STATENCOMMISSIE ECONOMIE, LANDBOUW EN EUROPA d.d. 29 maart 2004

Transcriptie

1 STATENCOMMISSIE ECONOMIE, LANDBOUW EN EUROPA d.d. 29 maart 2004 Aanwezig: de leden: mw. A.M. Worm-de Moel (voorzitter) De heer H. Schipper, lid van GS PvdA: W. van Oudheusden, H.W.J. Peperkamp, G.J.W. de Vries VVD: A.F. Kraak, mw. E.A. Veenis-Kaak CDA: C. Broekhoven, J.N.J.J. Beemsterboer, C.P.J. van Diest D66: L.M. Cornelissen, mw. J. Geldhof GL: mw. I.R. Tjon-Fo CU/SGP: A. Roetman SP: A.A. de Vries, mw. Ch. Janki Ouderenpartij NH/VSP: P.J. Bruystens Mede aanwezig: Verslag: M. Horjus (commissiegriffier) mw. P. Veltman (Vi.a.Vi, Amsterdam) 1. Opening/mededelingen voorzitter De voorzitter opent om uur, direct nadat het quorum behaald is, de vergadering. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Kastje, Koster, Van der Paard en Bezemer. Voorts meldt zij dat in verband met het verschenen rapport Meijer inzake de Waddenzeeproblematiek er hoorzittingen georganiseerd worden door de commissie NLWM op 26 april a.s. in Den Helder; de commissie ELE wordt daarvoor eveneens uitgenodigd. Nadere informatie volgt. In verband met de begrotingsbehandeling is er een extra commissievergadering gepland, te weten op woensdag 27 oktober a.s. van uur. De eerstvolgende commissievergadering zal, aangezien er op de agenda twee punten staan die betrekking hebben op toerisme, gehouden worden op Camping In de Bongerd te Tuitjehorn. De vergadering zal dan starten om uur in verband met een rondleiding over de camping en informatie over recreatie in de regio. 2. Vaststellen van de agenda De agenda wordt vastgesteld conform voorstel. 3. Vaststellen verslag 26 februari 2004 en bijbehorende toezeggingenlijst Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. De heer Schipper geeft enkele aanvullingen op de toezeggingenlijst. Zo ligt er nog een vraag met betrekking tot het onderzoek van de heer Van Mastwijk. De heer Van Mastwijk heeft laten weten dat hij op dit moment niets onderneemt, omdat er inmiddels een rapport is verschenen van staatssecretaris Van Geel over de relatie gewasbescherming bollenteelt en gezondheid. Hij wacht de procedure rondom de behandeling van het rapport af. Voorts lag er nog een vraag van de heer Van der Paard over de willekeurige afschrijvingen in het Continentaal Plat. Inmiddels zijn daar in de Tweede Kamer vragen over gesteld. De beantwoording van de vragen heeft hij in zijn bezit; deze zal ook ter kennis van de commissie gebracht worden. Verder deelt hij mee dat in de brief richting ministerie ook is aangedrongen op een snellere evaluatie. Uit de beantwoording van de Kamervragen blijkt dat de minister dat wil overwegen. Er zal derhalve opnieuw een brief naar het ministerie verzonden worden waarin verzocht wordt die evaluatie sneller te laten plaatsvinden. Vervolgens komt de voorzitter terug op de vraag die gesteld is om kandidaten vanuit de commissie te leveren voor de Hanse Passage. Twee kandidaten hebben zich aangemeld; zij heeft begrepen dat er nog twee kandidaten zijn. Voorgesteld wordt om te loten; degenen die dan niet meedoen zijn plaatsvervanger. Het gaat om de volgende personen: Cornelissen, Kraak, Beemsterboer en Van der Paard. Loting wijst uit dat de heren Kraak en Van der Paard zullen deelnemen aan het project van de Hanse Passage; de heren Beemsterboer en Cornelissen zijn plaatsvervangers. 1

2 4. Rondvraag De heer Bruystens vraagt wanneer het rapport Meijer wordt toegezonden. De heer Horjus antwoordt dat dit rapport deze week verschijnt; daarna wordt het zo snel mogelijk verspreid. De heer Van Oudheusden doet de suggestie om de stukken die vorige week in de commissie NLWM over de kokkelvisserij verspreid zijn ook onder de leden van de commissie ELE te verspreiden. De voorzitter zegt toe hierop actie te zullen laten ondernemen. De heer Van Oudheusden gaat vervolgens in op een brief van de WLTO die enkele maanden geleden aan de orde is geweest rondom hun betrokkenheid bij De Uitweg. Toegezegd is dat er een brief van GS aan de WLTO gestuurd zou worden. Hij vraagt daarvan een afschrift. De voorzitter stelt voor deze brief op de C-agenda te plaatsen. Tot slot informeert de heer Van Oudheusden of er iets bekend is over de werkgroep 6% biologisch en duurzaam. De heer Horjus deelt mee onlangs met de heer Kastje te hebben gesproken over de voortgang. Met hem is afgesproken dat er een voorstel wordt gemaakt. Ook heeft hij begrepen dat de heer Kastje afgelopen weekend contact zou hebben met de werkgroepleden over het vervolg. De heer Cornelissen vult aan dat het de bedoeling is op korte termijn (begin april) met de werkgroep bij elkaar te komen om ook de expertmeeting te evalueren en te kijken naar het vervolg. De heer Broekhoven meldt dat in Groningen, Friesland en Drenthe een initiatief is geweest waarbij PS-leden gekoppeld worden aan bepaalde projecten die in uitvoering zijn in het bedrijfsleven. De vraag is of dat voor Noord-Holland ook een goed initiatief zou kunnen zijn. Afgesproken wordt dit punt te agenderen voor één van de volgende vergaderingen. Een notitie met achterliggende informatie wordt door de griffie voorbereid. De heer Beemsterboer heeft het gestoord dat deze vergadering niet op tijd kon beginnen omdat het vereiste quorum niet aanwezig was. Hij vraagt om voortaan op tijd te beginnen en anders de vergadering uit te stellen. A-agenda 5. Jaarverslag en jaarrekening van Provincie Noord-Holland De heer De Vries (SP) vindt het moeilijk, omdat dit verhaal ook gekoppeld is aan hetgeen er in de jaarrekening staat, hierover een deeloordeel te vellen, terwijl de SP daar op een ander terrein wellicht haaks op zal opereren. Hij deelt dan ook formeel mee zich te onthouden van een mening over de inhoud van het jaarverslag. De heer Broekhoven meent dat in het jaarverslag geen verrassingen staan. Wel zitten er wat afwijkingen in; daarover kan in de Rekeningencommissie verder gesproken worden. De heer Roetman heeft geen inhoudelijk commentaar. Wel heeft hij waardering voor de tijdige presentatie van een en ander. De stukken zijn correct gepresenteerd, waarvoor waardering en lof. De heer Peperkamp spreekt eveneens zijn waardering uit. Daarnaast kan hij met het ELE-deel instemmen; verder zal hij het advies van de Rekeningencommissie volgen. De heer Kraak vindt het vrij normaal als jaarrekening en jaarverslag tezamen beoordeeld worden en ook in PS aan de orde komen. Dit jaar is wat apart, omdat in 2003 het ene college het andere heeft opgevolgd. Dat betekent dat in die overgangsperiode wat minder zichtbaar is wat de eventuele beleidswijzigingen opgeleverd hebben. Dat haalt hij ook uit het verslag; het is een vrij nuchter en wat terughoudend verslag ten aanzien van eventuele accenten. Een echte behandeling is zijns inziens pas mogelijk als de zaken tezamen beoordeeld kunnen worden. Hij geeft derhalve geen positief advies, maar neemt er wel positief kennis van. De heer Cornelissen constateert dat er met name nogal wat geld is overgebleven bij openluchtrecreatie. Hij vraagt de gedeputeerde dit toe te lichten. Verder valt euro vrij wegens het nietdoorgaan van activiteiten in het kader van Zeepoort IJmond; wat gebeurt er met dat geld? 2

3 Mevrouw Geldhof heeft aanvullend een vraag ten aanzien van de TIPP-regeling. In 2003 is het programma niet gehonoreerd. Zij vraagt of het mogelijk is om aan het jaarverslag toe te voegen hoe het verder gaat met de gebieden waarvoor projecten uit de TIPP-regeling niet gehonoreerd zijn. Reactie van de gedeputeerde De heer Schipper deelt mee dat antwoord op de vraag over de openluchtrecreatie volgt. Wat betreft Zeepoort IJmond deelt hij mee dat het besluit om daar te gaan investeren nog steeds niet is genomen; de reservering daarvoor blijft gehandhaafd. De TIPP-regeling is afgeschaft en vervangen door de zgn. TOP-regeling, zijnde een Rijksregeling waar vooral projecten onder vallen in het zuidelijk deel van de provincie. GS is momenteel bezig met een brief richting staatssecretaris waarin een aantal bedrijventerreinen in het zuidelijk deel van de provincie worden aangegeven die heel goed in aanmerking zouden kunnen komen voor genoemde regeling. Verder wijst hij erop dat voor het noorden van de provincie, ter vervanging van de TIPPregeling, de HIRB-regeling (Herstructurering Bedrijventerreinen) is ingesteld. Aardig is dat een aantal van de afgewezen projecten in het kader van de TIPP-regeling mogelijk wel onder de nieuwe HIRBregeling kunnen vallen. De voorzitter verneemt graag van D66 of men zich in positieve zin kan vinden in het jaarverslag. De heer Cornelissen bevestigt dit. De voorzitter concludeert dat alle fracties, behalve de SP, een en ander positief beoordelen en dit, in afwachting van het advies van de Rekeningencommissie, wensen door te sturen naar PS. B-agenda 6. Stand van zaken stichting Industrieel Kennis en Technologie Centrum (IKTC) De heer Kraak is zeer te spreken over de beantwoording naar aanleiding van de door hem gestelde vraag. Hieruit blijkt dat de vrees die er een aantal jaren geleden was over het niet helemaal juist toepassen van de FINH-regels bewaarheid is geworden. Dit leidt ertoe dat de subsidie die door Zaanstad was aangevraagd niet wordt toegekend. Overeind blijft wel staan dat er een andere oplossing gevonden moet worden in het kader van de ingediende motie waarbij economische ondersteuning van de Zaanstreek in ICT-sfeer mogelijk moet zijn. Verbaasd is hij over wat er op blz. 3 staat, namelijk dat Zaanstad zich op het standpunt stelt dat PS bepaalde verwachtingen heeft gewekt door het onderliggende doel te onderschrijven. Mevrouw Geldhof geeft aan dat D66 zich de vorige PS-periode geen warm voorstander van dit voorstel heeft getoond. Het verbaast haar dan ook niet dat de regels onjuist zijn toegepast. Verder is zij benieuwd naar het verzoek waarmee Zaanstad zal komen. Zij vraagt de gedeputeerde uiterst kritisch te zijn bij het verder voorbereiden van een voorstel richting PS. De heer Bruystens constateert dat dit een zaak is met een heel ondoorzichtige voorgeschiedenis. Hem is verder nog steeds niet duidelijk of de commissie hier nu geconfronteerd wordt met ongeoorloofde staatssteun. Het punt waar het indertijd om draaide en waar het ook nu om draait is welke risico s er genomen worden, aangezien er wordt geïnvesteerd in een gehuurd pand. De hernieuwde aanvraag van Zaanstad zal afgewacht moeten worden. De heer Peperkamp deelt mee dat zijn fractie het nut ervan inziet dat ook in de Zaanse regio daadwerkelijk ontwikkelingen met betrekking tot innovatie vorm krijgen. Wel dient dat volgens de regels te gebeuren; oneigenlijke staatssteun kan niet. De heer Beemsterboer heeft begrepen dat Zaanstad binnen drie weken na 18 februari jl. zou komen met een nieuw plan. Hij gaat er dan ook vanuit dat er op dit moment een nieuw plan ligt. Overigens onderschrijft hij de reden waarom hij de vorige periode akkoord is gegaan nog steeds. Een dergelijke ICT-oplossing betekent voor Zaanstad een verrijking en hij is bereid daarvoor te betalen. Hij neemt voorts aan dat het vervolgproject in de commissie terugkomt voor goedkeuring. Reactie van de gedeputeerde De heer Schipper meldt hierover een gesprek te hebben gehad met wethouder Egberts van Zaanstad. Hem is gemeld dat het doel, te weten kennisinfrastructuur-ontwikkeling weliswaar door PS wordt 3

4 onderschreven, maar dat ieder project moet voldoen aan de eisen en criteria. Tot op heden is er echter nog geen project geweest dat daaraan voldoet. De heer Egberts heeft aangegeven dat PS zijns inziens bepaalde verwachtingen had gewekt. Afgesproken is toen dat Zaanstad binnen drie weken met een nieuw verzoek zou komen, doch men heeft nog enige respijt gevraagd. De heer De Vries (SP) lijkt het goed om met Zaanstad een afspraak te maken over de uiteindelijke aanleverdatum. De heer Kraak kan zich vinden in enig uitstel, doch er dient voor gewaakt te worden dat er niet wederom voorstellen komen met een gekunstelde constructie. De heer Beemsterboer voegt toe dat de vorige keer willens en wetens is gezocht naar een mogelijkheid om dit voor Zaanstad te realiseren. De regels zijn dan ook enigszins aangepast om dit echt voor elkaar te krijgen. De volledige commissie heeft onderschreven dat dit voor die regio belangrijk is voor de verdere ontwikkeling. Het CDA ziet dan ook bijzonder graag dat er een soortgelijke oplossing gevonden wordt. Mevrouw Geldhof is ook geen voorstander van gekunstelde constructies. Dit heeft er mede toe geleid dat er het afgelopen halfjaar niets gebeurd is. Wanneer men Zaanstad een warm hart toedraagt en ervoor wil zorgen dat de sociaal-economische infrastructuur wordt versterkt, dan dient het op een manier te gebeuren die ook direct FINH-proof is. De heer Bruystens lijkt het zaak in deze heel voorzichtig te manoeuvreren. Voor de heer Peperkamp is helder dat er duidelijke regels moeten komen, ook naar de toekomst toe. Daarmee kan in het verdere traject veel ellende voorkomen worden. De heer Schipper stelt voor het verslag van deze vergadering zo snel mogelijk richting wethouder Egberts te sturen, zodat hij ook weet vanuit welke positie de commissie dit heeft besproken. Verder begrijpt hij dat de commissie de in de PS-nota genoemde voorwaarden waaraan het nieuwe verzoek moet voldoen onderschrijft. Tot slot vraagt hij hoeveel druk de commissie op de ketel gezet wenst te zien. Afgesproken wordt dat tijdens de vergadering van 7 juni a.s. hierover door de gedeputeerde uitsluitsel wordt gegeven. 7. Startnotitie Landbouwagenda Ter vergadering wordt de reactie van VNO-NCW West op de nota uitgereikt. De heer Van Oudheusden vindt het een goede zet dat de startnotitie nu aan de orde is. Anderzijds is het nog een zeer grove schets van wat de inhoud zal gaan worden; hij wil dat graag zoveel mogelijk concreet ingevuld zien worden. Hij vraagt om daarbij ook de werkgelegenheidseffecten mee te nemen. Kijkend naar de startnotitie dan vindt hij sommige opmerkingen toch wat te optimistisch van aard. Met het gestelde onder Rol van Provincie Noord-Holland, namelijk dat zij op het gebied van de ruimtelijkeconomische ontwikkelingen als regionale overheid wil inzetten op het stimuleren van een wervend werk- en vestigingsklimaat voor ondernemers is hij het van harte eens. De volgende zin Voor de landbouw is dat niet anders dan voor industriële ondernemers wekt echter de schijn alsof de economische kansen voor de landbouw op hetzelfde niveau liggen als voor industriële ondernemers. De PvdA denkt daar echter wat genuanceerder over. De heer Cornelissen merkt allereerst op van mening te zijn dat de brief van VNO-NCW niet veel toevoegt. De notitie vindt hij duidelijk. Wel vraagt hij op welke termijn een volledig stuk te verwachten is. Verder heeft hij nog enkele opmerkingen. Zo verneemt hij graag wat de inhoud en betekenis van een Landbouw Effect Rapportage is. Over de verdere toepassing van de glastuinbouw heeft hij enige zorgen. In het Alton-gebied heeft men plannen voor een verdere uitbreiding hetgeen op gespannen voet schijnt te staan met de ruimtelijke ordening. In hoeverre kan daar vanuit deze portefeuille druk op gezet worden resp. in hoeverre kan dat bespreekbaar gemaakt worden met de RO-mensen? Voor de heer Kraak is de basis voor de landbouwagenda voor een belangrijk gedeelte al gelegd in het collegeprogramma. Wel zijn er een aantal aanvullende opmerkingen bij te maken. Zo heeft hij de 4

5 indruk dat er erg sterk op een verdere verduurzaming van de land- en tuinbouw ingestoken wordt. Bij de verdere uitwerking van de agenda dient echter niet vergeten te worden dat ook de reguliere landbouw in Noord-Holland bestaansrecht heeft en moet houden. Verder dient de landbouw op tijd en in voldoende mate betrokken te worden bij het ontwikkelen van de landbouwagenda. Voorts is het zijns inziens uitermate belangrijk in de landbouwagenda al rekening te houden met de voor 2006 voorziene evaluatie van de vogel- en habitatrichtlijn. De heer Roetman merkt op dat de startnotitie de instemming heeft van zijn fractie. Het heeft de fractie bijzonder goed gedaan dat de landbouwagenda gekoppeld zal worden aan een uitvoeringsprogramma. De heer Bruystens kan zich vinden in dit voorstel. Wel vraagt hij aandacht voor de visserij. De heer Van Diest is eveneens content met het voorliggende als beginpunt voor de landbouwagenda. Wel zijn er een paar punten die extra aandacht vragen. De ontwikkeling is kernachtig benoemd en moet ook een uitgangspunt blijven. In de landbouwagenda moet terug te vinden zijn dat het een zich ontwikkelend geheel is. Als belangrijke randvoorwaarde wordt verder genoemd dat de landbouw geen milieubelasting mag veroorzaken naar haar omgeving. Hij gaat ermee akkoord dat het zo geformuleerd staat, maar dit dient nadrukkelijk niet dogmatisch geïnterpreteerd te worden, maar in zijn algemeenheid dat de aandacht zich richt op een zich verduurzamende landbouw. Een punt van zorg is het feit dat er vragen bij de landbouw in Noord-Holland worden neergelegd, zonder dat er sprake is van een vergoeding. Het is van belang dat ook het provinciaal bestuur zich daarover uitspreekt. Op dit moment legt het Rijk er geen geld bij, maar geeft daar ook geen duidelijkheid over. Zijns inziens zijn er veel plekken waar geld gehaald kan worden: voor rijksregelingen: rijksgeld; verder cofinanciering uit Brussel en als laatste in de tritst bij een specifiek Noord-Hollandse situatie eventueel een provinciale financiering (drietrapsraket). Desgevraagd geeft hij aan dat voor zaken waar de maatschappij om vraagt (natuurbeheer, waterbeheer, beheer van de open ruimte, ganzenopvang e.d.) een vergoeding gegeven zou moeten worden. Ook een Recreatieschap of Natuurmonumenten worden betaald voor het beheer van een bepaald gebied. De heer Cornelissen begrijpt dat, maar wijst erop dat in het andere bedrijfsleven de laatste tijd heel veel wordt gesproken over maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat het bedrijfsleven geacht wordt bepaalde maatschappelijke taken mee te nemen in hun kostenuitgavenpatroon. De heer Van Oudheusden vult aan dat bijvoorbeeld industriële ondernemers in Nederland al jarenlang zware milieuproblemen hebben moeten oplossen omdat zij aan steeds scherpere milieuwetgeving moeten voldoen. De heer Van Diest merkt allereerst op dat de landbouw niet uitgezonderd is van milieuwetgeving; daar wordt ook door deze sector aan voldaan. Hij gaat hem om zaken die direct raken aan het opbrengend vermogen van een onderneming (bijv. ganzenopvang): dan moet de maatschappij haar verantwoordelijkheid nemen en daarvoor een financiële vergoeding geven. Hij sluit af met een punt dat hij vorige week ook in NLWM heeft ingebracht. Hij ziet dat de Provincie eigenlijk meer instrumenten moet hebben om grip te krijgen op de ontwikkelingen in het buitengebied. Hiertoe zal in de komende PS-vergadering een motie worden ingediend. Reactie van de gedeputeerde De heer Schipper bedankt voor de bijdragen. In het algemeen is aangegeven dat het een goede start is om de nota verder uit te werken. Hij weet nu bovendien voor welke onderwerpen meer aandacht gewenst is. Dat maakt het mogelijk om met een agenda te komen die op draagvlak binnen deze commissie en PS kan rekenen. Wat betreft het draagvlak extern geeft hij aan dat voor de agenda ook contacten met de agrarische sector zullen worden opgepakt. De werkgelegenheidseffecten zullen zeker worden meegenomen. Ten aanzien van de zin over de relatie met industriële ondernemers merkt hij op dat men daarmee heeft bedoeld te zeggen de ruimtelijke economische ontwikkelingen net zo hard te maken voor de landbouw als voor de industriële sector. 5

6 De LER is nog een middel in ontwikkeling. De bedoeling is dat vooral de effecten in beeld worden gebracht die een gevolg zijn van ingrepen in de landbouwontwikkeling zelf. Ook zal gekeken worden in hoeverre misschien in andere gebieden tot een soort compensatie gekomen kan worden. Wat betreft de planning merkt hij op dat het de bedoeling is dat GS de agenda nog voor het zomerreces vaststelt. Wat betreft glastuinbouw en Alton deelt hij mee dat GS enige tijd geleden heeft besloten, ook vanwege de maatschappelijke weerstand in Heerhugowaard-Noord, te stoppen met het verder inzetten op uitbreiding van Alton, maar wel energie te steken in de herstructurering van het bestaande glastuinbouwgebied daar. Hij is het eens met de heer Kraak die zegt dat er ook goed gekeken moet worden naar de reguliere landbouw. In het collegeprogramma ligt het accent op verduurzaming, maar de reguliere landbouw als economische factor moet natuurlijk ook de ruimte krijgen die het nodig heeft. Hij kan zich ook goed vinden in de opmerking inzake de vogel- en habitatrichtlijn; het is van belang daar een keer kritisch naar te kijken. Richting de heer Bruystens geeft hij aan dat de visserij onderdeel wordt van de nota. Met de opmerking van de heer Van Diest is hij het eens, namelijk dat er veel richting agrarische wereld doorgeschoven wordt waarvan men zich in alle redelijkheid de vraag kan stellen of dat past bij afwegingen die in de gewone ondernemerswereld gemaakt worden. Hij wil nog eens nadenken over de wijze waarop dat in de agenda vorm gegeven kan worden. Evident is dat er meer ondernomen moet worden dan alleen verbaal adhesie betuigen. De opmerking over de milieubelasting en het daarmee niet al te dogmatisch omgaan is hem uit het hart gegrepen. De voorzitter vraagt de commissie om in de tweede termijn de vraag te betrekken of de commissie het op prijs zou stellen in contact te treden met branche- of belangenorganisaties. Tweede termijn De heer Kraak heeft een paar opmerkingen naar aanleiding van het betoog van de heer Van Diest, die een bepaalde financieringsmogelijkheid heeft aangedragen (drietrapsraket). Hij geeft aan met name aan de laatste trap bepaald nog niet toe te zijn, temeer daar op het andersoortige bedrijfsleven ook allerlei rijksregelingen afkomen die gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering en de daarvoor benodigde financiering. Hij vindt het juist als een dergelijke afweging gemaakt wordt, maar dan niet alleen voor de landbouw. Wat betreft de vraag van de voorzitter merkt hij op dat het hem zinvol lijkt werkbezoeken te brengen aan de diverse organisaties. De heer Roetman deelt mee dat het voorstel om de belanghebbenden in contact te brengen met deze commissie zijn instemming heeft. De heer Van Oudheusden hoort nog graag een antwoord op de vraag rond nut en noodzaak van een LER. Verder is hij het niet eens met de heer Kraak die vaststelt dat er vrij snel (2006) een evaluatie van de vogel- en habitatrichtlijn zal plaatsvinden op Brussels initiatief. Nederland heeft lang genoeg gedraald met het invoeren van deze richtlijn. Hij kan de opmerking van de heer Kraak dan ook niet volgen om te evalueren, terwijl er eigenlijk nog niets gedaan is. Tot slot geeft ook hij aan er nog niet toe te zijn de stap al te zetten naar een eventuele provinciale bijdrage in de zgn. drietrapsraket van het CDA. De heer Van Diest wil allereerst reageren op de opmerkingen naar aanleiding van de drietrapsraket. Hij wijst erop een zin te hebben tussengevoegd wanneer provinciale financiering aan de orde zou kunnen zijn, namelijk: wanneer er sprake is van een specifiek Noord-Hollandse situatie. Zijns inziens moet dat de afweging zijn. Overigens is hij zich ervan bewust dat het moeilijk is dit punt in een landbouwagenda te vervatten. Het gaat hem ook meer om de bestuurlijke gedachtegang. De heer Cornelissen is de heer Van Diest dankbaar dat hij de discussie over het geld aanzwengelt. Ook hij denkt dat het goed is eens na te denken over de vraag waar precies de grens ligt. Waar valt iets qua financiering nog binnen de sector en waar mag gerekend worden op overheidsondersteuning? Wat hem betreft moet deze discussie nog een keer voortgezet worden. Wat betreft de LER vraagt hij hoe de relatie ligt naar de MER. Ten aanzien van de vraag om in contact te komen met belangenorganisaties vindt hij het geen slechte zaak hen op een gestructureerde manier uit te nodigen, mits er dan wel een goede agenda is. 6

7 De heer Schipper merkt allereerst op te zullen laten nagaan wat precies de verhouding is tussen de LER en de MER. Verder denkt ook hij dat het nodig is een keer indringend te spreken over hetgeen de heer Van Diest heeft aangedragen. Daarbij dient het dan niet alleen te gaan om de compensatie, maar met name ook om de beeldvorming: hoe gedraagt de overheid zich richting bijvoorbeeld de agrarische wereld? Een en ander dient dan ook breder gezien te worden dan alleen deze portefeuille. De voorzitter concludeert dat vanuit de fracties diverse punten zijn aangereikt die kunnen leiden tot een volledig maken van de landbouwagenda. Het streven is dat rond juli deze agenda alsmede het uitvoeringsprogramma voor de 2 e helft 2004 en 2005 door GS worden vastgesteld. Tot slot zegt zij toe een voorstel door de griffie te laten voorbereiden voor een werkbezoek om de commissie zodoende in contact te laten treden met de diverse organisaties op landbouwgebied e rapportage (november 2002 november 2003) projecten in Landinrichtingsgebieden De heer Stammers spreekt in (landinrichtingsgebied Schagerkogge). Naar aanleiding van de selectiecriteria, blz. 2, punt 1, merkt hij op dat ook agrariërs te maken hebben met veranderende eisen waardoor projecten complexer en duurder worden. Ten aanzien van punt 3 wijst hij erop dat Hollands Noorderkwartier weliswaar aast op de 100 miljoen euro van het Nationaal Bestuursakkoord, maar dat dit gedeeld door 48 waterschappen slechts op 2 miljoen euro per waterschap neerkomt. Indien de Provincie alle projecten ondersteunt die Hollands Noorderkwartier naar voren brengt, dan dient men zich te realiseren dat elke burger in Noord-Holland daarvan de rekening gepresenteerd zal krijgen. Het waterschap heeft geen financiële reserves meer. Op blz. 3 wordt gesproken over provinciale cofinanciering; dat is een punt waar hij problemen mee heeft. De agrariërs hebben de mogelijkheid gehad om tot 1 februari begrotingen in te dienen bij de DLG; vóór 1 februari 2005 moet men klaar zijn met het werk. Dat houdt in dat men half oktober gereed moet zijn, aangezien s winter het land te nat is om te egaliseren. Vorige week heeft hij gevraagd wanneer hij de toezeggingen kan hebben omdat hij wil ploegen en kunstmest strooien. Geantwoord werd dat het op de stapel ligt. Zijn vraag aan de commissie is dan ook hoe het gaat met de cofinanciering. Hij is de laatste in het verkavelingsblok (zijn collega s aan de andere kant waren 8 jaar geleden al klaar); het budget is krap; de vergoedingen zijn niet geïndexeerd en men zit met een kort tijdsbestek. Een aantal agrariërs heeft daar zeer grote problemen mee. Hij vraagt de gedeputeerde daar dan ook aandacht aan te geven. Gevraagd naar de Stivas antwoordt hij dat de Stivas in de voorbereiding van de Schagerkogge een project heeft gedaan dat ten nadele van een agrariër is geweest. Hij adviseert dan ook om vlak voor de landinrichting van start gaat geen Stivas-stappen meer te ondernemen. Het woord is vervolgens aan de commissie. De heer Van Oudheusden is opgevallen dat het toch wel erg lang heeft geduurd eer de commissie deze rapportage heeft gekregen. Hij krijgt daarvoor graag een verklaring. Inhakend op de inspreker zou hij in overweging willen geven om vanuit de Provincie extra aandacht te geven aan de procedures die plaatsvinden tussen het ministerie (DLG) en de landinrichtingscommissies in de context van de Stivas. Hij bemerkt nu voor de tweede keer dat daar behoefte aan is. Hij zou willen adviseren om met een klantgerichte, goed afgestemde procedure te komen tussen al die instanties, waardoor een heleboel frustraties uit de wereld geholpen kunnen worden. De heer Bruystens vraagt ook naar de reden waarom het zo lang geduurd heeft alvorens dit in de commissie behandeld kon worden. Verder wil hij aandacht vragen voor de financiële afwikkeling van een en ander. De heer Van Diest vraagt de gedeputeerde hoe hij het punt denkt op te lossen dat de middelen voor de procesfinanciering uitgeput zullen zijn alvorens het gehele proces doorlopen is. Wat betreft de doelstellingen die zijn vertaald in een hectare-quotum herhaalt hij zijn eerdere opmerking, namelijk dat een project van een geringere omvang in hectares wellicht een grotere impact kan hebben ten voordele van de natuur of de waterberging. Dus het ophangen van doelen sec aan hectares is een oneigenlijke manier van meten van de doelstelling. Hij neemt daar dan ook afstand van. Tot slot vraagt hij of er misschien naar aanleiding van de nota Evenwichtig Omgaan met Water toch een moment is geweest om nog projecten te herbeoordelen binnen deze tender. De heer Kraak vraagt zich af wat de Provincie op het vlak van de trage voortgang zou kunnen doen gezien het feit dat de landinrichting voor een heel belangrijk gedeelte door de DLG wordt bepaald. 7

8 De heer Cornelissen informeert hoe een en ander zich verhoudt tot de werkzaamheden van de Stivas. Als de landinrichting formeel haar structuur en werkwijze gaat aanpassen, meer in de richting van Stivas, dan komt men wellicht in elkaars vaarwater terecht. Reactie van de gedeputeerde De heer Schipper beaamt de traagheid van de landinrichtingsprojecten. Dit heeft uiteraard te maken met de organisatie waaronder dit allemaal gebeurt; er zijn diverse partners bij betrokken. Het heeft ook te maken met de positie van de DLG, als uitvoerder van een aantal landinrichtingsprojecten. Het is derhalve een materie die de nodige aandacht vergt. De Provincie kan proberen, met name ook bij het Rijk, ervoor te zorgen dat de procedures sneller gaan en dat er ook ten aanzien van de proceskosten helderheid komt. Ook zal geprobeerd worden om in dat proces de Stivas een rol te geven die bij de Stivas past: niet aan het eind van het verhaal, maar tijdens de rit. Overigens moet wat hem betreft het bekorten van de procedures er weer niet toe leiden dat de rol van de Stivas daarbij afneemt, want dat blijkt nu juist een versnelling te kunnen veroorzaken in de hele procedure rondom de landinrichting. De reden waarom dit stuk nu in de commissie komt, is dat alle gebiedsgerichte programma s (landinrichting is daar een van) onder de loep worden genomen, ook ten aanzien van de kosten, de financieringsafspraken die daarover gemaakt zijn, alsook het aspect of zaken niet sneller en eenvoudiger kunnen. De bedoeling is om, waarschijnlijk nog voor het zomerreces, een aanpak voor te leggen waarbij in ieder geval wat de Provincie betreft de sturing ten aanzien van dit soort projecten helderder geformuleerd is. Dat was ook de reden waarom men dit stuk even heeft moeten ophouden: in dit stuk staan ook financiële vertalingen van plannen en die moeten wel passen in de begrotingen die daarvoor ontwikkeld zijn. De voorzitter stelt vast dat de commissie kennis heeft genomen van deze rapportage en dat hierover rond de zomer weer nieuws te verwachten is van GS. 9. Gezamenlijk werkbezoek van de commissies ELE en SEON op 13 mei 2004 Ter vergadering melden de commissieleden die voor dit werkbezoek belangstelling hebben zich aan. 10. De lange-termijnagenda De heer Beemsterboer zou graag de situatie in de visserij aan de lange-termijnagenda toegevoegd zien. Zijns inziens is het van belang hierover op termijn te spreken. C-agenda 11. Brief aan IPA-ACON, door het hoofd van de afdeling Economie, Landbouw en Europa, namens de Commissaris van de Koningin over Hollands Bloementuin Opgemerkt wordt dat blz. 2 van de brief ontbreekt. Toegezegd wordt dat de commissieleden de volledige brief per omgaande zullen ontvangen. De heer Cornelissen zou graag zien dat wanneer IPA-ACON op vermeende onregelmatigheden stuit, of wanneer zij die vermoedt, zij daar dan ook melding van maakt respectievelijk dat uitzoekt. Dat is dus een andere vraag dan alleen dingen uit te zoeken. Verder neemt hij er kennis van en wacht hij de bespreking in mei af. Tot slot vraagt hij om, zodra er resultaat van IPA-ACON is, daarvan direct op de hoogte te worden gesteld. De heer Beemsterboer vraagt zich af, omdat in de vorige discussie o.a. is gezegd dat de gemeente Anna Paulowna ook een onderzoek zou gaan doen, of die twee onderzoeken niet door elkaar gaan lopen. De heer Hoogervorst antwoordt dat zowel de gemeente Anna Paulowna als het Waterschap hebben besloten dit onderzoek af te wachten en ook hun besluitvorming hebben opgeschort. De heer Beemsterboer vraagt of deze beide partijen ook meebetalen aan het onderzoek; dit lijkt hem niet onredelijk. 12. Deelname aan de Hanze Passage 8

9 Is reeds aan de orde geweest bij agendapunt Nieuwsbrief van GS d.d. 10 februari 2004 over het Wieringerrandmeer en de informatievoorziening aan PS Wat betreft de betrokkenheid van de commissie ELE bij het Wieringerrandmeer wordt afgesproken dat de commissiegriffiers ervoor zorgen dat de commissie ELE op die momenten wordt uitgenodigd voor een ROV-vergadering dat er punten aan de orde komen die voor de commissie ELE ook van belang zijn. Relevante stukken zullen tijdig worden toegezonden. 14. Brief van gedeputeerde Schipper aan de heer Rijst over waterrecreatie Geen opmerkingen. 15. Statuten Halter in Balans; resterende antwoorden op statenvragen Geen opmerkingen. 16. Verslag van de vergadering van SEON van 4 december 2003 De heer Van Oudheusden zou het interessant vinden als commissie op de hoogte gesteld te worden van toekomstige SEON-vergaderingen, zodat men daaraan kan deelnemen. Betwijfeld wordt of dit een openbare vergadering is. 17. Nieuwsbrief Innostart Nieuws van het project Equal Innostart Geen opmerkingen. 18. Raad voor dierenaangelegenheden: advies Dierziektebeleid met draagvlak Geen opmerkingen. 19. Sluiting De voorzitter sluit om uur de vergadering /Vi.a.Vi/PV Titel:Verslag PS-cie. Economie, Landbouw en Europa d.d Datum: