Het effect van generalisatie tijdens extinctie op terugval van angst.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het effect van generalisatie tijdens extinctie op terugval van angst."

Transcriptie

1 Academiejaar Tweede examenperiode Het effect van generalisatie tijdens extinctie op terugval van angst. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie door Leontien De Coninck ( ) Promotor: Prof. Dr. Rudi De Raedt Begeleiding: Dr. An Raes

2 Woord vooraf Deze masterproef is het kroonstuk van mijn opleiding en vormt de eindmeet van het parcours dat ik heb afgelegd om mijn diploma in de Klinische Psychologie te behalen. Het spreekt voor zich dat dit werk niet mogelijk was geweest zonder de steun en raad van velen. Ik wil van deze gelegenheid dan ook gebruik maken om iedereen die tot dit werkstuk heeft bijgedragen, te bedanken. In de eerste plaats wil ik Dr. An Raes bedanken voor haar geduld, begeleiding en goede raad, alsook voor de ondersteuning die ze gaf tijdens de experimentenafnames. Verder wil ook mijn promotor, Prof. Dr. Rudi De Raedt, bedanken voor het mogelijk maken van dit onderzoek en voor het geven van feedback en nuttige tips. Bedankt aan de Universiteit Gent voor het bieden van deze kans. Het afnemen van de experimenten in de kelder van het psychologiegebouw, het leren omgaan met de beschikbare apparatuur, het analyseren van de data in SPSS en het schrijven van deze scriptie gingen gepaard met de nodige zorgen en spanning. Deze ervaring heeft me echter ook enorm veel bijgebracht en was zonder twijfel erg leerrijk. Kunnen participeren aan experimenteel onderzoek was voor mij zeker en vast een unieke ervaring, en is iets wat me altijd zal bijblijven. Bedankt aan alle studenten voor hun bereidwillige medewerking aan dit onderzoek. Zonder jullie was dit niet mogelijk geweest. Last but not least wil ik ook mijn vriend en familie, alsook mijn vrienden en vriendinnen bedanken voor hun steun en luisterend oor wanneer ik dit nodig had. Leontien De Coninck, augustus i

3 Inhoudsopgave Abstract... 1 Inleiding... 2 Methode Participanten Materiaal en apparatuur Experimentele stimuli Psychofysiologische maten US-verwachting Vragenlijsten Procedure Preparatie Start-up Algemene instructies en oefentrials Acquisitiefase Generalisatie/extinctiefase Testfase Resultaten State-Trait Anxiety Inventory (STAI) US-verwachting Skin Conductance Responses (SCRs) Discussie Referenties ii

4 Abstract Er zijn verschillende factoren die een invloed kunnen hebben op de terugkeer van angst, en tot op heden moet nog heel wat onderzoek gebeuren naar deze factoren. In huidige studie gaan we dieper in op het fenomeen van (angst)generalisatie. Ook angstgeneralisatie is immers een factor die herval of terugkeer van angst na extinctie kan helpen verklaren. Hoewel angstgeneralisatie een belangrijke rol kan spelen bij het verder doorgronden van het proces van acquisitie en extinctie zijn er de laatste jaren weinig studies verricht die geconditioneerde angstgeneralisatie systematisch onderzocht hebben bij mensen. Vooral het effect van angstgeneralisatie tijdens extinctie op terugval van angst, hetgeen in deze studie onderzocht wordt, is iets waar nog te weinig aandacht aan besteed is. Het doel van deze studie was het effect van gegeneraliseerde blootstelling tijdens extinctie op de terugval van angst nagaan. We wilden onderzoeken of het aanbieden van variërende aantallen generalisatiestimuli, gelijkaardig aan de CS+, tijdens exposure therapie kon leiden tot minder terugkeer van angst wanneer men achteraf opnieuw geconfronteerd werd met de oorspronkelijke CS+. Hiervoor werd een experiment opgezet met 3 fasen: een acquisitie-, extinctie- en testfase. De participanten werden opgedeeld in drie groepen, waarbij er in elke groep een verschillend aantal generalisatiestimuli werd aangeboden. De resultaten tonen aan dat, ondanks de tragere extinctie-effecten gedurende de exposure therapie, het gebruik van grotere aantallen generalisatiestimuli op de lange termijn kan leiden tot minder herval. Huidige studie geeft bijgevolg evidentie voor het aanbieden van meerdere generalisatiestimuli gedurende de extinctiefase, daar dit nadien een positief effect kan hebben op de terugkeer van angst. 1

5 Inleiding Angst is een basisemotie die uitgelokt wordt door bedreigende, of als bedreigend gepercipieerde, situaties en heeft zonder twijfel functionele eigenschappen. Het helpt ons immers om gevaar snel te kunnen detecteren en af te wenden (Öhman & Mineka, 2001). Soms kunnen angsten echter ook buiten proportie treden en worden ze beschouwd als irrationeel, ongegrond en ongewenst. Wanneer de angst zo opvallend aanwezig is dat ze interfereert met het dagelijkse leven, kunnen we spreken van een angststoornis (Rachman, 2004). Angststoornissen behoren tot de meest frequent voorkomende psychiatrische stoornissen en brengen veel leed met zich mee (Kessler et al., 2005a; Kessler, Chiu, Demler, & Walters, 2005b; Konnopka, Leichsenring, Leibing, & König, 2009; Somers, Goldner, Waraich en Hsu, 2006; Stinson et al., 2007). Een review van de Europese en Amerikaanse literatuur komt tot een internationale jaarprevalentie van 10.6% en een lifetime prevalentie van 16.6% voor de algemene populatie (Somers et al., 2006). Een cross-sectionele Europese studie naar de epidemiologie van mentale stoornissen (ESEMeD project; Alonso et al., 2004), uitgevoerd in België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en Spanje, rapporteert een lifetime prevalentie van 13.6%. Volgens de Belgische gezondheidsenquête van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (2008) lijdt 6% van de Belgische bevolking ouder dan 15 jaar aan angstproblemen (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2008). Binnen de angststoornissen kunnen we een aantal subtypes onderscheiden. De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR; American Psychiatric Association & American Psychiatric Association Task Force on DSM-IV, 2000) erkent dertien subtypes. De meest bekende categorieën zijn de paniekstoornis met of zonder agorafobie, de agorafobie zonder paniekstoornis in de voorgeschiedenis, de specifieke fobie, de sociale fobie, de obsessieve-compulsieve stoornis, de gegeneraliseerde angststoornis, de posttraumatische stressstoornis en de acute stressstoornis. Volgens reviews is de gegeneraliseerde angststoornis de meest voorkomende angststoornis met een lifetime prevalentie van 6.2%, gevolgd door de specifieke fobie, de agorafobie en de sociale fobie, met respectievelijk een lifetime prevalentie van 4.9%, 3.1% en 2.5% (Konnopka et al., 2009; Somers et al., 2006). 2

6 Angststoornissen hebben een grote impact hebben op de kwaliteit van leven (Olatunji, Cisler, & Tolin, 2007) en zijn verbonden met aanzienlijke economische gevolgen en kosten voor de maatschappij (Andlin-Sobocki, & Wittchen, 2005; Konnopka et al. 2009). We kunnen een opdeling maken tussen directe en indirecte kosten verbonden aan de aandoening. De directe kosten hebben betrekking op de gezondheidszorg, zoals kosten voor de behandeling, de opname van de patiënt, de medicijnen, de administratie, (Konnopka et al., 2009). De indirecte kosten hebben betrekking op de maatschappelijke uitval, het verlies van productiviteit, afwezigheid op het werk, vervroegd pensioen en sterfte (Konnopka et al., 2009). Een review van de Amerikaanse, Europese en Australische literatuur van Konnopka et al. (2009) schat de totale kosten van angststoornissen per 1 miljoen inwoners tussen miljoen en miljoen dollar (Konnopka et al., 2009). De kosten die angststoornissen met zich meebrengen mogen dus zeker niet onderschat worden. Belangrijk om te vermelden is dat angststoornissen ook een hoge comorbiditeit vertonen met andere stoornissen, zoals stemmingsstoornissen (Brown, Campbell, Lehman, Grisham, & Mancill, 2001; Goldberg & Fawcett, 2012; Miyazaki, Yoshino & Nomura, 2010) en drugsgerelateerde stoornissen (Grant et al., 2004). Angststoornissen worden ook vaak in verband gebracht met suïcide (Chartrand, Sareen, Toews, & Bolton, 2012; Nepon, Belik, Bolton, & Sareen, 2010). De hoge prevalentiecijfers van angststoornissen, in combinatie met het lijden en de kosten die deze met zich meebrengen, tonen duidelijk het belang aan van verder onderzoek naar de ontwikkeling, instandhouding en behandeling van deze stoornissen. Om te komen tot een beter inzicht en efficiënte aanpak van angststoornissen, is het noodzakelijk om systematisch en gecontroleerd onderzoek te doen naar de mechanismen van het aan- en afleren van angst. In de loop van de jaren zijn er verschillende modellen en theorieën ontwikkeld die dergelijk onderzoek kunnen ondersteunen en sturen. Het belang van leermechanismen en emotionele en cognitieve processen in het ontstaan en in stand houden van specifieke fobieën en andere angststoornissen wordt inmiddels algemeen erkend (Mineka & Zinbarg, 2006; Rachman, 2004). 3

7 Een dominant model binnen het angstonderzoek is het leertheoretisch model, ook wel omschreven als het conditioneringsmodel. Dit model is cruciaal geweest voor een beter inzicht in het ontstaan en behandelen van angststoornissen (Field, 2006; Mineka & Oehlberg, 2008). Het principe van klassieke of pavloviaanse conditionering werd voor het eerst geïntroduceerd door Pavlov (Pavlov, 1927). Een vorm van klassieke conditionering die erg relevant is gebleken voor het begrijpen van angststoornissen, is angstconditionering. * Angstconditionering is het proces waarbij een neutrale stimulus herhaaldelijk geassocieerd of gekoppeld wordt met een intrinsiek aversieve ervaring of stimulus (ongeconditioneerde stimulus; US), waardoor de initieel neutrale stimulus een geconditioneerde stimulus (CS) wordt, die op zijn beurt een angstige reactie (geconditioneerde respons; CR) zal uitlokken (Mowrer, 1939). Er wordt bijgevolg een angst aangeleerd voor iets wat op zich eigenlijk niet angstopwekkend is. Bijvoorbeeld, een op zich ongevaarlijke stimulus (hond; CS) kan aanleiding geven tot een angstreactie (CR), als deze gekoppeld wordt aan een aversieve gebeurtenis (een beet; US). Een bekend voorbeeld dat aantoont dat een angstrespons ten opzichte van een neutrale stimulus kan aangeleerd worden, is het geval van kleine Albert. In dit experiment ontwikkelt kleine Albert een angstreactie voor een witte rat (waar hij in eerste instantie niet angstig voor is), door deze herhaaldelijk te koppelen met een luide knal (Watson & Rayner, 1920, uit Field, 2006). Dit voorbeeld toont aan dat een buitensporige en blijvende angst voor een op zich (relatief) ongevaarlijke stimulus (d.i. een fobie) kan aangeleerd worden door het samen voorkomen van deze stimulus en een angstinducerende gebeurtenis. Talloze empirische studies tonen aan dat het koppelen van een CS en een US inderdaad leidt tot een angstrespons (CR) (Davey, 1992; Field, 2006; Mineka & Oehlberg, 2008; Ollendick & King, 1991). Gezien angstconditionering een belangrijke rol lijkt te spelen bij het ontstaan van angststoornissen, kan het ook aanknopingspunten bieden voor de behandeling ervan. Daarom is het een fenomeen dat zeker verder onderzocht moet worden, wat wij zullen doen in huidige studie. * In deze scriptie zal gebruik gemaakt worden van de veel gebruikte Engelstalige afkortingen binnen de klassieke conditionering, waarbij CS staat voor conditioned stimulus (geconditioneerde stimulus), US voor unconditioned stimulus (ongeconditioneerde stimulus) en CR voor conditioned response (geconditioneerde respons). 4

8 Er zijn echter ook nog aan aantal andere belangrijke theorieën die aanvullingen doen op de leertheorie en die het conditioneringsmodel verder beschrijven en nuanceren, en ingaan op bepaalde condities en processen. Eén van deze andere belangrijke theorieën die een verklaring biedt voor het ontstaan en in stand houden van specifieke fobieën en angststoornissen is de preparedness theory (Seligman, 1971). Deze theorie doet een belangrijke toevoeging aan het conditioneringsmodel. Men stelt dat aversieve conditionering en evolutionaire processen op elkaar inwerken, en zo fobische angst produceren. Mensen zouden dus biologisch voorgeprogrammeerd zijn om angsten aan te leren en te ontwikkelen voor bepaalde objecten of situaties die de overleving en voortplanting van onze soort bedreigen (Seligman, 1971; Öhman, Erixon & Löfberg, 1975). Dit model werd ontwikkeld om de snelle acquisitie en de schijnbare irrationaliteit van fobieën te verklaren, alsook hun hoge resistentie tegen extinctie. Geconditioneerde responsen op angstrelevante CSen (zoals afbeeldingen van spinnen of slangen) zijn immers moeilijker uit te doven dan geconditioneerde responsen op angstirrelevante stimuli (zoals afbeeldingen van bloemen) (Öhman et al., 1975). Doordat de angsten voorgeprogrammeerd zijn, zou het erg moeilijk zijn om deze uit te doven. Voor bepaalde (angstrelevante) stimuli geeft deze hypothese bijgevolg een verklaring voor de terugkeer van angst na extinctie. Er is echter ook al veel kritiek geformuleerd op dit model (Hofmann, 2008; Merckelbach, De Jong, Muris, & van den Hout, 1996). Een ander model die een belangrijke aanvulling doet, is het three pathway model van Rachman (1991). Volgens dit model kan angst niet enkel ontstaan via directe conditionering, maar ook via observatie van een ander (angstig) persoon en via de overdracht van verbale informatie betreffende de CS-US koppeling (Rachman, 1991). Zo kan het zien van een angstig persoon in een bedreigende situatie of mondelinge informatie over een angstige gebeurtenis indirect ook angst doen ontstaan bij iemand. Als laatste kunnen we ook het model beschrijven dat aandachtsbias als een relevant mechanisme naar voor schuift (Merckelbach et al, 1996; Rachman, 2004). Er wordt vaak vanuit gegaan dat er een aandachtsbias of selectieve aandacht aanwezig is bij mensen met een fobie (Cisler, Ries, & Widner, 2007; Rachman, 2004). Angstige mensen zouden hypervigilant zijn en de omgeving scannen op zoek naar gevaar. Ze 5

9 richten hun aandacht selectief op die stimuli die potentieel gevaarlijk zouden kunnen zijn, waardoor ze het object van angst sneller opmerken (Rachman, 2004). Deze aandachtsbias kan beschouwd worden als een mogelijke in standhoudende factor bij angststoornissen (Rachman, 2004). Ondanks hun belang wordt in het verdere verloop van deze scriptie echter niet dieper ingegaan op deze modellen. Als we nu terugkeren naar het model van angstconditionering kunnen we hierbinnen twee belangrijke procedures onderscheiden. De procedure waarbij een angstreactie aangeleerd of verworven wordt, zoals reeds voordien omschreven, noemt men (angst)acquisitie. Een andere belangrijke procedure, die voor deze studie van groot belang is, is extinctie of uitdoving van de angstreactie. Bij extinctie wordt de gevreesde stimulus (CS) herhaaldelijk gepresenteerd zonder de aversieve ervaring of het negatief gevolg (US), waardoor de angstreactie (CR) geleidelijk aan zal afnemen (Mowrer, 1939). De meest gebruikte en meest empirisch ondersteunde behandeling van angststoornissen is gestoeld op dit mechanisme van extinctie (Craske & Rowe, 1997). Deze behandeling noemt men exposure of blootstelling. Blootstelling aan de gevreesde stimulus, zonder dat de gevreesde consequentie optreedt, leert patiënten dat hun angst ongegrond is (Hofmann, 2008). Als we hierbij het voorbeeld van de hond terug bekijken, wil dit zeggen dat men de angstige persoon zal confronteren met een hond (CS), waarbij de gevreesde beet (US) zal uitblijven. Volgens het conditioneringsmodel zal deze situatie lijden tot een afname van de angstreactie (CR). Men kan zich nu afvragen waarom deze angsten dan niet vanzelf uitdoven? Een belangrijk mechanisme dat angsten mee in stand houdt, is vermijding. In dit licht kan het twee-factorenmodel van Mowrer genoemd worden (Mowrer, 1939). Hoewel deze theorie reeds op een aantal vlakken (terecht) bekritiseerd is, is dit een waardevol model dat een verklaring kan bieden voor vermijdingsgedrag. Dit model stelt dat angstige mensen zullen trachten te vermijden om in aanraking te komen met hetgeen dat hen angst aanjaagt omdat ze verwachten dat er iets ergs zal gebeuren. Wanneer deze vermijding succesvol is, zal het leiden tot een reductie van de angst en zo tot een versterking van het vermijdend gedrag. Doordat ze de gevreesde situatie ontvluchten of vermijden, doen deze mensen geen corrigerende ervaringen op en blijft de angst bijgevolg bestaan (Mowrer, 1939; Rachman, 2004). 6

10 Experimenteel onderzoek naar extinctie heeft ons reeds talrijke belangrijke inzichten opgeleverd (Craske, et al., 2008; Hermans, Craske, Mineka, & Lovibond, 2006; Myers & Davis, 2007). Onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat extinctie niet leidt tot het vernietigen van de oorspronkelijke CS US associatie. Extinctie is een vorm van inhibitorisch leren waarbij een nieuwe associatie (CS geen US) tot stand wordt gebracht, die vervolgens naast de originele associatie (CS US) blijft bestaan en ermee concurreert wanneer men met de gevreesde stimulus geconfronteerd wordt (Bouton, 2004; Bouton, Westbrook, Corcoran & Maren, 2006a). De angst wordt bijgevolg niet afgeleerd, doch een nieuwe associatie (CS geen US) en daarop volgend nieuw gedrag zal worden aangeleerd. Deze nieuwe CS geen US associatie is stimulus- of CS-specifiek (Vervliet, Vansteenwegen, & Eelen, 2004; Vervliet, Vansteenwegen, Baeyens, Hermans, & Eelen, 2005) en context-specifiek (Vansteenwegen, et al., 2005). Ondanks het feit dat exposure over het algemeen dus een zeer succesvolle strategie is voor het behandelen van fobieën (Craske & Rowe, 1997), is het algemeen bekend dat terugkeer van angst een reële mogelijkheid is (Boschen, Neumann, & Waters, 2009). Terugkeer van angst kan omschreven worden als het terug opflakkeren van een verzwakte of uitgedoofde angst (Rachman, 1989). Onderzoek heeft gedemonstreerd dat extinctie niet (altijd) permanent is en dat uitgedoofde geconditioneerde reacties, onder bepaalde condities, terug naar boven kunnen komen (Bouton, 2002, 2004; Boschen et al., 2009). Dit kan verklaard worden door het feit dat extinctie een vorm van nieuw leren is en dat de oorspronkelijke angst onderliggend dus blijft bestaan. Evidentie hiervoor kan gevonden worden in de fenomenen van spontaan herstel, renewal, reinstatement en reacquisitie. Deze begrippen worden hierna kort beschreven. Bij spontaan herstel kan een succesvol uitgedoofde angstreactie (CR) op de gevreesde stimulus (CS) zich, na een tijdsperiode waarbij de persoon niet met de gevreesde stimulus (CS) of de aversieve gebeurtenis (US) in contact gekomen is, herstellen (Bouton, 2002; Boschen et al., 2009). De angstreactie (CR) kan hierbij even sterk zijn als voor de extinctieprocedure (Brooks & Bouton, 1993). 7

11 Renewal verwijst naar het terugkeren van de uitgedoofde angstreactie (CR) voor de gevreesde stimulus na veranderingen in de context (Bouton, 2002; Boschen et al., 2009; Neumann & Kitlertsirivatana, 2010). Men stelt dat de reductie in angst, die zich voordoet tijdens de extinctieprocedure, afhankelijk is van de context. Extinctie in één context zal niet noodzakelijk leiden tot extinctie in een andere context. Een persoon die acquisitie voor de gevreesde stimulus ondergaat in context A en extinctie ervan in context B, kan opnieuw een angstreactie vertonen wanneer hij/zij terug met de originele context (context A) geconfronteerd wordt. Dit wordt ABA renewal genoemd, de meest bekende en bestudeerde vorm van renewal (Bouton, 2002; Boschen et al., 2009). Herval treedt in deze situatie dus op bij terugkeer naar de oorspronkelijke acquisitiecontext (Vansteenwegen et al., 2005). Er is daarnaast ook nog sprake van ABC renewal (waarbij acquisitie gebeurt in context A, extinctie in context B en het testen in een derde context C) en AAB renewal (waarbij het testen gebeurt in een tweede context B nadat acquisitie en extinctie hebben plaatsgevonden in context A). Deze twee vormen van renewal zijn echter niet zo sterk als ABA renewal (Bouton, 2002; Boschen et al., 2009). Reinstatement is het terugkeren van de succesvol uitgedoofde angstreactie (CR) na aanbieding van enkel de aversieve gebeurtenis (US) (Bouton, 2002; Boschen et al., 2009; Dirikx, Hermans, Vansteenwegen, Baeyens, & Eelen, 2007). Bij reacquisitie zal de gevreesde stimulus (CS) opnieuw een angstreactie (CR) uitlokken, nadat deze opnieuw gekoppeld is met de aversieve gebeurtenis (US) (Bouton, 2002; Boschen et al., 2009). Al deze voorgaande fenomenen kunnen de kans op herval aanzienlijk vergroten. Daarom is het belangrijk om meer inzicht te krijgen in de processen van acquisitie en extinctie, om op die manier terugkeer van angst en herval te voorkomen en tot een verbetering te komen van de exposure therapie. Tot op heden moet er echter nog heel wat onderzoek gebeuren naar de verscheidene factoren die een mogelijk effect kunnen hebben op de terugval van angst. Eén van die factoren is (angst)generalisatie. Angstgeneralisatie is een fenomeen dat een belangrijke rol speelt bij verscheidene vormen van angststoornissen (Vervliet et al., 2005). Men spreekt van angstgeneralisatie wanneer een angstreactie, eigen aan een bepaalde stimulus, overgedragen wordt naar 8

12 andere stimuli (Kalish, 1969; Rescorla & Furrow, 1977; Vervliet et al., 2005). Er wordt bijgevolg een angstreactie ontlokt door stimuli die een gelijkenis vertonen met de originele angstopwekkende stimulus (Lissek et al., 2010). Hier kunnen we terug het voorbeeld van kleine Albert aanhalen, die een angst ontwikkelde voor witte ratten na het doorlopen van een conditioneringsprocedure. Zo bleek dat zijn geconditioneerde angst voor witte ratten na verloop van tijd generaliseerde naar andere harige dieren en voorwerpen (zoals een konijn, een hond, watten, ) (Beck, Levinson & Irons, 2009; Watson & Rayner, 1920). De jongen vertoonde bijgevolg ook een angstrespons bij confrontatie met gelijkaardige stimuli. Ook angstgeneralisatie is een factor die herval of terugkeer van angst na extinctie kan helpen verklaren. Het is immers zo dat angst voor een bepaalde stimulus snel zal generaliseren naar andere stimuli tijdens de acquisitie (Lissek et al., 2008; Vervliet et al., 2005), terwijl dit effect van generalisatie bij de extinctie van angst veel moeilijker verloopt (Rowe & Craske, 1998). Uit onderzoek blijkt dat er bij acquisitie van angst sprake is van een sterke generalisatie naar gelijkaardige stimuli (Lissek et al., 2008; Vervliet et al., 2005). Neutrale stimuli die op het moment van de angstaanval gelijkenissen vertonen of samen voorkomen met de angstopwekkende stimulus kunnen zelf ook triggers worden in de toekomst (Lissek et al., 2010). Bij dit soort onderzoek heeft men het vaak over generalisatiegradiënten, welke aangeven dat de sterkste angstreactie zal optreden bij confrontatie met de geconditioneerde angstopwekkende stimulus (originele CS+), met dalende niveaus van angst naarmate de generalisatiestimuli minder gelijkenissen vertonen met de originele angstopwekkende stimulus (CS+) (Lissek, et al., 2008; Lissek et al., 2010). Lissek et al. (2008) komen in hun onderzoek tot het besluit dat er inderdaad sprake is van sterke generalisatie tijdens de acquisitie van angst, maar dat dit niet het geval is bij extinctie van angst. Tijdens de acquisitie zal er dus snel generalisatie optreden naar stimuli die gelijkenissen vertonen met de CS+, maar bij extinctie ligt generalisatie van de gelijkaardige stimuli naar de CS+ minder voor de hand (Lissek et al., 2008). Als we hierbij opnieuw kijken naar het voorbeeld van kleine Albert, zien we dat de angst zich snel zal verspreiden naar stimuli die een gelijkenis vertonen met de oorspronkelijke angstopwekkende stimulus. Zo zal zijn angst snel generaliseren naar 9

13 bijvoorbeeld een wit konijn of een witte hond. Maar wanneer men kleine Albert vervolgens blootstelt aan één van deze gelijkaardige generalisatiestimuli (bijvoorbeeld een wit konijn), met als doel het uitdoven van de angst, dan gaan we zien dat het extinctie-effect moeilijk(er) zal generaliseren. Kleine Albert kan bijgevolg wel bang blijven van de andere gelijkaardige stimuli, zoals bijvoorbeeld van een rat, muis of hond. Bij extinctie van angst lijkt generalisatie dus veel minder te werken (Lissek et al., 2008; Rowe & Craske, 1998; Vervliet et al., 2004; Vervliet et al., 2005). Het effect waarbij de angst voor een stimulus uitgedoofd wordt tijdens de extinctieprocedure, zal niet snel generaliseren naar stimuli die gelijkenissen vertonen met de oorspronkelijke stimulus. Dit kan verklaard worden door het feit dat extinctie kan gezien worden als nieuw leren dat bovenop het origineel geleerde komt, zoals reeds eerder vermeld (Bouton, 2004; Bouton, Westbrook, Corcoran & Maren, 2006a; Myers & Davis, 2007). Er wordt als het ware een uitzonderingsregel geleerd: één specifieke stimulus is niet bedreigend. Hierdoor blijft de initiële angst onderliggend aanwezig. Dit kan verklaren waarom de acquisitie-effecten zo gemakkelijk opnieuw verschijnen, zelfs na succesvolle extinctie, alsook waarom er minder snel generalisatie zal optreden bij extinctie. Door het overgaan van de angst op andere stimuli tijdens acquisitie wordt extinctie bemoeilijkt, en zal het uitdoven van de angst voor één welbepaalde stimulus niet snel generaliseren naar andere stimuli. Het is dus belangrijk om in het achterhoofd te houden dat het aanleren (acquisitie) van angst andere wetmatigheden kent dan het afleren (extinctie) ervan. Daarom dienen we deze wetmatigheden van aan- en afleren afzonderlijk te onderzoeken, ook met betrekking tot generalisatie. Hoewel angstgeneralisatie een belangrijke rol kan spelen bij het verder doorgronden van het proces van acquisitie en extinctie zijn er de laatste jaren weinig studies verricht die geconditioneerde angstgeneralisatie systematisch onderzocht hebben bij mensen. Vooral het effect van (angst)generalisatie tijdens extinctie op terugval van angst, hetgeen wij in deze studie willen onderzoeken, is iets waar nog niet veel aandacht aan besteed is. Hierna bespreken we een aantal onderzoeken die relevant zijn voor de huidige studie. 10

14 De context en het renewaleffect het fenomeen van de terugkeer van angst in een andere context spelen een belangrijke rol bij de generalisatie tijdens extinctie. Zo zal men niet snel automatische generalisatie vertonen naar andere contexten. Het onderzoek van Vansteenwegen et al. (2007) toont in dit verband aan dat het gebruik van meerdere contexten gedurende het extinctieproces een gunstige invloed kan hebben op de generalisatie van extinctie (Vansteenwegen, Vervliet, Iberico, Baeyens, Van den Bergh, & Hermans, 2007), hoewel andere literatuur dit tegenspreekt (Bouton et al., 2006b; Neumann et al., 2007). Extinctie zou dus contextspecifiek zijn, waardoor het extinctieeffect beperkt is (Hermans et al., 2006; Vansteenwegen et al., 2005; Vervliet et al., 2005). In de literatuur rond conditionering wordt er ook gewag gemaakt van de term generalisatieverlies (generalization decrement). Dit wil zeggen dat het gevreesde object anders wordt waargenomen in de exposure-context dan in de acquisitie-context. Tijdens exposure therapie kan het dus zijn dat gebruik gemaakt wordt van een stimulus die niet voldoende gelijkenissen vertoont met de originele gevreesde stimulus, waardoor angst zal terugkeren wanneer de originele stimulus opnieuw gepresenteerd wordt (Vansteenwegen et al., 2005). Er zijn reeds een aantal onderzoeken gevoerd naar het effect van generalisatie en de perceptuele karakteristieken van stimuli op de terugkeer van angst. Zo heeft het onderzoek van Vervliet et al. (2004, 2005) aangetoond dat extinctie stimulus specifiek is en gevoelig voor veranderingen in de geconditioneerde stimulus (CS) (Vervliet et al., 2005). Vervliet et al. (2004) gingen met hun onderzoek na of extinctie met de originele geconditioneerde stimulus een goede manier was om generalisatie van de extinctieeffecten naar nieuwe stimuli te garanderen. De conclusie was dat blootstelling aan de originele geconditioneerde stimulus zeker moet nagestreefd worden, omdat dit een positieve invloed kan hebben op toekomstige confrontaties met stimuli die gelijken op de angstopwekkende stimulus. De perceptuele gelijkenis tussen de geconditioneerde en uitgedoofde stimulus blijkt dus een cruciale factor te zijn om extinctie te doen slagen (Vervliet et al., 2004). In het onderzoek van Vervliet et al. (2005) stelden de auteurs zich de vraag of het opnieuw geconfronteerd worden met de originele angstopwekkende stimulus, na het uitdoven van een gelijkaardige generalisatiestimulus, leidde tot een 11

15 terugkeer van angst. Uit de resultaten van hun onderzoek (Vervliet et al., 2005) konden ze afleiden dat het aanbieden van één generalisatiestimulus (in plaats van de originele CS+) tijdens de extinctiefase inderdaad leidde tot een terugkeer van de angst wanneer men opnieuw geconfronteerd werd met de originele CS+. Dit is in overeenstemming met de idee dat de terugkeer van angst na exposure therapie uitgelokt kan worden door perceptuele verschillen tussen een nieuwe stimulus en de stimulus die gebruikt werd tijdens de exposure. Veranderingen in de perceptuele eigenschappen van de stimuli kunnen de effecten van extinctie verminderen en de angst weer doen opflakkeren. De effecten van extinctie of exposure zouden dus tot op zekere hoogte beperkt zijn tot de perceptuele eigenschappen van de extinctiestimulus (Vervliet et al., 2005). Hieruit volgt dan ook dat extinctie van een welbepaalde stimulus niet automatisch zal generaliseren naar andere, gelijkaardige stimuli. Bijvoorbeeld, als een persoon met een fobie voor honden blootgesteld wordt aan een zwarte hond, zullen de extinctie-effecten niet automatisch generaliseren naar een hond die beige of bruin is. Mystkowski, Craske en Echiverri (2002) stellen dat een terugkeer van angst gebaseerd op de context verzwakt kan worden door exposure therapie met verschillende presentaties van de CS (Mystkowski, Craske & Echiverri, 2002). Voor elke CS (bijvoorbeeld, een spin) zijn er een reeks belangrijke karakteristieken die een stimulus kenmerken (bijvoorbeeld, harige poten, kleine ogen, mate van beweging, ). Wanneer exposure therapie uitgevoerd wordt met een CS die niet genoeg of alle relevante kenmerken (zoals opgeslagen in het angstgeheugen van een persoon) vertoont, of als de CS die gebruikt wordt tijdens de exposure therapie niet prototypisch is voor de gevreesde CS, bestaat de kans dat de extinctie niet zal generaliseren naar andere CSn (Mystkowski et al., 2002). Dit kan leiden tot een meer waarschijnlijke terugkeer van angst wanneer er veranderingen plaatsvinden in de context. Bijgevolg is het aanbevolen om exposure toe te passen met zoveel mogelijk perceptueel verschillende vormen van de fobische stimulus (Mystkowski et al., 2002). Dit toont aan dat de specifieke perceptuele eigenschappen, aanwezig tijdens de exposure therapie, van belang zijn wanneer het gaat over het generaliseren van de effecten van extinctie naar nieuwe stimuli. Dit onderzoek geeft ook evidentie voor het feit dat het aanbieden van meerdere stimuli (die variëren in perceptuele karakteristieken) tijdens extinctie of exposure een positief effect kan hebben op de terugkeer van angst. 12

16 Een onderzoek dat het effect van angstgeneralisatie tijdens extinctie op de terugkeer van angst reeds bestudeerd heeft, is dit van Rowe en Craske (1998). Dit onderzoek ging na wat de effecten waren van het gebruik van variërende aantallen gelijkaardige stimuli op de vermindering en terugkeer van angst. Ze maakten een onderscheid tussen twee spinangstige groepen, waarbij de ene groep aan slechts één stimulus werd blootgesteld en de andere groep aan meerdere versies van een stimulus werden blootgesteld. De stimulus betrof hier een tarantula. Rowe en Craske (1998) stelden voorop dat de groep die aan slechts één tarantula werd blootgesteld betere extinctie-effecten, en dus minder angst, zou vertonen voor deze stimulus, maar meer terugval van angst wanneer ze geconfronteerd werden met een nieuwe gelijkaardige stimulus. Anderzijds gingen ze er vanuit dat de groep die aan meerdere tarantula s werden blootgesteld verminderde extinctie zou vertonen voor deze stimuli, maar in tegenstelling tot de eerste groep minder terugval van angst zou vertonen wanneer ze geconfronteerd werden met een nieuwe gelijkaardige stimulus. Ze kwamen inderdaad tot de bevinding dat, ondanks de tragere extinctie-effecten gedurende de exposure therapie, het variëren van het aantal stimuli op de lange termijn leidde tot minder terugkeer van angst (Rowe & Craske, 1998). Deze resultaten tonen aan dat het inderdaad nuttig kan zijn om meerdere gelijkaardige stimuli te gebruiken tijdens exposure therapie. Deze studie zal een belangrijk voorbeeld zijn voor het huidig onderzoek. Als we het proces van generalisatie tijdens extinctie van angst willen doorgronden, is het belangrijk om na te gaan welke factoren hierop een invloed hebben. De voorgaande onderzoeken hebben aangetoond dat de perceptuele karakteristieken van een stimulus belangrijk kunnen zijn bij extinctie. Het is in werkelijkheid echter moeilijk om iemand bloot te stellen aan de oorspronkelijke CS+ (of een stimulus die zo veel mogelijk gelijkenissen vertoont met de CS+), zoals Vervliet et al. (2004) aanraden. Er werd in hun studie ook geen rekening gehouden met eventuele generalisatie-effecten tijdens de acquisitie, wat in werkelijkheid een zeer reële mogelijkheid is. In realiteit is hun aanbeveling dus zeer moeilijk na te streven. In hun experiment wordt er tijdens de extinctiefase tevens gebruik gemaakt van slechts één generalisatiestimulus (Vervliet et al., 2005). Wij willen in deze scriptie nagaan of het aanbieden van verschillende aantallen generalisatiestimuli tijdens de extinctiefase een invloed kan hebben op de 13

17 terugkeer van angst. Ook Rowe en Craske (1998) voerden reeds soortgelijk onderzoek uit. Door het feit dat extinctie erg stimulus- en contextspecifiek is, kan het interessant zijn om meerdere contexten en stimuli te gebruiken gedurende de extinctieprocedure. Dit kan immers leiden tot een reductie van herval (Rowe & Craske, 1998). In deze scriptie onderzoeken we het effect van gegeneraliseerde blootstelling bij extinctie op de terugval van angst. We willen bijgevolg nagaan wat de invloed is van het aanbieden van variërende aantallen gelijkaardige generalisatiestimuli tijdens extinctie op herval. We zullen hierbij een replicatie uitvoeren van de studie van Rowe en Craske (1998), maar met toevoeging van een aantal belangrijke elementen. Zo wordt er in huidig experiment gebruik gemaakt van een differentieel conditioneringsparadigma, waarbij tijdens de acquisitie één stimulus (CS+) gepaard wordt met de US, terwijl een andere stimulus (CS-) nooit gepaard wordt met de US. We zullen dus een extra stimulus (CS-) toevoegen, die kan dienen als indicator van de terugkeer van de angst die geobserveerd wordt bij confrontatie met de CS+ in de testfase. We kunnen deze CS- beschouwen als een controle-stimulus. We zullen tevens zowel in de acquisitie- als in de testfase gebruik maken van eenzelfde CS+. Zo werd er bij het klinisch onderzoek van Rowe en Craske (1998) geen differentieel conditioneringsproces doorlopen. Er was geen acquisitiefase (waardoor de oorspronkelijke CS+ en de CS+ in de testfase van elkaar verschilden) en er werd bijgevolg geen CS- toegevoegd. De impact van deze zaken mag zeker niet onderschat worden, vandaar dat we een experimentele studie willen uitvoeren waarbij sprake zal zijn van meer experimentele controle. Tenslotte is er in dit onderzoek ook gekozen voor een opdeling in drie verschillende groepen, daar waar Rowe en Craske (1998) slechts twee groepen onderscheidden. We focussen ons tijdens deze studie dus vooral op het belang van het aantal generalisatiestimuli tijdens de extinctie. Het belang van de perceptuele kenmerken mag echter ook niet uit het oog verloren worden. Wij werken in dit experiment met verschillende afbeeldingen van konijnen en honden, die op een aantal vlakken verschillen van elkaar. We houden hierbij in het achterhoofd dat het mogelijk is dat de resultaten van huidige studie beïnvloed kunnen zijn door deze perceptuele verschillen (tussen de foto s van de konijnen onderling en de foto s van de honden onderling). 14

18 Er is in dit experiment bewust gekozen voor relatief neutrale stimuli (konijnen en honden) en niet voor angstrelevante stimuli (zoals spinnen of slangen). Dit omwille van een drietal redenen. Allereerst bestaat bij het gebruik van angstrelevante stimuli de kans dat er een angstreactie zal ontstaan op zowel de CS+ stimuli als de CS- stimuli, aangezien angstrelevantie stimuli in se al angst kunnen opwekken, zonder gekoppeld te worden aan een aversieve gebeurtenis (Öhman & Mineka, 2001). Ten tweede zijn angstrelevantie stimuli meer resistent voor extinctie wanneer ze gecombineerd worden met een aversieve US (Öhman et al., 1975). En ten derde blijkt ook dat de kans op renewal groter is bij angstrelevante stimuli (Neumann & Longbottom, 2008). De voorgenoemde zaken kunnen huidige studie bemoeilijken, vandaar dat werd geopteerd voor deze stimuli. We zijn er ons echter wel van bewust dat een hond meer angstrelevant kan zijn dan een konijn. We nemen de specifieke fobie als uitgangspunt in dit experiment, maar de theorie van de klassieke conditionering, zoals we die hier toepassen, staat uiteraard ook model voor andere types angststoornissen. In het geval van een specifieke fobie is de angst meestal al gegeneraliseerd naar gelijkaardige stimuli. Mensen zijn niet angstig voor slechts één soort stimulus, maar vaak voor (bijna) alle eraan gerelateerde stimuli (Kalish, 1969; Rescorla & Furrow, 1977). Bijvoorbeeld, iemand met een fobie voor honden zal niet enkel bang zijn voor één soort hond, maar voor (bijna) alle soorten honden. Als we in de klinische praktijk exposure toepassen is het echter moeilijk om mensen bloot te stellen aan de oorspronkelijke angstopwekkende stimulus en aan alle mogelijke soorten gelijkaardige stimuli. Zoals reeds aangegeven, weten we dat extinctie heel stimulus specifiek is. Als we personen angst afleren voor één soort stimulus, zal dit niet automatisch generaliseren naar gelijkaardige soorten stimuli. In dit onderzoek willen we achterhalen of het aanbieden van variërende aantallen generalisatiestimuli, gelijkaardig aan de CS+, tijdens exposure therapie een positieve invloed kan hebben op de generalisatie naar de originele CS+, en zo kan leiden tot minder herval. We willen bijgevolg nagaan wat het effect is op de terugkeer van angst wanneer men opnieuw geconfronteerd wordt met de oorspronkelijke CS+. 15

19 Om dit te testen zullen we een experiment opzetten waarbij er sprake zal zijn van een acquisitie-, generalisatie/extinctie- en testfase. De conditioneringseffecten zullen gemeten worden via huidgeleiding (Skin Conductance Response; SCR) en de USverwachting voor de geconditioneerde stimuli (CSen). Zoals reeds eerder aangegeven gaan we in huidig experiment gebruik maken van een differentieel conditioneringsparadigma. Hierbij wordt één van de twee stimuli (CS+) steeds gepaard met de US tijdens de acquisitie, terwijl de andere stimulus (CS-) nooit gepaard wordt met de US. De generalisatiestimuli zullen we aanduiden met de afkorting GS. In de acquisitiefase wordt de CS+ (een foto van een hond of een konijn) gepaard met een witte ruis (US). We verwachten dat de participanten sterker zullen reageren op de CS+ dan op de CS-, en dit zowel wat betreft ratings als psychofysiologische maten. Tijdens de extinctie- of generalisatiefase krijgen de participanten gelijkaardige foto s van konijnen en honden te zien als in de acquisitiefase, deze foto s noemen we de generalisatiestimuli (GSen). De participanten worden opgedeeld in drie groepen. In groep 1 (GEN1) wordt er één GS+ en één GS- getoond. De participanten krijgen dus slechts één foto te zien van een konijn en een hond. Alle stimuli worden twaalf maal gepresenteerd. In groep 2 (GEN3) worden er telkens drie verschillende GS+ stimuli en drie verschillende GS- stimuli aangeboden. De participanten krijgen in dit geval drie verschillende foto s te zien van konijnen en honden. Alle stimuli worden hier vier maal gepresenteerd. In groep 3 (GEN6) worden er telkens zes verschillende GS+ en GSstimuli aangeboden. In deze groep krijgen de participanten dus zes verschillende foto s te zien. Alle stimuli worden twee maal gepresenteerd. De extinctiefasen zijn voor alle drie de groepen dus even lang. Er wordt tijdens deze fase geen US aangeboden. In de testfase krijgen de proefpersonen opnieuw de originele CS+ te zien, echter zonder de US aanbieding. Per fase stellen we een aantal hypothesen voorop. Tijdens de acquisitiefase verwachten we dat er een geconditioneerde angstrespons (CR) zal optreden voor de CS+, en dat die hetzelfde zal zijn voor de drie groepen. Zo zullen er significant hogere US-verwachtingen en SCRs zijn voor de CS+ dan voor de CS-. We gaan we ervan uit dat er geen sterkere acquisitie zal zijn voor een bepaalde diersoort. We houden wel in ons achterhoofd dat het mogelijk is dat de acquisitie sterker 16

20 zal zijn als de CS+ een hond is, daar dit dier als gevaarlijker kan gepercipieerd worden, en bijgevolg angstopwekkender is, dan een konijn. In de extinctie- of generalisatiefase gaan we ervan uit dat de extinctie vlotter zal verlopen in groep 1 (GEN1) dan in de twee andere groepen (GEN3 en GEN6). Door een kleiner aantal stimuli veel aan te bieden zal er snellere en betere extinctie optreden dan wanneer een groot aantal stimuli minder aangeboden wordt. We verwachten bijgevolg betere extinctie bij mensen die aan weinig generalisatiestimuli zijn blootgesteld. Er wordt dus vanuit gegaan dat hoe minder generalisatiestimuli we aanbieden, hoe sneller de extinctie zal optreden. Dit omdat personen telkens moeten wennen aan nieuwe stimuli bij aanbieding van meerdere generalisatiestimuli. Als we echter rekening willen houden met mogelijk herval na confrontatie met de oorspronkelijke angstopwekkende stimulus, is het belangrijk om ook de langere termijneffecten te bestuderen. Dit doen we in de testfase. In de testfase stellen we ons de vraag of de geconditioneerde respons zal verschillen tussen de drie groepen als ze opnieuw geconfronteerd worden met de oorspronkelijke CS+. Zal er een verschil zijn in generalisatie naar de CS+ en bijgevolg in de terugkeer van angst tussen de drie groepen? We zouden kunnen verwachten dat er bij groep GEN6 en groep GEN3 minder terugval of renewal zal zijn dan bij groep GEN1, waarvan het minst herval bij groep GEN6 aangezien deze groep aan het grootste aantal GS+ stimuli is blootgesteld. We nemen dus aan dat de angstrespons voor de oorspronkelijke CS+ minder groot zal zijn in groep GEN6 en GEN3. We gaan er vanuit dat hoe meer generalisatiestimuli we aanbieden tijdens de extinctiefase, hoe kleiner het herval is achteraf. Er mag dan wel sprake zijn van minder goede extinctie-effecten bij mensen die aan meerdere generalisatiestimuli zijn blootgesteld, we verwachten op langere termijn echter wel minder herval en terugkeer van angst. Het is dus niet omdat er een goede extinctie plaatsvindt in de extinctiefase dat dit ook zo blijft wanneer de oorspronkelijke CS+ opnieuw wordt aangeboden of wanneer de context verandert in de testfase. Met deze resultaten zouden we kunnen aantonen dat het blootstellen aan grotere aantallen verschillende stimuli tijdens de extinctiefase uiteindelijk kan leiden tot minder terugval van angst. 17

21 Onderzoek naar deze fenomenen kan erg relevant zijn voor de klinische praktijk. Het kan ons begrip van angstproblemen vergroten, helpt ons om herval te voorkomen en stelt ons in staat om de manier van behandelen (zoals het toepassen van exposure therapie) te optimaliseren en te verbeteren. 18

22 Methode Participanten Eenenzeventig personen namen deel aan het onderzoek. De inschrijvingen voor het experiment gebeurden online via het systeem Experimetrix van de Universiteit Gent. Alle deelnemers tekenden voor de aanvang van het onderzoek een informed consent en ontvingen na het experiment een financiële vergoeding van vier euro. Iedereen werd individueel getest door dezelfde proefleider. Participanten werden at random toegewezen aan groep GEN3 (waarbij er drie verschillende GS+ en drie verschillende GS- werden aangeboden) of groep GEN6 (waarbij er zes verschillende GS+ en zes verschillende GS- werden aangeboden). Nadien werd er nog een groep (GEN1) toegevoegd, waarbij slechts één GS+ en één GSwerd aangeboden. De 71 participanten telden 57 vrouwelijke en 14 mannelijke participanten. Van de 71 participanten werden er 25 toegewezen aan groep GEN1, 23 aan groep GEN3 en 23 aan groep GEN6. In groep GEN1 namen 20 vrouwelijke en 5 mannelijke participanten deel, in groep GEN3 18 vrouwelijke en 5 mannelijke participanten en in groep GEN6 19 vrouwelijke en 4 mannelijke participanten. De gemiddelde leeftijd van alle participanten was jaar (SD = 2.84). De deelnemers hadden een leeftijdsbereik van 18 tot 34 jaar. Er werden geen groepsverschillen gevonden voor leeftijd, F(2, 70) = 2.14, ns. Ook voor de man/vrouwverdeling was er geen verschil tussen de drie groepen. Alle participanten vulden de Nederlandstalige versie van de State-Trait Anxiety Inventory (STAI; Spielberger, Gorsuch, & Lushene, 1970; Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983) in. Voor een aantal participanten waren de gegevens niet volledig. Materiaal en apparatuur Experimentele stimuli. Alle stimuli werden aangeboden op een CRT computerscherm. De stimuli bestonden uit zeven verschillende foto s van honden en zeven verschillende foto s van konijnen. De foto s hadden een resolutie van 384 x 288. Van elke dierencategorie werd één foto toegewezen aan de functie van CS+/CS-. Deze twee foto s (één hond, één konijn) werden consistent doorheen het hele experiment als 19

23 CS+/CS- gebruikt. Alle proefpersonen kregen, doorheen de groepen (GEN1, GEN3, GEN6), bijgevolg dezelfde foto als CS+/CS-. De toewijzing van de honden,- respectievelijk de konijnenfoto aan de functie van CS+/CS- gebeurde op een gecontrabalanceerde manier. De zes andere foto s van elke dierencategorie (hond/konijn) dienden als generalisatiestimuli (GS+ en GS-) en verschilden van de CS. De ongeconditioneerde stimulus (US) was een witte ruis van 100 db(a). Dit geluid werd zeer kort aangeboden (200 ms) en was volledig onschadelijk. Psychofysiologische maten. De huidgeleiding (Skin Conductance Response; SCR) werd gemeten via een Coulbourn Lablinc V (Allentown, PA). Het Coulbourn systeem was via een Scientific Solutions DMA card verbonden met een computer, die de psychofysiologische data registreerde en opsloeg. De psychofysiologische signalen werden gedigitaliseerd via een aangepast programma (Psychophysiological Recording; PSPHR). De huidgeleidingsresponsen werden gemeten aan de hand van standaard 8 mm (sensor diameter) Ag/AgCl elektroden, opgevuld met KY-Gel. Na het reinigen van de handen met water werden de twee elektroden vastgemaakt op de handpalm van de linkerhand (thenar en hypothenar). De afstand tussen de elektroden bedroeg ongeveer 15 mm. Er was sprake van een constante waarde van 0,5 V gedurende de meting van het SCR-signaal. US-verwachting. Tijdens het experiment werd aan de participanten gevraagd om op elke trial de US-verwachting aan te geven met een muisklik. De proefpersonen moesten zodoende aangeven in hoeverre ze het geluid verwachten en kregen hierbij telkens dezelfde vraag: In welke mate verwacht je nu dat er geluid zal komen?. Dit gebeurde op een geijkte Likertschaal van 1 tot en met 9 (1: zeker niet; 5: onzeker; 9: zeker wel). De proefpersonen moesten antwoorden met een druk op de linkermuisknop. Vragenlijsten. De participanten moesten voor de aanvang van het experiment de Zelf-beoordelingsvragenlijst (ZBV; van der Ploeg, Defares, & Spielberger, 1979) invullen. Dit is een Nederlandstalige bewerking van de State-Trait Anxiety Inventory (STAI; Spielberger, Gorsuch, & Lushene, 1970; Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg, & Jacobs, 1983). Deze vragenlijst bestaat uit de schalen toestandsangst (state anxiety; versie DY-1) en angstdispositie (trait anxiety; versie DY-2). De eerste versie bevat items die meten hoe de proefpersoon zich voelt op het moment van de bevraging 20

24 (toestandsangst), de tweede versie meet de predispositie van personen om zich angstig te voelen (trekangst). Beide schalen zijn opgebouwd uit twintig items die aan de hand van een vierpunten Likertschaal worden ingevuld (van der Ploeg, Defares, & Spielberger, 1980; van der Ploeg, 2000). Voor dit experiment werden beide schalen afgenomen. Procedure Preparatie. Het experiment vond plaats in een ruimte die geluiddicht is. Alle deelnemers vulden bij de aanvang van het onderzoek de Zelf-beoordelingsvragenlijst (ZBV; van der Ploeg, Defares, & Spielberger, 1979) in en kregen algemene instructies over het experiment. Nadien werd aan de deelnemers gevraagd om hun handen te wassen met water en goed af te drogen. De participanten namen plaats op een stoel op ongeveer 50 cm van het computerscherm. Hierop volgend werden de elektroden aangebracht. Er werd door de proefleider reeds gevraagd om tijdens het experiment zo weinig mogelijk te bewegen, daar beweging een grote invloed heeft op SCR-waarden. Verbale communicatie was gedurende het gehele experiment mogelijk via een intercom. De proefpersoon werd tevens gefilmd via een online camera systeem. Vervolgens werd het huidgeleidingssignaal gecheckt. De proefleider ging hierbij na of het SCR-signaal van de participant goed ontvangen werd. Indien dit het geval was, kon het experiment opgestart worden. Op dat moment werd de koptelefoon opgezet en startte de proefleider de conditioneringstaak op. Start-up. Tijdens deze fase werd, via instructies op het computerscherm, gevraagd om één maal diep in- en uit te ademen, en vervolgens kregen de proefpersonen twee maal de witte ruis (US) te horen. Uit ethische overwegingen werden de participanten blootgesteld aan het geluid (US) voor de aanvang van het experiment. Zodoende konden de deelnemers het experiment nog steeds stopzetten indien ze dit wensten. Dit werd echter door niemand gedaan. Deze handelingen werden eveneens gebruikt om het huidgeleidingssignaal van de proefpersoon te normaliseren/standaardiseren. Het gaf ons tevens een indicatie achteraf bij de analyses of de deelnemers reageerden op een sterke prikkel. 21

Fear Memory Uncovered: Prediction Error as the Key to Memory Plasticity D. Sevenster

Fear Memory Uncovered: Prediction Error as the Key to Memory Plasticity D. Sevenster Fear Memory Uncovered: Prediction Error as the Key to Memory Plasticity D. Sevenster Samenvatting Angststoornissen zijn een van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen. Hoewel de meest gangbare

Nadere informatie

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug. ANGST Zit het in een klein hoekje? Dr. Miriam Lommen Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.nl Wie is er NOOIT bang? Heb ik een angststoornis? Volgens

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis

Samenvatting. Tabel 8.1. Een olifant is groter dan een koe Een koe is groter dan een muis Een olifant is groter dan een muis 149 150 Ongeveer negentien procent van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn leven een angststoornis. Mensen die lijden aan een angststoornis ervaren intense angsten die van invloed zijn op het dagelijks

Nadere informatie

Is angstgeheugen uitwisbaar? Nieuwe inzichten in angstreducerende technieken

Is angstgeheugen uitwisbaar? Nieuwe inzichten in angstreducerende technieken Is angstgeheugen uitwisbaar? Nieuwe inzichten in angstreducerende technieken Dieuwke Sevenster Merel Kindt Marieke Soeter Angstgeheugen Evolutionair robuust mechanisme Het bereidt individu voor op snel

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6; CONDITIONERING EN LEREN.

HOOFDSTUK 6; CONDITIONERING EN LEREN. HOOFDSTUK 6; CONDITIONERING EN LEREN. TERUGBLIK OP DE THEMA S Biologische factoren zijn cruciaal bij veel aspecten van het leren. Zo zorgt de biologie van een dier ervoor dat sommige relaties in de omgeving

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Effting, M. (2011). Plasticity of fear memory: a search for relapse prevention Amsterdam

Citation for published version (APA): Effting, M. (2011). Plasticity of fear memory: a search for relapse prevention Amsterdam UvA-DARE (Digital Academic Repository) Plasticity of fear memory: a search for relapse prevention Effting, M. Link to publication Citation for published version (APA): Effting, M. (2011). Plasticity of

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) 125 Angststoornissen zijn veel voorkomende psychiatrische aandoeningen (ongeveer 1 op de 5 Nederlanders heeft, op enig moment in het leven een angststoornis). Onder

Nadere informatie

Promotor: Prof. Dr. Rudi De Raedt Begeleiding: Dr. An Raes

Promotor: Prof. Dr. Rudi De Raedt Begeleiding: Dr. An Raes Academiejaar 2011-2012 1 e Examenperiode Verbale context en herval: Kan een woord-cue zorgen voor een terugkeer van de geconditioneerde respons na succesvolle extinctie? Masterproef neergelegd tot het

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

EXPOSURE BIJ KINDEREN EN JONGEREN. Eric Heyns

EXPOSURE BIJ KINDEREN EN JONGEREN. Eric Heyns EXPOSURE BIJ KINDEREN EN JONGEREN Eric Heyns Definitie exposure Een klasse van psychotherapeutische behandelingen met als centrale element dat de patiënt wordt blootgesteld aan een situatie die negatieve

Nadere informatie

GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag Analyse van operant geconditioneerd gedrag DSM-IV Evidence based behandelingen

GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag Analyse van operant geconditioneerd gedrag DSM-IV Evidence based behandelingen Samenvatting *('5$*67+(5$3,(LQ92*(/9/8&+7 Wegbereiders Gedragstherapie Pavlov Watson Skinner Belangrijke Gedragstherapeuten Wolpe Emmelkamp Beck GT diagnostiek Analyse van klassiek geconditioneerd gedrag

Nadere informatie

Challenging Emotional Memory M.G.N. Bos

Challenging Emotional Memory M.G.N. Bos Challenging Emotional Memory M.G.N. Bos 144 De geboorte van je kind, je trouwdag, maar ook het verlies van een geliefde en fysieke mishandeling zijn enkele voorbeelden van emotionele ervaringen die iedereen

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Erasing fear from memory Soeter, M. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Erasing fear from memory Soeter, M. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Erasing fear from memory Soeter, M. Link to publication Citation for published version (APA): Soeter, A. C. (2012). Erasing fear from memory Amsterdam General rights

Nadere informatie

Avoidance: From Threat Encounter to Action Execution I.B. Arnaudova

Avoidance: From Threat Encounter to Action Execution I.B. Arnaudova Avoidance: From Threat Encounter to Action Execution I.B. Arnaudova Elke dag zit vol met kleine en grotere gevaren, zoals een auto die te snel door een klein straatje rijdt of een boze buurman met een

Nadere informatie

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering

Samenvatting. Spatiële affectieve Simon benadering Samenvatting In de loop van de laatste decennia zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd geraakt dat angst een belangrijke cognitieve component omvat. Ze menen dat structurele afwijkingen in de

Nadere informatie

Samenvatting en Conclusies

Samenvatting en Conclusies Samenvatting en Conclusies 135 Het doel van dit proefschrift bestond erin om de onderliggende mechanismen van de Paniekstoornis (PS) te onderzoeken. Een PS kenmerkt zich door onverwachte en steeds terugkerende

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure. Marleen Rijkeboer & Erik ten Broeke

Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure. Marleen Rijkeboer & Erik ten Broeke Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure Marleen Rijkeboer & Erik ten Broeke Het kan beter. Exposure is een effectieve behandeling van angststoornissen, maar Ongeveer de helft van de patiënten

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Jamal, Mumtaz Title: Smoking and the course of anxiety and depression Issue Date:

Nadere informatie

Seksuele opwinding: Een psychofysiologisch perspectief STEPHANIE BOTH

Seksuele opwinding: Een psychofysiologisch perspectief STEPHANIE BOTH Seksuele opwinding: Een psychofysiologisch perspectief STEPHANIE BOTH Polikliniek Psychosomatische Gynaecologie en Seksuologie,, LUMC Inhoud Seks in het lab en context Seksuele respons treedt automatisch

Nadere informatie

Dr. D.C. Cath, GGZ Drenthe

Dr. D.C. Cath, GGZ Drenthe Behandeling van angststoornissennieuwe wegen Danielle Cath Outcome farmacotherapie angststoornissen Bepaald niet optimaal! Belangrijk om nieuwe wegen te zoeken???.% weigert om te starten met farmacotherapie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Onze voorouders hebben moeten leren overleven in omgevingen waarin ze continu geconfronteerd konden worden met onverwachte situaties. Van cruciaal belang voor hun overleving werd

Nadere informatie

Exposure en inhibitie: Een nieuwe visie op werkzame principes en behandelaanpak. Dirk Hermans KU Leuven

Exposure en inhibitie: Een nieuwe visie op werkzame principes en behandelaanpak. Dirk Hermans KU Leuven Exposure en inhibitie: Een nieuwe visie op werkzame principes en behandelaanpak Dirk Hermans KU Leuven Casus Miet - Sinds 10 jaar allerlei dwangrituelen - Erg bang voor contact met stof, benzine, verf

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans

Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Mathilde Descheemaeker Adriaan Spruyt Dirk Hermans Experimentele psychopathologie Op zoek naar de psychologische processen die een rol spelen bij het ontstaan, in stand houden en terugval van psychopathologie

Nadere informatie

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming Exploratieve bewegingen in haptische waarneming Haptische waarneming is de vorm van actieve tastwaarneming waarbij de waarnemer de eigenschappen van een object waarneemt door het object met zijn of haar

Nadere informatie

A Rewarding View on the Mouse Visual Cortex. Effects of Associative Learning and Cortical State on Early Visual Processing in the Brain P.M.

A Rewarding View on the Mouse Visual Cortex. Effects of Associative Learning and Cortical State on Early Visual Processing in the Brain P.M. A Rewarding View on the Mouse Visual Cortex. Effects of Associative Learning and Cortical State on Early Visual Processing in the Brain P.M. Goltstein Proefschrift samenvatting in het Nederlands. Geschreven

Nadere informatie

uitdoving effecten van cue exposure therapie naar situaties en omgevingen uit het leven van de ex-roker. Dat wil zeggen, in de therapiekamer ervaart

uitdoving effecten van cue exposure therapie naar situaties en omgevingen uit het leven van de ex-roker. Dat wil zeggen, in de therapiekamer ervaart Samenvatting Stoppen met roken is helemaal niet moeilijk en vele rokers stoppen dan ook zeer regelmatig met hun slechte gewoonte. Het volhouden nadat men eenmaal gestopt is, blijkt echter veel moeilijker.

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Maastricht, 9 mei 2017 Dr. A.F.G. Leentjens, psychiater Afdeling Psychiatrie MUMC 1951-2014 1926-2002 Inhoud Depressieve klachten -wat is een depressie?

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Het effect van voorafgaande blootstelling aan stimuli op de mate van geconditioneerde angstgeneralisatie tussen deze stimuli

Het effect van voorafgaande blootstelling aan stimuli op de mate van geconditioneerde angstgeneralisatie tussen deze stimuli Het effect van voorafgaande blootstelling aan stimuli op de mate van geconditioneerde angstgeneralisatie tussen deze stimuli Auteur: Doutzen Koopmans Begeleider: Bram Vervliet Jaar: 2009 Plaats: Amsterdam

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Angststoornissen bij ouderen. Arjan Videler GGz Breburg SeneCure

Angststoornissen bij ouderen. Arjan Videler GGz Breburg SeneCure Angststoornissen bij ouderen Arjan Videler GGz Breburg SeneCure Programma Angststoornissen Verschillen in etiologie & fenomenologie Differentiële diagnostiek Behandelopties Angststoornissen Angst is functioneel

Nadere informatie

Emotioneel redeneren kun je afleren!

Emotioneel redeneren kun je afleren! Emotioneel redeneren kun je afleren! Een experimentele manipulatie in het lab Miriam J.J. Lommen, Iris M. Engelhard, Marcel A. van den Hout, and Arnoud Arntz Waar het mee begon Therapie: Verstandelijke

Nadere informatie

Avoidance Learning A.M. Krypotos

Avoidance Learning A.M. Krypotos Avoidance Learning A.M. Krypotos Samenvatting Het is evolutionair bepaald dat mensen gevaarlijke situaties vermijden. Een dergelijk vermogen stelt ons in staat om met bedreigende omstandigheden om te gaan,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting

Nederlandse Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Toenaderen of vermijden. Neurobiologische mechanismen in sociale angst Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in de psychobiologische mechanismen die een rol spelen bij

Nadere informatie

Anke van den Beuken Straat Postcode Mail. De heer Jansen Kapittelweg EN Nijmegen. Horst,

Anke van den Beuken Straat Postcode Mail. De heer Jansen Kapittelweg EN Nijmegen. Horst, Anke van den Beuken Straat Postcode Mail De heer Jansen Kapittelweg 33 6525 EN Nijmegen Horst, 13-1-2017 Betreft: terugkoppeling behandeling meneer D*****, 12-**-1988 Geachte Meneer Jansen, Met toestemming

Nadere informatie

De Obsessief-Compulsieve stoornis: behandeling in de praktijk. 2013 Universitair Ziekenhuis Gent

De Obsessief-Compulsieve stoornis: behandeling in de praktijk. 2013 Universitair Ziekenhuis Gent De Obsessief-Compulsieve stoornis: behandeling in de praktijk Dr. Leyman Lemke Deswarte Annelies 2013 Universitair Ziekenhuis Gent Inhoud workshop Kapstok: Het neurotische lussenmodel (NLM) (R. Schacht

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

De Invloed van Instructies en Geconditioneerde Stimuli op de Extinctie van de Angstrespons bij Angststoornis Patiënten

De Invloed van Instructies en Geconditioneerde Stimuli op de Extinctie van de Angstrespons bij Angststoornis Patiënten Running Head: EXTINCTIE ANGSTRESPONS 1 De Invloed van Instructies en Geconditioneerde Stimuli op de Extinctie van de Angstrespons bij Angststoornis Patiënten Master Thesis Klinische en Gezondheidspsychologie

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Invloed van pre-exposure op de generalisatie van contextuele angst

Invloed van pre-exposure op de generalisatie van contextuele angst Invloed van pre-exposure op de generalisatie van contextuele angst Sadie Tate Abstract Men spreekt van een angststoornis wanneer het dagelijks functioneren erdoor wordt belemmerd. Door middel van associatie

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Handreiking voor onderzoekers en METC s bij het indienen en beoordelen van protocollen voor onderzoek naar suïcidepreventie

Handreiking voor onderzoekers en METC s bij het indienen en beoordelen van protocollen voor onderzoek naar suïcidepreventie Handreiking voor onderzoekers en METC s bij het indienen en beoordelen van protocollen voor onderzoek naar suïcidepreventie Prof. dr. Ad Kerkhof Dr. Annemiek Huisman Vrije Universiteit Amsterdam In het

Nadere informatie

Trekken spinnen de aandacht? Een modificatie van de visuele zoektaak als maat voor aandachtsprocessen bij spinnenfobie.

Trekken spinnen de aandacht? Een modificatie van de visuele zoektaak als maat voor aandachtsprocessen bij spinnenfobie. Academiejaar 2010 2011 Eerste Examenperiode Trekken spinnen de aandacht? Een modificatie van de visuele zoektaak als maat voor aandachtsprocessen bij spinnenfobie. Paper Masterproef 1 neergelegd tot het

Nadere informatie

Paniekaanval als specificatie

Paniekaanval als specificatie DSM-IV-TR 1. Paniekstoornis met agorafobie 2. Paniekstoornis zonder agorafobie 3. Agorafobie zonder paniekstoornis in de voorgeschiedenis 4. Specifieke fobie 5. Sociale fobie 6. Obsessieve-compulsieve

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

OVERSCHRIJVEN VAN HET ANGSTGEHEUGEN. Reconsolidatie: overschrijven van het angstgeheugen. en preventie van terugkeer van angst.

OVERSCHRIJVEN VAN HET ANGSTGEHEUGEN. Reconsolidatie: overschrijven van het angstgeheugen. en preventie van terugkeer van angst. Reconsolidatie: overschrijven van het angstgeheugen en preventie van terugkeer van angst. Eline Landgraaf Universiteit van Amsterdam Collegekaartnummer: 0579475 KP UvA Supervisor: Merel Kindt Mede UvA

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 SAMENVATTING Chronische nek pijn is vaak het gevolg van een verkeersongeval, en dan met name van een kop-staart aanrijding. Na zo een ongeval ontwikkelen mensen vaak een zeer specifiek klachtenpatroon.

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Exposure en extinctie: nieuwe leertheoretische inzichten aangaande blootstellingsbehandelingen

Exposure en extinctie: nieuwe leertheoretische inzichten aangaande blootstellingsbehandelingen Exposure en extinctie: nieuwe leertheoretische inzichten aangaande blootstellingsbehandelingen Dirk Hermans 1, Debora Vansteenwegen 2, Frank Baeyens 2 en Paul Eelen 3 Inleiding Voor diverse soorten van

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 121 Nederlandse samenvatting Patiënten met type 2 diabetes mellitus (T2DM) hebben een verhoogd risico op de ontwikkeling van microvasculaire en macrovasculaire complicaties. Echter,

Nadere informatie

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol Angststoornissen Verzekeringsgeneeskundig protocol Epidemiologie I De jaarprevalentie voor psychische stoornissen onder de beroepsbevolking in Nederland wordt geschat op: 1. 5-10% 2. 10-15% 15% 3. 15-20%

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING Hoofdstuk 1 is de algemene introductie over de inhoud van dit proefschrift. Depressie en angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen en brengen een grote

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht Nederlandse samenvatting Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht 222 Elke keer dat je naar iets of iemand op zoek bent, bijvoorbeeld wanneer je op een

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen?

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Geert Verbeke Biostatistisch Centrum, K.U.Leuven International Institute for Biostatistics and statistical Bioinformatics geert.verbeke@med.kuleuven.be http://perswww.kuleuven.be/geert

Nadere informatie

Het effect van de FOCUS op exposure bij OCS CGT nonresponders

Het effect van de FOCUS op exposure bij OCS CGT nonresponders Het effect van de FOCUS op exposure bij OCS CGT nonresponders Een pilotstudie naar de effectiviteit van een kortdurende, intensieve, ambulante behandeling bij patienten die een eerdere CGT hebben gehad.

Nadere informatie

Ik kijk er naar, maar zie ze niet? De invloed van spinnenangst op Inattentional Blindness voor spinnen.

Ik kijk er naar, maar zie ze niet? De invloed van spinnenangst op Inattentional Blindness voor spinnen. Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2011-2012 1e examenperiode Ik kijk er naar, maar zie ze niet? De invloed van spinnenangst op Inattentional Blindness voor

Nadere informatie

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie Willemijn Scholten NEDKAD 2015 Stelling In de DSM 6 zullen angst en depressie één stoornis zijn Achtergrond Waxing and waning

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure, deel 2. Erik ten Broeke & Marleen Rijkeboer

Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure, deel 2. Erik ten Broeke & Marleen Rijkeboer Nieuwe inzichten in de werking en toepassing van exposure, deel 2 Erik ten Broeke & Marleen Rijkeboer Lack of CBT competency, even among self-described CBT clinicians, may be additionally attributed to

Nadere informatie

Wat kan ik wél doen bij angst of dwang in mijn gezin?

Wat kan ik wél doen bij angst of dwang in mijn gezin? Wat kan ik wél doen bij angst of dwang in mijn gezin? Angst Angst ontstaat in de hersenen in de amygdala. Amygdala stimuleert: Schrikreflex Bevriezen Bijniermerg: adrenaline (Lichaam wordt in optimale

Nadere informatie

Samenvatting. Dutch Summary.

Samenvatting. Dutch Summary. Samenvatting Dutch Summary. 125 126 Dutch Summary Nederlandse Samenvatting (Summary in Dutch) Door de aanwezigheid van omstanders helpen mensen elkaar minder snel en minder vaak. Dit geldt voor zowel noodsituaties,

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp

8.2. Onderdelen van het klassieke experimentele ontwerp Deel 3: Kwantitatieve methoden Hoofdstuk 8: Experimentele ontwerpen 8.1. Inleiding Basisidee: twee situaties nl. situatie 1 met manipulatie en situatie 2 zonder manipulatie en je kijkt naar het effect

Nadere informatie

E M D R een inleiding

E M D R een inleiding E M D R een inleiding Lucinda Meihuizen GZ-psycholoog Zorgpartners Midden-Holland lucinda.meihuizen@zorgpartners.nl Wietske Soeteman GZ-psycholoog Pro Persona w.soeteman@propersona.nl Wat haal je uit deze

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding. www.smedingneuropsychologie.nl

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding. www.smedingneuropsychologie.nl Angst en de ziekte van Parkinson te veel of te weinig controle Annelien Duits Harriët Smeding www.smedingneuropsychologie.nl Wat moet deze workshop brengen, zodat je zegt: dat was de moeite waard? Smeding

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve en angst symptomen in chronische dialyse patiënten en andere patiënten. Het proefschrift bestaat uit twee delen (deel A en deel

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Angststoornissen bij vrouwen: een mythe? Eni Becker Radboud University, Behavioural Science Institute Silvia Schneider Universität Bochum

Angststoornissen bij vrouwen: een mythe? Eni Becker Radboud University, Behavioural Science Institute Silvia Schneider Universität Bochum Angststoornissen bij vrouwen: een mythe? Eni Becker Radboud University, Behavioural Science Institute Silvia Schneider Universität Bochum Overzicht Wat is Angst wat is een Angststoornis Epidemiologie van

Nadere informatie

Functional limitations associated with mental disorders

Functional limitations associated with mental disorders Samenvatting Functional limitations associated with mental disorders Achtergrond Psychische aandoeningen, zoals depressie, angst, alcohol -en drugsmisbruik komen erg vaak voor in de algemene bevolking.

Nadere informatie

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2 Samenvatting Het doel van het onderzoek, zoals beschreven in dit proefschrift, is het identificeren van fysiologische parameters voor het meten van stress bij vleesvarkens. Stress, veroorzaakt door de

Nadere informatie

De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer

De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer De behandeling van angststoornissen: hoe te handelen bij co-morbiditeit? Dr. Marleen Rijkeboer Veel gehoorde uitspraken Bij co-morbiditeit zullen patiënten minder profiteren van de richtlijnbehandeling

Nadere informatie

2 Emoties in de spreekkamer

2 Emoties in de spreekkamer Welkom! Welkom bij de zesde PanelCom nieuwsbrief. Als lid van PanelCom houden wij u op de hoogte van onderzoeken waar u aan kunt meewerken én de onderzoeken waar u mogelijk aan hebt meegewerkt. Wij waarderen

Nadere informatie

De invloed van toestandsangst op conditioneringseffecten

De invloed van toestandsangst op conditioneringseffecten Faculteit Sociale Wetenschappen Afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie Altrecht Academisch Angstcentrum De invloed van toestandsangst op conditioneringseffecten Verschillen in de angstacquisitie

Nadere informatie