STATENCOMMISSIE ECONOMIE, LANDBOUW EN EUROPA d.d. 4 oktober 2004

Transcriptie

1 STATENCOMMISSIE ECONOMIE, LANDBOUW EN EUROPA d.d. 4 oktober Aanwezig: de leden mw. A.M. Worm-de Moel (voorzitter) PvdA: W. van Oudheusden, G. de Vries VVD: F.H.J. Koster, A.F. Kraak, mw. E.A. Veenis-Kaak CDA: C.P.J. van Diest, J.N.J.J. Beemsterboer, C. Broekhoven D66: mw. J. Geldhof, L.M. Cornelissen GL: J. Kastje, mw. I.R. Tjon Fo CU/SGP: J. Bezemer, A. Roetman SP: mw. Ch. Jankie, A. de Vries ONH/VSP: P.J. Bruystens, C. Kruijmer Afwezig: PvdA: W.F.H. Van der Paard, H.W.J. Peperkamp LPF: B.J. Admiraal Mede aanwezig: ` Verslag: mw. R. Kruisinga (gedeputeerde), lid van GS H. Schipper (gedeputeerde), lid van GS M. Horjus (commissiegriffier) mw. P. Veltman, mw. J. Anholt (Vi.a.Vi, Amsterdam) AGENDA Opening en mededelingen voorzitter 2. Vaststellen van de agenda 3. Vaststellen verslag 6 september 2004, de toezeggingenlijst en de lange termijnagenda 4. Rondvraag A-agenda 5. Visiestuk Gedeputeerde Staten Noord-Holland: naar een provincie die er toe doet B-agenda 6. Nota Concretiseren Lobbyprioriteiten Noord-Holland 7. Memo Werkgroep Kenniseconomie en innovatie 8. Vergaderschema commissie Economie, Landbouw en Europa Memo buitenland excursie commissie ELE C-agenda 6 september Verslag reis Pommeren door leden van Gedeputeerde Staten. 11. Brief van GS aan staatssecretaris Van Gennip van het ministerie van Economische Zaken over Vliegveld De Kooy te Den Helder. 12. Brief van GS aan staatssecretaris Van Gennip van het ministerie van Economische Zaken met een reactie op Pieken in de Delta. 13. Brief van gedeputeerde Schipper over de stand van zaken verplaatsing Heli activiteiten van Den Helder. 14. Brief van GS over de gentechnologievrije provincie als antwoord op een verzoek van mevrouw Kaar-Oostra uit de gemeente Wormer. 15. Memo van gedeputeerde Schipper over Kronenburg en de Hollandse Waterlinie. 16. Brief van de Groene Hoed met informatie over de activiteiten van de stichting ontwikkeling groene dienstencentrum Waterland. 17. SEON: verslag 4 februari en 24 juni, het verslag van het gezamenlijke werkbezoek van de commissies ELE en SEON van 13 mei en het jaarverslag van SEON. 18. De nota samenwerken aan en pragmatische en realistische implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) van de WLTO. 19. Brief aan het college van B&W van Huizen van de werkgroep commerciële jachthavens in Zeewolde. 20. De nieuwsbrief Recreatief (juli 2004) van de Stichting Recreatie. 21. Verslag Veenweideproject, de flyer adviezen en ervaringen en het jaarverslag van het Hoogheemraadschap van Rijnland. 22. De beleidsagenda van de Kamer van Koophandel Amsterdam. C-agenda 4 oktober Ingekomen stuk van GS: verslaglegging uitvoering grondbeleid. 24. Memo over de PIRB/HIRB. 25. SEON: verslag 24 juni en de agenda van 16 september

2 Krantenbericht over werkbezoek van de commissie ELE op 6 september in het kader van de landbouwagenda. 27. Notulen van de Rekeningencommissie van 30 juni 2004 waarin Hollands Bloementuin is besproken. 28. Sluiting. 1. Opening en mededelingen voorzitter De voorzitter opent om uur de vergadering. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Van der Paard en Peperkamp. Op 13 september jl. is door PS de voordracht van de Werkgroep Duurzame Landbouw vastgesteld. Aan de commissie ELE wordt gevraagd akkoord te gaan met opheffing van de werkgroep, de commissie hiermee akkoord. De werkgroep wordt door de voorzitter bedankt voor haar waardevolle inbreng. Met betrekking tot de agenda Arbeidsmarkt en Onderwijs heeft de PvdA, naar aanleiding van de vorige vergadering en na divers overleg een notitie opgesteld, ter behandeling in de commissievergadering van november. De heer De Vries (PvdA) licht toe dat de notitie een uitvloeisel is van de motie welke vorig jaar in PS aan de orde is geweest. De notitie wordt overhandigd aan de commissie en de gedeputeerde met het verzoek deze te betrekken bij de discussie over de door GS vastgestelde agenda Arbeidsmarkt en Onderwijs. Uiteraard hoopt men dat een aantal punten uit de notitie van de PvdA door GS zullen worden overgenomen. Namens een grote meerderheid van de commissie is een brief verstuurd aan het Presidium met betrekking tot de openluchtrecreatie. Van eventuele nieuwe ontwikkelingen zal de commissie op de hoogte worden gesteld. Het thema voor het gezamenlijk werkbezoek van de commissie ELE en het SEON op 4 november a.s. is gevestigde en nieuwe mediabedrijven. De belangstelling wordt geïnventariseerd. Ieder die zich nog niet heeft aangemeld, wordt gevraagd eventuele deelname binnen twee weken te melden bij de commissiegriffier. De heer Kraak (VVD) vraagt of deze middag inhoudelijk zinvol zal zijn. De voorzitter antwoordt dat dit uiteraard de bedoeling is. Zij zal er met de commissiegriffier op toezien dat het een zinvol werkbezoek wordt. De heer Kastje (GL) zet vraagtekens bij weer een gezamenlijk werkbezoek met het SEON. Hij zou graag binnen de commissie ELE bespreken hoe met de diverse adviesorganen en de uitvoeringsorganen provinciaal beleid dient te worden om te gaan. Een adviesorgaan zou op enige afstand moeten staan. Hij verzoekt derhalve dit punt te agenderen. De voorzitter vraagt de mening van de aanwezigen, waarop positief wordt besloten. Bespreking zal nog dit jaar plaatsvinden. Voorgesteld wordt de vergadering van 8 november a.s., in verband met de volle agenda, om uur te starten. Dit is akkoord. Tenslotte wordt meegedeeld dat de verordening over biologisch duurzame landbouw, welke besproken is in PS, daar op 25 oktober a.s. terugkomt. 2. Vaststellen van de agenda De heer Kraak (VVD) verzoekt agendapunt 23 van de C-agenda ( Verslaglegging uitvoering grondbeleid ) op de B-agenda te zetten. De voorzitter zegt dit toe. De agenda wordt als zodanig vastgesteld. 3. Vaststellen verslag 6 september 2004, de toezeggingenlijst en de lange termijnagenda Verslag Pag. 11, r. 637; de voorzitter concludeert adviseren. : dit wordt de voorzitter concludeert adviseert. De heer Schipper (ged.) zegt met betrekking tot dit punt dat hij uit de discussie heeft begrepen dat er bij een aantal commissieleden vragen bestonden ten aanzien van het voorstel van Zaanstad over het IKTC. Er is vorige week alsnog een brief gestuurd naar de gemeente Zaanstad om hen nogmaals de gevoelens van de commissie te melden en hen te verzoeken er nog eens naar te kijken. Derhalve is dit punt, volgens de heer Schipper, nog geen gelopen race. Pag. 1, r. 12: SP: G. de vries wordt SP: A. de Vries. Pag. 4, r. 245; de zin Binnen de commissies GS dat doet vervalt. Pag. 5, r. 290; De heer Kraak vraagt duidelijkheid met betrekking tot een project in Medemblik (Overleek). Het antwoord dat door gedeputeerde is gegeven, is niet terug te vinden in de tekst. 2

3 Dat antwoord wordt door het secretariaat nagezocht. (Antwoord is: Via een BTW-voordeel van een project in Alkmaar kan alsnog Overleek in Medemblik gehonoreerd worden. ) Pag. 6, r. 365; zijns inziens landbouw. Hieraan wordt toegevoegd alsmede voor het middenen kleinbedrijf. Pag. 7, r. 397; de heer Van Oudheusden (PvdA) zegt nog geen antwoord te hebben gekregen op zijn vraag aan welk bedrag wordt gedacht ten behoeve van de innovatiebevordering. Hij vraagt dit bedrag te noemen wanneer de kwestie wordt behandeld. Pag. 7, r. 401; tevens heeft de heer Van Oudheusden (PvdA) geen antwoord gehad op de vraag over de hoogte van de subsidie voor de duurzaamheidbevordering van de veenweidegebieden. Ook hier wil hij op een later moment graag een concreet antwoord op krijgen. De heer Schipper (ged.) antwoordt dat dit met de afwikkeling van de deelverordening te maken heeft. Hij zegt toe de hoogte van de bedragen op een later moment te melden. Pag. 8, r. 445; de heer Van Oudheusden (PvdA) zegt in de PS-vergadering gevraagd te hebben naar de voortgang van de gesprekken met Campina. Dit zou worden onderzocht. Hij zou graag zien dat de commissie binnenkort over de voortgang wordt geïnformeerd Pag. 8, r. 460; de heer Van Oudheusden (PvdA) wil graag met betrekking tot AKC en eventuele samenwerking met Syntens op een later moment informatie. Pag. 10, r. 565; de heer Van Oudheusen (PvdA) is van mening dat het gestelde wordt als hamerstuk geagendeerd niet klopt. Volgens hem werd juist besloten er geen hamerstuk van te maken. De voorzitter herinnert zich echter dat wel degelijk besloten wordt tot agendering als hamerstuk. De heer Van Oudheusden zegt dat wanneer juist dit is, het in ieder geval niet in PS is gebeurd. Pag. 10, r. 596; aangespeeld wordt gewijzigd in afgespeeld. Pag. 12, r. 696; de zinsnede maar dat dit er verder niet toe doet wordt geschrapt. Pag. 13, r. 768; verder gekeken moet worden naar wordt verder gekeken moet worden dan naar. Pag. 13, r. 783; Registratie is in deze instelling dan ook vaak niet goed ; goed wordt vervangen door naar behoren. Toezeggingenlijst De heer De Vries (PvdA) vraagt naar de behandeldatum van de toezegging ten aanzien van de Molen van Sloten. Volgens de heer Schipper (ged.) wordt het voorstel in oktober binnen GS besproken. De voorzitter spreekt de hoop uit dat het punt op 8 november 2004 kan terugkomen in de commissie ELE. Een en ander wordt afgewacht. De heer Kraak (VVD) vindt met betrekking tot ditzelfde punt dat het positieve advies van de commissie veranderd moet worden in het positieve meerderheidsadvies van de commissie. Dit is akkoord. De heer Kastje (GL) dankt de gedeputeerde voor de brief met betrekking tot de HIRB. 4. Rondvraag De heer Broekhoven (CDA) vraagt naar het verslag van het bezoek aan Brussel. Voorts vindt hij het van groot belang dat de nota Pieken in de Delta inhoudelijk besproken wordt in de commissie. Dit geldt tevens voor de nota Gaan voor Goud van de Kamer van Koophandel Amsterdam. Tenslotte vraagt hij wat van de commissieleden verwacht wordt ten aanzien van de European Conference op oktober a.s. Met betrekking tot het verslag van het bezoek aan Brussel zegt de voorzitter dat het fysiek onmogelijk was op een dergelijk korte termijn een verslag te leveren. Met betrekking tot het bespreken van de nota Pieken in de Delta wordt de mening van de commissieleden geïnventariseerd. Er wordt gestemd voor bespreking in de commissie. Het punt wordt geagendeerd. Met betrekking tot de nota Gaan voor Goud wordt gevraagd of en hoe deze besproken moet worden in de commissie. De heer Kastje (GL) stelt voor om beide nota s in één keer te behandelen. De heer Van Oudheusden (PvdA) is van mening dat behandeling eveneens zou kunnen plaatsvinden in de werkgroep Kenniseconomie. Hij vraagt een exemplaar van de nota ter beschikking te stellen aan de commissie. De heer Broekhoeven (CDA) tracht de commissieleden te overtuigen van het belang van deze nota, die inhoudelijk van hoog niveau is. Ook de minister heeft het onderwerp serieus opgepakt en toegezegd er aan te gaan werken. De voorzitter waarschuwt ervoor dat men zich niet overeet. Daarnaast moet men zich realiseren dat het moment waarop iets besproken wordt van groot belang is. Kan de commissie nog iets toevoegen aan de uitvoering, heeft men invloed of is het reeds een stukje geschiedenis? De heer Schipper (ged.) antwoordt dat het met name ten aanzien van de nota Pieken in de Delta van belang is na te gaan in welk bestuurlijk stadium dit zich bevindt. Er is een commissiebehandeling geweest in de Tweede Kamer en daarmee zijn derhalve reeds stellingen 3

4 betrokken. Met betrekking tot de nota Gaan voor goud hecht hij groot belang aan één overkoepelende visie van de KvK s op de economische ontwikkeling van Noord-Holland. Zij werken nu helaas vaak volledig langs elkaar heen. Voorts heeft de nota een meer nationale strekking en is mede daardoor het bekijken waard. Desalniettemin dient het provinciaal belang in zekere zin voorop te staan. De heer Broekhoven (CDA) stelt ten aanzien van de nota Pieken in de Delta, waar het gaat om een belangrijk gebied binnen Noord-Holland, dat dit inhoudelijk absoluut aandacht behoeft. Hij betreurt dat zo vaak omtrekkende bewegingen worden gemaakt. In samenhang met andere nota s, waarbij het meestal om hetzelfde gaat namelijk over samenwerken -, zou dit besproken moeten worden. De heer Kraak (VVD) is van mening dat de commissie zelf onderwerpen aan de orde kan stellen, indien men dit nodig acht. Een en ander dient echter te leiden tot een mogelijke aanscherping of aanpassing van de kaders waarbinnen de commissie zich beweegt. Is dit niet het geval, dan is behandeling binnen de commissie niet zinvol. Onderwerpen zouden derhalve nooit blindelings aan de commissie moeten worden voorgelegd. Beter is dat een werkgroep de materie bekijkt en bepaalt of het door moet naar de commissie. De voorzitter besluit de nota s Pieken in de delta en Gaan voor Goud te agenderen in de werkgroep Kenniseconomie. Beide onderwerpen zullen te zijner tijd mogelijk terugkeren in de commissie. Mevrouw Geldhof (D66) stelt voor dit soort stukken in het vervolg aan de commissie te sturen bij de C-agenda, waardoor beter bekeken kan worden wat de inhoud van een en ander is en hoe het verder behandeld moet worden. De voorzitter vindt dit een uitstekend voorstel. Met betrekking tot de European Conference te Den Haag op oktober, onder andere in het kader van de plattelandsontwikkeling, is de voorzitter van mening dat het een ieder vrij staat daar naartoe te gaan. Mevrouw Kruisinga (ged.) licht toe dat de conferentie is georganiseerd door de Randstad en dat er een vrij internationaal gezelschap bijeenkomt. De bedoeling is bij te dragen aan het beïnvloedingstraject in Brussel wanneer het gaat om plattelandontwikkeling onder stedelijke druk. Er zouden zich inmiddels tweehonderd deelnemers hebben gemeld. Het maximale aantal deelnemers is tweehonderdvijftig. De heer Van Diest (CDA) vraagt naar de stand van zaken rondom de motie grondbank. De heer Schipper (ged.) zegt dat op 5 oktober in GS een notitie met betrekking tot hoe verder te gaan met de discussie rondom de grondbank besproken zal worden. Hij neemt aan dat het vervolgens op de agenda van de commissie zal komen. De heer Cornelissen (D66) herinnert de voorzitter aan het feit dat op 8 november 2003 bij de lange termijnagenda de notitie grondbeleid en het procedurevoorstel werden vastgesteld. De heer Kraak (VVD) brengt naar voren dat eind vorige week een notitie is toegezonden over een startbijeenkomst recreatie Noord-Holland NV op 7 oktober a.s.; het tijdstip van ontvangst lag na het tijdstip van aanmelden. De voorzitter begrijpt dat dit heel vervelend is, maar kan een en ander niet verklaren. De heer Van Oudheusen (PvdA) vraagt wanneer de commissie een notitie kan verwachten met betrekking tot het nieuwe beleid rondom landelijk gebied. In de toekomst zal de Provincie meer grip krijgen op landinrichtingscommissies alsmede op de invulling en werkwijze van de DLG. Voorts zal de Provincie kunnen schuiven rondom tranches van de DLG. Tenslotte komt het IPO in januari 2005 met een notitie inzake het grondbeleid met daarin een vergelijkend onderzoek tussen verschillende provincies. Wat gaat de commissie hiermee doen? De voorzitter geeft aan te twijfelen of deze kwestie thuishoort bij de commissie ELE. De heer Cornelissen (D66) verduidelijkt dat het ILG in de commissie NLWM nadrukkelijk aan de orde komt. Het is, gezien de economische aspecten, verstandig om leden van de commissie ELE hierbij uit te nodigen.. A-agenda 5. Visiestuk Gedeputeerde Staten Noord-Holland: naar een provincie die er toe doet Eerste termijn 4

5 De heer Kraak (VVD) meent dat er een duidelijke scheiding te zien is tussen zaken betreffende uitvoering, subsidiering en beleid. Een groot gedeelte van de activiteiten van de commissie staat onder het cluster Beleid. Hij verbaast zich over het feit dat men zaken, die onder Europese programma s of buitenlands economisch beleid staan, wil beëindigen. Hierdoor zullen allerlei programma s afvallen, wellicht omdat ze eindig zijn of omdat ze niet interessant genoeg zijn. Ook vraagt hij zich af of er iets in de plaats komt voor de uitvoering van het subsidieprogramma. Het feit dat er geen inkomende en uitgaande handelsmissies meer worden georganiseerd is begrijpelijk. Verdwijnt hiermee echter ook de bemoeienis? Bij de overige aandachtgebieden staan maar weinig kruisjes bij beëindiging. Ontstaat er wellicht een apart kopje Europa? Bij Europese wetgeving, onder milieubeheer en bodemsanering, staat niet vermeld onder welk cluster dit valt. Uitvoering van deelverordeningen valt onder de cluster SHV, hetgeen begrijpelijk is. De vraag is echter of het hiermee een eigen leven gaat leiden, of dat toch een relatie met de commissie blijft bestaan. Concluderend is de belangrijkste vraag in feite wat er aan de hand is met het Europese en het buitenlandse economisch beleid. Mevrouw Geldhof (D66) brengt naar voren dat in de vorige periode met betrekking tot het buitenlands economisch beleid relaties werden aangegaan met andere landen, zoals Georgië. Vanuit Den Haag werd belang gehecht aan het in stand houden van dergelijke contacten. Zij vraagt zich af of deze zaken nu wegvallen, hetgeen haaks zou staan op de visie van Den Haag. De taken waarbij vermeld staat uitvoeren vallen allemaal onder het cluster Beleid. Zouden deze taken niet onder het cluster Uitvoering moeten vallen? Zowel bij het cluster Economische Zaken als bij het cluster Milieubeheer en Bodemsanering staat het ontwikkelen en uitvoeren van duurzaam ondernemen genoemd. Gevraagd wordt waarom dit op twee plaatsen in de organisatie worden uitgevoerd. Tenslotte wordt gevraagd of men denkt in staat te zijn om met de overgebleven personeelssterkte, na de voorgenomen reductie aan mankracht, de taken waarvoor men staat uit te voeren. Mevrouw Tjon Fo (GL) zegt achter het stuk te staan zoals dat gepresenteerd is. Men maakt zich echter zorgen over het aantal fte s dat ingeruimd wordt en de mogelijke taakverzwaring welke hierdoor in aantocht is. Het komende inrichtingsplan wordt door GL met interesse tegemoet gezien. De heer Bezemer (CU/SGP) kan de reductie in mankracht niet begrijpen. De gestelde taakstelling is daarmee niet meer haalbaar. Voorts wordt het stuk te veel geschreven vanuit de organisatie. Wanneer het een missie van bestuur en organisatie is om een concrete bijdrage te leveren aan de Noord- Hollandse samenleving op alle terreinen van de publieke dienstverlening, is hij van mening dat een overheid voor meer staat dan slechts het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit. De overheid heeft een bestuursfunctie. Dit wordt te veel onder tafel geschoven. Tenslotte wordt met betrekking tot de afwikkeling van de Floriade, welke is ondergebracht bij het cluster Beleid, gevraagd waarom hier geen kruisje bij beëindigen staat. De heer Bruystens (ONH/VSP) gaat akkoord met scenario 1. Het zal echter niet eenvoudig zijn hierin de consequenties voor de commissie ELE te benoemen. Tevens gaat hij akkoord met het overzicht van taken zoals deze benoemd zijn in het rapport. Wel vindt de ONH/SVP dat de wettelijke verplichting om aan taken uitvoering te geven bepalend is. Er zit grote ruimte in waar een wettelijk kader aanwezig is en waar niet. Men zal clusterbeleid, organisatie van beheer en uitvoering goed op elkaar moeten afstemmen, om tweedeling in de organisatie te voorkomen. Ten aanzien van subsidie zou binnen de commissie een discussie moeten worden gevoerd over het nut hiervan. Moet men handhaven of afbouwen? Overigens is dit in de voorjaarsnota reeds behandeld en toegezegd. Subsidies moeten niet worden gehandhaafd om het apparaat in stand te houden. Er is wildgroei ontstaan in de organisaties in de Noordkop. Er zijn tal van verbanden en bestuursgroepen met allemaal hun eigen financiële constructies. Het wordt erg onduidelijk. Het is de taak van de Provincie erop toe te zien dat er in deze zorgvuldig wordt omgegaan met gemeenschapsgelden. Men dient zich continu de vraag te stellen of men op de goede weg is naar een kwalitatief betere organisatie. Tenslotte heeft dhr. Bruystens moeite met het leggen van de nadruk op het hoofddoel de beste provincie van Nederland te worden. Dit is niet alleen niet te toetsten, maar tevens een verkeerde insteek. Het plan voor reorganisatie wordt door de ONH/SVP ondersteund, maar men wenst niet mee te doen aan competitie. De voorzitter maakt een opmerking over de spreektijd. Zij zal zich nader laten informeren over de toegestane hoeveelheid minuten per partij. In het Presidium wordt dit de komende maand vastgelegd. Zij roept de aanwezigen op de beschikbare vergadertijd zo effectief en efficiënt mogelijk te benutten. 5

6 De heer De Vries (SP) vraagt met betrekking tot pag. 11, paragraaf 8 - financiële aspecten -, waarin gesproken wordt over zwaardere en derhalve duurdere medewerkers of het in relatie tot het outsourcen van 225 fte niet mogelijk zou zijn om tot 2007 mensen, die als outsourcers op de planning staan, middels her-, om- en bijscholing op een zwaarder niveau te brengen. Ten aanzien van de visie in het stuk wil de SP zich niet negatief uitlaten. Beoordeling van de taken is lastig. Men vraagt zich verder af of lobby in Europa nog wel nodig is, als veel van de aspecten beëindigd dreigen te worden. Tenslotte onderschrijft de SP scenario 1 niet. Men kiest bij voorkeur voor scenario 4. Daar dit echter niet tot de keuzemogelijkheden behoort, kiest de SP voor scenario 3. De heer De Vries (PvdA) sluit zich ten aanzien van de hoeveelheid Europese taken die als beëindigd staan aangegeven aan bij de heer Kraak. Over het clusterbeleid (pagina 5 en 6) en de discussie over formatieplaatsen, wil de PvdA geen uitspraak doen. Men is van mening dat PS zich dient te beperken tot het aangeven van taken die moeten worden uitgevoerd. Door hoeveel mensen en op welke wijze is vervolgens een zaak van GS. Hij wil dan ook geen uitspraak doen over een scenario. Met betrekking tot het doel het ondersteunen van GS bij het uitvoeren van het collegeprogramma is hij van mening dat het doel meer moet zijn dan alleen dat. De heer Beemsterboer (CDA) lijkt het verstandig dat de CDA-leden binnen de commissie FBO hun conclusies naar voren zullen brengen. Men wil graag in de buurt van het collegeprogramma blijven. Binnen het CDA gaan steeds meer stemmen op dat efficiency belangrijker is dan bezuiniging. Met betrekking tot het Europabeleid wil dhr. Beemsterboer hetgeen gezegd is door de heer Kraak graag onderschrijven. Reactie van de gedeputeerde Mevrouw Kruisinga stelt dat wanneer het gaat om Europa, dit in algemene zin wordt ondergebracht bij het cluster Beleid. Dit is inclusief de vertaling en interpretatie van regelgeving. Lastig bij de inventarisatie van taken in het algemeen is, dat beleid en instrumenten, zoals deelverordeningen, allemaal als gelijksoortig onder elkaar staan. Bij een aantal beleidssectoren staan wel EU-zaken, bij andere niet. Het uitgangspunt is dat er niet minder inzet voor Europa komt, maar dat het wordt ondergebracht bij het cluster Beleid, waarmee veel meer dan voorheen daadwerkelijk integraal beleid kan worden gevoerd. Europa heeft ook een juridische kant, dat in de organisatie valt onder het cluster Middelen. Financieel advies en administratie Europese projecten valt onder het cluster SHV, subsidie. Wat betreft de kruisjes bij beëindigen, licht gedeputeerde toe, dat dit als zodanig bij de Agenda voor Europese strategie is afgesproken. Zo zijn er bijvoorbeeld uitspraken gedaan over ESF. De inzet van GS ten aanzien van ESF is beperkt, omdat dit een nationale enveloppe is. Er zou een discussie over de rol van de Provincie kunnen ontstaan, wanneer ESF in de nieuwe periode van nieuwe structuurfondsen op nationaal niveau blijft. Heeft de provincie een regiefunctie of een loketfunctie? De heer Broekhoven (CDA) brengt naar voren dat men zich midden in de discussie bevindt rondom het zevende kaderprogramma. Wanneer op een dergelijke ontwikkeling wordt geanticipeerd, mag worden verwacht dat in de bedrijfsvoering van de organisatie gewacht wordt met het vinden van antwoorden. Hij zet vraagtekens bij het invullen van de organisatie en het doen van uitspraken op dit moment. Mevrouw Kruisinga antwoordt dat men zich momenteel in een oude organisatie bevindt, waarin toegewerkt wordt naar een nieuwe organisatie. Er is derhalve sprake van een overgangssituatie. Voor de overgang van de oude naar de nieuwe situatie zal er op moeten worden toegezien dat zaken welke gezien worden als beleidsprioriteit worden uitgevoerd. Dat is een opdracht die aan het MT is meegegeven. Dus wat bij de taken beëindigend staat heeft te maken met de Agenda voor Europese strategie en de zaken die daar als beëindigend benoemd zijn. Als men bij een nieuwe periode structuurfondsen, zoals bijvoorbeeld bij ESF, vindt dat de Provincie een rol moet spelen, dan moet de discussie worden gevoerd ten aanzien van welke rol dit is. Ten aanzien van de Europese subsidies, is ook in de agenda voor Europese strategie regelmatig gezegd dat deze subsidies op zich het doel niet zijn, maar dat er goede projecten moeten worden uitgewerkt om in aanmerking te kunnen komen voor subsidies. Met betrekking tot de reductie van mankracht stelt gedeputeerde dat de taakstelling van fte s voor GS het uitgangspunt is tot het tegendeel blijkt. En dat zal niet eerder blijken dan wanneer de inrichtingsplannen er liggen en beoordeeld is of koppeling van taken die overeind zijn gebleven aan de formatieve invulling, reëel is. Het uitgangspunt is

7 De heer De Vries (PvdA) vraagt waarom er aantallen worden genoemd als 1.000, en Mevrouw Kruisinga antwoordt dat het aantal van uit GS komt. Het aantal van komt uit de KPMG-rapporten. Er is aansluiting gezocht bij de gegevens die er zijn. Bij een investeringsimpuls kan gevraagd worden om meer mankracht. Vooralsnog is het uitgangspunt bij ongewijzigd beleid. Wat betreft de Europese taken zegt de gedeputeerde dat het Europese beleid hoog genoteerd staat. De wijze waarop een en ander vorm krijgt zal echter anders zijn, zoals blijkt uit de overzichten van taakinventarisatie. Op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij wordt veel gedaan op het gebied van de lobby. Ook ten aanzien van de structuurfondsen is zeer nadrukkelijk de lobby ingezet. Verder wordt, om aan te tonen dat Europa belangrijk is, de vrijgekomen parttime functie, in de toekomst fulltime ingevuld. Belangrijk daarbij is dat het niet alleen om Brussel gaat, maar ook om een goede terugrapportage en om een goede lobby richting Den Haag. Dit is dan ook een prioriteit als het gaat om Europese kwesties. De heer Broekhoven (CDA) vraagt naar aanleiding van de lobby en de resultaten daarvan, of er geanticipeerd is op benodigde menskracht bij daaruit voortvloeiende uitvoerende projecten. Mevrouw Kruisinga antwoordt dat anticiperen op de toekomst niet mogelijk is. Zoals is vastgelegd in de Europese strategie is het inhoudelijk beleid van de Provincie - de doelen - bepalend voor wat men gaat doen in Brussel en in Den Haag in relatie met Brussel. De mate waarin de ambities van Noord- Holland, waarbij Europese subsidies zouden kunnen helpen, uitgewerkt zijn, is bepalend. Dat is tevens bepalend voor de formatieve inzet. Belangrijk bij lobby is dat dit gaat plaatsvinden vanuit de beleidsafdeling, maar niet, nadat er goed over gesproken is wat het lobbyonderwerp is, en wat een verstandige route is om de lobby langs te voeren. De heer Broekhoven (CDA) zegt te willen voorkomen dat de zaak wordt dichtgespijkerd op mensen. Enige flexibiliteit in de organisatie is belangrijk, zodat kan worden ingespeeld op eventuele latere ambities. De heer Kraak (VVD) vindt het logisch dat degenen die het collegeprogramma ondersteunen zich beperken tot fte s. Er wordt niet voor niets een discussie gevoerd over de inrichting van de organisatie. Dit zal nog een vervolg krijgen. In het uitgangspunt van is ongetwijfeld rekening gehouden met de taken die in de verschillende agenda s omschreven staan en het aantal mensen dat daarvoor nodig is. Mevrouw Kruisinga zegt dat de doelstelling van de reorganisatie niet alleen staat voor efficiency, maar ook voor flexibiliteit. Er zouden meer medewerkers moeten worden aangetrokken die breder inzetbaar zijn. Op momenten waarop het nodig is, zouden deze mensen op andere beleidsdoelstellingen en -terreinen moeten kunnen worden ingezet. De heer Broekhoven (CDA) wil graag benadrukken dat hij niet wegloopt van de ingenomen standpunten van het collegeprogramma. Toch wil hij graag vastgelegd hebben dat er een begripskader komt, waarbinnen men met elkaar nog alle kanten op kan en waarmee men elkaar niet afrekent op ingenomen standpunten. De voorzitter verzoekt de commissie het advies richting FBO te versmallen tot de hierop betrekking hebbende onderdelen. De heer Schipper (ged.) stelt met betrekking tot de vraag rondom buitenlands beleid - Georgië dat bestaande contacten gesaneerd zijn en toegespitst worden op zinvolle contacten. Daarnaast worden lopende contacten, waarvan niet hard kan worden gemaakt dat ze gecontinueerd moeten worden, tegen het licht gehouden. Het feit dat het hier met een kruisje staat, betekent niet dat er niets meer gebeurt. Daarnaast verwijst hij naar de beantwoording in de Memorie van Antwoord op vragen van de heer Kraak over dit onderwerp. Mevrouw Geldhof (D66) brengt naar voren dat de heer Verburg, voorganger van de heer Schipper, de commissie indertijd heeft verzekerd dat Den Haag zeer teleurgesteld zou zijn wanneer er niets meer zou gebeuren met Georgië De heer Schipper (ged.) is van mening dat er met betrekking tot buitenlandse contacten sprake moet zijn van een zakelijke inslag; het moet tot iets leiden. Hij heeft vanuit Den Haag tot nu toe geen reactie op deze houding ontvangen. 7

8 Tweede termijn De voorzitter vraag om tot een advies richting FBO te komen. De heer Kraak (VVD) zegt op te maken uit de beantwoording van mevrouw Kruisinga dat er een soort tweesporenbeleid in het stuk staat. Het lopende beleid en de daarmee samenhangende zaken staan nu onder een algemener kopje van nieuw uit te voeren beleid en de zaken die aangegeven staan in de Europese agenda, zijn specifiek genoemd. Dit zou enige verwarring geven. Het lijkt alsof er zaken worden weggestreept, die onder een andere noemer blijkbaar gewoon door gaan. Hij is het eens met de visie. Hij ondersteunt de keuze van uit te voeren taken, met daarbij de kanttekening met betrekking tot de onduidelijkheid, welke hij hiervoor heeft gemaakt. Voorts ondersteunt hij scenario 1. Mevrouw Geldhof (D66) vraagt alsnog een antwoord op haar vraag met betrekking tot het uit te voeren stimuleringsprogramma duurzaam ondernemen op twee beleidsterreinen. De genoemde visie in het stuk wordt door haar gedeeld. Bij de beleidsuitvoering op pag. 3 wil D66 graag toevoegen dat dit efficiënt en effectief dient te gebeuren. Deze termen zeggen namelijk iets over het resultaat. Ze stemt in met de keuze van uit te voeren taken en ondersteunt scenario 1, echter wel met het streven om de fte s uit het collegeprogramma te halen, naar aanleiding van het doorlichtingsrapport van KPMG. Mevrouw Tjon Fo (GL) meldt dat in FBO duidelijk gemaakt zal worden wat GL van het stuk vindt. Het wordt op 4 oktober in de fractie besproken. De heer Kastje (GL) vult aan dat met betrekking tot de specifieke taken op het gebied van landbouw en economie GL geen bijzondere opmerkingen heeft. Tenslotte onderschrijft men de te beëindigen taken. De heer Bezemer (CU/SGP) ondersteunt de visie zoals deze verwoord is in het stuk. Een antwoord op zijn vraag omtrent de Floriade heeft hij gemist. De heer Schipper (ged.) antwoordt dat de Floriade is afgerond. De heer Bezemer (CU/SGP) vervolgt dat zijn partij scenario 1 niet onderschrijft. Ondersteunen van het collegeprogramma als doel van de organisatie, is te beperkt. De heer Bruystens (ONH/VSP) zegt onder voorbehoud van eerder gemaakte opmerkingen akkoord te gaan met scenario 1. De heer De Vries (SP) twijfelt aan de haalbaarheid van scenario 1. De SP blijft derhalve bij scenario 3, welke in hun optiek de meest haalbare is in de praktijk. Vervolgens meent hij naar aanleiding van de beantwoording door gedeputeerde omtrent Europa, dat de praktijk zal moeten uitwijzen of de nieuwe indeling tot de gewenste resultaten zal leiden. Na verloop van tijd zal de balans moeten worden opgemaakt. Met betrekking tot de visie stelt spreker dat niemand iets kan hebben tegen de termen die hierin genoemd staan. Echter gekoppeld aan de doelstelling heeft hij er wel degelijk moeite mee en gaat daar derhalve niet mee akkoord. Ten aanzien van het scenario wil hij geen uitspraak doen. De heer Beemsterboer (CDA) is tevreden over het antwoord van de gedeputeerde over hoe de zaken in Europa gaan lopen. Er blijft blijkbaar ruimte om Europa zo goed mogelijk te volgen en in te passen in de doelstellingen op provinciaal niveau. Zijn antwoord op de drie vragen die er liggen richting FBO is positief. De voorzitter besluit dit agendapunt met de toezegging dat de adviezen zullen worden doorgestuurd aan FBO. 485 B-agenda 6. Nota Concretiseren Lobbyprioriteiten Noord-Holland 490 Eerste termijn 8

9 De heer Broekhoven (CDA) brengt naar voren dat, bij het lezen van de nota, maar ook tijdens het bezoek aan Brussel, vooral opvalt dat zo enorm veel instanties, zoals IPO, provincies en rijk, bezig zijn met de dezelfde onderwerpen. Het is van belang dat in Nederland nagedacht wordt over een gebiedsgerichte aanpak met vaststelling van landsdelen of grote regio s, die vervolgens efficiënt en effectief kunnen werken. In de nota staat dat de provincies zich met name moeten richten op regionaal beleid en plattelandontwikkelingsbeleid. In Brussel heeft men kunnen kennisnemen van het plattelandontwikkelingsbeleid voor de periode Hiermee is enorm veel geld gemoeid en er worden mogelijkheden genoemd zoals herstructurering landbouw, beheer van natuur en landschap en vergroting van de leefbaarheid. Het CDA zou hierbij in Noord-Holland graag een grote rol willen spelen. Samenwerking is van groot belang. Een ander punt is de llg, hetgeen ook over het landelijk gebied gaat. Ook daar is het van belang dat een en ander bijeengebracht wordt, aangezien het vrijwel allemaal over hetzelfde gaat. Op pag. 6 van de nota dient men zich bij de genoemde drie doelstellingen te realiseren dat men slechts te maken heeft met 18% en 4% van de structuurfondsen, doch dat dit, vertaald naar geld, wel degelijk de moeite waard is. Hij zou derhalve ten aanzien van de kenniseconomie en innovatie de daartoe ingestelde werkgroep willen aanzetten tot actie. Met betrekking tot de toegankelijkheid, waarbij de TEN aan de orde komt, wordt op pag. 15 gesproken over onrendabele vormen van transport en regionale ontwikkeling. Hierbij kan gedacht worden aan de tweede zeesluis. De regionale ontwikkeling van Amsterdam wordt tegengehouden, wanneer dit niet goed geregeld is. Wellicht kan derhalve de tweede zeesluis onder de structuurfondsen worden ingediend. Met betrekking tot de wet- en regelgeving komt op pag. 12 de herziening van de wetgeving aan de orde. Hierbij wordt gerefereerd aan de habitat- en vogelrichtlijnen, waarbij de heer Broekhoven graag wil pleiten voor een evaluatie welke kan leiden tot herzieningen van wetgeving welke in beginsel anders was bedoeld. Op pag. 15 wordt de Provincie een rol toebedacht als intermediair om partijen tot elkaar te brengen. Hierbij komen ook de gemeenten aan de orde. Het enthousiasmeren en activeren van de gemeenten is van groot belang. De Provincie zal hierin een vorm van regie moeten oppakken. Met betrekking tot onderwerpen als visserij en kenniseconomie, stelt de heer Broekhoven dat de doelen hem aanspreken, maar dat hij graag meer zichtbare resultaten zou willen nastreven. De heer De Vries (PvdA) vindt het een moeilijk leesbare nota. Hij vraagt wat het regionaal beleid als item onderscheidt van onderwerpen als infrastructuur, milieu, water. Een aantal andere provincies zouden mogelijk meer succes hebben in het binnenhalen van Europese subsidies dan in Noord-Holland het geval is. Is deze constatering juist? Zo ja, wat doen deze provincies dan anders. De lobby moet zodanig concreet worden, dat helder is wie wat wanneer met welk oogmerk gaat doen. De heer Bruystens (OHN /VSP) is verheugd dat er met betrekking tot de visserij een aantal goede maatregelen zijn genomen. De provincie Noord-Holland is op dit gebied momenteel goed bezig. Het beschermen van de visbestanden is een buitengewoon goede zaak. In Europees verband is het van groot belang dat de industrievisserij onder de loep wordt genomen. Het minimaliseren hiervan moet een punt van aandacht worden. De heer Kraak (VVD) stelt dat hetgeen hij leest in de nota zijn vrees met betrekking tot de effectiviteit van het lobbyen tot nu toe beantwoordt. Als men de kaderstellende taken als PS-leden serieus wil invullen, zal de Provincie op de hoogte moeten zijn van hetgeen er gebeurt, en op welke niveau en met welke doelen er gelobbyd wordt. Helaas laat de terugkoppeling van het IPO naar de commissie sterk te wensen over. Hetzelfde geldt voor de regio Randstad. De lobbydoelen welke toegewezen zijn aan het IPO en de regio Randstad brengen geen kennis over en hebben geen of nauwelijks een relatie met de commissie. Bij een goede lobby mag dit niet gebeuren. Het IPO-traject lijkt vaak op geen enkele manier in overeenstemming te zijn met wat de commissie doet of met de Agenda voor Europese strategie. Van belang is dat wanneer geopereerd wordt in het kader van Randstadactiviteiten de bestuurders van de verschillende provincies aan de volksvertegenwoordiger duidelijk moeten kunnen maken wat er gebeurt en wat de stand van zaken is. Het tijdstip waarop met lobby wordt begonnen, ruim voor de besluitvorming, kan niet vroeg genoeg zijn. Met betrekking tot het uitgangspunt (pag. 4) dat er volop gelegenheid is voor het uitzetten van een lobbystrategie wanneer het dossier zich in de beginfase bevindt, stelt dhr. Kraak dat de lobbystrategie al veel eerder uitgezet moet zijn. Er moet nauw op toegezien worden dat hierin het een en ander versneld wordt. Het gaat niet alleen om het binnenhalen van geld, maar ook om de beïnvloeding van de regelgeving. De regelgeving is van groot belang. 9

10 Overdracht aan de commissie ELE, ook vanuit IPO en de regio Randstad, is belangrijk. Hierdoor kan de commissie tijdig bepalen of zij aan bepaalde zaken wel of geen aandacht moet besteden. Zaken van nationaal belang, zoals de zeesluis, behoren niet in het regionale belang betrokken te worden. Mevrouw Geldhof (D66) vraagt naar aanleiding van pag. 6, doelstelling D2, waar een drietal criteria voor alle (niet D1) regio s, een regionaal luik en een nationaal ESF luik worden genoemd, wat de samenhang van of het verschil is tussen deze punten. Daarboven is er nog de nationale enveloppe: wat is de rol van de nationale overheid bij het verdelen hiervan? Op diverse plaatsen in de nota wordt als doel het maximaal binnenhalen van Europees structuurfondsgeld genoemd. D66 is bezorgd dat er vanwege het feit dat er geld beschikbaar is, er plannen worden bedacht om dit geld binnen te halen. Het zou andersom moeten. Eerst moeten de doelstellingen worden vastgesteld, vervolgens plannen gemaakt en tenslotte budget gezocht. Verder wordt gesproken over een verdere decentralisatie van Europees sociaal fonds. Gevraagd wordt wat daarmee wordt bedoeld. Op pag. 10, onder resultaat, staat dat de EU financiële bijdragen levert aan Nationale Landschappen. Hoe verhoudt dit zich tot de Nota Ruimte welke onlangs is vrijgekomen? Op pag. 13 wordt, onder transport, gesproken over de zogenoemde Trans-Europese Netwerken (TEN) en de modernisering van verscheidende railverbindingen. D66 is van mening dat de HSL-oost en de HSL-noordoost (de Zuiderzeelijn) op de lijst van prioritaire TEN-projecten moeten worden geplaatst. Is het mogelijk om er bij de Nederlandse regering op aan te dringen dat dit een speerpunt wordt? Met betrekking tot e-government en het gericht stimuleren van de werkgelegenheid in Noord-Holland, zou de hightech onder andere kunnen dienen als stimulans om de filedruk in Noord-Holland terug te dringen. Aangezien gesteld wordt dat men hiermee pas aan de slag gaat wanneer de interne besluitvorming binnen de Provincie heeft plaatsgevonden, vraagt D66 wanneer dit punt de commissie zal bereiken. De heer Kastje (GL) is van mening dat het niet alleen gaat om geld. Dit is overigens een standpunt dat indertijd bij de behandeling van de agenda voor Europese strategie is afgesproken. Het stuk is in feite een nadere concretisering van deze agenda. GL stemt in met de genoemde prioriteiten. Maar GL kan niet instemmen met een aantal van de genoemde doelen, met name wanneer gekeken wordt naar de inhoud of formulering van die doelen. De definiëring is namelijk niet altijd even smart en soms zelfs defensief, zoals bij milieu en water. Op pag. 10, onder resultaat, staat bijvoorbeeld niet genoemd wanneer men deze resultaten wil hebben bereikt. Ook op pag. 12, ten aanzien van de positie/ligging van Noord-Holland en de daarmee gepaard gaande eisen/kwaliteitsnormen, is de doelstelling te beperkt en defensief geformuleerd. Het lijkt het alsof de normen voor Noord-Holland scherper zouden kunnen zijn dan in andere gebieden. Creatieve omgang met de materie is hier gewenst. De stelling dat onhaalbare / onuitvoerbare taken voorkomen moeten worden vindt hij in dit verband negatief. Het zou als uitdaging moeten worden opgepakt. Mevrouw Kruisinga (ged.) antwoordt dat dit punt een verwijzing is naar het feit dat richtlijnen vanuit Europa, welke eenduidigheid voor heel Europa moet bieden, voor Noord-Holland vaak slecht of niet uitvoerbaar zijn. De problematiek in Nederland, het laagste punt van Europa, is van andere aard dan in andere landen binnen Europa. Mevrouw Geldhof (D66) stelt dat het doel zou moeten zijn dat Nederland Europa informeert over de mogelijkheden en onmogelijkheden van uitvoering van beleid. De heer Kastje (GL) blijft er bij dat het doel zoals dat hier geformuleerd is voor GL onaanvaardbaar is. Met betrekking tot de infrastructuur deelt hij niet de mening van mevrouw Geldhof aangaande het belang van de Zuiderzeelijn. De noodzaak van deze verbinding is niet aangetoond. Zodoende kan GL zich niet vinden in het voorstel dit punt als prioriteit op de lijst van TEN-projecten te zetten. Hij vindt het onbehoorlijk wanneer GS met dit voorstel akkoord zou gaan. Ten aanzien van de visserij is hij van mening dat Noord-Holland niet alleen stillegdagen zou moeten propageren, maar ook beperking van net- en motorcapaciteit. De heer Bezemer (CU/SGP) vindt het een helder stuk. Hij vindt het feit dat er ieder half jaar een update komt een goede zaak. Hij kan zich vinden in de opmerking van mevrouw Geldhof ten aanzien van het structuurfonds. Enig realisme is echter ook van belang. Er worden in de nota drie lobbycategorieën genoemd, te weten: IPO, regio Randstad en Noord-Holland. Er is echter ook een lobbyist van de Provincie Noord-Holland in Den Haag. Er zou wellicht een relatie kunnen worden gelegd naar deze lobby ten aanzien van de Europese thema s. 10

11 615 Reactie van de gedeputeerde Mevrouw Kruisinga zegt met betrekking tot het gevoel dat de nota lijkt aan te geven dat geld voorop staat, dat dit uiteraard niet het geval is. Voorop staat, zoals indertijd is afgesproken, het formuleren van eigen doelen. Echter door de lobby vanuit Den Haag om geen structuurfondsen meer beschikbaar te hebben voor de provincies én daarbij de bijdrage die geleverd moet worden aan Europa, is de discussie hieromtrent indertijd scherp gevoerd en stond het geld dat beschikbaar was voor de provincies en regio s wel degelijk voorop. Uitkomst van deze discussie is, dat er nu voor de regio s geld beschikbaar is voor bepaalde doelstellingen. Hierover is een notitie onderweg naar de commissie. Een en ander laat zien dat er lobby wordt bedreven op een dossier waarin afgeweken wordt van het standpunt van Den Haag. Boven alles staat dat de Provincie hetgeen zij wil bereiken in de regionale programma s goed weet te formuleren. Noord-Holland zal bijvoorbeeld moeten nadenken over wat zij wil op het gebied van kenniseconomie en welke Europese fondsen daarvoor nodig zijn. Ten aanzien van het plattelandsonwikkelingsbeleid meldt zij dat dit een dossier is waarop vanuit de Randstad zwaar wordt ingezet. De Europese definitie van platteland is echter niet op Nederland van toepassing, omdat Nederland te dicht bevolkt is. Er vindt momenteel een discussie plaats om deze definitie anders te laten uitpakken, zodat Nederland wel kan profiteren van fondsen die er zijn met betrekking tot plattelandsontwikkeling. Dit is een lobby welke met grote intensiteit wordt gevoerd. Er wordt geprobeerd meer aandacht te krijgen voor plattelandsontwikkeling in relatie tot stedelijke druk. Het Ministerie van Landbouw wil het ILG en het Europese geld combineren om zodoende meer daadkrachtig aan plattelandsontwikkeling te kunnen doen. Met betrekking tot de opmerking rond een veelal defensieve formulering van een aantal doelen, bijvoorbeeld ten aanzien van Milieu en Water, neemt de gedeputeerde notie. De commissie is gevraagd hiertoe suggesties te doen, zodat de definities opnieuw bekeken kunnen worden. Ten aanzien van de Zuiderzeelijn is gedeputeerde van mening dat het opstarten een lobby, terwijl de discussie met betrekking tot de wenselijkheid in PS nog moet plaatsvinden, prematuur is. De heer Kastje (GL) refereert aan een gerechtelijke uitspraak in Duitsland met betrekking tot een project dat op de TEN-lijst stond, waardoor voor de rechter het maatschappelijk belang voldoende was aangetoond. Hij vindt het onbehoorlijk iets op de TEN-lijst te zetten zonder politieke legitimatie. Mevrouw Kruisinga (ged.) antwoordt dat de Zuiderzeelijn op dit moment nog een politieke discussie is. De rijksoverheid spant zich hiervoor niet in. Hiermee is het moeilijk een lobbydossier te blijven benoemen. In Brussel hecht men grote waarde aan de zienswijze van een nationale overheid. De TEN-lijst is genoemd in relatie tot de tweede zeesluis. TEN is echter bedoeld voor bussen en spoorlijnen en het verbeteren van vervoersmodaliteiten. Een tweede zeesluis valt daar niet onder. Ook hierin is het standpunt van de nationale overheid van groot belang. Ten aanzien van de moeite die er met het stuk is, stelt de gedeputeerde dat het, in verband met de vele lagen in de informatie, niet eenvoudig is een en ander te verwoorden. Een mogelijk groter succes bij andere provincies kan op bepaalde gebieden inderdaad het geval zijn. Zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de ESF in Noord-Brabant. Naar aanleiding hiervan zal binnen de commissie een discussie moeten worden gevoerd over welke rol de provinciale overheid wil vervullen: een regierol met eindverantwoordelijkheid of een loketrol. De heer Broekhoven (CDA) vraagt wanneer en hoe men dit wil doen. Mevrouw Kruisinga (ged.) antwoordt dat er een nieuwe periode komt, waarin duidelijk zal worden om hoeveel ESF het gaat. Dan kan mogelijk tevens duidelijk worden hoe de nationale overheid omgaat met het ESF-geld. Met betrekking tot de vraag wanneer er een voorstel komt, weet gedeputeerde dat vanuit de portefeuille Economie en met name in de agenda Arbeidsmarkt en Onderwijs nagedacht wordt over hoe men tot oplossingen kan komen. Op dit moment is er nog geen standpunt. Het is zeer wel mogelijk dat op het gebied van ESF een andere rol van de Provincie gewenst is. De heer Broekhoeven (CDA) voegt hier aan toe dat er een stevige lobby zou moeten worden gerealiseerd richting Den Haag. Met betrekking tot de industrievisserij zegt mevrouw Kruisinga dat hierover in Europees verband, binnen de Noordzeecommissie, al stevig gediscussieerd wordt. Ten aanzien van de opmerking over IPO, Randstad en Noord-Holland, stelt de gedeputeerde dat de legitimering van Noord-Holland makkelijker geregeld is binnen PS. Zij zegt hierbij dat de gedeputeerden wel degelijk betrokken zijn bij het IPO, op alle mogelijk beleidsterreinen alsmede Europa. Een tijdige terugkoppeling is inderdaad van belang. Met betrekking tot de veelheid informatie welke Europa biedt, alsmede de gelaagdheid hierin, is van belang op welk moment de 11

12 informatievoorziening wordt verzorgd. Hoe komt de juiste informatie in de juiste hoeveelheid op het juiste moment bij PS? Randstad is ten aanzien van de lobby voor GS van belang omdat het een schaalgrootte vertegenwoordigt, die van betekenis is binnen Europa. Mevrouw Jankie (SP) vraagt verduidelijking met betrekking tot de eerder gemaakte opmerking over de niet op Nederland van toepassing zijnde definiëring van platteland. Mevrouw Kruisinga antwoordt dat er inmiddels invloed wordt uitgeoefend op hoe met deze definitie moet worden omgegaan. Verder speelt er een discussie over platteland onder stedelijke druk. Ook de conferentie van oktober gaat over dit onderwerp. Met betrekking tot het maximaal binnenhalen van geld is het bepaald niet zo dat de inhoud bepalend is of bij Europees geld uitgekomen wordt. Nadat de doelen zijn geformuleerd, moet gekeken worden of het geld kan worden binnengehaald. Maar het formuleren van de doelen gaat hier altijd aan vooraf. Mevrouw Geldhof (D66) zou graag zien dat dit punt in de vervolgnotitie meer in deze context wordt geplaatst. Met betrekking tot e-government zegt mevrouw Kruisinga dat er reeds een notitie naar de commissie FBO is gegaan. Ten aanzien van de lobby in Den Haag is er momenteel inderdaad een kwartiermaker met betrekking tot de lobby Den Haag in relatie met de Europese agenda. Hiertoe is een bedrag van euro beschikbaar gesteld. Tweede termijn Mevrouw Jankie (SP) merkt op dat de SP van mening blijft dat men zich zou moeten herbezinnen op hoe Europa momenteel vorm krijgt. De SP verzet zich tegen het steeds meer overdragen van bevoegdheden richting Europa. Een en ander wordt steeds minder grijpbaar. Het feit dat iedereen in deze commissie worstelt met de materie bevestigt in haar optiek het standpunt van de SP. Er wordt vanuit de commissie geïrriteerd gereageerd op deze opmerking. Mevrouw Kruisinga antwoordt dat hooguit wordt geworsteld met de vraag hoe de informatie wordt doorgespeeld. De voorzitter concludeert dat er verschillende opmerkingen zijn gemaakt over de noodzaak van het sturen van juiste informatie op het juiste moment richting PS, zodat PS invloed kan uitoefenen op het lobbytraject en uiteindelijk op de doelen die men als Noord-Holland in en met Europa willen bereiken. 7. Memo Werkgroep Kenniseconomie en innovatie Mevrouw Geldhof (D66) licht toe dat de notitie is bedoeld als aanzet tot discussie. Het beoogt om de abstractie, waarmee over kenniseconomie wordt gesproken, weg te nemen. De inhoudelijke punten zullen in de werkgroep besproken worden. Naar aanleiding van de vraag van de voorzitter wie zitting wil nemen in de werkgroep geven de volgende personen zich op: mevrouw Geldhof (D66), mevrouw Tjon Fo (GL), de heer Roetman (CU/SGP), de heer Koster (VVD), de heer Kruijmer (ONH/VSP), de heer Van Oudheusden (PvdA), de heer Broekhoven (CDA). De SP levert geen afvaardiging. Mevrouw Veenis (VVD) mist in het stuk de kenniskring Amsterdam. De heer Van Diest (CDA) pleit ervoor dat de nota s Pieken in de Delta en Gaan voor Goud in de werkgroep aan de orde komen. Mevrouw Geldhof (D66) zegt dat de nota Gaan voor Goud eerst ter kennisneming naar de commissie zal gaan. De voorzitter verduidelijkt dat het stuk inderdaad eerst op de C-agenda wordt gezet en eventueel daarna naar de werkgroep gaat. De commissiegriffier ondersteunt de werkgroep. 8. Vergaderschema commissie Economie, Landbouw en Europa 2005 Mevrouw Geldhof (D66) merkt op dat de woensdagmiddag heel slecht uitkomt. De heer Cornelissen heeft voorgesteld met de commissie NLWM naar de woensdag te gaan, zodat ELE op de maandag kan blijven vergaderen. De voorzitter betreurt het dat deze mogelijkheid niet eerder naar voren is gebracht. 12