Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Transcriptie

1 Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /ddj. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE BVBA GESUPORC MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN TE 2275 LILLE, ZITTAART 3, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 4 september 2008 ingediend door de gevestigd Vispluk 109 te 2290 Vorselaar strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een varkensbedrijf, gelegen te 2275 Lille, Zittaart 3, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 4-A-57n, te veranderen door uitbreiding: met 426 andere varkens om te komen tot een totaal van andere varkens (9.4.1.c d.1); van de grondwaterwinning op een diepte van 103 m met een debiet van 11 m³/dag en m³/jaar tot een totaal maximaal opgepompt debiet van 16 m³/dag en m³/jaar (53.8.2); Volgende klasse 3-inrichting wordt gemeld: uitbreiding van de mestopslag met 979,88 m³ tot een totale mestopslag van 2.095,88 m³ (28.2.c.1); Vlaremrubricering volgens aanvrager: c d c Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: besluit met kenmerk MLAV1/ d.d. 6 mei 2004 van de deputatie houdende vergunning tot het verder exploiteren na wijziging van een veebedrijf voor een termijn verstrijkend op 6 mei 2024; besluit met kenmerk AMV/136959/1002 d.d. 13 december 2004 van de minister van leefmilieu houdende bevestiging in beroep van het besluit van de deputatie d.d. 6 mei 2004 met kenmerk MLAV1/03-373; Koningin Elisabethlei Antwerpen 1 T F

2 2 / 12 Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 14 augustus 2008 en werd vervolledigd op 4 september 2008; op het feit dat op datum van 12 september 2008 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 21 oktober 2008 waaruit blijkt dat er 62 schriftelijke bezwaren werden ingediend m.b.t. het volgende toename geurhinder (er is nu reeds reukhinder) (alle 62 bezwaarschriften spreken over geuroverlast!); agrarisch gebied met ecologische waarde; veel verkeer op een smalle baan (fietsers); overbemesting; waarom subsidiëring geven; vermindering van waarde eigendom; de bvba heeft reeds verschillende malen de milieunormen overschreden; concentratie en inplanting van varkenskwekerijen in de buurt van woonzones; insijpeling in het bodemwater; inrichting neemt industriële proporties aan en hoort niet meer thuis in landbouwzone (landschappelijk waardevol agrarisch gebied); zeer grote uitbreiding van de grondwaterwinning; in één bezwaar wordt de stopzetting van het bedrijf gevraagd; aanvraag is zeer onduidelijk hoe de mestverwerking zal verlopen; nitraten in de lucht die kanker veroorzaken; Daarnaast werden er nog 8 bezwaarschriften laattijdig overgemaakt aan het schepencollege. De teneur van de bezwaren was evenwel dezelfde, met voornamelijk de toename van geur- en verkeershinder en de ligging nabij woonzones; Gelet op het ongunstig advies dd. 23 oktober 2008 van het college van burgemeester en schepenen van Lille; op volgende elementen uit dit advies : 1. Er werden tijdens het openbaar onderzoek 62 schriftelijke bezwaren ingediend. 2. Ondanks de garanties die bij de huidige milieuvergunning gegeven werden om de reukhinder te beperken, wordt er toch een verhoogde reukhinder waargenomen. 3. Door een uitbreiding van het aantal varkens met 426 stuks zal zowel de geurhinder als de verkeershinder sterk toenemen. Gelet op het gunstig advies dd. 10 november 2008 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/08/4363); op volgende elementen uit dit advies : 1. Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de uitbreiding van een varkensbedrijf. 2. De uitbater wenst het aantal vergunde andere varkens uit te breiden van tot De uitbreiding van de stalplaatsen zal gebeuren in de reeds vergunde ammoniakemissiearme stal (type V-4.6: mestkelders met water- en mestkanaal): De nieuw te bouwen biggenstal wordt eveneens AE-arm uitgevoerd: systeem V De inrichting met mengmest dient te beschikken over één of meerdere mestopslagplaatsen met een totale capaciteit die voldoende is om ten minste de hoeveelheid mest te stockeren die gedurende 6 maanden geproduceerd wordt door de dieren die op basis van het aantal dierplaatsen in de inrichting kunnen gehouden worden. Met de aangevraagde mestopslag van 2.095,88 m³ mengmest is hieraan voldaan (nodig: m³); de mest zal echter ook regelmatig afgevoerd worden naar de eigen mestverwerkingsinstallatie te Poederlee.

3 3 / Volgens de gegevens in het dossier komt men voor de inrichting aan gemiddeld 180 waarderingspunten. Gelet op artikel betekent dit een minimale afstand van 250 m tot aan de in dit artikel aangegeven kwetsbare gebieden. Hieraan is voldaan; er is een woonpark op 300 m en een gebied voor verblijfsrecreatie op 600 m. 6. Omdat er meer dieren zullen aanwezig zijn op het bedrijf wordt een verhoging van het debiet van de vergunde grondwaterwinning gevraagd. De grondwaterwinning situeert zich in een varkenshouderij en heeft als bestemming drinkwater voor de dieren en reinigingswater. De beoogde kwaliteit is drinkbaar en er wordt een debiet van maximaal 16 m³/dag en m³/jaar aangevraagd. De berekening van het benodigde debiet is in het dossier op basis van volgende hoeveelheden gebeurd: bestemming waterverbruik aantal dieren verbruik m³ per per dier jaar andere varkens 2,30 m³/jaar biggen 0,8 m³/jaar reserve 141 totaal aangevraagd Gelet op het gebruik van het grondwater als drinkwater voor de dieren kan gesteld worden dat het voorgestelde debiet realistisch is. Voor wat betreft het effect van deze grondwaterwinning op het grondwaterpeil in de omgeving van de inrichting wordt verder verwezen naar het advies van de afdeling Water van VMM. 7. Door de exploitatie van andere varkens is de inrichting geklasseerd als GPBV-bedrijf. Op het bedrijf worden voldoende preventieve maatregelen toegepast ter voorkoming van hinder t.o.v. van omgeving: De stallen zijn emissiearm uitgevoerd. Het laden van vleesvarkens gebeurt meestal in de vroege ochtend en het lossen van de biggen in de voormiddag. De exploitant zal de best beschikbare technieken toepassen ter bescherming van mens en milieu en dit zowel bij de keuze van de behandelingsmethodes op niveau van de emissies, als bij de keuze van de bronbeperkende maatregelen (aangepaste productietechnieken en methodes, grondstoffenbeheersing en dergelijke meer). Volgens het gewestplan is het bedrijf op voldoende afstand gelegen van hindergevoelige gebieden. Door het bedrijf zo net mogelijk te houden, o.a. het proper houden van de roostervloeren van de varkensstallen, met een snelle afvoer van de mest naar de mestkelder, wordt de hinder zo beperkt mogelijk gehouden en kan dit momenteel aanzien worden als de BBT. 8. Gelet op de aard van de activiteiten en de maatregelen en voorzieningen die voorzien worden kan aangenomen worden dat de uitbreiding van deze varkenshouderij geen onaanvaardbare hinder voor de buurt of het milieu zal veroorzaken. Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies dd. 5 december 2008 (kenmerk 8.00/13019/ ): 1. De inrichting is volgens het gewestplan Turnhout (KB 30/09/1977) gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. 2. Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd plan van aanleg, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet-vervallen verkaveling. 3. De aanvraag is principieel in overeenstemming met de voorschriften van het vastgestelde gewestplan. 4. Stedenbouwkundige vergunningstoestand: a) Stedenbouwkundige vergunning, verkregen in beroep bij ministerieel besluit 15/12/2005 voor de omschakeling van een vroeger kalkoenbedrijf naar een volwaardig varkensbedrijf, omvattende de verbouwing en tevens de regularisatie van twee bestaande kalkoenstallen naar twee varkensstallen en de nieuwbouw van een varkensstal. b) Stedenbouwkundige bouwvergunning van 11/10/2007 verleend door het college voor de regularisatie van een laad- en losplaats en diverse opslagbassins. 5. De exploitatie gebeurt binnen hoofdzakelijk vergunde landbouwbedrijfsgebouwen.

4 4 / Het bijgevoegde inplantingsplan geeft geen weergave van de exacte inplanting van de stallen met intekening van de afstanden tot de perceelsgrenzen en de vereiste groenschermen. 7. Mijn advies is principieel gunstig, mits rondom het bedrijf een 6 meter breed groenscherm, met streekeigen hoogstammen en struiken wordt gerealiseerd en in stand gehouden, conform de stedenbouwkundig vergunde plannen. Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM); Gelet op het gunstig advies dd. 30 oktober 2008 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater (AW) (kenmerk WAT/A/GW1/1976/vl); op volgende elementen uit dit advies : 1. De aanvraag betreft de vroegtijdige hernieuwing van de vergunning voor een bestaande grondwaterwinning. 2. De grondwaterwinning bestaat uit 1 winningsput die op een diepte van 103 m grondwater onttrekt uit het zand van Berchem (HCOV-code: 0254) met een debiet van 11 m³/dag en m³/jaar. Het betreft een freatisch watervoerende laag. De grondwaterwinning werd op 17 mei 1999 door het CBS vergund voor een termijn tot 1 januari Het grondwater wordt hoofdzakelijk aangewend voor de drinkwatervoorziening van dieren. Daarnaast wordt het grondwater ook nog gebruikt voor de reiniging van stallen en voor het huishouden. 4. Rekening houdend met de gemiddelde gebruikswaarden voor veeteelt, inclusief reinigingswater en water voor huishoudelijk gebruik, zoals gepubliceerd door het Bestuur Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw (1990) en de brochure Melkveehouderij van VMM (2006), kan het verbruik worden geraamd op m³/jaar. 5. Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid werd voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is, en dat gunstig kan worden geadviseerd. Gelet op het horen van de heer M. Herrygers, schepen van leefmilieu, vertegenwoordiger van het schepencollege van de gemeente Lille en de heer G. Van den Broeck, exploitant en de heer P. Herijgers, consulent van DLV, door de Provinciale Milieuvergunningscommissie dd. 9 december 2008; Gelet op het gunstig advies dd. 9 december 2008 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : 1. Horen van partijen De heer G. Van den Broeck, exploitant en de heer P. Herijgers, consulent van DLV, worden gehoord. De voorzitter verwijst naar het ongunstig advies van het schepencollege en de vele bezwaren. Wat de bezwaren betreft, stelt de PMVC vast dat het geen petitie betreft, maar afzonderlijke bezwaren. De heer Herijgers merkt op dat opnieuw bij een bedrijf van de heer Van den Broeck bezwaren worden geuit. In een eerder dossier werden 110 bezwaren ingediend, die toen weerlegd werden, maar nu opnieuw naar boven komen. Deskundige Geukens merkt op dat de exploitant bij de omvorming van kalkoen- naar varkensbedrijf gekozen heeft voor een ammoniakemissiearm stalsysteem. Ondanks deze staluitvoering zijn er toch veel bezwaren over geurhinder. Deskundige Geukens vraagt of de exploitant hiervoor een verklaring heeft. De heer Herijgers is van mening dat de klachten over geurhinder niet rechtstreeks met de stallen te maken hebben, maar eerder met het mestbassin, waarvan de exploitant niet op te hoogte was dat dit afgedekt moest worden. Het mestbassin is ondertussen wel afgedekt.

5 5 / 12 De heer Herijgers merkt bijkomend op dat de exploitant recent een nieuwe kadaverkoeling voorzien heeft. De voorzitter vraagt of de uitbreiding van het aantal varkens gebeurt in de bestaande stallen. De heer Van den Broeck bevestigt dat de bestaande stallen verder opgevuld worden. Op vraag van deskundige Geukens licht de heer Van den Broeck toe dat zijn stallen geattesteerd zijn. Er zijn ondergrondse mestkelders aanwezig die met een schuifsysteem in verbinding staan met mestputten. Wanneer de schuiven worden opengezet, loopt de mest door de zwaartekracht naar de putten. Deze putten zijn afgedekt en er wordt ook niet overdreven veel mest in opgeslagen, omdat de mest regelmatig wordt afgevoerd naar een mestverwerkingsinstallatie. Momenteel naar een erkend verwerker. In de toekomst naar de eigen mestverwerkingsinstallatie in de buurt. De heer Herrygers merkt op dat ook de verkeershinder zal toenemen door de geplande uitbreiding. De heer Van den Broeck argumenteert dat transportbewegingen inherent zijn aan een bedrijf. Ook toen het nog een kalkoenbedrijf was, was er transport van en naar het bedrijf. Momenteel wordt de mest afgevoerd naar een verwerker en binnenkort naar de eigen verwerkingsinstallatie. Dit maakt geen verschil. De heer Herijgers merkt op dat dit bezwaar in de vorige milieuvergunningsaanvraag weerlegd werd. De heer Herrygers verwijst naar de mestverwerkingsinstallatie van de exploitant, die niet gebouwd is zoals vergund. De heer Van den Broeck wijst er op dat de mestverwerkingsinstallatie geen voorwerp is van deze aanvraag en vult aan dat dit een stedenbouwkundig probleem is en niet van milieutechnische aard is. De voorzitter vraagt of de exploitant de enige grote varkenshouder is in Lille. De heer Van den Broeck bevestigt dit. Hij heeft verschillende bedrijven op 5 locaties in Lille (en deelgemeenten) met in totaal varkens; 4 van deze bedrijven liggen in dezelfde straat. De AMV vraagt of het ammoniakemissiearme stalsysteem de geurhinder vermindert. De heer Van den Broeck antwoordt dat de situatie beter is dan zonder dit systeem. De naaste buren hebben dan ook geen klachten meer. De heer Herijgers merkt op dat het management van een bedrijf ook een belangrijke invloed heeft op mogelijke hinder. De heer Van den Broeck vult aan dat hij reeds verschillende keren bezoek heeft gehad van milieu-inspectie en dat zij geen geurhinder vaststellen en dat het bedrijf er keurig en netjes bijligt. De heer Herijgers haalt aan dat alle adviezen gunstig zijn, behalve dat van het schepencollege. Op vraag van de voorzitter verduidelijkt de heer Van den Broeck dat alle overgenomen bedrijven, met uitzondering van dit bedrijf, reeds varkensbedrijven waren. Deskundige Geukens vraagt of de heer Van den Broeck in een van zijn andere bedrijven ervaring heeft met een scrubber. De heer Van den Broeck antwoordt dat dit niet het geval is. Hij merkt hierbij op dat het bij deze stallen zeer moeilijk zou zijn om een scrubber te installeren. 2. Omschrijving en rubrieken De omschrijving en rubrieken zijn correct aangevraagd en kunnen behouden blijven. 3. Stedenbouwkundige verenigbaarheid De inrichting is volgens het gewestplan Turnhout gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en principieel in overeenstemming met de gewestplanvoorschriften. De exploitatie gebeurt binnen hoofdzakelijk vergunde landbouwbedrijfsgebouwen. Het advies van het ARO is principieel gunstig, mits rondom het bedrijf een 6 meter breed groenscherm, met streekeigen hoogstammen en struiken wordt gerealiseerd en in stand gehouden, conform de stedenbouwkundig vergunde plannen.

6 6 / 12 De PMVC stelt voor de opmerking van het ARO over het groenscherm op te nemen in de overwegingen van het besluit. 4. Openbaar onderzoek bezwaren Tijdens het openbaar onderzoek zijn er 62 bezwaarschriften ingediend, na afsluiten van het openbaar onderzoek zijn nogmaals 8 bezwaarschriften ingediend, m.b.t. het volgende: geurhinder (reeds merkbaar) (alle 62 bezwaarschriften spreken over geuroverlast!); - De exploitant liet de stallen uitvoeren volgens een ammoniakemissiearm stalsysteem. Gelet op het grote aantal bezwaren betreffende geurhinder, stelt de PMVC voor hieromtrent een bijzondere voorwaarde op te leggen waarin de exploitant verplicht wordt om door een deskundige te laten nagaan of de exploitatie voldoet aan de BBT en of er eventueel bijkomende geurbeperkende maatregelen kunnen getroffen worden. agrarisch gebied met ecologische waarde; - Het ARO verleent een gunstig advies. De inrichting is stedenbouwkundig verenigbaar. veel verkeer op een smalle baan (fietsers); - Dit is geen milieutechnisch aspect en dient niet beoordeeld te worden i.k.v. de milieuvergunningsaanvraag. overbemesting; - De exploitant dient zicht te houden aan de bepalingen van het mestdecreet. waarom subsidiëring geven; - Dit is geen milieutechnisch aspect en wordt niet beoordeeld i.k.v. de milieuvergunningsaanvraag. Het betreft bovendien geen bezwaar dat specifiek met deze exploitatie te maken heeft, maar met de sector. vermindering van waarde eigendom; - Dit is een economisch en geen milieutechnisch aspect en kan niet in aanmerking genomen worden voor het beoordelen van dit dossier i.k.v. de milieuvergunningsprocedure. de bvba heeft reeds verschillende malen de milieunormen overschreden; - De handhaving van het naleven van de milieuvergunningsvoorwaarden is een zaak van milieu-inspectie. concentratie en inplanting van varkenskwekerijen in de buurt van woonzones; - Het ARO stelt dat de inrichting stedenbouwkundig verenigbaar is. insijpeling in het bodemwater; - De afdeling Operationeel Waterbeheer van de VMM verleent een gunstig advies. inrichting neemt industriële proporties aan en hoort niet meer thuis in landbouwzone (landschappelijk waardevol agrarisch gebied); - Het ARO stelt dat de inrichting stedenbouwkundig verenigbaar is. zeer grote uitbreiding van de grondwaterwinning; - De afdeling Operationeel Waterbeheer van de VMM verleent een gunstig advies. in één bezwaar wordt de stopzetting van het bedrijf gevraagd; - De exploitant heeft reeds een milieuvergunning die geldt tot 6 mei Overtredingen op de vergunningsvoorwaarden dienen vastgesteld te worden door de AMI. aanvraag is zeer onduidelijk hoe de mestverwerking zal verlopen; - De mest wordt afgevoerd naar een erkend mestverwerker. In de toekomst zal de mest verwerkt worden in de eigen installatie van de exploitant op een andere locatie. nitraten in de lucht die kanker veroorzaken; - Nitraten komen voor in (grond)water, groenten, fruit, vlees, Mensen nemen echter geen nitraten op uit de lucht. 5. Milieutechnische evaluatie Het schepencollege is ongunstig om volgende redenen: er wordt een verhoogde geurhinder waargenomen; door de uitbreiding van het aantal varkens zal de geurhinder en de verkeershinder enkel toenemen.

7 7 / 12 De heer Herrygers benadrukt ter zitting nogmaals de geurproblematiek. Ondanks de ammoniakemissiearme stallen blijken er toch heel wat bezwaren rond geurhinder te zijn. De heer Herrygers vraagt zich af of wat op papier staat en wat in realiteit werd uitgevoerd wel overeenkomt. Door deze aanvraag zal samen met het aantal varkens ook de geur- en de verkeershinder toenemen. Het transport van en naar het bedrijf moet immers passeren langs een zwaar belaste verkeersweg. Het schepencollege stelt zich tevens vragen over de mestopslag en de mestverwerking op het bedrijf van de exploitant in Poederlee. Deze mestverwerkingsinstallatie is nog niet in orde. Wat de bezwaren rond geurhinder betreft: deze zijn ook afkomstig van mensen die iets verder van het bedrijf wonen. Afhankelijk van de windrichting hebben ook zij hier last van. De overige adviezen zijn gunstig. De PMVC is van mening dat het al dan niet weigeren van deze aanvraag geen oplossing biedt aan de vele bezwaren omtrent geurhinder. Zij stelt dan ook voor deze aanvraag te vergunnen, mits het opleggen van een bijzondere voorwaarde waarin de exploitant verplicht wordt om door een deskundige te laten nagaan of de exploitatie voldoet aan de BBT en of er eventueel bijkomende geurbeperkende maatregelen kunnen getroffen worden. De PMVC adviseert om in de overwegingen van het besluit op te nemen dat het nieuwe mestdecreet veronderstelt dat de exploitant over de nodige nutriëntenemissierechten beschikt alvorens hij kan exploiteren. 6. Watertoets Uit de toepassing van de beoordelingsschema s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 7. Termijn De vergunning kan verleend worden voor een termijn verstrijkend op 6 mei 2024 en met een periode voor ingebruikneming van 3 jaar. Akte dient genomen te worden van de gemelde klasse 3-inrichting. 8. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden V01 algemeen: hoofdstukken 4.1, 4.6 en 4.7 V02 geluid: hoofdstuk 4.5 b. Sectorale voorwaarden V32 dieren: hoofdstuk 5.9 V93 winning van grondwater: hoofdstuk 5.53 c. Bijzondere voorwaarden De exploitant dient door een deskundige op het vlak van geurhinder te laten nagaan of er op het bedrijf maximaal aan het beperken van geuremissies gewerkt wordt. De bedrijfsvoering dient voor wat betreft geuremissies doorgelicht te worden zodat vastgesteld kan worden of deze voldoet aan de BBT en of er eventueel nog bijkomende geurbeperkende maatregelen getroffen dienen te worden. Indien dit laatste het geval is, dient hiervoor een timing voor de uitvoering van deze maatregelen opgesteld te worden. Het rapport van de studie, eventuele bijkomende maatregelen en timing dienen binnen 6 maanden na vergunningverlening in 4 exemplaren ingediend te worden bij de vergunningverlenende overheid, die het ter kennisgeving/evaluatie zal overmaken aan de AMV, de AMI en het schepencollege. Conclusie: gunstig. Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Turnhout, waarvoor de voorschriften voor landschappelijk waardevol agrarisch gebied van toepassing zijn;

8 8 / 12 Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat het advies van het ARO principieel gunstig is mits rondom het bedrijf een 6 m breed groenscherm, met streekeigen hoogstammen en struiken wordt gerealiseerd en in stand gehouden, conform de stedenbouwkundige plannen; Overwegende dat aan het ongunstig advies van het college van burgemeester en schepenen van Lille wordt tegemoetgekomen door het opleggen van een bijzondere voorwaarde; Overwegende dat voor de evaluatie van de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen en van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat het nieuwe mestdecreet veronderstelt dat de exploitant over de nodige nutrientenemissierechten dient te beschikken alvorens hij kan exploiteren; Overwegende dat voor een duidelijkere weergave de omschrijving m.b.t. de grondwaterwinning aangepast wordt (de uitbreiding wordt vermeld i.p.v. de huidige toestand); Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 6 mei 2024; B E S L U I T : ARTIKEL 1 - Voorwerp 1 Aan de gevestigd Vispluk 109 te 2290 Vorselaar wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een varkensbedrijf, gelegen te 2275 Lille, Zittaart 3, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 4-A-57n te veranderen door uitbreiding : met 426 andere varkens om te komen tot een totaal van andere varkens (9.4.1.c d.1);

9 9 / 12 van het debiet van de grondwaterwinning met 5 m³/dag en m³/jaar, om te komen tot een grondwaterwinning op een diepte van 103 m en een maximaal opgepompt debiet van 16 m³/dag en m³/jaar 2 Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichting: uitbreiding van de mestopslag met 979,88 m³ tot een totale mestopslag van 2.095,88 m³ (28.2.c.1). Vlaremrubricering: c d c

10 10 / 12 ARTIKEL 2 Koppeling aan de bouwvergunning 1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning als bedoeld in art. 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 99, 1, 1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vereist is en deze bouw- of stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouw- of stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. 2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. 3 De bouw- of stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. 4 Deze geschorste bouw- of stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (in bijlage): 1. Algemene: V01 algemeen: hoofdstukken 4.1, 4.6 en 4.7 V02 geluid: hoofdstuk Sectorale: V32 dieren: hoofdstuk 5.9 V93 winning van grondwater: hoofdstuk Bijzondere: De exploitant dient door een deskundige op het vlak van geurhinder te laten nagaan of er op het bedrijf maximaal aan het beperken van geuremissies gewerkt wordt. De bedrijfsvoering dient voor wat betreft geuremissies doorgelicht te worden zodat vastgesteld kan worden of deze voldoet aan de BBT en of er eventueel nog bijkomende geurbeperkende maatregelen getroffen dienen te worden. Indien dit laatste het geval is, dient hiervoor een timing voor de uitvoering van deze maatregelen opgesteld te worden. Het rapport van de studie, eventuele bijkomende maatregelen en timing dienen binnen 6 maanden na vergunningverlening in 4 exemplaren ingediend te worden bij de vergunningverlenende overheid, die het ter kennisgeving/evaluatie zal overmaken aan de AMV, de AMI en het schepencollege. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

11 11 / 12 ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouw- of stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 6 mei 2024, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning dd. 6 mei ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7-1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.

12 12 / 12 ARTIKEL 8 - Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 18 december Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, gouverneur-voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier, De Voorzitter, Danny Toelen Cathy Berx