Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Transcriptie

1 Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /GOEP. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN MERTENS DIRK & THOMAS MET BETREKKING TOT EEN GEMENGD VEEBEDRIJF, GELEGEN TE 2990 WUUSTWEZEL, BERKENDREEF 23, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 31 juli 2008 ingediend door gevestigd Molenstraat 24 te 2990 Wuustwezel strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een gemengd veebedrijf, gelegen te 2990 Wuustwezel, Berkendreef 23, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-C-219f, 1-C-219g, verder te exploiteren na verandering door toevoeging, wijziging en uitbreiding, als volgt: toevoegen met perceel 219g; uitbreiden van de stalplaatsen voor runderen van 74 (11 < 1 jaar, 24 tussen 1-2 jaar en 39 andere runderen) naar 114 runderen waarvan 25 < 1 jaar, 45 tussen 1-2 jaar en 44 andere runderen en uitbreiden met 2 stallen voor opfokpoeljen elk (9.5.c.2); uitbreiden van het opgepompte debiet van de bestaande grondwaterwinning op 140 m diepte van 2 m³/dag en 730 m³/jaar naar 4 m³/dag en m³/jaar en uitbreiden met een grondwaterwinning op een diepte van 155 m met een opgepompt debiet van 6 m³/dag en m³/jaar (53.8.2); Gelet op de melding van volgende klasse 3-inrichtingen: uitbreiden met standplaatsen voor 8 landbouwvoertuigen (15.1.1); uitbreiden met de opslag van liter petroleum in een bovengrondse tank tot een totaal van liter P3-product waarvan l mazout in een bovengrondse tank vergund is ( b); een verdeelslang bij de tank van liter (is vergund ); verminderen van de mestopslag van 754 m³ (254 m³ gieropslag en 500 m³ vaste mest) naar 180 m³ waarvan 60 m³ gieropslag, 100 m³ vaste mest en 2 x 10 m³ reinigingswater (28.2.c.1); uitbreiden met een motor met een vermogen van 60 kw bij een noodstroomgroep ( b); Koningin Elisabethlei Antwerpen 1 T F

2 2 / 14 Vlaremrubricering volgens aanvrager : 9.5.c b c b Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: Aktename d.d. 22 juli 1991 door het college van burgemeester en schepenen m.b.t. een gemengd veebedrijf, geldend als vergunning voor een termijn van 30 jaar ingaand op 3 april 1990; ingevolge de overgangsbepaling van het Vlarem is de vergunningstermijn ingekort tot 1 september 2011; Aktename nr. 95/3/44 d.d. 4 december 1995 door het college van burgemeester en schepenen van de melding van gedeeltelijke overname van een gemengd veebedrijf, vergund op naam van Mertens Jaak door Mertens Dirk; Aktename nr. 98/3/26 d.d. 14 september 1998 door het college van burgemeester en schepenen van de melding van overname van een rundveebedrijf, vergund op naam van Mertens Jaak door Mertens Dirk; Besluit d.d. 6 september 1999 van het college van burgemeester en schepenen houdende vergunning voor het exploiteren van een grondwaterwinning voor een termijn verstrijkend op 6 september 2019; Besluit nr. 2005/2/03 d.d. 29 maart 2005 van het college van burgemeester en schepenen houdende vergunning voor het veranderen door wijziging en uitbreiding van een gemengd veebedrijf voor een termijn verstrijkend op 1 september 2011; Aktename nr. 2006/3/005 d.d. 13 maart 2006 door het college van burgemeester en schepenen van de melding van overname van een gemengd veebedrijf, vergund op naam van Mertens Dirk door Mertens Dirk en Thomas; Ontvangstbewijs nr. 2008/3/036 d.d. 24 juli 2008 van de melding van overname van de grondwaterwinning, vergund op naam van Mertens Jaak door Mertens Dirk en Thomas; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 2 juli 2008 en werd vervolledigd op 31 juli 2008; op het feit dat op datum van 4 augustus 2008 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 24 september 2008 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 29 september 2008 van het college van burgemeester en schepenen van Wuustwezel; op volgende elementen uit dit advies : 1. Aangezien de inrichting niet gelegen is in voormelde gebieden waarvoor de verbodsbepalingen gelden, is voldaan aan art Vlarem II. Tevens merken we op dat er voor rundveestallen geen afstandsregels zijn opgenomen in Vlarem II. 2. Kippenstallen voor opfokpoeljen met 150 waarderingspunten moeten op minstens 225 m gelegen zijn van voormelde gebieden. Zoals blijkt uit de ligging van de inrichting op het gewestplan Turnhout is voor beide kippenstallen voldaan aan voormelde afstandsregel. 3. Overeenkomstig bijlage 5.9 Hoofdstuk 7 van Vlarem II dient voor de gevraagde runderen een minimale mestopslagcapaciteit aanwezig te zijn van 54 m³ mengmest (6 maanden) en 407,62 m³ vaste mest (3 maanden). Aangezien deze aanvraag een opslag beoogt van 60 m² mengmest (gier) is voldaan aan art Vlarem II. Aangezien deze aanvraag tevens een opslag beoogt van 100 m³ vaste mest, een deel van de vaste mest tijdens de periode van uitrijverbod onder de runderen blijft liggen en een deel van de vaste mest op de kopakker wordt opgeslagen, is eveneens voldaan aan art Vlarem II.

3 3 / Na elke ronde wordt de vaste kippenmest onmiddellijk afgevoerd. 5. Het betreffende perceel grond is volgens het gewestplan Turnhout gelegen in agrarisch gebied; Gelet op het gunstig advies dd. 15 september 2008 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/08/4232); op volgende elementen uit dit advies : 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de verdere exploitatie en verandering van een gemengde veeteeltinrichting. 2. Met het besluit van het college van burgemeester en schepenen van is de exploitant vergund voor het houden van 74 runderen bestaande uit 11 runderen jonger dan 1 jaar, 24 runderen tussen 1 en 2 jaar en 39 andere runderen. De exploitant beoogt met deze aanvraag de uitbreiding met stalplaatsen voor enerzijds 14 runderen jonger dan 1 jaar, 21 runderen tussen 1 en 2 jaar en 5 andere runderen en anderzijds de uitbreiding met opfokpoeljen. Na uitbreiding worden er plaatsen voorzien voor in totaal 114 runderen (25 < 1 jaar, 45 tussen 1 en 2 jaar en 44 andere runderen) en opfokpoeljen (9.5.c.2). 3. De exploitant vraagt de toevoeging van perceel 219g. Op dit perceel worden de nieuwe stallen voor pluimvee en runderen ingetekend. Er wordt een nieuwe stal voor runderen voorzien. Naast de uitbreiding gebeurt er eveneens een interne verplaatsing van de runderen. Na verandering wordt de volgende bezetting voorzien: a) stal 1: 15 stalplaatsen runderen < 1 jaar, 2 plaatsen voor stieren; b) stal 2: 9 andere runderen, 7 runderen jonger dan 1 jaar; c) kalverenhok: 3 runderen jonger dan 1 jaar; d) nieuwe stal: 33 andere runderen, 45 runderen tussen 1 en 2 jaar. 4. Voor de uitbreiding met de opfokpoeljen worden 2 nieuwe stallen voorzien met elk stalplaatsen. De stallen worden uitgerust met strooiselvloer, mechanische ventilatie met verticale uitstoot op minder dan 0,5 m boven de nok, zonder pet en geen opslag van mest. Hiermee wordt een totaal van 150 waarderingspunten gerealiseerd. Voor opfokpoeljen is er geen stalsysteem opgenomen op de lijst van erkende ammoniakemissiearme stalsystemen. Voor stuks pluimvee dient met dit aantal waarderingspunten een minimale scheidingsafstand van 225 m gerespecteerd te worden tot de kwetsbare gebieden zoals gedefinieerd in Art van Vlarem II. Hieraan wordt voldaan. Tussen het woongebied met landelijk karakter, dat niet tot de kwetsbare locaties gerekend wordt en de pluimveestallen wordt deze afstand ook gerespecteerd. De inrichting is gelegen in agrarisch gebied, niet in waterwingebied zodat voldaan wordt aan de verbodsbepalingen van Art en Art van Vlarem II. 5. De inrichting met mengmest dient te beschikken over één of meerdere mestopslagplaatsen met een totale capaciteit die voldoende is om ten minste de hoeveelheid mest te stockeren die gedurende 6 maanden geproduceerd wordt door de dieren die op basis van het aantal dierplaatsen in de inrichting kunnen gehouden worden. De inrichting met stalmest dient te beschikken over één of meer mestopslagplaatsen voor vaste dierlijke mest met een totale capaciteit die voldoende is om tenminste de hoeveelheid vaste dierlijke mest te stockeren die gedurende een periode van 3 maanden wordt geproduceerd door de dieren die op basis van het aantal dierplaatsen in de stal(len) kunnen worden gehouden. Volgens de indeling gemaakt in het dossier is de volgende capaciteit nodig:

4 4 / 14 Diersoort # dier-plaatsen opslagcapaciteit mengmest per dierplaats in m³ opslagcapaciteit stalmest per dierplaats in m³ Bindstal runderen > 2 jaar 36 1,5 4, totaal Potstal runderen > 2 jaar 6 5,85 35,100 runderen < 1 jaar 25 1,5 37,500 runderen 1-2 jaar 45 3, ,625 Vleesstieren > 1 jaar 2 5,85 11,700 Totaal 242,925 De exploitant meldt het verminderen van de mestopslag van 754 m³ (254 m³ gieropslag en 500 m³ vaste mest) naar 180 m³ waarvan 60 m³ gieropslag, 100 m³ vaste mest en 2 x 10 m³ reinigingswater (28.2.c.1). De opslagcapaciteit voor vaste mest op de inrichting zelf is onvoldoende. Daarom voert de exploitant de vaste mest die niet op de inrichting kan opgeslagen worden rechtstreeks af naar de kopakker. Hiermee kan voldaan worden. De vaste kippenmest zal na elke ronde direct worden afgevoerd. Voor mengmest is de opslagcapaciteit voldoende. 6. De mestvaalt wordt voorzien van een vloer uit vloeistofdicht materiaal en langs drie zijden omgeven door mestdichte wanden van voldoende hoogte. De vierde zijde wordt zo aangelegd dat afspoeling niet mogelijk is. De mestkelders werden uitgevoerd conform een code van goede praktijk. 7. In 1999 heeft de exploitant een vergunning verkregen voor een grondwaterwinning uit een put op een diepte van 140 m met een maximumdebiet van 2 m³/dag en 730 m³/jaar. De grondwaterwinning situeert zich in een gemengde veehouderij en heeft als bestemming drinkwater en reinigingswater voor de dieren. De beoogde kwaliteit is drinkwater. De exploitant vraagt nu de uitbreiding van de bestaande grondwaterwinning tot een debiet van 4 m³/dag en m³/jaar en de uitbreiding met een nieuwe grondwaterwinning op een diepte van 155 m met een opgepompt debiet van maximum 6 m³/dag en m³/jaar. Het betreft verbuisde boorputten met volgende karakteristieken: Kenmerken van de put Put 1 Put 2 Diepte van de put: 140 m 155 m Diameter van de buis: mm mm Plaats van de filter: onderaan onderaan Lengte van de filter: 7,5 5m Diepte van de pomp: ondergronds ondergronds Jaar van uitvoering: Debietmeter: ja wordt geplaatst Kenmerken van de pomp Totaal m³mengmest in Totaal stalmest in m³

5 5 / 14 Aard: Onderwaterpomp Onderwaterpomp Capaciteit: 5 m³/u 5 m³/u dagen per week en per jaar dat er gepompt wordt: Alle dagen Alle dagen Op basis van de gegevens uit de BBT-studie is een debiet zoals hieronder berekend nodig: a) Put 1 Bestemming Waterverbruik per dier of installatie Aantal dieren of installaties Verbruik m³ per jaar Andere runderen 9,3 m³/jaar ,2 Jongvee m³/jaar ,0 Jongvee 5,7 m³/jaar ,5 Totaal 956,7 b) Put 2: Bestemming Waterverbruik per dier of installatie Aantal dieren of installaties Verbruik m³ per jaar Opfokpoeljen 0,035 m³/jaar Totaal De voorgestelde debieten kunnen als realistisch beschouwd worden en worden gunstig geadviseerd. Voor wat betreft het effect van deze grondwaterwinning op het grondwaterpeil in de omgeving van de inrichting wordt verwezen naar het advies van de afdeling Water van VMM. 8. Gelet op de preventieve voorzieningen opgenomen in de aanvraag, kan de hinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden. 9. Volgende klasse 3-inrichtingen worden gemeld: a) Uitbreiden met standplaatsen voor 8 landbouwvoertuigen (15.1.1); Deze worden gestald in de machineloods. b) Uitbreiden met de opslag van liter petroleum in een bovengrondse tank tot een totaal van liter P3-product waarvan l mazout in een bovengrondse tank vergund is ( b); c) De houder van l is dubbelwandig en voorzien van overvulbeveiliging. Uit het keuringsattest blijkt dat de houder verder in gebruik mag gehouden worden. d) De nieuw te voorziene houder voor petroleum zal eveneens dubbelwandig uitgevoerd worden. e) Een verdeelslang bij de tank van liter (is vergund ); f) De standplaats van de tankwagen en de zone bij de verdeelinstallatie zal voorzien worden van een vloer die voldoende draagkrachtig en vloeistofdicht is. De vloer wordt voorzien van een opstaande rand zodat eventuele gemorste vloeistoffen opgevangen en verwijderd kunnen worden. g) Uitbreiden met een motor met een vermogen van 60 kw bij een noodstroomgroep ( b); Dit zijn klasse 3-inrichtingen waarvan de hinder inherent beperkt is en waarvan akte dient genomen te worden, maar die enkel mogen geëxploiteerd worden indien voldaan wordt aan de voorwaarden van Vlarem II. 10. Er wordt een sleufsilo voorzien voor de opslag van groenvoeders. Deze opslag blijft beperkt tot minder dan m³ zodat deze activiteit niet ingedeeld is. 11. Aspect Europese Vogel- en Habitatrichtlijngebieden De inrichting ligt in het vogelrichtlijngebied De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld Advies Agentschap voor Bos en Natuur Nog geen advies ontvangen. Het advies wordt geacht gunstig te zijn; Gelet op het aanvullend gunstig advies dd. 16 oktober 2008 van de AMV (kenmerk AMV/A/08/4438); op volgende elementen uit dit advies :

6 6 / In de bijkomende gegevens geeft de exploitant aan dat voor de pluimveestallen na overleg met de bouwfirma overgestapt wordt op een mechanisch verluchtingssysteem met zijdelingse uitstoot i.p.v. het mechanisch verluchtingssysteem met verticale uitstoot op minder dan 0,5 m boven de nok, zonder pet. 2. De lucht zal via ventielen in de zijgevel van de stal naar binnen gezogen worden. De luchtuitlaat wordt voorzien aan de achterzijde van de stal. Er zullen in totaal 4 grote ventilatoren en 3 kleinere ventilatoren gegroepeerd worden in de achtergevel. 3. Deze wijziging zorgt ervoor dat t.o.v. het oorspronkelijk aangevraagde stalsysteem het gemiddelde aantal waarderingspunten verlaagt van 150 naar Voor stuks pluimvee dient met dit aantal waarderingspunten eveneens een minimale scheidingsafstand van 225 m gerespecteerd te worden tot de kwetsbare gebieden zoals gedefinieerd in Art van Vlarem II. Hieraan wordt voldaan. Tussen het woongebied met landelijk karakter, dat niet tot de kwetsbare locaties gerekend wordt en de pluimveestallen wordt deze afstand ook gerespecteerd. 5. De uitlaat van het verluchtingssysteem zal zijdelings uitgevoerd worden, maar bevindt zich op grotere afstand van het woongebied met landelijk karakter, zodat er geen bijkomende hinder verwacht wordt t.o.v. de oorspronkelijke vergunningsaanvraag; Gelet op het gunstig advies dd. 4 september 2008 van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO) (kenmerk 8.00/11053/255.1); op volgende elementen uit dit advies : 1. Het goed ligt volgens het gewestplan Turnhout in agrarisch gebied. 2. Het goed is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde en niet vervallen verkaveling. 3. De aanvraag is principieel in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften van het geldende gewestplan, zoals hoger omschreven. 4. In een straal van 500 m rond de inrichting bevinden zich agrarisch gebied en woongebied met landelijk karakter (+/- 230 m). 5. De aanvraag is gelegen in het vogelrichtlijngebied De maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld. 6. Met betrekking tot de bestaande (landbouw)gebouwen bevat het dossier twee machtigingen d.d en Er zijn geen recente bouw- of stedenbouwkundige vergunningen bekend. 7. De uitbreiding betekent een aanzienlijke uitbreiding van de bedrijfsoppervlakte. Voor de nieuw op te zichten constructies moet nog een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning worden ingediend. 8. Het inplantingplan geeft geen weergave van de exacte inplanting van de stallen met intekening van de afstanden tot de perceelsgrenzen en de vereiste groenschermen. 9. Er is principieel geen bezwaar tegen de uitbreiding van het bedrijf op deze locatie, gelet op de ligging in het agrarisch gebied en de aansluiting bij de bestaande bedrijfsinfrastructuur. De nieuwe gebouwen en constructies moeten op voldoende afstand van de perceelsgrenzen worden ingeplant, zodat een minimum 6 m groenscherm kan worden aangelegd. Het bijgevoegde inplantingplan voldoet hier momenteel niet aan voor wat betreft de inplanting van de sleufsilo (zijnde Noordwateringsweg) kortbij de perceelsgrens. Een uitspraak ten gronde over de ruimtelijke verenigbaarheid kan slechts gebeuren op basis van een volledig dossier in het kader van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. 10. Mijn advies is principieel gunstig, mits de nieuwe gebouwen en constructies worden ingeplant op voldoende afstand van de perceelsgrenzen, zodat rondom een minimum 6m groenscherm kan worden aangelegd; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM);

7 7 / 14 Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies dd. 13 oktober 2008 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater (AW) (kenmerk WAT/A/GW1/1939/vl); op volgende elementen uit dit advies : 1. De aanvraag betreft de vroegtijdige hernieuwing van de vergunning voor een bestaande grondwaterwinning door uitbreiding van het vergunde debiet (Put 1) en de aanleg van een nieuwe grondwaterwinning (Put 2). 2. Winningput 1 onttrekt op een diepte van 140 m, met een maximumdebiet van 2 m³/dag en 730 m³/jaar, grondwater uit het Zand van Berchem (HCOV-code: 0254). De grondwaterwinning werd op 06/09/1999 vergund door het CBS voor een termijn van 10 jaar. Het betreft een afgesloten watervoerende laag. 3. Winningput 2 zal op een diepte van 155 m, met een maximumdebiet van 6 m³/dag en m³/jaar, grondwater onttrekken uit het Zand van Berchem (HCOV-code: 0254). Het betreft een afgesloten watervoerende laag. 4. Winningput 1: Het grondwater wordt hoofdzakelijk aangewend voor de drinkwatervoorziening van dieren. Daarnaast wordt het grondwater ook nog gebruikt voor de reiniging van stallen. Rekening houdend met de gemiddelde gebruikswaarden voor veeteelt, inclusief reinigingswater, zoals gepubliceerd door het Bestuur Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw (1990) en de brochure Melkveehouderij van VMM (2006), kan het verbruik worden geraamd op 944 m³/ jaar. 5. Winningput 2: Het grondwater wordt hoofdzakelijk aangewend voor de drinkwatervoorziening van dieren. Daarnaast wordt het grondwater ook nog gebruikt voor de reiniging van stallen. Rekening houdend met de gemiddelde gebruikswaarden voor veeteelt, inclusief reinigingswater, zoals gepubliceerd door het Bestuur Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw (1990) en de brochure Melkveehouderij van VMM (2006), kan het verbruik worden geraamd op m³/jaar. 6. De afdeling Water is van oordeel dat het totale aangevraagde debiet van 7 m³/dag en m³/jaar integraal uit bestaande winningput dient onttrokken te worden aangezien de toepassing van het grondwater identiek is voor beide winningputten. De capaciteit van de watervoerende laag is voldoende om het aangevraagde debiet te garanderen. Bijgevolg adviseert de afdeling Water ongunstig voor de aanleg van winningput Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid werd voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Als besluit kan worden gesteld dat het schadelijk effect van de winning op het milieu en op het grondwatersysteem beperkt is en de gunstig kan worden geadviseerd. 8. Gelet op het voorgaande wordt er een deels gunstig advies gegeven voor de bovenvermelde aanvraag. Er wordt gunstig advies gegeven voor de vroegtijdige hernieuwing van de vergunning voor een bestaande grondwaterwinning klasse 2, bestaande uit 1 boorput met een diepte van 140 meter, met de maximumdebieten van 7 m³/dag en m³/jaar, mits naleving van de algemene en de sectorale voorwaarden van Vlarem. De aanleg van een nieuwe winningput met een diepte van 155 meter wordt ongunstig geadviseerd; Gelet op het horen van de heer D. Mertens, exploitant en mevrouw S. Kelchtermans, milieuadviseur van SBB door de Provinciale Milieuvergunningscommissie dd. 28 oktober 2008; Gelet op het gunstig advies dd. 28 oktober 2008 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : 1. Horen van partijen De heer D. Mertens, exploitant en mevrouw S. Kelchtermans, milieuadviseur van SBB, worden gehoord.

8 8 / 14 Mevrouw Kelchtermans deelt mee dat de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag 14 dagen geleden werd ingediend. Van de sleufsilo die nu op het plan staat, vallen de opstaande randen weg, zodat enkel een betonverharding overblijft. Er wordt een groenscherm van 2 à 3 m voorzien over de hele lengte van de rundveestal en rond de pluimveestal. Het ARO raadt aan om de opmerkingen uit haar advies mee te nemen in de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag en er eventueel een motivatie bij te voegen waarom op bepaalde plaatsen geen groenscherm van 6 m voorzien kan worden. De voorzitter verwijst naar het advies van de AW. Mevrouw Kelchtermans legt uit dat de bestaande put 35 jaar oud is en de pomp verouderd. De put geeft onvoldoende debiet om het hele bedrijf te bevoorraden. Bovendien ligt deze put volledig in de rundveestal en op 70 m van de pluimveestal. Het is praktisch gezien zeer moeilijk om de leidingen van de rundveestal door te trekken naar de pluimveestal (o.a. gelet op de aanwezige verhardingen waaronder de leidingen zich bevinden). De AW vraagt of het mogelijk is om met de nieuwe put het volledige bedrijf te bedienen. De heer Mertens antwoordt dat dit hetzelfde probleem van afstand met zich meebrengt. Een deskundige vraagt of er op de oude put een debietmeter staat. De heer Mertens licht toe dat er een teller op staat, maar dat de capaciteit van de put niet gekend is. Mevrouw Kelchtermans merkt op dat er voor de ventilatie een lengteventilatie wordt voorzien. Hiervoor werd op 10 september 2008 een nota bezorgd aan de AMV. Het aantal waarderingspunten daalt, maar de afstandsregels blijven gelden. De AMV meldt dat deze informatie verwerkt werd in een aanvullend gunstig advies dd. 16 oktober Een deskundige vraagt waarom er geen horizontale ventilatie voorzien wordt. De heer Mertens verduidelijkt dat de voorziene methode energiebesparend is. Bovendien ligt het woonuitbreidingsgebied ten zuid-oosten van het bedrijf en gebeurt de uitstoot naar het westen. 2. Omschrijving en rubrieken De omschrijving en de rubrieken werden correct aangevraagd en kunnen derhalve worden weerhouden. 3. Stedenbouwkundige verenigbaarheid Het advies van het ARO is principieel gunstig, mits de nieuwe gebouwen en constructies worden ingeplant op voldoende afstand van de perceelsgrenzen, zodat rondom een minimum 6m groenscherm kan worden aangelegd. De PMVC stelt voor deze opmerking van het ARO op te nemen in de overwegingen van het besluit. 4. Openbaar onderzoek bezwaren Er werden geen bezwaren ingediend. 5. Milieutechnische evaluatie De AW adviseert ongunstig voor de aanleg van een nieuwe winningput met een diepte van 155 meter. De afdeling Water is van oordeel dat het totale aangevraagde debiet van 7 m³/dag en m³/jaar integraal uit bestaande winningput dient onttrokken te worden aangezien de toepassing van het grondwater identiek is voor beide winningputten. De capaciteit van de watervoerende laag is voldoende om het aangevraagde debiet te garanderen. Gelet op het horen van de exploitant, gelet op het feit dat voor beide putten eenzelfde watervoerende laag wordt aangeboord en dat de AW reeds gunstig was voor het aangevraagde debiet, wijzigt de AW haar deels gunstig in een gunstig advies. De PMVC volgt dit advies. Voor het overige volgt de PMVC de gunstige adviezen.

9 9 / 14 De PMVC adviseert om in de overwegingen van het besluit op te nemen dat het nieuwe mestdecreet veronderstelt dat de exploitant over de nodige nutriëntenemissierechten beschikt alvorens hij kan exploiteren. 6. Watertoets Uit de toepassing van de beoordelingsschema s m.b.t. de watertoets blijkt dat voor de aspecten m.b.t. de grondwaterwinning naar het Vlarem wordt verwezen. Zoals vermeld in het advies van de AW werd door haar, onder verwijzing naar artikel 8 van het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is. Uit de toepassing van de beoordelingsschema's m.b.t. watertoets blijkt dat de overige gevraagde activiteiten van die aard zijn (oppervlaktetoename > 0,1 ha) dat ze mogelijk relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem en dat de wateradviezen van AW en de Watering van Wuustwezel vereist zijn. De aanvraag betreft volgens de AW geen onderwerp waarvoor zij als adviesinstantie zijn aangeduid conform het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels betreffende de toepassing van de watertoets en tot de aanwijzing van de adviesinstantie betreffende de adviesprocedure bedoeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid. Het advies van de Watering van Wuustwezel werd niet ontvangen. Artikel 8 3 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid stelt dat indien binnen de voorziene termijn geen advies werd ontvangen, aan de adviesvereiste mag worden voorbijgegaan. Hieruit kan mits geen tegenindicaties geconcludeerd worden dat aan de bepalingen van het decreet op integraal waterbeleid voldaan is. 7. Termijn De vergunning kan worden verleend voor een termijn van 20 jaar, met een termijn voorafgaand aan ingebruikname van 3 jaar. Akte wordt genomen van de gemelde klasse 3-inrichtingen. Vanaf realisatie van de veranderingen worden de lopende vergunningen opgeheven. 8. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden V01 Algemene milieuvoorwaarden algemeen. Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7. V02 Algemene milieuvoorwaarden geluid. Hoofdstuk 4.5. b. Sectorale voorwaarden V32 Dieren. Hoofdstuk 5.9. V37 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen. Hoofdstuk V Opslag van gevaarlijke stoffen Ondergrondse en bovengrondse houders. Afdelingen , en V57 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen. Afdeling V69 Motoren met inwendige verbranding. Hoofdstuk V93 Winning van grondwater. Hoofdstuk c. Bijzondere voorwaarden geen. Gelet op de ligging van de inrichting in agrarisch gebied van het gewestplan Turnhout; Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften;

10 10 / 14 Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat AW er verkeerdelijk vanuit gaat dat het aangevraagde dagdebiet 7 m³ bedraagt; dat het gevraagde dagdebiet echter 10 m³ bedraagt; dat het indelingscriterium voor rubriek 53.8 het jaardebiet is en het jaardebiet op zich niet vergroot; dat gelet op het advies van de AMV, voor rubriek het gevraagde dagdebiet van 10 m³ vergund wordt; Overwegende dat de nieuwe gebouwen en constructies worden ingeplant op voldoende afstand van de perceelsgrenzen, zodat rondom een minimum 6m groenscherm kan worden aangelegd; Overwegende dat het nieuwe mestdecreet veronderstelt dat de exploitant over de nodige nutriëntenemissierechten beschikt alvorens hij kan exploiteren; Overwegende dat uit de toepassing van de beoordelingsschema s m.b.t. de watertoets blijkt dat voor de aspecten m.b.t. de grondwaterwinning naar het Vlarem wordt verwezen; dat zoals vermeld in het advies van de AW door haar, onder verwijzing naar artikel 8 van het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, voor deze aanvraag werd onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt; dat er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is; Overwegende dat uit de toepassing van de beoordelingsschema's m.b.t. watertoets blijkt dat de overige gevraagde activiteiten van die aard zijn (oppervlaktetoename > 0,1 ha) dat ze mogelijk relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem en dat de wateradviezen van AW en de Watering van Wuustwezel vereist zijn; dat de aanvraag volgens de AW geen onderwerp betreft waarvoor zij als adviesinstantie zijn aangeduid conform het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels betreffende de toepassing van de watertoets en tot de aanwijzing van de adviesinstantie betreffende de adviesprocedure bedoeld in artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; dat het advies van de Watering van Wuustwezel niet werd ontvangen; dat artikel 8 3 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid stelt dat indien binnen de voorziene termijn geen advies werd ontvangen, aan de adviesvereiste mag worden voorbijgegaan; dat hieruit mits geen tegenindicaties kan geconcludeerd worden dat aan de bepalingen van het decreet op integraal waterbeleid voldaan is; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn van 20 jaar; B E S L U I T : ARTIKEL 1 - Voorwerp

11 11 / 14 1 Aan gevestigd Molenstraat 24 te 2990 Wuustwezel wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een gemengd veebedrijf, gelegen te 2990 Wuustwezel, Berkendreef 23, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-C-219f, 1-C-219g verder te exploiteren na verandering door toevoeging, wijziging en uitbreiding, als volgt: toevoegen met perceel 219g; uitbreiden van de stalplaatsen voor runderen van 74 (11 < 1 jaar, 24 tussen 1-2 jaar en 39 andere runderen) naar 114 runderen waarvan 25 < 1 jaar, 45 tussen 1-2 jaar en 44 andere runderen en uitbreiden met 2 stallen voor opfokpoeljen elk (9.5.c.2); uitbreiden van het opgepompte debiet van de bestaande grondwaterwinning op 140 m diepte van 2 m³/dag en 730 m³/jaar naar 4 m³/dag en m³/jaar en uitbreiden met een grondwaterwinning op een diepte van 155 m met een opgepompt debiet van 6 m³/dag en m³/jaar (53.8.2). Akte wordt genomen van volgende klasse 3-inrichtingen: uitbreiden met standplaatsen voor 8 landbouwvoertuigen (15.1.1); uitbreiden met de opslag van liter petroleum in een bovengrondse tank tot een totaal van liter P3-product waarvan l mazout in een bovengrondse tank vergund is ( b); een verdeelslang bij de tank van liter (is vergund ); verminderen van de mestopslag van 754 m³ (254 m³ gieropslag en 500 m³ vaste mest) naar 180 m³ waarvan 60 m³ gieropslag, 100 m³ vaste mest en 2 x 10 m³ reinigingswater (28.2.c.1); uitbreiden met een motor met een vermogen van 60 kw bij een noodstroomgroep ( b). Vlaremrubricering: 9.5.c b c b Vanaf realisatie van de veranderingen worden de lopende vergunningen opgeheven. ARTIKEL 2 Koppeling aan de bouwvergunning 1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning als bedoeld in art. 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 99, 1, 1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vereist is en deze bouw- of stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouw- of stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. 2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. 3 De bouw- of stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend.

12 12 / 14 4 Deze geschorste bouw- of stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. ARTIKEL 3 Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (als bijlage): 1. Algemene: V01 Algemene milieuvoorwaarden algemeen. Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7. V02 Algemene milieuvoorwaarden geluid. Hoofdstuk Sectorale: V32 Dieren. Hoofdstuk 5.9. V37 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen. Hoofdstuk V46 Opslag van gevaarlijke stoffen Ondergrondse en bovengrondse houders. Afdelingen , en V57 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen. Afdeling V69 Motoren met inwendige verbranding. Hoofdstuk V93 Winning van grondwater. Hoofdstuk Bijzondere: geen De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouw- of stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouw- of stedenbouwkundige

13 13 / 14 vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 20 november ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7-1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. 3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 - Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem.

14 14 / 14 Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 20 november Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier, De Voorzitter, D. Toelen Cathy Berx