- beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan Voormalige brandstofloods NS Emplacement Houten (km. 8.

Transcriptie

1 - beschikking - vaststelling ernst en urgentie en instemming saneringsplan Voormalige brandstofloods NS Emplacement Houten (km. 8.05) Houten datum 2 september 2005 nummer 2004WEM003722i bijlage kadastrale kaart sector Bodemsanering referentie B.C. Bannink locatiecode UT 0321/ Inleiding Gedeputeerde staten van Utrecht hebben op 3 juni 2005 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS), Postbus 2809 te Utrecht. De melder is voornemens de bodem ter plaatse van de voormalige brandstofloods op het NS Emplacement Houten (km. 8.05) te saneren. De aanleiding voor deze bodemsanering is de spoorverdubbeling welke tussen Vleuten en Geldermalsen gerealiseerd gaat worden (project VleuGel). Het bodemonderzoek is uitgevoerd ter plaatse van het volgende kadastrale perceel: gemeente Houten, sectie A, nummer Bij deze melding is een nader bodemonderzoeksrapport, een saneringsonderzoek en -plan gevoegd. Deze rapporten worden opgesomd onder punt Beschikking De onder punt 4.1 genoemde rapporten hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluit ons college het volgende. Ter plaatse van het kadastrale perceel, gemeente Houten, sectie A, nummer is sprake van één geval van ernstige bodemverontreiniging, zoals bedoeld in artikel 29 eerste lid Wbb. Op grond van artikel 37 Wbb is er geen sprake van urgentie om dit geval te saneren.

2 Wij stemmen in met het saneringsplan, zoals bedoeld in de artikel 39 Wbb. Indien de adressant van deze beschikking tot instemming met het saneringsplan uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking nog geen begin heeft gemaakt met de uitvoering van de sanering, vervalt onze instemming met het saneringsplan van rechtswege na verstrijking van deze vijf jaar. Deze beperkte duur baseren wij op onze bevoegdheid ex. art. 39, lid 2 Wbb om voorschriften te verbinden aan onze instemming. 3. Procedure Bij de voorbereiding van deze beschikking is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Deze procedure is in hoofdstuk 6 'Bodemsanering' van de Provinciale Milieuverordening Utrecht 1995 in beginsel verplicht gesteld. Met toepassing van het bepaalde in artikel 39 van de Wbb zullen wij de beslistermijn van 13 weken gedurende de vakantieperiode verlengen met nog een periode van maximaal 13 weken. Dit maakt het mogelijk om de ontwerpbeschikking in plaats van vier weken zes weken ter inzage te leggen. Wij streven er naar de definitieve beschikking in 15 weken gereed te hebben. Belanghebbenden hebben gedurende de periode van ter inzage legging hun zienswijze over de ontwerpbeschikking naar voren kunnen brengen. Er zijn geen mondeling en/of schriftelijke zienswijzen ingediend. Na afloop van de periode van ter inzage legging behandelen wij de ingebrachte zienswijzen en stellen vervolgens een definitieve beschikking vast. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, vijfde lid Wbb hebben wij het college van burgemeester en wethouders van Houten en de VROM Inspectie, regio Noord-West te Haarlem in kennis gesteld van de beschikking. Een milieubericht is gepubliceerd in een huis-aan-huis-blad in de gemeente Houten. 4. Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: - Nader bodemonderzoek Brandstoffenloods Houten, Holland Railconsult B.V., projectnummer GMV-FU , 3 september 2002; - Saneringsplan voormalige Brandstoffenloods emplacement Houten, Cauberg-Huygen, projectnummer , 1 juni Verontreinigingssituatie grond en grondwater De bodem van de locatie is onderzocht op de aanwezigheid van bodemverontreiniging ten gevolge van spoorwegactiviteiten. De resultaten van het bodemonderzoek laten zien dat er sprake is van een geval van bodemverontreiniging welke aanwezig is op het onder punt 2 genoemde - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/

3 kadastrale perceel. De omvang van de verontreiniging is weergegeven op bijgevoegde kadastrale tekening, op basis van de interventiewaarde contour voor de betreffende stoffen in de grond. Er is sprake van een ruimtelijke, organisatorische en technische samenhang tussen deze verontreinigingen aangezien de verontreinigingen allemaal te relateren zijn aan de spoorwegactiviteiten. Op het emplacement hebben diverse spoorwegactiviteiten zoals een kolenopslag plaatsgevonden. De grond bevat bijmengingen met koolas, sintels/slakken en puin waarin plaatselijk verhoogde gehalten aan Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK), lood, koper, zink en arseen boven de interventiewaarden zijn aangetroffen. De verontreinigingen zijn hoofdzakelijk aanwezig tot maximaal 2,0 meter beneden maaiveld. In het grondwater is slechts een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetroffen welke waarschijnlijk wordt veroorzaakt door de aanwezige PAK verontreiniging in de grond. Het totale volume verontreinigde grond bedraagt circa 2500 m³. Daarnaast is een grondhoop aanwezig met een omvang van 300 m³. Deze grondhoop heeft dezelfde aard en samenstelling als de aangetroffen bodemverontreiniging. Mogelijk dat deze grond is vrijgekomen bij de sloop van de brandstofloods. Deze grondhoop wordt door ons dan ook beschouwd als een onderdeel van het geval van ernstige bodemverontreiniging. Of een geval van bodemverontreiniging al dan niet ernstig is wordt beoordeeld aan de hand van twee circulaires: de circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming: Beoordeling en Afstemming, van 19 december 1997, paragraaf 2.3.3, nummer DBO/ , gepubliceerd Staatscourant 12 januari 1998; de circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000, nummer DBO/ , gepubliceerd Staatscourant 24 februari Ingevolge deze circulaires is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien voor ten minste één stof de gemiddelde concentratie gemeten in grond in minimaal 25 m 3 bodem of gemeten in grondwater in minimaal 100 m 3 bodem hoger blijkt te zijn dan de interventiewaarde. De gemiddelde gehalten PAK, koper, lood, zink en arseen in de grond in minimaal 25 m 3 blijkt hoger te zijn dan de interventiewaarde voor deze stoffen. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het verrichte bodemonderzoek voldoet naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde vereisten. De informatiekwaliteit komt overeen met de eisen zoals weergegeven in het Protocol voor het Nader Onderzoek Deel 1 (naar de aard en concentratie van verontreinigende stoffen en de omvang van bodemverontreiniging), Sdu Uitgevers, Den Haag Urgentie en tijdstip van sanering - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/

4 De systematiek op basis waarvan tot de beslissing urgent/niet-urgent wordt gekomen staat beschreven in de circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming: beoordeling en afstemming, van 19 december 1997, bijlage 7, nummer DBO/ , gepubliceerd Staatscourant 12 januari De sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging is urgent, tenzij is aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat het geval, gelet op het huidige gebruik van de bodem, geen actueel humaan, ecologisch of verspreidingsrisico tot gevolg heeft. Een actueel risico is een risico dat zich feitelijk voordoet gezien het gebruik van de bodem ten tijde van het geven van deze beschikking Humane risico s: Er zijn wel contactmogelijkheden met de verontreiniging, maar de aangetoonde gehalten verontreiniging overschrijden de normen niet. Er is dan ook geen sprake van een actueel humaan risico Ecologische risico s: Bij de vaststelling van het ecologische risico is het aantal planten, dieren en micro-organismen, welke negatieve gevolgen ondervinden ten gevolge van de verontreiniging, bepalend. Uit de berekening volgt dat er geen sprake is van actuele ecologische risico's Verspreidingsrisico s: Er zijn slechts licht verhoogde gehalten aan minerale olie in het grondwater aangetroffen. Er is dan ook geen sprake van een actueel verspreidingsrisico. Nu er geen actuele milieuhygiënische risico's aanwezig zijn, is er geen sprake van urgentie om beide gevallen van verontreiniging te saneren. Wij stellen dan ook geen tijdstip vast waarop met de sanering dient te worden gestart. Zoals reeds vermeld onder punt 2 wordt de geldigheidsduur van dit saneringsplan vastgesteld op vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze beschikking. 4.4 Afweging saneringsdoelstelling Op basis van artikel 38 Wbb dient de doelstelling van bodemsanering in beginsel te zijn: herstel van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Om dit te bereiken dient de tot het geval behorende verontreiniging volledig te worden verwijderd, tenzij sprake is van locatiespecifieke omstandigheden als bedoeld in het Besluit locatiespecifieke omstandigheden van 2 april 2002, Stb Ons college concludeert dat bij de sanering van onderhavige gevallen van bodemverontreiniging mag worden afgeweken van volledige verwijdering om doelmatigheidsoverwegingen, milieu- en maatschappelijke rendementsoverwegingen. De verontreiniging kan kosteneffectief en milieuhygiënisch verantwoord worden gesaneerd. - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/

5 De verdere uitwerking van de saneringsdoelstelling dient plaats te vinden aan de hand van de Regeling locatiespecifieke omstandigheden (Stcrt. 2002, 195, laatstelijk gewijzigd Stcrt. 2004, 105). Uit de onderliggende rapportages blijkt dat de verontreinigingen kosteneffectief en milieuhygiënisch verantwoord tot de achtergrondwaarden, zoals bepaald in het onderzoek technische onderbouwing bodemkwaliteitskaart en Aanvullend bodemonderzoek project VleuGel, kunnen worden gesaneerd. Het ontgraven van licht verontreinigde grond onder de achtergrondwaarden achten wij niet doelmatig gezien het geringe milieurendement en de functie van het terrein Saneringsplan Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe spoorbaan in het kader van het project VleuGel zal het geval van ernstige bodemverontreiniging worden gesaneerd. Deze bodemverontreiniging bevindt zich langs de bestaande spoorbaan. Deze bestaande spoorbaan zal gehandhaafd blijven. Ter plaatse van dit geval zal de verontreinigde grond tot 2,0 meter minus maaiveld worden verwijderd. Het gaat daarbij om 2500 m³ licht tot sterk verontreinigde grond. Tijdens de sanering wordt onderscheid gemaakt in drie partijen die separaat in depot worden gezet. Het gaat om grond waarin vermoedelijk gehalten hoger dan de terugsaneerwaarde (achtergrondwaarde) aanwezig zijn, grond waarin vermoedelijk gehalten lager dan de terugsaneerwaarde aanwezig zijn en grond waarin vermoedelijk meer dan 50% aan bijmenging aan bodemvreemd materiaal aanwezig is. De af te voeren verontreinigde grond waarin gehalten boven de terugsaneerwaarde aanwezig zijn, dient te worden aangeboden aan een verwerker die daartoe een geldige vergunning ingevolge de Wet milieubeheer dient te hebben. De licht verontreinigde grond kan na bemonstering ter plaatse worden hergebruikt mits wordt voldaan aan de terugsaneerwaarde. De grond waarbij meer dan 50% bodemvreemd materiaal aanwezig is zal niet op de locatie worden hergebruikt en zal worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De aan te voeren grond zal tenminste moeten voldoen aan de vastgestelde achtergrondwaarden. De sanering zal plaatsvinden onder milieukundige begeleiding, de eindbemonstering zal conform de geldende richtlijnen plaatsvinden. Zoals in het saneringsplan is beschreven zal na voltooiing van de sanering mogelijk een restverontreiniging achterblijven in de grond. Deze restverontreiniging zal om civieltechnische redenen achterblijven ter plaatse van de huidige spoorbaan. De aard en omvang van deze mogelijke restverontreiniging dient te worden vastgesteld en in het evaluatierapport aan ons te worden gerapporteerd. Daarnaast dient deze restverontreiniging te worden gescheiden van de aanvulgrond door middel van een folie. De in het saneringsplan beschreven sanering voldoet aan het bij of krachtens artikel 38 Wbb en hoofdstuk 6 'Bodemsanering' van de Provinciale Milieuverordening Utrecht bepaalde. - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/

6 4.6 Nazorg en gebruiksbeperkingen Nadat de bodemsanering is uitgevoerd, is geen actieve nazorg nodig. Indien na sanering op het emplacement graafwerkzaamheden worden uitgevoerd dient er rekening mee te worden gehouden dat er mogelijk een restverontreiniging aanwezig is. Eventueel grondverzet ter plaatse dient vooraf aan de provincie Utrecht gemeld te worden. 4.7 Start en uitvoering van sanering In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: - schriftelijk: gedeputeerde staten van Utrecht, Centrale procedurekamer Water & Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of - per fax: via de fax van onze procedurekamer, Indien u tijdens de werkzaamheden meent te moeten afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen. Deze afwijking behoeft, voorafgaande aan de uitvoering van deze werkzaamheden, de schriftelijke instemming van ons college. Elke wijziging in het voorgenomen gebruik van deze saneringslocatie dient vooraf aan ons gemeld te worden. Wij behouden ons het recht voor, zonodig, een aangepast saneringsplan te eisen. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de Provincie Utrecht (protocol 6001 van het SIKB). U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. 5. Kadastrale registratie Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college een afschrift van dit besluit, met een kadastrale kaart van het perceel waarop dit besluit betrekking heeft, zenden aan de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers. De verontreiniging zal kadastraal worden geregistreerd op basis van ligging binnen de interventiewaarde contour van de verontreiniging in de grond. Deze contour is weergegeven op bijgevoegde kadastrale tekening. - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/

7 Het te registreren kadastrale perceel is weergegeven in onderstaande tabel: Kadastrale gemeente: Houten sectie Nummer grootte perceel code * A ha, 27 a, 18 ca WBD * WBD = het besluit betreft een deel van het perceel 6. Bezwaar Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit binnen zes weken na bekendmaking daarvan schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij gedeputeerde staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie Milieu en Waterstaat, per adres Centrale procedurekamer Water & Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) in worden gediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek kent de Voorzitter van de Afdeling toe wanneer er naar zijn mening tijdelijke maatregelen nodig zijn tot aan de definitieve beslissing op het bezwaarschrift. Wanneer een belanghebbende binnen de genoemde termijn van zes weken een verzoek om een voorlopige voorziening indient, treedt de bestreden beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED 's-gravenhage. Aan een verzoek om voorlopige voorziening zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 138,00 voor een natuurlijk persoon en 276,00 voor een rechtspersoon. Onder vermelding van de code UT 0321/00094 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de Centrale procedurekamer Water & Milieu van de provincie Utrecht. Hoogachtend, gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen, Drs. J.W. Strookappe Hoofd sector Bodemsanering - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/

8 Verzendlijst, deze beschikking is verzonden aan: SBNS, t.a.v. de heer R. Banser, Postbus 2809, 3500 GV Utrecht (melder); Gemeente Houten, t.a.v. de heer B. Nauta, Postbus 30, 3990 DA Houten; VROM Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; NS Railinfratrust b.v., Laan van Puntenburg 100, 3511 ER Utrecht; Kadaster en Openbare Registers, Postbus 85001, 3508 AA Utrecht. - beschikking-nummer 2005WEM003722i - UT 0321/