. 8 No 1 Summary in Dutch OESO - Journaal over ontwikkeling.

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.3.2018 COM(2018) 167 final 2018/0079 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende machtiging van de Commissie om het mondiale pact voor veilige, ordelijke en reguliere

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 21.4.2017 JOIN(2017) 14 final 2017/0084 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

MDG. Eerst en tweede graad. Te lezen zinnen (in willekeurige volgorde!)

MDG. Eerst en tweede graad. Te lezen zinnen (in willekeurige volgorde!) MDG Eerst en tweede graad De leerkracht leest één van de volgende stellingen en de groep bekijkt de acht millenniumdoelstellingen om te achterhalen met welke doelstelling de zin overeenkomt. Ze leggen

Nadere informatie

Vlaams beleid en SDG s. Ilse Dries Team Duurzame Ontwikkeling Departement Kanselarij en Bestuur

Vlaams beleid en SDG s. Ilse Dries Team Duurzame Ontwikkeling Departement Kanselarij en Bestuur Vlaams beleid en SDG s Ilse Dries Team Duurzame Ontwikkeling Departement Kanselarij en Bestuur Resolutie Verenigde Naties : 17 sustainable development goals (SDG s) die de wereld tegen 2030 moet behalen.

Nadere informatie

20. Reglement tot subsidiëring van kleinschalige projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

20. Reglement tot subsidiëring van kleinschalige projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking. 20. Reglement tot subsidiëring van kleinschalige projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking. De Gemeenteraad, Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en latere wijzigingen, meer bepaald

Nadere informatie

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 januari 2009 (20.01) (OR. en) 5365/09 DEVGE 9 RELEX 36 ACP 14 AGRI 16 ALIM 1 PROBA 2 FAO 1

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 januari 2009 (20.01) (OR. en) 5365/09 DEVGE 9 RELEX 36 ACP 14 AGRI 16 ALIM 1 PROBA 2 FAO 1 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 19 januari 2009 (20.01) (OR. en) 5365/09 DEVGE 9 RELEX 36 ACP 14 AGRI 16 ALIM 1 PROBA 2 FAO 1 OTA I/A-PU T van: de Groep ontwikkelingssamenwerking aan: het COREPER/de

Nadere informatie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE HOGE VERTEGENWOORDIGER VAN DE UNIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN EN VEILIGHEIDSBELEID Brussel, 28.11.2016 JOIN(2016) 54 final 2016/0366 (NLE) Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nadere informatie

A D V I E S Nr. 1.941 ------------------------------- Zitting van dinsdag 26 mei 2015 ----------------------------------------------

A D V I E S Nr. 1.941 ------------------------------- Zitting van dinsdag 26 mei 2015 ---------------------------------------------- A D V I E S Nr. 1.941 ------------------------------- Zitting van dinsdag 26 mei 2015 ---------------------------------------------- IAO Proces post-2015 x x x 2.762-1 Blijde Inkomstlaan, 17-21 - 1040

Nadere informatie

een wereld apart Vanuit aardrijkskundige (= geografische) invalshoek

een wereld apart Vanuit aardrijkskundige (= geografische) invalshoek een wereld apart Vanuit aardrijkskundige (= geografische) invalshoek Wat is aardrijkskunde op zoek naar een verklaring voor de ruimtelijke verschijnselen aan het aardoppervlak. Beschrijvende vragen: bodem

Nadere informatie

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van

WAAR WIJ VOOR STAAN. Socialisten & Democraten in het Europees Parlement. Fractie van de Progressieve Alliantie van WAAR WIJ VOOR STAAN. Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten & Democraten in het Europees Parlement Strijden voor sociale rechtvaardigheid, het stimuleren van werkgelegenheid en groei, hervorming

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument 11.1.2006 B6-0038/2006 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6-0345/2005

EUROPEES PARLEMENT. Zittingsdocument 11.1.2006 B6-0038/2006 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6-0345/2005 EUROPEES PARLEMENT 2004 Zittingsdocument 2009 11.1.2006 B6-0038/2006 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6-0345/2005 ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het

Nadere informatie

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse Studies De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen Beschrijvende analyse van 1995 tot 1999 Inleiding Deze analyse heeft tot doel na 5 jaar een balans op te maken van het stelsel van de Plaatselijke

Nadere informatie

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2015/2104(INI) 13.7.2015

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2015/2104(INI) 13.7.2015 Europees Parlement 2014-2019 Commissie buitenlandse zaken 2015/2104(INI) 13.7.2015 ONTWERPVERSLAG inzake de rol van de EU binnen de VN hoe kunnen de doelstellingen van het buitenlands beleid van de EU

Nadere informatie

BELEIDSPLAN MEERSSEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

BELEIDSPLAN MEERSSEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING BELEIDSPLAN MEERSSEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2016-2018 Ondersteuning bij het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG Sustainable Development Goals/Global Goals) Millenniumgemeente: Armoede

Nadere informatie

13157/16 cle/van/dp 1 DGG 1A

13157/16 cle/van/dp 1 DGG 1A Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en) 13157/16 ECOFIN 893 ENV 653 CLIMA 139 RESULTAAT BESPREKINGEN van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de delegaties Betreft: Klimaatfinanciering

Nadere informatie

Wedstrijdreglement Mechelen Mondiaal voor kwaliteitsonderwijs en vorming voor iedereen

Wedstrijdreglement Mechelen Mondiaal voor kwaliteitsonderwijs en vorming voor iedereen Wedstrijdreglement Mechelen Mondiaal voor kwaliteitsonderwijs en vorming voor iedereen 2018-2019 Art 1. Doelstelling van dit wedstrijdreglement De stad Mechelen wil met haar mondiaal beleid solidair zijn

Nadere informatie

9273/16 gar/zr/as 1 DG B 3A

9273/16 gar/zr/as 1 DG B 3A Raad van de Europese Unie Brussel, 26 mei 2016 (OR. en) 9273/16 SOC 336 EMPL 232 ECOFIN 477 SAN 206 EDUC 207 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van

Nadere informatie

Velsen staat midden in de wereld Uitwisseling op gebied van ontwikkeling, cultuur en economie

Velsen staat midden in de wereld Uitwisseling op gebied van ontwikkeling, cultuur en economie Velsen staat midden in de wereld Uitwisseling op gebied van ontwikkeling, cultuur en economie 1. Inleiding In september 2011 heeft de gemeenteraad van Velsen uitgangspunten op het gebied van millenniumdoelstellingen

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0367 (NLE) 14996/16 VOORSTEL van: ingekomen: 28 november 2016 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: COASI 218 ASIE 88

Nadere informatie

1. 25 MEI Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking (1)

1. 25 MEI Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking (1) 1. 25 MEI 1999 - Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij

Nadere informatie

België en de Verenigde Naties

België en de Verenigde Naties België en de Verenigde Naties Consensus smeden Bouwen aan vrede KONINKRIJK BELGIË Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in dienst van de internationale

Nadere informatie

3. Meer dan de helft van de 57 miljoen niet-schoolgaande kinderen leeft in Afrika bezuiden de Sahara. Juist Bron: www.un.org

3. Meer dan de helft van de 57 miljoen niet-schoolgaande kinderen leeft in Afrika bezuiden de Sahara. Juist Bron: www.un.org of fout 1. In Afrika bezuiden de Sahara is het aantal personen in extreme armoede gestegen tussen 1990 en 2010. 290 miljoen in 1990, 414 miljoen in 2010. 2. Tussen 2000 en 2011 is het aantal niet-schoolgaande

Nadere informatie

PRIORITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE 60e ZITTING VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES

PRIORITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE 60e ZITTING VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES PRIORITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE 60e ZITTING VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE VERENIGDE NATIES Inleiding 1. De Europese Unie is bijzonder gehecht aan de Verenigde Naties, aan de handhaving en

Nadere informatie

2 jaar SDGs: waar liggen de grootste uitdagingen voor België?

2 jaar SDGs: waar liggen de grootste uitdagingen voor België? 2 jaar SDGs: waar liggen de grootste uitdagingen voor België? Auteur: Jules De Winter, stafmedewerker VVSG Internationaal Inhoud 1 Inleiding... 1 2 De mondiale duurzame ontwikkelingsdoelstellingen concretiseren.

Nadere informatie

12950/17 van/asd/dp 1 DG B 2B

12950/17 van/asd/dp 1 DG B 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 9 oktober 2017 (OR. en) 12950/17 AGRI 530 FAO 41 RESULTAAT BESPREKINGEN van: d.d.: 9 oktober 2017 aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig doc.:

Nadere informatie

Zittingsdocument 17.12.2013 B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2013

Zittingsdocument 17.12.2013 B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2013 EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Zittingsdocument 17.12.2013 B7-0000/2013 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-0000/2013 ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het

Nadere informatie

Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in 2013. Datum: November 2014.

Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in 2013. Datum: November 2014. Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in 2013 Datum: November 2014 Inhoudsopgave: Inleiding Samenvatting Aanbevelingen Bijlage: methodologie en

Nadere informatie

Toespraak van Peter Moors op de lunchconferentie van de Vereniging voor Internationale Relaties

Toespraak van Peter Moors op de lunchconferentie van de Vereniging voor Internationale Relaties Toespraak van Peter Moors op de lunchconferentie van de Vereniging voor Internationale Relaties Datum: 18 oktober 2013 Bron : http://diplomatie.belgium.be/nl/newsroom/nieuws/perscommuniques/os/2013/10/ni_181013_

Nadere informatie

d) EUR-Lex

d) EUR-Lex Fiche 12: Financiële architectuur voor investeringen buiten de EU 1. Algemene gegevens a) Titel voorstel Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Europese Raad, de Raad en de Europese

Nadere informatie

Naar een gezamenlijke visie: lokale overheden als actoren voor ontwikkeling

Naar een gezamenlijke visie: lokale overheden als actoren voor ontwikkeling Naar een gezamenlijke visie: lokale overheden als actoren voor ontwikkeling Consultatieproces Dit document bevat de ontwerpvisie die resulteerde uit de conferentie Winning through twinning, die van 17

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp

Nadere informatie

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement over het EU-verslag 2015 over beleidscoherentie voor ontwikkeling

WERKDOCUMENT. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement over het EU-verslag 2015 over beleidscoherentie voor ontwikkeling Europees Parlement 2014-2019 Commissie ontwikkelingssamenwerking 29.3.2016 WERKDOCUMENT over het EU-verslag 2015 over beleidscoherentie voor ontwikkeling Commissie ontwikkelingssamenwerking Rapporteur:

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: 1 Goedkeuring en machtiging tot ondertekening van de overeenkomst tot oprichting van de internationale

Nadere informatie

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU

PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS- EU Commissie politieke zaken 5.3.2009 AP/100.506/AM1-24 AMENDEMENTEN 1-24 Ontwerpverslag (AP/100.460) Co-rapporteurs: Ruth Magau (Zuid-Afrika) en Filip Kaczmarek

Nadere informatie

T Binnenhof 4

T Binnenhof 4 Algemene Rekenkamer BEZORGEN Lange Voorhout 8 Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-342 43 44 Binnenhof 4 E voorlichting@rekenkamer.nl DEN HAAG w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

betreffende onderwijs in ontwikkelingssamenwerking

betreffende onderwijs in ontwikkelingssamenwerking ingediend op 439 (2014-2015) Nr. 1 16 juli 2015 (2014-2015) Voorstel van resolutie van Ingeborg De Meulemeester, Sabine de Bethune, Herman De Croo, Tine Soens en Wouter Vanbesien betreffende onderwijs

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen

Nadere informatie

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet;

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet; 1/5 SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, HET VLAAMSE GEWEST EN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP BETREFFENDE DE BEVORDERING VAN DE ALGEMENE SAMENWERKING Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet; Gelet

Nadere informatie

ONTWERPRESOLUTIE EURO-LATIJNS-AMERIKAANSE PARLEMENTAIRE VERGADERING. Commissie sociale zaken, menselijke betrekkingen, milieu, onderwijs en cultuur

ONTWERPRESOLUTIE EURO-LATIJNS-AMERIKAANSE PARLEMENTAIRE VERGADERING. Commissie sociale zaken, menselijke betrekkingen, milieu, onderwijs en cultuur Euro-Latin American Parliamentary Assembly Assemblée Parlementaire Euro-Latino Américaine Asamblea Parlamentaria Euro-Latinoamericana Assembleia Parlamentar Euro-Latino-Americana EURO-LATIJNS-AMERIKAANSE

Nadere informatie

Agenda vandaag. Internationaal beleidskader voor trends in OS Scenario s voor OS in 2020 Discussie rond implicaties voor elk scenario

Agenda vandaag. Internationaal beleidskader voor trends in OS Scenario s voor OS in 2020 Discussie rond implicaties voor elk scenario Trends in OS Agenda vandaag Internationaal beleidskader voor trends in OS Scenario s voor OS in 2020 Discussie rond implicaties voor elk scenario Reis met verschillende gidsen Reis doorheen de tijd Millennium

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 2113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Nadere informatie